b. Tik op een Key Pad, en blijf het ingedrukt
houden, in plaats van het los te laten.
c. Terwijl u het Key Pad nog steeds ingedrukt
houdt, drukt u op [
Ǡ
/ENTER
] om stappen
2-4 te specificeren.
d. Laat het Key Pad los.
■ (6-2) Verifieer de
opgenomen geluiden.
1. Wanneer de opname bezig is, drukt u op
[STOP] om deze te beëindigen.
De REC aanwijzer gaat uit.
2. Als u op [START] drukt, wordt het opge-
nomen patroon afgespeeld.
3. Druk op [STOP] om de uitvoering te
beëindigen.
<7> Het Fillpatroon
opnemen
* De Beat, Measure en Drumkit instellingen zijn
voor zowel het basispatroon als het fillpatroon
hetzelfde.
■ Selecteer het Fillpatroon
1. Druk op [FILL] terwijl de uitvoering niet
speelt.
Als er geen data op het betreffende fillpa-
troon opgenomen is, controleert u of het
basispatroon al dan niet gekopieerd is.
2. Tijdens het kopiëren, drukt u op
[
Ǡ
/ENTER
].
Als u een nieuw patroon opneemt, in plaats
van kopieert, drukt u op [
ǡ
].
* Om naar het opnemen van basispatronen terug
te keren, drukt u nogmaals op [FILL], of selec-
teert u het patroon door het patroonnummer
rechtstreeks in te voeren.
■ (7-2A) Voer Realtime
Recording uit
■ (7-2B) Voer Step
Recording uit
Deze handelingen zijn identiek aan de
opnamehandelingen van het basispatroon.
Zie p. 55-59.
■ (7-3) Verifieer de Fill-in
Als u het fillpatroon opgenomen hebt,
probeer dan de Fill-In functie (p. 50) uit, om
te controleren of de uitvoeringen van het
basispatroon en het fillpatroon vloeiend
aan elkaar verbonden worden.
Hoofdstuk 3 Patronen opnemen en bewerken (Pattern Edit Mode)
59
Hoofdstuk 3