Functies aan de
voetschakelaars
toewijzen
Instellingen voor de functies die met voetschake-
laars 1 en 2 uitgevoerd worden.
STRT:
wordt gebruikt om het patroon of de song
vanaf het begin te starten, en om te
stoppen.
Dezelfde werking wordt bereikt als
[START] en [STOP/CONT] worden inge-
drukt.
FILL:
schakelt naar het fillpatroon over.
Dezelfde werking wordt bereikt wanneer
[FILL] wordt ingedrukt.
CONT:
regelt het continueren, starten en stoppen.
Dezelfde werking wordt bereikt als
[STOP/CONT] wordt ingedrukt.
RSET:
stelt de song of het patroon opnieuw in
(springt terug naar het begin).
Dezelfde werking wordt bereikt als [SHIFT]
ingedrukt wordt gehouden, en u op [
ǡ
]
drukt.
REC:
Start Realtime Recording.
Dezelfde werking wordt bereikt als [REC]
ingedrukt wordt gehouden, en u vervol-
gens op [START] drukt.
* Dit is beschikbaar in de Pattern Edit mode en de
Song Edit mode.
CHAS:
Als de DPP functie uitstaat, wordt met deze
functie het patroon met een hoger nummer
dan dat van het huidig geselecteerde
patroon geselecteerd. Wanneer patroon-
nummer 400 op dat moment geselecteerd
is, zal patroonnummer 1 het volgende gese-
lecteerde patroon zijn.
Als de DPP functie aanstaat, wordt met
deze functie het Pad met één nummer
hoger dan het huidig geselecteerde Pad
geselecteerd. Wanneer Pad nummer 16 op
dat moment geselecteerd is, zal Pad
nummer 1 daarna geselecteerd worden.
* Dit is beschikbaar in de Pattern Play mode.
PD 1-P16, PD G, PD D, PD A, PD E:
Voert dezelfde operaties uit, die anders
door het drukken op de Pads met de gespe-
cificeerde nummers (1-16, G, D, A, E) uitge-
voerd zouden worden.
Functies volgens de op dat moment gese-
lecteerde Pad functie (DRUM A, DRUM B,
BASS, DPP).
De Roll (roffel)
instellingen
veranderen (RollType)
Stelt de nootlengte van roffels in.
Hoofdstuk 7 Uw instellingen (Set-up) aanpassen (Utility Mode)
77