LET OP:
Gebruik nooit gereedschap om de gasfles te vervangen.Installeer een nieuwe gasfles, net zoals het beschreven staat in het
hoofdstuk 3.4.4
Controleer de dichtheid overnieuw net zoals het beschreven staat in de hoofdstukken 3.4.2 en 3.4.3, voordat u de kachel
gebruikt.
4.5 Opslag
− Draai naar gebruik van de gaskachel of tijdens een storing altijd het ventiel van de gasfles dicht.
− Deinstalleer de gasfles.
− Controleer de afdichtingen aan de gasfles op beschadigingen, dit om zeker te zijn, dat er geen gas uitkomt.
− De gasfles mag nooit in huis, onder de grond of in niet goed geventileerde ruimtes opgeslagen worden
− Bescherm de kachel tegen stof, vervuiling en insecten. Als de kachel helemaal koud, bedek deze helemaal met plasticfolie,
gezien vervuilingen storingen kunnen veroorzaken.
4.6 Bestemming voor het verpakken bij transport van de kachel
Om transportbeschadigingen te voorkomen, moet de kachel tijdens het transport in de originelen verpakking verpakt worden.
5. Reiniging en Onderhoud
5.1 Veiligheidsmaatregelen
Controleer altijd dat het ventiel van de gasfles goed dicht zit. Begin pas dan met onderhoud of reiniging als de kachel helemaal
koud is.
5.2 Reiniging en onderhoud door de gebruiker
5.2.1 Reiniging
Bescherm de kachel tegen stof, vervuiling en insecten. Als de kachel helemaal koud, bedek deze helemaal met plasticfolie,
gezien vervuilingen storingen kunnen veroorzaken.
Is de kachel desondanks smerig, moet het volgende gedaan worden:
− Maak de kachel alleen schoon als hij helemaal koud is.
− Maak de kachel allen met een droge en zachte doek schoon of met druklucht.
− Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen.
1 Onderhoud
− Controleer regelmatig de gasslang op eventuele beschadiging, vooral als u de kachel een langere tijd niet in gebruik
heeft gehad, moet u weer een dichtheidscontrole uitvoeren, zoals in hoofdstuk 3.4.2 en 3.4.3 beschreven staat.
− Vervang de slang en de gasdrukregelaar, op moment dat er een beschadiging geconstateerd is.
− LET OP, bij reparatie en/ of onderhoudswerkzaamheden, mogen uitsluitend originele en/ of gelijkwaardige onderdelen
gebruikt worden. (ROWI service center)
5 Storingen en reparatie
6
Storing Mogelijke oorzaak Reparatie
Bewakingsvlam brandt geel De sproeier is smerig Reinig de sproeier
voorzichtig met druklucht
Niet dicht De sluitingsmoeren zijn niet Draai de sluitingsmoeren
goed vast gedraaid vast,maar gebruik bij de
gasdrukregelaar alleen
jou handen en geen
gereedschap
Niet dicht, desondanks goed De gasslang is defect. Vervang de gasslang vast dicht gedraaide
sluitingsmoeren. inclusief gasdrukregelaar.
De Brander ontsteek niet De gasfles is leeg Vervang de gasfles.
De sproeier is verstopt. Reinig de sproeier
voorzichtig met
druklucht.