13
Aanmaken
1. Zorg voor maximale luchttoevoer bij het aanmaken van de kachel (thermostaat in positie 8).
2. Open de vuurdeur en leg een laag klein aanmaakhout op het grondrooster.
3. Leg daartussen 2 à 3 aanmaakblokjes, mooi verspreid, vooraan en achteraan.
4. Leg er dan de benodigde hoeveelheid dun brandhout bovenop.
5. Steek de aanmaakblokjes aan.
6. Na het aanmaken wordt de vuurdeur stevig gesloten.
BELANGRIJK : Deur van de vuurdeur niet meer openen, behalve voor het bijvullen.
Indien er 15 minuten na het ontsteken nog steeds terugslag is van rookgassen door slechte atmosferische
omstandigheden (bv. bij windstil of mistig weer) dient men het aansteken te stoppen tot er
weersverbetering is.
Stoken met kolen
De kachel mag bijgevuld worden zodra het aanmaakhout is
opgebrand en er een gloeibed is ontstaan. De vultrechter mag
slechts tot aan het merkteken worden gevuld maar moet op
zijn minst halfvol zijn. De bovenste sleuven in de vultrechter
moeten vrij blijven zodat rookgassen kunnen ontsnappen.
Het is aanbevolen om de thermostaat na ongeveer 30 min. op
een lagere stand te zetten. De finale afstelling van de
thermostaat hangt af van de gewenste warmte en moet in
functie hiervan worden bepaald.
Alvorens bij te vullen moet het schudrooster geschud worden
met behulp van de voorziene tang. Voor het openen van het
vuldeksel moet de thermostaat in positie 8 geplaatst worden.
Zodoende kunnen de rookgassen die zich in de vultrechter en
in de verbrandingskamer bevinden, niet terechtkomen in de
ruimte waar de kachel staat opgesteld.
Wanneer men de zuurstoftoevoer naar het vuur te veel belemmert, dan verloopt de verbranding onvolledig
en komen er veel schadelijke stoffen vrij. Om de negatieve gevolgen hiervan te vermijden (bv. roet- en
teervorming) laat men de kachel best bij ieder gebruik gedurende een half uur op vol vermogen branden.
Vermijd ook het overmatig toevoegen van brandstof. Als gevolg daarvan komt er te veel warmte vrij en kan
de temperatuur in de kachel te hoog oplopen.