[22]
De opnamemodus starten
De modus PROGRAMMA ( ) gebruiken
Als u de automatische modus selecteert, worden de
optimale instellingen geconfigureerd voor de camera.
U kunt nog steeds alle functies configureren, met
uitzondering van de diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
Stappen 1 t/m 4 zijn gelijk aan die voor de modus AUTO.
5. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
6. Druk op de menuknop om geavanceerde functies te
configureren, zoals beeldformaat (p.47), kwaliteit (p.48),
lichtmeting (p.49), continue opname (p.50), beeldeffecten
(p.51) en speciale effecten (p.52).
7. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en
bekijk welke opname u wilt maken met behulp van het
LCD-scherm.
8. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
[Diafragmaprioriteit]
De modus Diafragmaprioriteit ( ) gebruiken
Stappen 1 t/m 4 zijn gelijk aan die voor de modus AUTO.
5. Selecteer de modus Diafragmaprioriteit door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
6. Selecteer de gewenste diafragmawaarde door de
draaiknop te bedienen.
7. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en
bekijk welke opname u wilt maken met behulp van het
LCD-scherm.
8. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
* Bij kleinere diafragmawaarden wordt het onderwerp
scherp weergegeven, maar is de achtergrond wazig.
Bij grotere diafragmawaarden worden zowel het
onderwerp als de achtergrond scherp weergegeven.