De SIM-kaart en de batterij plaatsen
V erwijder het batterijklepje en plaats de SIM-kaart. 1.
Plaats de batterij en sluit het batterijklepje. 2.
De batterij opladen
Sluit een reisadapter aan 1.
op de multifunctionele
aansluiting.
W anneer de batterij 2.
is opgeladen,
verwijdert u de
adapter .
Ontkoppel de adapter altijd eerst van de telefoon •
voordat u de batterij verwijdert. Als u eerst de
batterij verwijdert, kan de telefoon beschadigd
raken.
Om energie te besparen koppelt u de reisadapter •
los wanneer deze niet wordt gebruikt. De
reisadapter heeft geen aan-uitschakelaar , dus
u moet de reisadapter uit het stopcontact halen
om de stroomvoorziening te onderbreken.
De reisadapter moet zich in de buurt van het
stopcontact bevinden wanneer de adapter wordt
gebruikt.
Instructiepictogrammen
Opmerking: opmerkingen, gebruikstips of
aanvullende informatie
→
Gevolgd door: de volgorde van de opties of
menu’s die u moet selecteren om een stap
uit te voeren. Bijvoorbeeld: Selecteer in de
menustand Berichten → Bericht maken
(betekent Berichten , gevolgd door Bericht
maken)
[ ]
Vierkante haken: telefoontoetsen.
Bijvoorbeeld: [
] (staat voor de toets Aan/Uit/
Menu sluiten)
< >
Punthaken: functietoetsen die per scherm
verschillende functies uitvoeren. Bijvoorbeeld:
<OK> (staat voor de functietoets OK )
De telefoon in- en uitschakelen
De telefoon inschakelen:
Houd [ 1.
] ingedrukt.
Geef uw pincode in en druk op < 2. OK > (indien nodig).
Herhaal stap 1 hierboven om de telefoon uit te schakelen.
De menu’ s gebruiken
De menu’s van de telefoon openen:
Druk in de standby-stand op < 1. Menu > om naar de
menustand te gaan.
Wellicht moet u op de bevestigingstoets drukken om
naar de menustand te gaan, afhankelijk van uw regio
of serviceprovider .
Ga met behulp van de navigatietoets naar een menu 2.
of optie.
Druk op < 3. Kies >, <Opslaan > of op de
bevestigingstoets om de gemarkeerde optie te
bevestigen.
Druk op < 4. T erug> om een niveau omhoog te gaan;
druk op [
] om terug te gaan naar de standby-
stand.
Wanneer u een menu opent waarbij een •
PIN2-code is vereist, moet u de PIN2-code
invoeren die u bij uw SIM-kaart hebt ontvangen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider .
Samsung is niet verantwoordelijk voor het verlies •
van wachtwoorden of privé-informatie of andere
schade door illegale software.
Bellen
Geef in de standby-stand het netnummer en 1.
abonneenummer in.
Druk op [ 2.
] om het nummer te kiezen.
Druk op [ 3.
] om de oproep te beëindigen.
Een oproep aannemen
Druk op [ 1. ] als een oproep binnenkomt.
Druk op [ 2.
] om de oproep te beëindigen.
Het volume aanpassen
Het volume van de beltoon aanpassen
Selecteer in de menustand 1. Instellingen → Proelen .
Ganaarhetproeldatugebruikt.2.
AlsuhetproelStilgebruikt,kuntuhetvolumevan
de beltoon niet aanpassen.
Druk op < 3. Opties > → Wijzigen .
Selecteer 4. V olume en blader naar Belsignaal.
Blader naar links of naar rechts om het volume aan 5.
te passen.
Druk op < 6. Opslaan >.
Het spraakvolume aanpassen tijdens een gesprek
Druk tijdens een gesprek op de navigatietoets omhoog of
omlaag om het volume aan te passen.
In een luidruchtige omgeving hebt u mogelijk
moeite om het gesprek te verstaan als u de
luidsprekerfunctie gebruikt. Gebruik dan de normale
telefoonstand voor een beter geluid.
De beltoon wijzigen
Selecteer in de menustand 1. Instellingen → Proelen .
Ganaarhetproeldatugebruikt.2.
AlsuhebtgekozenvoorhetproelStilof
V ergaderingofvoordestandVliegtuig(ofine),kunt
u de beltoon niet wijzigen.
Druk op < 3. Opties > → Wijzigen .
Selecteer 4. Beltoon voor oproep .
Selecteer een beltoon. 5.
Alsunaareenanderproelwiltoverschakelen, selecteert
udatproelindelijst.
Een recent gekozen nummer
herhalen
Druk in de standby-stand op [ 1. ] om de lijst met
recent gekozen nummers weer te geven.
Blader naar links of rechts om een oproeptype te 2.
selecteren.
Blader omhoog of omlaag om een nummer of naam 3.
te selecteren.
Druk op de bevestigingstoets om de gegevens van 4.
de oproep te bekijken of op [
] om het nummer
te bellen.
Werken met de sneltoetswerkbalk
Via de sneltoetswerkbalk kunt u uw favoriete menu’s
openen.
Menu’ s op de sneltoetswerkbalk bewerken
Selecteer in de menustand 1. Instellingen → Display
→ Sneltoetswerkbalk .
Druk op < 2. Opties > → Wijzigen .
Selecteer uw favoriete menu’s. 3.
Druk op < 4. Opties > → Openen om submenu’ s te
selecteren (indien nodig).
Druk op < 5. Opslaan > of druk op <Opties > →
Opslaan.
Een menu openen via de sneltoetswerkbalk
Blader in de standby-stand naar links of rechts om
het gewenste menu te selecteren en druk op de
bevestigingstoets.
Als de sneltoetswerkbalk is ingeschakeld, werkt
de navigatietoets in uw regio mogelijk niet als
sneltoets.
De telefoon blokkeren
Selecteer in de menustand 1. Instellingen →
Beveiliging → T elefoonblokkering → Aan .
Geef een nieuw wachtwoord van vier tot acht cijfers in 2.
en druk op <OK >.
Geef het nieuwe wachtwoord nogmaals in en druk 3.
op <OK >.
SIM-kaart vergrendelen
U kunt uw SIM-kaart vergrendelen zodat alleen de
telefoon er toegang toe heeft. Andere mensen kunnen de
SIM-kaart dan niet gebruiken.
De SIM-kaart laten gebruiken door de telefoon
Selecteer in de menustand 1. Instellingen →
Beveiliging → SIM-blokkering → Aan .
Geef een nieuw wachtwoord van vier tot acht cijfers in 2.
en druk op <OK >.
Geef het nieuwe wachtwoord nogmaals in en druk 3.
op <OK >.
De SIM-kaart blokkeren voor andere personen
Selecteer in de menustand 1. Instellingen →
Beveiliging → PIN-blokkering → Aan .
Geef de pincode van vier cijfers in die bij de SIM-kaart 2.
hoort en druk op <OK >.
T ekst ingeven
De tekstinvoerstand wijzigen
Houd [• ] ingedrukt om te wisselen tussen de T9- en
de ABC-stand. Afhankelijk van uw regio is het wellicht
mogelijk om een invoerstand weer te geven voor uw
eigen taal.
Druk op [•
] om te wisselen tussen hoofdletters en kleine
letters of om naar de cijferstand te gaan.
Druk op [•
] om over te schakelen naar de
symboolstand.
Houd [•
] ingedrukt om een invoerstand te selecteren of
de invoertaal te wijzigen.
T9-stand
Druk de desbetreffende alfanumerieke toetsen één 1.
keer in om een heel woord in te geven.
Als het woord juist wordt weergegeven, drukt u op 2.
[0 ] om een spatie in te voegen. Als het juiste woord
niet wordt weergegeven, drukt u op de navigatietoets
omhoog of omlaag om een ander woord te selecteren.
ABC-stand
Druk op de desbetreffende alfanumerieke toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Cijferstand
Druk op de desbetreffende alfanumerieke toets om een
cijfer in te geven.
Symboolstand
Druk op de desbetreffende alfanumerieke toets om een
symbool in te geven.
Druk op de navigatietoets om de cursor te •
verplaatsen.
Druk op <• Wissen> om tekens één voor één te
verwijderen. Houd <Wissen > ingedrukt om alle
tekens te verwijderen.
Druk op [• 0 ] om een spatie tussen twee tekens in
te geven.
Druk op [• 1 ] om leestekens in te geven.
Nieuwe contactpersoon toevoegen
Uw telefoon is ingesteld om contactpersonen
op te slaan in het telefoongeheugen. Als u de
geheugenlocatie wilt wijzigen, selecteert u in de
menustand Contacten → Beheer → Nieuwe
contacten opslaan in → een geheugenlocatie.
Geef in de standby-stand een telefoonnummer in en 1.
druk op <Opties >.
Selecteer 2. Contact toevoegen → een
geheugenlocatie (indien nodig).
Selecteer een nummertype (indien nodig). 3.
Geef de gegevens van de contactpersoon in. 4.
Druk op de bevestigingstoets of op < 5. Opties > →
Opslaan om het contact toe te voegen aan het
geheugen.
Berichten verzenden en bekijken
Een SMS-bericht verzenden
Selecteer in de menustand 1. Berichten → Bericht
maken.
Geef een bestemmingsnummer in en blader omlaag. 2.
Geef de berichttekst in. 3. ►
T ekst ingeven
Druk op de bevestigingstoets om het bericht te 4.
verzenden.
SMS-berichten bekijken
Selecteer in de menustand 1. Berichten → Postvak IN .
Selecteer een SMS-bericht. 2.
Nepoproepen tot stand brengen
U kunt een inkomende oproep simuleren wanneer u een
voorwendsel zoekt om een bijeenkomst of ongewenst
gesprek te verlaten.
De functie voor nepoproepen inschakelen
Selecteer in de menustand Instellingen → Applicaties
→ Oproepen → Nepoproep → Sneltoets nepoproep .
Een nepoproep tot stand brengen
Houd in de standby-stand de navigatietoets ingedrukt.•
De functie Mobiel opsporen activeren
W anneer iemand een andere SIM-kaart in de telefoon
plaatst, stuurt de functie Mobiel opsporen het nummer
automatisch naar vooraf opgegeven ontvangers, zodat u
de telefoon kunt opsporen.
Mobiel opsporen inschakelen:
Selecteer in de menustand 1. Instellingen →
Beveiliging → Mobiel opsporen.
Geef uw wachtwoord in en selecteer < 2. OK >.
Als u de functie Mobiel opsporen voor het eerst
gebruikt, wordt u gevraagd een wachtwoord te
maken en bevestigen.
Blader naar links of rechts naar 3. Aan .
Blader omlaag en druk op de bevestigingstoets om 4.
de lijst met ontvangers te openen.
Druk op < 5. Opties > → Contacten om uw lijst met
contactpersonen te openen.
Selecteer een contactpersoon. 6.
Selecteer een nummer (indien nodig). 7.
Druk op de bevestigingstoets om de ontvangers op 8.
te slaan.
Scroll omlaag en geef de naam van de afzender in. 9.
Druk op < 10. Opslaan > → <OK >.
Alarm instellen en gebruiken
Een nieuw alarm instellen
Selecteer in de menustand 1. Alarm .
Selecteer een lege alarmlocatie. 2.
Stel het alarm in zoals u wilt. 3.
Druk op < 4. Opslaan > of druk op <Opties > → Opslaan .
Een alarm afzetten
Als het alarm afgaat:
Druk op <• OK> of de bevestigingstoets om het alarm uit
te zetten.
Druk op <• OK> of op de bevestigingstoets om een
alarm met sluimertijd helemaal uit te zetten of druk
op <Sluimeren > om het alarm voor de duur van de
sluimertijd uit te zetten.
Een alarm uitschakelen
Selecteer in de menustand 1. Alarm .
Selecteer het alarm dat u wilt uitschakelen. 2.
Blader naar links of naar rechts naar 3. Uit .
Druk op < 4. Opslaan >.
Als de batterij is verwijderd, gaat het geplande alarm
wellicht niet af.
Conformiteitsverklaring (R&TTE-richtlijn)
Wij, Samsung Electronics
verklaren onder onze uitsluitende verantwoordelijkheid dat het product
Mobiele GSM-telefoon : GT -E1 190
waarop deze verklaring van toepassing is, voldoet aan de volgende standaarden en/of
andere normatieve documenten.
VEILIGHEID EN 60950-1 : 2006+A1 1:2009
SAR EN 50360 : 2001 / AC2006
EN 62209-1 : 2006
EMC EN 301 489-01 V1.8.1 (04-2008)
EN 301 489-07 V1.3.1 (1 1-2005)
RADIO EN 301 51 1 V9.0.2 (03-2003)
Hierbij verklaren we dat [alle essentiële radiotests zijn uitgevoerd en dat]
bovengenoemd product voldoet aan alle essentiële eisen die er in Richtlijn 1999/5/EG
aan worden gesteld.
De conformiteitsbeoordelingsprocedure waarnaar wordt verwezen in Artikel 10 en die
wordt beschreven in Bijlage [IV] van Richtlijn 1999/5/EG is uitgevoerd in samenwerking
met de volgende aangemelde instantie(s):
BABT , Forsyth House,
ChurcheldRoad,
Walton-on-Thames,
Surrey , KT12 2TD, UK*
Kenmerk: 0168
De technische documentatie wordt beheerd door :
Samsung Electronics QA Lab.
en wordt op verzoek ter beschikking gesteld.
(Vertegenwoordiging in de EU)
Samsung Electronics Euro QA Lab.
Blackbushe Business Park, Saxony Way ,
Y ateley, Hampshire, GU46 6GG, UK*
201 1.06.08 Joong-Hoon Choi / Lab Manager
(plaats en datum van uitgifte) (naam en handtekening van bevoegde persoon)
* Dit is niet het adres van het Samsung Servicecenter. Zie de garantiekaart of neem contact
op met de winkel waar u het product hebt aangeschaft voor het adres of het telefoonnummer
van het Samsung Servicecenter.
De zaklampfunctie inschakelen
Met de zaklampfunctie worden het display en de
achtergrondverlichting zo helder mogelijk, zodat u beter
zicht hebt in het donker .
Houd de Navigatietoets in de stand-bystand naar boven
ingedrukt om het achtergrondlicht van het display in te
schakelen. U kunt ook Applicaties → Zaklamp → <Aan >
selecteren.
Druk op <Uit > om het achtergrondlicht van het display uit
te schakelen.
Batterijklepje
SIM-kaart
Naar stopcontact
Batterij