19
Bel verstandig en schat de verkeersdrukte in. Start een gesprek wanneer •
u stilstaat of voordat u zich in het verkeer begeeft. Probeer gesprekken
te plannen tijdens perioden dat uw auto stilstaat. Als u toch iemand
moet bellen, kies dan eerst een paar cijfers van het nummer, controleer
vervolgens de weg en de spiegels en ga dan verder.
Begin niet aan stressrijke of emotionele gesprekken waardoor uw •
aandacht kan verslappen. Laat de mensen waarmee u spreekt weten dat
u aan het rijden bent en onderbreek gesprekken waardoor uw aandacht
mogelijk van de weg wordt afgeleid.
Gebruik uw toestel om hulp in te schakelen. Bel een lokaal alarmnummer •
in het geval van brand, verkeersongelukken of andere noodsituaties.
Gebruik uw toestel om anderen in noodsituaties te helpen. Als u een •
verkeersongeval, een misdrijf of een noodsituatie waarbij levens in gevaar
zijn ziet, belt u een lokaal alarmnummer.
Bel indien nodig het nummer van een hulpdienst of een speciaal niet-•
alarmnummer voor verdere hulp. Als u een gestrand voertuig ziet dat geen
direct gevaar oplevert, een kapot verkeersteken, een klein verkeersongeval
waarbij niemand gewond lijkt of een auto waarvan u weet dat die is
gestolen, belt u een nummer van een hulpdienst of een ander, speciaal
niet-alarmnummer.
Het mobiele toestel goed onderhouden en gebruiken
Houd het toestel droog
Vocht en allerlei soorten vloeistoen kunnen onderdelen van het toestel of •
elektronische circuits beschadigen.
Als het toestel nat is, verwijdert u de batterij zonder het toestel aan •
te zetten. Droog het toestel met een doek en breng het naar een
servicecenter.
Door de vloeistof verandert de kleur van het label dat de waterschade in •
het toestel aangeeft. Waterschade aan het toestel kan de garantie van de
fabrikant laten vervallen.
Gebruik of bewaar het toestel niet in stoge of vuile omgevingen
Door stof kan het toestel beschadigd raken.
Leg het toestel niet op hellende vlakken
Als het toestel valt, kan het beschadigd raken.
Bewaar het toestel niet in een te warme of te koude omgeving.
Gebruik het toestel bij een temperatuur tussen -20°C en 50°C
Het toestel kan ontploen als u het achterlaat in een gesloten voertuig, •
omdat de temperatuur daarin tot 80°C kan oplopen.
Stel het toestel niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht bloot •
(bijvoorbeeld op het dashboard van een auto).
Bewaar de batterij bij een temperatuur tussen 0°C en 40°C.•