ƈ De ASM-modus ( ) gebruiken
ƃHoe selecteert u de modi A, S of M
1.Selecteer de modus ASM door aan de keuzeschijf
voor modusselectie te draaien.
2. Selecteer de modus A, S of M met de smart-knop.
ƈ De modus PROGRAMMA ( ) gebruiken
Als u de Programma modus selecteert, worden de
optimale instellingen geconfigureerd voor de
camera. U kunt nog steeds alle functies
configureren, met uitzondering van de
diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
1. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de horizontale smart-knop om
geavanceerde functies zoals opnamegrootte
(p.31), kwaliteit (p.34), meten (p.32), continu-
opnamen (p.32) te configureren.
ſ Raadpleeg pagina's 27-41 voor meer informatie
over de menu's.
De opnamemodus starten
ƈ De modus AUTO ( ) gebruiken
Selecteer deze modus om snel en eenvoudig foto's te maken met minimale
gebruikersinteractie.
1. Plaats de batterijen(p.13). Plaats de batterijen en zorg
ervoor dat deze in de juiste richting zitten (+ / -).
2. Plaats de geheugenkaart (p.13). Aangezien deze
camera een intern geheugen van 20MB heeft,
hoeft u geen geheugenkaart te plaatsen. Als geen
geheugenkaart wordt geplaatst, worden opnamen
opgeslagen in het interne geheugen. Als de
geheugenkaart is geplaatst, worden opnamen
opgeslagen op de geheugenkaart.
3. Sluit het klepje voor het batterijvak.
4. Druk op de aan/uit-knop om de camera in te
schakelen.
(Als de datum en tijd die worden weergegeven op
het LCD-scherm onjuist zijn, stelt u deze opnieuw in voordat u een opname
gaat maken.)
5. Selecteer de modus AUTO door aan de keuzeschijf voor modusselectie te
draaien.
6. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en bekijk welke opname
u wilt maken met behulp van de zoeker of het LCD-scherm.
7. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.