De opnamemodus starten
[22]
Selecteer deze modus om snel en eenvoudig foto's te maken met minimale
gebruikersinteractie.
1. Plaats de batterijen(p.16). Plaats de batterijen en zorg
ervoor dat deze in de juiste richting zitten (+ / -).
2. Plaats de geheugenkaart (p.16). Aangezien deze
camera een intern geheugen van 20MB heeft, hoeft
u geen geheugenkaart te plaatsen. Als geen
geheugenkaart wordt geplaatst, worden opnamen
opgeslagen in het interne geheugen. Als de
geheugenkaart is geplaatst, worden opnamen
opgeslagen op de geheugenkaart.
3. Sluit het klepje voor het batterijvak.
4. Druk op de aan/uit-knop om de camera in te
schakelen. (Als de datum en tijd die worden
weergegeven op het LCD-scherm onjuist zijn, stelt u deze opnieuw in voordat
u een opname gaat maken.)
5. Selecteer de modus AUTO door aan de keuzeschijf voor modusselectie te
draaien.
6. Wijs met de camera in de richting van het onderwerp en bekijk welke opname
u wilt maken met behulp van de zoeker of het LCD-scherm.
7. Druk op de sluiterknop om de opname te maken.
De modus AUTO gebruiken
Als u de Programma modus selecteert, worden de optimale instellingen
geconfigureerd voor de camera. U kunt nog steeds alle functies configureren,
met uitzondering van de diafragmawaarde en de sluitersnelheid.
1. Selecteer de modus PROGRAMMA door aan de
keuzeschijf voor modusselectie te draaien.
2. Druk op de horizontale smart-knop om
geavanceerde functies zoals opnamegrootte
(p.36), kwaliteit (p.39), meten (p.37), continu-
opnamen (p.36) te configureren.
ż Raadpleeg pagina's 32-48 voor meer informatie
over de menu's.
De modus PROGRAMMA gebruiken
ƀ Als het kader voor automatische scherptestelling rood wordt wanneer u
de sluiterknop halverwege indrukt, betekent dit dat u niet kan
scherpstellen op het onderwerp. In dat geval is de camera niet in staat
een scherpe opname van een tafereel te maken.
ƀ Zorg dat de lens of de flitser niet worden geblokkeerd tijdens het nemen
van een foto.