26 Gebruikershandleiding SATEL
Blok bediendeel ([code] );
Kaartlezer ( het inlezen van een proximity kaart of DALLAS iButton)..
De installateur kan het alarmsysteem zo configureren dat de 2
e
code op een ander
bediendeel, blok bediendeel of kaartlezer ingevoerd dient te worden.
5.7 Activeren alarm met bediendeel
Het is mogelijk om aan de hand van bepaalde knoppen op het bediendeel een alarm te
activeren. Deze optie dient wel geactiveerd te zijn door de installateur. Om een alarm te
activeren vanaf het bediendeel zijn de volgende handelingen nodig:
Brandalarm – druk de toets voor ongeveer 3 seconden in.
Medisch (axillair) alarm – druk de toets voor ongeveer 3 seconden in.
Paniek alarm – druk de toets voor ongeveer 3 seconden in. De installateur kan bepalen
of een luid paniek alarm of een stil paniek alarm wordt geactiveerd. Afhankelijk van de
instellingen wordt er een luid (met sirenes) of stil (zonder sirenes) paniek alarm
gegenereerd.
5.8 Gebruikers
Gebruikers kunnen worden toegevoegd, gewijzigd en verwijder door:
de manager;
de installateur (als de SERV. KAN WIJZ. optie ingeschakeld is door de manager);
de gebruikers (Als zij de GEBRUIKERSBEHEER rechten hebben).
De volgende instellingen kunnen geprogrammeerd worden bij de gebruikers:
Code – een code bestaat uit 4 tot 8 cijfers en geeft de gebruikers de mogelijkheid om het
alarm systeem in- en uit te schakelen en deuren te openen. De minimale lengte van de
code wordt ingesteld door de installateur.
Telefooncode – een code voor het bevestigen van een telefoonbericht en voor het gebruik
van functies via telefoonbediening. (zie: “Oproepen beantwoorden en telefoon bediening”
p. 42).
Blokken – blokken waarvoor de gebruiker rechten heeft. (bijv. deze heeft rechten om het
blok in- en te uitschakelen, het alarm te herstellen, etc.).
Type – zie: “Gebruiker types” p. 28.
Gebruikersschema’s – instelling voor gebruiker type GEPLAND (zie: “Gebruiker types” p. 28).
Tijd– tijdsinstelling voor gebruiker types VERLENGBAAR, TIJDELIJK OF GEPLAND. (zie: “Gebruiker
types” p. 28).
Overbrug blok – instelling voor het OVERBRUG BLOK code type. (zie: “Gebruiker types” p. 28).
Autorisatieniveau – bepaal welke functies door de gebruiker gebruikt mogen worden. De
volgende rechten zijn beschikbaar (*= standaard fabriekswaarden):
– Inschakelen*
– Uitschakelen*
– Uitschakelen, indien ander IN. [Altijd uitsch.] Als een gebruiker deze functie niet heeft,
dan kan hij/zij alleen het systeem uitschakelen welke door hem/haar was ingeschakeld.*
– Alarm herstellen in blokken [Alarm herstel]*
– Alarm herstel in object [Obj.al.herstel]*
– Alarm herstellen in andere objecten [Overig al.hrs.]
– Telefoonboodschap annuleren [Spr.ber annul.]