38 Airbagsysteem
ATTENTIE
De voorairbag van de bijrijder mag enkel in speciale gevallen uitgescha-
keld worden.
●Het uit- en inschakelen van de voorairbag van de bijrijder moet ge-
beuren met uitgeschakeld contact, om beschadiging van het airbagsys-
teem te vermijden.
●De verantwoordelijkheid voor de juiste stand van de sleutelschake-
laar ligt bij de bestuurder.
●Schakel de voorairbag van de bijrijder enkel uit wanneer, in uitzon-
derlijke gevallen, een kinderzitje geplaatst moet worden.
●Schakel de voorairbag van de bijrijder opnieuw in zodra het kinderzi-
tje in de bijrijdersstoel niet langer gebruikt wordt.
Zijairbags
Afbeelding 20 Aan de zij-
kant van de voorstoel:
plaats van de zijairbag.
Afbeelding 21 Werkings-
gebied van de zijairbags
vooraan en achteraan.
Met 5 en 7 zitplaatsen.
De zijairbags zitten in het buitenkussen van de bestuurdersstoel en van de
bijrijdersstoel ⇒ Afbeelding 20. Afhankelijk van de uitvoering van het mo-
del, kunnen de buitenste zitplaatsen op de tweede zitrij ook voorzien zijn
van zijairbags, die zich tussen de rugleuningen van de stoelen en de toe-
gangsruimte bevinden. De positie ervan is gemarkeerd met het opschrift
"AIRBAG". De in het rood aangeduide zone (stippellijn) ⇒ Afbeelding 21
geeft het werkingsgebied aan van de zijairbags.
Bij botsingen van opzij worden de zijairbags geactiveerd aan de betreffende
zijde om het risico op letsel van de inzittenden aan die zijde te verminde-
ren.
ATTENTIE
Het ontvouwen van de airbag gebeurt in duizendsten van een seconde en
met grote snelheid.
●Houd het werkingsgebied van de zijairbags steeds vrij.