365Diverse situaties
dat u van richting zal veranderen. Zet de hendel van de knipperlichten in de
gewenste richting. Tijdens deze tijdsduur, doven de alarmlichten uit. Wan-
neer u de hendel van de knipperlichten opnieuw in neutrale stand plaatst,
zullen de alarmlichten automatisch opnieuw inschakelen.
Bestuurder van de getrokken wagen:
●Laat het contact ingeschakeld om te vermijden dat het stuurwiel wordt
geblokkeerd, de elektronische parkeerrem wordt uitgeschakeld en om de
knipperlichten, de claxon en de ruitensproeiers te kunnen gebruiken.
●Omdat de stuurbekrachtiging niet werkt met de motor uitgeschakeld,
moet u meer kracht voor het sturen gebruiken.
●U dient de rem veel krachtiger in te trappen, want de rembekrachtiger
werkt niet. Rijd niet tegen het trekkende voertuig.
●Volg de aanwijzingen en informatie in de gebruiksaanwijzing voor het
slepen van de wagen.
Bestuurder van de trekkende wagen
●Geef voorzichtig gas. Vermijd bruuske manoeuvres.
●Iets vroeger dan gewoonlijk remmen en het rempedaal zachtjes intrap-
pen.
●Volg de aanwijzingen en informatie in de gebruiksaanwijzing voor het
slepen van de wagen.
Veilig op weg Bediening Raad en daad Technische gegevens