8Veilig rijden
De genoemde veiligheidsvoorzieningen werken samen om u en uw bijrij-
ders in ongevalssituaties zo goed mogelijk te beschermen. Deze veilig-
heidsvoorzieningen zijn u en uw bijrijders van geen nut als u en uw bijrij-
ders een verkeerde zithouding aannemen of deze voorzieningen niet juist
verstellen of gebruiken.
Daarom krijgt u informatie waarom deze voorzieningen zo belangrijk zijn,
hoe ze u beschermen, waarop moet worden gelet bij het gebruik ervan en
hoe u en uw bijrijders het grootste voordeel uit de aanwezige veiligheids-
voorzieningen kunnen halen. In dit hoofdstuk vindt u belangrijke aanwijzin-
gen die u en uw bijrijders in acht dienen te nemen om het gevaar op ver-
wondingen te verkleinen.
Veiligheid is in ieders belang!
Vóór elke rit
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor zijn bijrijders
en voor de bedrijfsveiligheid van de wagen.
Let vóór elke rit op de volgende punten voor uw eigen veiligheid en
die van uw bijrijders:
–Zorg ervoor dat de verlichting en de knipperlichten van uw wa-
gen optimaal werken.
–Controleer de bandenspanning.
–Zorg ervoor dat alle ruiten een helder en goed zicht naar buiten
bieden.
–Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit. ⇒ pagina 17.
–Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de bediening van de peda-
len kan belemmeren.
–Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstellen naargelang uw li-
chaamslengte.
–Zorg dat de passagier op de middelste zitplaats van de achter-
bank de hoofdsteun in gebruiksstand heeft staan.
–Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen naargelang hun li-
chaamslengte te verstellen.
–Kinderen beschermen met een geschikt kinderzitje en een op
een juiste wijze omgegespte veiligheidsgordel ⇒ pagina 43.
–Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders erop wijzen de juis-
te zithouding aan te nemen ⇒ pagina 10.
–Steeds de veiligheidsgordel juist omgespen. Ook bijrijders erop
wijzen de veiligheidsgordel juist om te gespen ⇒ pagina 19.
Wat beïnvloedt de rijveiligheid negatief?
De rijveiligheid wordt verder in grote mate beïnvloed door
de rijstijl en het persoonlijke gedrag van alle inzittenden.
Als bestuurder draagt u de verantwoordelijkheid voor uzelf en uw
bijrijders. Als u afgeleid bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf en ook andere ver-
keersdeelnemers in gevaar ⇒ , om deze reden:
–U niet laten afleiden van het verkeer bijv. door uw bijrijders of
een telefoongesprek.
–Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïnvloed (bijv. door medi-
cijnen, alcohol, drugs).