Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in
gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(1)Automatische origineelinvoer
Deze laadt en scant automatisch meerdere originelen. Bij
2-zijdige originelen kunnen automatisch beide zijden
worden gescand.
☞HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-35)
(2)Voorklep
Open deze klep om de hoofdvoedingsschakelaar aan of
uit te zetten of een tonercartridge te vervangen.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-15)
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-61)
(3)Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(4)Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
☞BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-8)
(5)Uitvoerlade (rechterlade)
*
Als deze is geïnstalleerd, kunnen er afdrukken naar
worden uitgevoerd.
(6)Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten. Er
kan ook een perforatiemodule worden geïnstalleerd om
uitvoer te perforeren.
☞AFWERKINGEENHEID (pagina 1-41)
*Randapparatuur.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(3)
(6)
(5)
(4)
Wanneer een afwerkingeenheid
is geïnstalleerd
1-4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(7)USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(8)Toetsenbord*
Gebruik dit als alternatief voor het aanraaktoetsenbord
dat in het aanraakscherm wordt weergegeven. Wanneer
dit toetsenbord niet wordt gebruikt, kan het onder het
bedieningspaneel worden opgeborgen.
☞TOETSENBORD (pagina 1-68)
(9)Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
☞PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-30)
(10)Papierlade 2 (wanneer een papierlade is
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
☞PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-30)
(11)Papierlade 3 (wanneer een papierlade is
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
☞PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-30)
(12)Papierlade 4 (wanneer een papierlade is
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
☞PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-30)
*Randapparatuur.
(7)
(10)(9)(11)(12)
(8)
1-5
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BINNENZIJDE
(13)Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner
in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur
die opraakt vervangen te worden.
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-61)
(14)Fuseereenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
(15)Transportband
Tijdens kleurdrukken worden de tonerafbeeldingen van
elk van de vier kleuren op elk van de lichtgevoelige
trommels gecombineerd op de transportband. Tijdens
zwart-wit drukken wordt alleen de zwarte tonerafbeelding
overgebracht op de transportband.
(16)Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(17)Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(18)Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Trek het verlengstuk van de handinvoerlade uit wanneer u
een groot vel papier laadt.
☞
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE (pagina 1-32)
(19)Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "Aan" staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-15)
(20)Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is
overgebleven verzameld.
☞
VERVANGEN VAN TONEROPVANGBAK (pagina 1-64)
(21)Ontgrendelhendel toneropvangbak
Beweeg deze hendel om de toneropvangbak te
ontgrendelen als u de toneropvangbak wilt vervangen of
de laserunit wilt reinigen.
☞DE LASERUNIT REINIGEN (pagina 1-57)
☞
VERVANGEN VAN TONEROPVANGBAK (pagina 1-64)
(22)Hendel
Trek deze hendel naar buiten als u het apparaat wilt verplaatsen.
(23)Rechterklep van papierlade
(wanneer een papierlade is geïnstalleerd)*
Open deze klep om vastgelopen papier in papierlade 2,
papierlade 3 of papierlade 4 te verwijderen.
(24)Rechterklep van papierlade
Open deze klep om vastgelopen papier in papierlade 1 te
verwijderen.
(25)Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze
hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep
aan de rechterkant te openen.
(13)(14)(15)(18)(17)(16)
(21)(20)(24)(25)(23)(22)(19)
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden oploopt
als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
Raak de transportband niet aan en beschadig deze
niet. Hierdoor kan het beeld beschadigen.
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
1-6
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN GLASPLAAT
(1)Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt
ingevoerd.
(2)Klep origineelinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen of de papierinvoerrol te reinigen.
(3)Origineelgeleiders
Deze helpen te waarborgen dat het origineel goed wordt
gescand. Stel de geleiders af op de breedte van het
origineel.
☞HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-35)
(4)Lade origineelinvoer
Plaats uw originelen in deze lade. Enkelzijdige originelen
moeten met de afbeelding naar boven worden geplaatst.
☞HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-35)
(5)Origineeluitvoerlade
Na het scannen worden originelen naar deze lade
uitgevoerd.
(6)Scangedeelte
Hier worden originelen gescand die in de automatische
origineelinvoer zijn geplaatst.
☞REGELMATIG ONDERHOUD (pagina 1-49)
(7)Detector origineelformaat
Deze detecteert de afmetingen van originelen die op de
glasplaat worden gelegd.
☞HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 1-37)
(8)Glasplaat
Gebruik deze om een boek of een ander dik origineel te
scannen dat niet via de automatische origineelinvoer kan
worden geladen.
☞HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 1-37)
(2)
(8)
(3)(4)(5)(6)(7)(1)
1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ZIJDE EN ACHTER
(1)USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
(2)USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(3)LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(4)Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
(5)Netstekker
(6)Aansluiting extra telefoon
Wanneer de faxfunctie van de machine wordt gebruikt,
kan een extra telefoon op deze stekerbus worden
aangesloten.
(7)Aansluiting faxlijn
Wanneer de faxfunctie van de machine wordt gebruikt,
wordt de telefoonlijn op deze stekerbus aangesloten.
Wanneer de faxuitbreidingskit is geïnstalleerd
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik door
onderhoudstechnici.
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting, kan het
apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag niet
langer zijn dan 3 meter (118").
(6)
(7)
1-8
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL
(1)Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Druk op de weergegeven toetsen om de gewenste
functies te bedienen. De toetsen [BEGIN] (),
[OPDRACHT STATUS] () en [SYSTEEM
INSTELLINGEN] () zijn hier ook beschikbaar.
Als u op een toets drukt, klinkt een geluidssignaal en
wordt het geselecteerde item gemarkeerd. Hierdoor
wordt uw bedieningshandeling bevestigd.
☞AANRAAKSCHERM (pagina 1-10)
(2)Toets [BEGIN] ()
Druk op deze toets om het beginscherm weer te geven.
Regelmatig gebruikte instellingen kunnen ingeschreven
worden op het beginscherm om snelle en eenvoudige
bediening van het apparaat mogelijk te maken.
☞BEGINSCHERM (pagina 1-22)
(3)Toets [OPDRACHT STATUS] ()
Raak deze toets aan om het opdrachtstatusscherm weer
te geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(4)Indicatoren PRINT ()
•Indicator READY
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
•Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
(5)Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere cijfers in te voeren. Met deze
toetsen worden ook getalswaarden voor instellingen
ingevoerd (behalve voor de systeeminstellingen).
(6)Toets [WISSEN] ()
Druk op deze toets het aantal kopieën terug te zetten op
"0".
(7)Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN] ()
Raak deze toets aan om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren, adressen voor
verzendhandelingen op te slaan en parameters aan te
passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te maken.
(8)Indicatoren IMAGE SEND ()
•Indicator LINE
Dit gaat branden tijdens het verzenden of ontvangen
van een fax of internetfax. Dit gaat ook branden tijdens
het verzenden van een beeld in scanmodus.
•Indicator DATA
Dit gaat knipperen als een ontvangen fax of internetfax
niet afgedrukt kan worden bijvoorbeeld als het papier
op is. Dit gaat branden als er een verzendopdracht is
die niet verzonden is.
(9)Styluspen
Dit kan worden gebruikt om een toets aan te raken die op
het aanraakpaneel wordt weergegeven.
(5)(4)(6)(3)(2)
(8)
(7)
(9)
(1)
1-9
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(10)Toets [STARTEN KLEUR]
Druk op deze toets om een origineel in kleur te scannen.
Deze toets kan niet worden gebruikt in combinatie met de
fax- of internetfaxfunctie.
(11)Toets [STARTEN ZWART-WIT]
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om
een fax te verzenden in de faxmodus.
(12)AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de
hoofdvoedingsschakelaar van het apparaat in de stand
"Aan" staat.
☞DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina
1-15)
(13)Toets [AAN] ()
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
☞DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina
1-15)
(14)Toets [LOGOUT] ()
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken. Als de faxfunctie wordt
gebruikt, kan deze toets ook ingedrukt worden om
toonsignalen met een puls telefoonlijn te verzenden.
☞GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-17)
(15)Toets [#/P] ()
In de kopieerfunctie drukt u op deze toets om een
werkprogramma te gebruiken. Als de faxfunctie gebruikt
wordt, kan deze toets gebruikt worden tijdens het bellen.
(16)Toets [ALLES WISSEN] ()
Druk op deze toets om terug te gaan naar de
oorspronkelijke bedieningstoestand.
Gebruik deze toets om alle gemaakte instellingen te
annuleren en het apparaat te gebruiken met de
standaardinstellingen.
(17)Toets [STOP] ()
Druk op deze toets om een kopieer- of scanopdracht te
stoppen.
(18)Toets/indicator [SPAARSTAND] ()
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te
sparen.
De toets [SPAARSTAND] () knippert als het apparaat
in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
☞TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-16)
(16)(17)(18)(14)(15)
(10)(11)(12)(13)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-10
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AANRAAKSCHERM
Dit gedeelte legt het gebruik van het aanraakpaneel uit.
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen weergegeven waarmee u verschillende bewerkingen kunt
uitvoeren.
De toetsen [BEGIN] (), [OPDRACHT STATUS] () en [SYSTEEM INSTELLINGEN] () zijn ook beschikbaar op
het aanraakscherm.
•Zie "TEKST INVOEREN" (pagina 1-67) voor informatie over het invoeren van tekst.
• Raak de toets [OPDRACHT STATUS] () aan om het opdrachtstatusscherm weer te geven. Zie de hoofdstukken in
deze handleiding voor meer informatie over alle functies.
•Zie "BEGINSCHERM" (pagina 1-22) voor meer informatie over de toets [BEGIN] ().
• Raak de toets [SYSTEEM INSTELLINGEN] () aan om het menuscherm met systeeminstellingen weer te geven.
Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 7-4) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor meer informatie over de
schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
Het aanraakscherm gebruiken
Voorbeeld 1
(1)Modustoetsen Gebruik deze toetsen om te wisselen tussen de functies kopiëren, beeld verzenden en
documentarchivering.
(2)De instellingen voor de diverse functies kunnen eenvoudig worden geselecteerd en geannuleerd door met uw
vingertop de toetsen op het scherm aan te raken. Als u een item selecteert, klinkt een geluidssignaal en wordt het
item gemarkeerd om de selectie te bevestigen.
(3)Grijs weergegeven toetsen kunnen niet worden geselecteerd.
Raak bij gebruik van het aanraakscherm niet per ongeluk gebieden in het aanraakscherm aan die u niet nodig hebt voor de
gewenste handelingen.
Als u deze aanraakt, kan het apparaat storingen gaan vertonen.
Als u op een toets drukt die niet kan worden geselecteerd, klinkt een dubbel geluidssignaal.
Toets [OPDRACHT STATUS] ()
Toets [BEGIN] ()
Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN] ()
Scherm
Job status screen.
Details
Spool
Voltooid
Stop./Wis.
KOPIE
2
3
4
002 / 000Wachten
Computer01002 / 000Wachten
0312345678001 / 000Wachten
Afdrukopdr.
OpdrachtwachtrijSets / VoortgangStatus
Scan naar
FaxopdrachtInternetfax
Prioriteit
1
1
Opdr.Wachtr
KOPIE
1
020 / 001Kopieren
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
(3)
(2)
(1)
Geluidssignaal
1-11
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Voorbeeld 2
(1)Als de standaardinstelling van een toets in een scherm is
gemarkeerd, dan is de toets geselecteerd. Als u de selectie wilt
wijzigen, drukt u op een van de andere toetsen om deze te markeren.
(2) De toetsen kunnen worden gebruikt om een
waarde te verhogen of te verlagen. Houd de gewenste
toets ingedrukt om een waarde snel te wijzigen.
(3)Druk op deze toets om een instelling te annuleren.
(4)Druk op [OK] om een instelling in te voeren en op te slaan.
Voorbeeld 3
(1)Sommige items in het scherm Speciale Functies
worden geselecteerd door simpelweg op de toets
voor het item te drukken. Als u een geselecteerd item
wilt annuleren, drukt u nogmaals op de gemarkeerde
toets zodat de markering verdwijnt.
(2)Wanneer instellingen in meerdere schermen moeten
worden gemaakt, drukt u op de toets of de toets
om door de schermen te bladeren.
Voorbeeld 4
Als u ten minste één speciale functie selecteert,
verschijnt de toets in het basisscherm.
Door te drukken op de toets geeft u een lijst met
de geselecteerde spec. functies weer.
Voorbeeld 5
Druk op een cijferweergavetoets om een waarde
rechtstreeks met de cijfertoetsen in te voeren.
Druk op de cijfertoetsen om een getalswaarde in te
voeren en druk op [OK].
DW2950
Spec. Functies
Kantlijnverschuiving
RechtsLinksOmlaag
10
Zijde 1
(0~20)
mm
10
Zijde 2
(0~20)
mm
OK
OK
Annuleren
(3)(4)(2)(1)
Spec. Functies
1
2
Kaart Formaat
Multishot
OK
Dubbelz.
Kopie
Tandem-
Kopie
Tabkopie
Transparant-
Insteekvellen
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Boekkopie
Kaften/
Insteekv
Kantlijn
Verschuiving
Inbindkopie
(1)(2)
Voorbeeld
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
KopieerfactorOrigineelPapierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Auto
A4
Meerkleuren
Belichting
Auto
OK
1
1
Functieoverzicht
Kantlijn
Verschuiving
Wissen
Schuiven:Rechts
Voor:10mm/Achter:10mm
Rand:10mm
Midden:10mm
Kaften/
Insteekv
Voor:Dubbelzijdig/Achter:Invoegen
Invoegsel A:10pagina/B:10pagina
100%
Normaal
A3
3.
1.
2.
A4
A4R
B4
4.
A4
OK
OK
OK
(25 432)
mm
(25 297)
mm
420
X
Y
297
297
Origineel
Invoer Formaat
Voer waarde in via cijfertoetsen.
(25-297)
Annuleren
Annuleren
Het in deze handleiding afgebeelde aanraakscherm is bedoeld ter illustratie. Het werkelijke scherm ziet er iets
anders uit.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook
worden uitgeschakeld.
1-12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
STATUSWEERGAVE
Als het basisscherm van een functie verschijnt, wordt aan de rechterkant van het aanraakscherm de machinestatus
weergegeven.
De getoonde informatie wordt hieronder uitgelegd.
Voorbeeld: Basisscherm van de kopierfunctie
(1)Weergavekeuzetoets
De statusweergave kan schakelen tussen "Opdracht
Status" en "MFP-status".
Als het opdrachtstatusscherm wordt weergegeven,
wijzigt de statusweergave automatisch naar
"MFP-status".
(2)"Opdracht Status"-weergave
Dit geeft de eerste vier afdrukopdrachten in de afdrukrij
(de lopende opdracht en de opdrachten die op afdrukken
wachten). De soort opdracht, het ingestelde aantal
kopieën, het aantal voltooide kopieën en de
opdrachtstatus worden weergegeven.
Opdrachten kunnen in dit scherm niet worden bewerkt.
Opdrachten kunnen alleen in het opdrachtstatusscherm
worden bewerkt.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(3)"MFP-status"-weergave
Dit geeft systeeminformatie over de machine weer.
"Onderhoudsinfo"
Dit geeft informatie weer over het onderhoud van de
machine door middel van codes.
Voorbeeld
Opdracht Status
MFP-status
Opdracht Status
Onderhoudsinfo
MFP-status
xxx
xxx
xxxx
DCDCDC
DCDCDC
DCDCDC
Onderbreken
Kopieren
Wachten
Wachten
Wachten
020/015
020/015
020/015
020/015
Bezig met kopieren vanaf lade 1.
Gereed voor scannen volgende taak.
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
KopieerfactorOrigineelPapierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Auto
A4
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
A3
3.
1.
2.
A4R
B4
4.
A4
A4
(1)
(2)(3)
1-13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
SYSTEEMBALK
De systeembalk verschijnt onderaan het aanraakscherm.
Hieronder wordt uitleg gegeven over de items in de systeembalk.
(1)Opdrachtstatusweergave
De opdrachten die in uitvoering of gereserveerd zijn,
worden met pictogrammen aangegeven.
De pictogrammen zijn als volgt.
*Dit verschijnt bij een distributieopdracht voor meerdere
modi.
Wanneer een ander basisscherm verschijnt dan dat van de
verzendfunctie, wordt tijdens de toevoer van papier het aantal
laden weergegeven dat wordt gebruikt om papier aan te voeren.
De kleur die verschijnt in de opdrachtstatusweergave hangt af
van de opdrachtstatus zoals aangegeven in de tabel hieronder.
U kunt de opdrachtstatusweergave aanraken om het
opdrachtstatusscherm weer te geven.
(2)Pictogramweergave
.
Voorbeeld
Lade1
MFP-status
020/015
Kopieren
020/015
Wachten
020/015
Wachten
020/015
Wachten
Kleurmodus
Spec. Functies
Dubbelz. Kopie
Uitvoer
Bestand
Snelbestand
KopieerfactorOrigineelPapierformaat
Auto
A4
Normaal papier
Auto
A4
Meerkleuren
Belichting
Auto
100%
Normaal
A3
3.
1.
2.
A4R
B4
4.
A4
A4
(1)
(3)
(2)
Afdrukopdracht
Kopieeropdracht
Scannen naar
E-mail opdracht
Scannen naar
FTP opdracht
Scannen naar
netwerkmap
opdracht
Scannen naar
desktop
opdracht
Faxverzendopd
racht
Faxontvangsto
pdracht
PC-Fax
verzenden
opdracht
Verzending
Internetfax
opdracht
(incl. directe
SMTP)
Internetfax-ontv
angstopdracht
(incl. directe
SMTP)
Verzending
PC-I-Fax
opdracht
Distributieopdracht*
Inkomende
routeringsopdracht
Scannen naar
schijfbestand
afdrukopdracht
Tandem
kopie/afdruk
opdracht
Metadata-
verzendopdracht
Opdrachtsta
tusweergave
Configuratie van de machine
Groen
Er wordt een afdruk-, scan- of
andere opdracht normaal uitgevoerd.
Geel
De machine is aan het opwarmen of staat op
stand-by of er is een opdracht geannuleerd.
Rood
Er is papier vastgelopen of een
andere storing opgetreden.
GrijsEr zijn geen opdrachten
Dit pictogram verschijnt wanneer gegevens
worden verzonden of ontvangen
Dit pictogram verschijnt wanneer fax-, scan-
of internetfaxgegevens in het
machinegeheugen worden opgeslagen.
Wanneer te verzenden gegevens worden
opgeslagen, verschijnt . Wanneer te
ontvangen gegevens worden opgeslagen,
verschijnt . Wanneer zowel te verzenden
als te ontvangen gegevens worden
opgeslagen, verschijnt .
Dit verschijnt wanneer een
onderhoudstechnicus de simulatiefunctie
heeft geactiveerd.
Dit verschijnt als er een USB-geheugen of
ander USB-toestel op de machine is
aangesloten.
1-14
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
(3)Toets Helderheid aanpassen
Druk op deze toets om de helderheid van het
aanraakscherm aan te passen.
Zodra u het hebt aangeraakt verschijnt het volgende
scherm naast de toets.
Druk op de toets [+] of [-] om de helderheid aan te
passen.
Zodra u klaar bent raakt u de toets helderheid aanpassen
opnieuw aan om het scherm te sluiten.
Dit verschijnt wanneer de
gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine wordt verbonden met externe
toepassingen.
Dit wordt weergegeven wanneer de
IC-kaartlezer is aangesloten.
Dit wordt weergegeven wanneer de
IC-kaartlezer met het apparaat
communiceert.
Dit wordt weergegeven wanneer de
IC-kaartlezer niet stevig is aangesloten.
Wanneer er een USB-adapter voor
draadloze netwerken op het apparaat is
aangesloten
•: Er is verbinding met een
toegangspunt
•: Er is geen verbinding met een
toegangspunt
•: In Ad hoc Modus wachten
1-15
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De hoofdvoedingsschakelaar bevindt zich linksonder achter de
voorklep. De andere voedingsschakelaar is de toets [AAN] () rechtsboven op het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Toets [AAN]
De voeding inschakelen
(1)Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2)Druk op de toets [AAN] () om de voeding
in te schakelen.
De voeding uitschakelen
(1)Druk op de toets [AAN] () om de voeding
uit te schakelen.
(2)Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart.
Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op
de toets [AAN] () om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
AAN-indicator
Toets [AAN]
•Als het lampje van de Aan-indicator knippert, drukt u op de toets [AAN] () zodra het ononderbroken brandt.
•Wanneer de hoofdvoedingsschakelaar wordt uitgezet, moet u controleren of alle lampjes op het bedieningpaneel wel
degelijk uit zijn.
•Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan
en schakel hem dan in de juiste volgorde uit. Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de
hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] () werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde
beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
Wanneer u de hoofdvoedingsschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact haalt terwijl een van de indicators
brandt of knippert, wordt de harde schijf mogelijk beschadigd of raakt u gegevens kwijt.
•Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets
[AAN] () uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] () te drukken om te herstarten.
Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-16
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product heeft de volgende energiebesparende functies, die helpen bij de instandhouding van natuurlijke
energiebronnen en bij het reduceren van milieuvervuiling.
Eco-scaninstelling
Andere functies dan afdrukken, zoals de functies voor beelden verzenden en documentarchivering, kunnen worden
uitgevoerd terwijl de fuseereenheid op Uit blijft staan.
Instelling energiebeheer
De instelling voor energiebeheer omvat de voorverwarmfunctie, de modus voor automatisch uitschakelen en andere
functies om het energieverbruik te verminderen terwijl het apparaat niet wordt gebruikt.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde
periode in stand-by staat.
Dit houdt de fuseereenheid op een lagere temperatuur en vermindert het energieverbruik terwijl de machine op stand-by
staat.
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen, een toets
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt of een origineel wordt geplaatst.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat.
Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de
knipperende toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
Planningsinst. in-/uitschakelen
De planningsinstelling in-/uitschakelen is een functie waarmee u de tijd kunt instellen waarop het apparaat wordt in- of
uitgeschakeld, om zo het energieverbruik per dag of per week te verminderen. U kunt deze instelling configureren via
[Planningsinst. in-/uitschakelen] in het webpaginamenu.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND]
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator
[SPAARSTAND] () niet
brandt in de standby-modus
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de
indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus
Automatisch Uitschakelen.
Als de indicator
[SPAARSTAND] ()
knippert.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator knippert, gaat de
indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
Toets / indicator
[SPAARSTAND]
1-17
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die
iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften
van uw werkplek.
Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om
de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere
inlogmethode.
Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
☞AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)
☞AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-19)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen
gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
1
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als "".
Gebruikersauthenticatie
OK
Aanm. beheer.
1-18
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het
apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt
ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
2
Druk op [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
in de systeeminstellingen (beheerder). (Het aantal pagina's dat
de gebruiker nog kan gebruiken in elke functie (kopiëren,
scannen, enz.) verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm
kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
3
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
•Let er echter op dat de toets [LOGOUT] () niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
•Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] () wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
Gebruikersauthenticatie
OK
Aanm. beheer.
Gebruiksstatus: gebr./resterende pag.
Zwart/wit :
Meerkleuren:
Tweekleuren:
Enkelkleurs:
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
LOGOUT
1-19
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
1
Druk op de toets [Gebruikersnaam] of de
toets .
Als u op de toets [Gebruikersnaam] drukt, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door
met de volgende stap.
Als de toets wordt aangeraakt, verschijnt er een gebied
waar een "Registratienr." Kan worden ingevoerd [---].
Met de cijfertoetsen geeft u het onder "Gebruikerslijst" in de
systeeminstellingen (beheerder) opgeslagen
registratienummer op. Ga na het invoeren van het
registratienummer naar stap 3.
2
Selecteer de gebruikersnaam.
(A)Toets [Directe Invoer]
Gebruik deze toets als u niet bent opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder) en
alleen LDAP-authenticatie gebruikt.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw
gebruikersnaam in.
(B) Gebruikerstoetsen
Druk op uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
(C)Toets [Vorige]
Druk op deze toets om terug te keren naar het loginscherm.
(D)Indextabs
Alle gebruikers verschijnen op het tabblad [Alle].
Gebruikers worden gegroepeerd op de andere tabs naar
de zoekcriteria die zijn ingevoerd toen elke gebruiker is
opgeslagen.
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Gebruikersselectie apparaataccountmodus
Aanm. beheer.
Directe Invoer
Gebruik.
ABC
126
Vorige
18
1
2
User 0010
User 0008
User 0006
User 0004
User 0002
User 0009
User 0012User 0011
User 0007
User 0005
User 0003
User 0001
Alle
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZetc.
(B)(C)
(D)
(A)
1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
3
Druk op de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als "". Druk als u
klaar bent met het invoeren van het wachtwoord op de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de systeeminstellingen (beheerder) en op
de LDAP-server, gebruik dan het wachtwoord dat is
opgeslagen op de LDAP-server.
•Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
•Als u inlogt met een gebruikerstoets...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
•Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Druk op de toets [Auth. om:] .
Selecteer de LDAP-server en druk op [OK].
User 0001
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Auth. om:
Directe Invoer
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
Authenticeren tot:
OK
Lokaal aanmelden
server 2
server 1
server 3
server 4
server 5
server 6
server 7
1-21
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het apparaat
gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
4
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
Druk op [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord zijn
geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer paginalimieten zijn
ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen" in de systeeminstellingen
(beheerder). (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog kan gebruiken
in elke functie (kopiëren, scannen, enz.) verschijnt.) De weergaveduur
van dit scherm kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd
Instellen" in de systeeminstellingen (beheerder).
5
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
•Let er echter op dat de toets [LOGOUT] () niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
•
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch
afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets [LOGOUT] () wordt
ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere modus en log vervolgens uit.
•De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens
[Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
•Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Als de toets [E-mailadres] verschijnt, druk dan op de toets. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
Systeeminstellingen (Beheerder): Gebruikerslijst
Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie
opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het apparaat
voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
User 0001
Auth. om:
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Lokaal aanmelden
Gebruiksstatus: gebr./resterende pag.
Zwart/wit :
Meerkleuren:
Tweekleuren:
Enkelkleurs:
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
87,654,321/12,345,678
LOGOUT
Wachtwoord
E-mailadres
Auth. om:
server 2
User 0002
Gebruikersauthenticatie
OK
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
1-22
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BEGINSCHERM
Als u in het aanraakscherm op de toets [BEGIN] () tikt, wordt het beginscherm in het aanraakscherm weergegeven.
Op het beginscherm worden functiekeuzetoetsen weergegeven. Door op deze toetsen te drukken wordt het
basisscherm van elke functie geopend. Door op de toets [Mijn menu] te drukken worden items weergegeven waarmee u
versneld functies uit "Mijn menu" opent.
(1)Modustoetsen
Gebruik deze toetsen om tussen de functies kopieren,
beeld verzenden, documentarchivering en Sharp OSA te
schakelen. Toetsnamen en afbeeldingen kunnen worden
gewijzigd. (Alleen eerste scherm)
(2)Achtergrondbeeld
Achtergrondafbeelding van het beginscherm. De
achtergrondafbeelding kan worden gewijzigd.
(3)[Mijn menu]-toets
Druk hierop om naar het scherm mijn menu te gaan.
Toetsnamen en afbeeldingen kunnen worden gewijzigd.
(4)Toepassingstoetsen
In totaal kunnen acht Sharp
OSA-applicatiesnelkoppelingen worden weergegeven en
de snelkoppelingen van mijn menu.
(5)Titel
Dit geeft de titel van het scherm mijn menu weer.
(6)Sneltoets
Een geregistreerde functie verschijnt als sneltoets.
De toets kan worden aangetipt om de geregistreerde
functie te selecteren.
(7) Gebruikersnaam
Dit geeft de naam weer van de ingelogde gebruiker.
De gebruikersnaam verschijnt als
gebruikersauthenticatie op de machine is geactiveerd.
Sneltoetsen naar functies kunnen als toetsen op het scherm mijn menu worden vastgelegd. Als een sneltoets wordt
ingedrukt, verschijnt het scherm voor die functie. Leg vaak gebruikte functies in het scherm mijn menu vast om snel en
handig naar deze functies te gaan. Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, kan het scherm mijn menu van "Favoriete
handelingen-groep" worden weergegeven.
Configureer de volgende instellingen met de webpagina:
• wijzigen van de naam van de beginschermtoets, wijzigen van de afbeelding, opslaan van een applicatietoets
• opslaan van toetsen die op het scherm mijn menu verschijnen.
Mijn menu
04/04/2013 11:40
Mijn menu
Totaal Aantal
Kopieën
Documentarch.
Beheer
Adresbeheer
Papierlade-Instellingen
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
BEELD
VERZENDEN
DOCUMENT
ARCHIVERING
KOPIE
App 01App 02App 03App 04
(3)(2)
(1)(1)
(6)(4)
(7)
(5)
Eerste scherm
Tweede scherm
•Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen van Mijn menu
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – [Instellingen van Mijn menu] in het
webpaginamenu.
•Systeeminstellingen (Beheerder): Lijst van Mijn menu
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, kan een scherm mijn menu voor elke "Lijst van fav. hand.-groepen" worden
ingesteld.
Registratie wordt uitgevoerd in de "Lijst van Mijn menu" in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
1-23
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE
Met de functie externe bediening kunt u de machine vanuit uw computer bedienen.
Als deze functie is toegevoegd, verschijnt hetzelfde scherm als het bedieningspaneelscherm op uw computer. Daarmee kunt u
de machine vanaf uw computer op dezelfde manier bedienen alsof u voor de machine staat.
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Werken met de functie externe bediening
Voordat u deze functie gebruikt, moet u "Bedieningsauthoriteit" instellen op "Toegestaan" in "Bediening van externe software"
van "Instellingen bediening op afstand" in de systeeminstellingen (beheerder).
☞7.SYSTEEMINSTELLINGEN "Instellingen bediening op afstand" (pagina 7-67)
Om de de functie externe bediening te gebruiken, moet de machine zijn aangesloten op een netwerk en moet een
VNC-applicatie op uw computer zijn geïnstalleerd (aanbevolen VNC-software: RealVNC).
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
Voorbeeld: RealVNC
1
Sluit de computer aan op het apparaat.
(1)Start de VCN-viewer
(2)Voer het IP-adres van de machine in het
invoervak "Server" in.
(3)Druk op [OK].
2
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de
verbinding toe te laten.
Als de machine is verbonden met de externe software, verschijnt op de systeembalk van het bedieningspaneel
van de machine. Wilt u de verbinding verbreken, sluit de externe software dan af of druk op .
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als vanaf de machine. Let op, het is niet mogelijk om een waarde die
wordt ingevoerd constant te wijzigen door een toets ingedrukt te houden. Zie voor uitgebreide procedures de hoofdstukken
voor elk van de functies in deze handleiding.
Systeeminstellingen (Beheerder): Instellingen bediening op afstand
Stel de bedieningsrechten voor de functie externe bediening in.
Bedien de machine
met uw
computerscherm
Uw computer
Netwerk
Bedieningspaneel
De machine
(2)(3)
1-24
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
OPGESLAGEN ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
De machine slaat de uitgevoerde opdrachten op in het opdrachtlogboek.
De belangrijkste informatie die wordt opgeslagen in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
•
Om het tellen van de totale gebruiksaantallen van apparaten met een verschillende configuratie te vereenvoudigen, worden de
in het opdrachtlogboek opgeslagen items vastgelegd, ongeacht geïnstalleerde randapparatuur en de reden van de opslag.
•
In sommige gevallen wordt de opdrachtinformatie mogelijk niet correct opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer een stroomstoring optreedt tijdens een opdracht.
Nr.ItemnaamBeschrijving
1Belangrijkste itemsTaak-idDe taak-id wordt opgeslagen.
Taak-id's worden in het logboek opgeslagen als opeenvolgende
nummers tot 999999, waarna het tellen opnieuw bij 1 begint.
2Opdrachtmodus
De opdrachtmodus zoals kopiëren of afdrukken.
3Computernaam
De naam van de computer die de afdrukopdracht heeft verzonden.*
4GebruikersnaamDe gebruikersnaam voor de authentificatiefunctie.
5GebruikersnaamDe loginnaam voor de authentificatiefunctie.
6Begindatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is begonnen.
7Einddatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is voltooid.
8Totaal aantal zwart/wit
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden zwart-witpagina's
opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt weergegeven van een
distributieverzending wordt het totale aantal pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen zwart-witpagina's opgeslagen.
9
Totaal aantal
meerkleuren
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden
meerkleurenpagina's opgeslagen.
Wanneer een overzicht wordt
weergegeven van een distributieverzending, wordt het totale aantal
pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen
meerkleurenpagina's opgeslagen.
10
Totaal aantal
tweekleuren
Geeft
de totaaltelling in 2-kleuren aan.
11
Totaal aantal
enkelkleurs
Geeft
de totaaltelling in één kleur aan.
12
Telling volgens formaat
Tellingen per origineel/papierformaat in kleur en zwart-wit.
13
Aantal vellen volgens
formaat
Geeft het aantal vellen per papiersoort aan.
14Ongeldig aantal vellen
(zwart/wit)
Geeft het aantal ongeldige zwart-wit vellen aan.
15Ongeldig aantal vellen
(kleur)
Geeft het aantal ongeldige kleurenvellen aan.
1-25
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
16Belangrijkste itemsAantal gereserveerde
sets
Aantal opgegeven sets voor gereserveerde bestemmingen.
17Aantal voltooide setsAantal voltooide sets of aantal bestemmingen waarnaar de
verzending met succes is voltooid.
18Aantal gereserveerde
pagina's
Aantal gereserveerde origineelpagina's van een kopieeropdracht,
afdrukopdracht, scanopdracht of andere opdracht.
19Aantal voltooide
pagina's
Aantal voltooide pagina's van een set.
20ResultaatHet resultaat van een opdracht.
21Foutoorzaak
De oorzaak van een fout die is opgetreden tijdens een opdracht.
22
Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
UitvoerDe uitvoermodus van een afdrukopdracht.
23NietenDe nietstatus.
24
Aantal nietjes
Het aantal nietjes.
25Aantal perforatiesHet aantal perforaties.
26PrintertintDe gebruikte tint voor een afdrukopdracht.
27Onderwerp
betreffende afbeelding
verzenden
Direct AdresAdres van een beeldverzendopdracht.
28Naam AfzenderNaam van de afzender van een beeldverzendopdracht.
29AfzenderadresAdres van de afzender van een beeldverzendopdracht.
30Type verzendingVerzendtype van een beeldverzendopdracht.
31Administratief
serienummer
Administratief serienummer van een beeldverzendopdracht.
32RondzendnummerRondzendnummer van een beeldverzendopdracht.
33InvoervolgordeReserveringsvolgorde voor een distributieverzending van een
beeldverzendopdracht. Voor een seriële navraagopdracht wordt dit
gebruikt om de communicatie op het afdrukken af te stemmen.
34BestandstypeBestandindeling van een beeldverzendopdracht.
35Compressiemodus/
Comprimeringsfactor
Compressiemodus en comprimeringsfactor van het bestand van een
beeldverzendopdracht.
36CommunicatietijdGeeft de communicatieduur van verzendopdrachten aan.
37Faxnr.Geeft het opgeslagen nummer van de afzender aan.
38Onderwerp
betreffende
documentarchivering
Document ArchiverenStatus van document archiveren.
39OpslagmodusOpslagmodus van document archiveren.
40BestandsnaamBestandsnaam van een bestand dat is opgeslagen via document
archiveren of afdruk achterhouden.*
41Gegevensgrootte [KB]Bestandsgrootte.
42Algemene
functionaliteit
KleurinstellingDe door de gebruiker geselecteerde kleurmodus.
43Speciale FunctiesSpeciale functies die zijn geselecteerd toen de opdracht werd
uitgevoerd.
44Bestandsnaam 2Slaat de bestandsnaam van afdrukopdrachten op.*
Nr.ItemnaamBeschrijving
1-26
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
*In sommige omgevingen wordt dit niet opgeslagen.
45Gedetailleerde itemsFormaat OrigineelFormaat van een gescand origineel.
Voor een afdrukopdracht met document archiveren is dit het
papierformaat van het bestand.
46OrigineeltypeOrigineeltype (tekst, afgedrukte foto enz.) dat is ingesteld in het
scherm met belichtingsinstellingen.
47PapierformaatHet papierformaat van een afdrukopdracht.
Het papierformaat van het verzonden papier bij een verzendopdracht.
Bij scannen naar schijf is dit het papierformaat van het opgeslagen
bestand.
48PapiertypeHet papiertype dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
49Papiereigenschap:
Duplex Uitschakelen
Geeft aan dat duplex was uitgeschakeld bij "Papiertype".
50Papiereigenschap:
Vaste Papierzijde
Geeft aan dat de vaste zijde was opgegeven bij "Papiertype".
51Papiereigenschap:
Nieten Uitschakelen
Geeft aan dat nieten was uitgeschakeld bij "Papiertype".
52Papiereigenschap:
Perforeren
Uitschakelen
Geeft aan dat perforeren was uitgeschakeld bij "Papiertype".
53Duplex configurerenGeeft de duplexinstelling aan.
54ResolutieGeeft de scanresolutie aan.
55ApparaatitemModelnaamGeeft de modelnaam van de machine aan.
56SerienummerGeeft het serienummer van de machine aan.
57NaamGeeft de op de webpagina's ingestelde naam van de machine aan.
58MachinelocatieGeeft de op de webpagina's ingestelde locatie van de machine aan.
Nr.ItemnaamBeschrijving
1-27
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN
De benaming van de laden is als volgt:
DE BETEKENIS VAN DE AANDUIDING "R" IN
PAPIERFORMATEN
Sommige originelen en papierformaten kunnen in zowel verticale als horizontale afdrukstand worden geplaatst. Om
onderscheid te maken tussen de verticale en horizontale afdrukstand worden papierformaten met een horizontale
afdrukstand aangeduid met een "R" (bijvoorbeeld A4R, 8-1/2" x 11"R).
Bij formaten die alleen in de horizontale afdrukstand kunnen worden geplaatst (A3W, A3, B4, 12" x 18", 11" x 17",
8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13") is geen "R" opgenomen in de formaataanduiding.
PAPIER LADEN
Handinvoerlade
Papierlade 1
Papierlade 2*
Papierlade 3*
Papierlade 4*
*De optionele papierlade is geïnstalleerd.
Horizontale afdrukstand
"R" toegevoegd.
Verticale afdrukstand
Geen "R" toegevoegd.
Kan alleen in horizontale
afdrukstand worden geplaatst
Geen "R" toegevoegd.
A4R
(8-½" x 11"R)
A4
(8-½" x 11")
A3
(11" x 17")
1-28
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
BRUIKBAAR PAPIER
Diverse soorten papier worden verkocht. In dit gedeelte vindt u een uitleg over normaal papier en speciale media die u
kunt gebruiken met het apparaat. Zie voor uitgebreide informatie over het formaat en soort papier dat kan worden
geladen in elke lade van het apparaat de specificaties in de Beknopte bedieningshandleiding en
"Papierlade-Instellingen" (pagina 7-13) in "7. SYSTEEMINSTELLINGEN".
Normaal papier, speciale media
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• SHARP standaard normaal papier (80 g/m
2
(21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Beknopte
bedieningshandleiding voor papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP standaard papier (60 g/m
2
tot 105g/m
2
(16 lbs. tot 28 lbs.))
Gerecycled paper, gekleurd paper, reeds geperforeerd paper, voorbedrukt papier en briefpapier moeten voldoen
aan dezelfde specificaties als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
Papiertypen die in elke lade kunnen worden gebruikt
De volgende papiertypen kunnen in elke lade worden geladen.
*1"Zwaar papier 1" is zwaar papier tot 209
g
/m
2
(110 lbs. index), en "Zwaar papier 2" is zwaar papier tot 256
g
/m
2
(140 lbs. index).
*2Dun papier van 55 g/m
2
tot 59 g/m
2
(13 lbs. tot 16 lbs.) kan worden gebruikt.
Papierlade 1 tot 4Handinvoerlade
Normaal papierToegestaanToegestaan
VoorbedruktToegestaanToegestaan
Recycle-PapierToegestaanToegestaan
BriefpapierToegestaanToegestaan
GeperforeerdToegestaanToegestaan
KleurToegestaanToegestaan
Zwaar papier 1*
1
ToegestaanToegestaan
Zwaar papier 2*
1
–Toegestaan
Etiketten–Toegestaan
Glanspapier–Toegestaan
Transparant–Toegestaan
Tabpapier–Toegestaan
Enveloppen–Toegestaan
Dun papier*
2
–Toegestaan
1-29
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
Afdrukzijde naar boven of naar beneden
Papier is geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiertype en -lade.
Papierlade 1 tot 4
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar beneden*.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar boven*.
*Als "Uitschakelen van duplex" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), laad het papier dan op de
normale manier (met de afdrukzijde naar boven in lade 1 tot 4, met de afdrukzijde naar beneden in de
handinvoerlade).
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier,
glanspapier, glansfilm, enz.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
2
(15 lbs.)
• Papier van 257 g/m
2
(69 lbs.) of meer
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de
achterzijde door een ander(e) printer of multifuntioneel
apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Japans papier
• Geperforeerd papier
•Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met het apparaat niet te gebruiken.
Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik
van deze soorten papier.
•De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving, bedrijfssituatie en
papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP standaardpapier. Neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van
deze soorten papier.
•Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slechte
fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van het apparaat.
•Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Alvorens
niet-aanbevolen papier te gebruiken controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
1-30
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT WIJZIGEN
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat A5R tot A3 (5-1/2" x 8-1/2"R tot formaat 11" x 17") in lade 1 tot 4 worden
geladen.
1
Trek de papierlade naar buiten.
Trek rustig aan de lade totdat deze niet meer verder gaat.
Voor het laden van papier,ga naar stap 3. Voor het laden van
een ander papierformaat, ga naar de volgende stap.
2
Stel de geleideplaten A en B af door de
vergrendelingshendels in te knijpen en
de geleideplaten naar de juiste
horizontale en verticale afmetingen voor
het te laden papier te schuiven.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp de
vergrendelingshendel in en verschuif de geleideplaat.
3
Doorblader het papier.
Doorblader het papier voordat u het laadt. Als u het papier niet
doorbladert, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd
waardoor het apparaat vastloopt.
4
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. De stapel
mag niet boven de indicatorlijn uit komen (maximum 500
vellen).
A
B
Indicatie
streep
1-31
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Inhoudsopgave
5
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het apparaat
zit.
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan ervoor, vergeet dan niet de "Papierlade-Instellingen" in de
systeeminstellingen te wijzigen. Als deze instellingen niet correct worden geconfigureerd, zal de automatische
papierselectie niet goed werken en kan het afdrukken op het verkeerde papierformaat of –soort gebeuren of kan er
papier vastlopen.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en druk niet omlaag op de lade.
De uitvoer wordt in de staffellade neergelegd. De toets
[Staffellade] wordt automatisch geselecteerd wanneer u
de toets [Nietsorteren] selecteert.
* Wanneer er geen afwerkingeenheid is geïnstalleerd, is
deze toets de toets [Middelste Lade].
(2)Toets [Staffel]
Hiermee staffelt u elke set uitvoer ten opzichte van de
vorige set.
De staffelfunctie werkt wanneer het selectievakje is
geselecteerd en werkt niet wanneer het selectievakje
niet is geselecteerd . (Het vinkje voor staffel wordt
automatisch gewist wanneer u de functie Nietsorteren
selecteert.)
☞Staffelfunctie (pagina 2-35)
(3)Toets [Sorteren]
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
☞Sorteerfunctie (pagina 2-35)
(4)Toets [Sorteren Nieten]
Hiermee sorteert u de uitvoer in sets, niet u elke set en
voert u de sets naar de lade. (Bedenk dat de sets niet
worden gestaffeld in de uitvoerlade.) Als deze functie is
geselecteerd, verschijnen drie toetsen om de nietpositie
te selecteren.
☞Functie Nietsorteren (pagina 2-36)
(5)Toets [Groep]
Kopieën worden gegroepeerd per pagina.
☞Groepeerfunctie (pagina 2-35)
(6)Uitvoerweergave
Er verschijnt een pictogram dat de uitvoermodus
aangeeft.
(7)Toets [Rechter lade]
Selecteer deze toets als u de uitvoer naar de rechterlade
wilt zenden.
Als de rechterlade is gekozen, kunnen de functies
staffelen, nietsorteren en perforeren niet meer
worden geselecteerd.
(8)Toets [OK]
Druk op deze toets om het uitvoerscherm te sluiten en
terug te keren naar het basisscherm.
(9)Toets [Perfor.]
Met deze toets perforeert u de afdruk.
☞Perforatiefunctie (pagina 2-37)
OK
Uitvoer
Sorteren
Rechter lade
Staffel
Staffel-
Lade
Sorteren
Nieten
Groep
Nieten
Perfor.
Vouwen
(6)(7)(8)
(3)
(4)
(5)
(1)
(2)
(9)
2-34
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Het bovenstaande scherm toont de toetsen die verschijnen wanneer er een afwerkingeenheid en een perforatiemodule
geïnstalleerd zijn. Welke toetsen verschijnen hangt af van de geïnstalleerde randapparaten.
Afhankelijk van de geïnstalleerde randapparatuur is het daarnaast misschien niet mogelijk sommige toetsen te selecteren.
Als uw scherm er anders uitziet dan het scherm op de vorige pagina, zie dan de volgende schermen.
Voorbeeld
Het scherm wanneer geen afwerkingeenheid is geïnstalleerd.
Rechter lade
Staffel-
Lade
Sorteren
Groep
Staffel
Uitvoer
OK
2-35
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
UITVOERFUNCTIES
In dit gedeelte worden alle uitvoerfuncties uitgelegd.
Sorteerfunctie
Hiermee sorteert u uitvoer tot sets.
Voorbeeld: De uitvoer sorteren in 5 sets
Groepeerfunctie
Met deze functie groepeert u kopieën per pagina.
Voorbeeld: Groepen van 5 kopieën van elke pagina
Staffelfunctie
Met deze functie staffelt u elke set kopieën ten opzichte van de vorige set in de uitvoerlade, zodat het gemakkelijk wordt om sets kopieën te scheiden.
•
De sorteerfunctie wordt automatisch geselecteerd
wanneer u originelen plaatst in de automatische
documentinvoer.
•
Wanneer de Snelmap voor documentarchivering vol is,
belemmert dit het kopiëren van een groot aantal originelen met
de sorteerfunctie. Verwijder onnodige bestanden uit de Snelmap.
Sorteren
Uitvoer
Originelen
Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Druk op de toets [Uitvoer].
Druk op de toets [Sorteren].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
De groepeerfunctie wordt automatisch geselecteerd
wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst.
Groep
Uitvoer
Originelen
Uitvoer
Stel het aantal kopieën in (5).
Druk op de toets [Uitvoer].
Druk op de toets [Groep].
Druk op de toets [STARTEN KLEUR] of [STARTEN
ZWART-WIT].
•U kunt de staffelfunctie niet gebruiken in de rechterlade.
•U kunt de staffelfunctie niet selecteren wanneer de functie nietsorteren is geselecteerd.
S
ta
ff
e
lf
unct
i
e
"AAN"S
ta
ff
e
lf
unct
i
e
"UIT"
2-36
KOPIEERMACHINE
Inhoudsopgave
Functie Nietsorteren
Met de nietsorteerfunctie wordt de uitvoer gesorteerd tot sets en elke set wordt geniet en naar de lade gezonden.
Hieronder ziet u een overzicht van het verband tussen nietpositie, papierstand, toegestane papierformaten om te nieten
en het aantal vellen dat kan worden geniet.
Voor de plaatsingsrichting van originelen, zie "Plaatsingsrichting origineel (voor de functies nietsorteren en perforeren)"
(pagina 2-37).
*U kunt 2 vellen van maximaal 256g/m
2
invoegen als kaft en ze nieten. In dat geval kunt u 2 van het maximumaantal te
nieten vellen aftrekken en zoveel vellen gebruiken.
Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.
Art des Missbrauchs:
Forenregeln
Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:
Lesen Sie zuerst die Anleitung;
Schauen Sie nach, ob die Frage bereits gestellt wurde;
Stellen Sie die Frage so deutlich wie nur einigermaßen möglich;
Erwähnen Sie was Sie bereits versucht haben um das Problem zu lösen;
Ist Ihr Problem von einem Besucher gelöst dann lassen Sie ihn / sie wissen in diesem Forum;
Falls Sie reagieren möchten, so verwenden Sie bitte das Antworten- Formular;
Da ihre Frage für alle Besucher sichtbar ist, sollten Sie lieber keine persönliche Daten erwähnen.
Neu registrieren
Registrieren auf E - Mails für Sharp MX-3114N wenn:
neue Frage gestellt werden
neue Handbücher vorhanden sind
Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.
Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.
Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.
Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt
Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.