Nederlands
Vingereigenschappen
Voordat u voor een of meerdere vin-
gers besluit, moet u op de volgende
punten letten.
Vingertoppen met veel verwon-•
dingen, nerven of zeer gering ver-
diepte structuur zn minder geschikt
als gebruikersvingers.
B relatief dikke vingers, dient •
de kleinste vinger van de hand te
worden gebruikt, bv. de ringvinger
of de pink.
Zn de vingers daarentegen erg •
klein, bv. b kinderen, dan dienen
de duimen te worden gebruikt.
B rechtshandige zn de vinger-•
topjes van de linker hand minder
gebruikt dan b linkshandigen en
omgekeerd.
Per persoon dienen minimaal 2 •
vingers te worden ingelezen, het
beste van beide handen, om in geval
van verwonding van de vinger of de
hele hand een uitwkmogelkheid
te hebben.
B een beperkt aantal personen •
is het zinvol, met een hoger vinger-
aantal te werken, omdat aan het
begin de meest geschikt vinger kan
worden ontdekt.
Optimale vingergeleiding
De vingerafdrukmodule gebruikt
voor de persoonsidenticatie uitslui-
tend de biometrische gegevens van
de vingertop, een betrouwbare wer-
king wordt b het nakomen van de
volgende vereisten gegarandeerd.
Het gebruik vergt enige oefening, •
ervaringsgews stgt de herken-
ningszekerheid van het systeem
naar mate het meer wordt gebruikt.
Oefent u dus voor het eerste inlezen
de juiste voortgang.
Gaat u ergonomisch gunstig ten •
opzichte van de sensor staan.
Strekt u de in te lezen vinger.•
Strkt u de vinger ongeveer vanaf •
het laatste gewricht vlak over de
sensor.
Oefent u daarb lichte druk op de •
sensor uit.
Let u er op, dat u zo recht mogelk •
en niet in zigzag uw vinger over de
sensor beweegt. Tussentds aarzelen
dient ook te worden vermeden.
Trekt u uw vinger niet te snel en •
niet te langzaam over de sensor.
De handeling zou in een seconde
moeten zn afgesloten.
De vinger dient voor de identi-•
catie op dezelfde wze over de
sensor worden getrokken als b het
leren.
Vingers inlezen
Het aftasten van de vingerafdruk
start automatisch, zodra de bovenste
vingerkoot in een gelkmatige
beweging over de sensor wordt
gestreken. De beste resultaten
worden behaald, wanneer de vinger
in het begin van de neerwaartse
beweging vlak in het vlak voor
de vinger wordt geplaatst en het
bovenste gewricht van de vinger
op hoogte van de sensor ligt (zie
afbeelding 1).
De sensor noteert b het inlezen
van de vinger drie beelden, er wordt
naar hun kenmerken gezocht en de
beste worden in de interne databank
opgeslagen. Konden de kenmerken
succesvol worden doorgegeven, dan
wordt de vinger opgeslagen.
Foutoorzaken
Vuile vingers kunnen de herken-•
ning negatief beïnvloeden.
Verwonde vingers kunnen de •
herkenning negatief beïnvloeden,
daarom raden w aan om per per-
soon minimaal 2 vingers te leren.
Natte of vochtige vingers kunnen •
de herkenning negatief beïnvloeden.
De herkenning van kindervin-•
gers functioneert afhankelk van
lichaamsbouw en motoriek vanaf
ongeveer 6 jaar. Oefent u met uw
kind het bedienen van de sensor.
Droge vingers, bv. b het gebruik •
van oplosmiddelen kunnen de her-
kenning negatief beïnvloeden.
Opgezwollen vingers, bv. na het •
wassen kunnen de herkenning nega-
tief beïnvloeden.
Vinger wordt in te steile hoeken •
over de sensor getrokken, en wordt
niet vlak geplaatst (afbeelding 2).