77
Verklarende woordenlijst
Gigaset C450 IP / nld / A31008-M1713-M101-1-5419 / glossary.fm / 15.03.2006
gebeurt op basis van een gemeen-
schappelijk protocol.
RTP
Realtime Transport Protocol
Wereldwijde standaard voor de over-
dracht van audio- en videogegevens.
Wordt vaak gebruikt in combinatie met
UDP. Hierbij worden RTP-pakketten
ingekapseld in UDP-pakketten.
RTP-Port
(Lokale) poort, via welke bij VoIP de
spraakgegevenspakketten worden ver-
zonden en ontvangen.
Ruggespraak
U voert een gesprek. Bij ruggespraak
onderbreekt u het gesprek kort om een
tweede verbinding met een andere
gesprekspartner tot stand te brengen.
Wanneer u de verbinding met deze
gesprekspartner meteen weer beëin-
digt, wordt dit ruggespraak genoemd.
Het heen en weer schakelen tussen de
eerste en de tweede gesprekspartner
wordt een wisselgesprek genoemd.
S
Server
Stelt andere netwerkgebruikers
(clients) een service ter beschikking.
Het begrip kan een computer/PC of een
toepassing aangeven. Een server wordt
via IP-adres/domeinnaam en poort
geadresseerd.
SIP (Session Initiation Protocol)
Signaleringsprotocol onafhankelijk van
de spraakcommunicatie. Wordt
gebruikt voor het tot stand brengen en
beëindigen van een gesprek. Daarnaast
kunnen parameters voor de spraak-
overdracht worden gedefinieerd.
SIP-adres
Zie URI.
SIP Port / Local SIP Port
(Lokale) poort, via welke bij VoIP de
SIP-signaleringsgegevens worden ver-
zonden en ontvangen.
SIP-provider
Zie VoIP-provider.
SIP-proxy-server
IP-adres van de gateway-server van uw
VoIP-providers.
Spraakcodec
Zie Codec.
Statisch IP-adres
Zie Vast IP-adres.
STUN (Simple Transversal of UDP over NAT)
NAT-besturingsmechanisme.
STUN is een gegevensprotocol voor
VoIP-telefoons. STUN vervangt het
privé-IP-adres in de gegevenspakketten
van de VoIP-telefoon door het open-
bare adres van het beveiligde privé-net-
werk. Voor de besturing van de gege-
vensoverdracht is bovendien een
STUN-server op internet nodig. STUN
kan niet worden toegepast bij symme-
trische NAT’s.
Zie ook:ALG, firewall, NAT, outbound
proxy.
Subnet
Segment van een netwerk.
Subnetmasker
IP-adressen bestaan uit een vast net-
werk- en een variabel gebruikersnum-
mer. Het netwerknummer is voor alle
netwerkgebruikers identiek. Hoe
groot het gedeelte van het netwer-
knummer is, wordt vastgelegd in het
subnetmasker. Bij het subnetmasker
255.255.255.0 zijn bijvoorbeeldde eer-
ste drie delen van het IP-adres het net-
werknummer en het laatste deel het
gebruikersnummer.
Switch
Verbindt verschillende netwerkelemen-
ten met elkaar (zie ook Hub). Een
switch stuurt gegevenspakketten
gericht door naar de netwerkgebrui-
ker aan wie zij zijn geadresseerd.
Symmetrische NAT
Bij een symmetrische NAT worden
dezelfde interne IP-adressen en poort-
nummers toegewezen aan afzonder-
lijke externe IP-adressen en poortnum-