61
Ovenfuncties
Boven- en onderwarmte ————— t
M.b.v. de boven en onderaan
aangebrachte verwarmingselementen
wordt de warmte opgewekt en door
straling op het bak- en braadgoed
overgebracht.
–Vooral geschikt voor het braden en
bakken op één inschuifhoogte voor
gevoelig gebak en magere stukken
vlees, ook voor brood.
– Maar één inschuifhoogte gebruiken.
Wij adviseren:
Inschuifhoogte 1of 2.
– Nadere informaties zie bak- een
braadtabellen.
De vlakgrill ——————————— x
De warmte wordt d.m.v.
verwarmingselementen opgewekt en door
straling naar het grillgoed overgebracht.
–Vooral geschikt voor platte grillades,
zoals koteletten, steaks of toostjes.
– Grillen met gesloten bakovendeur
(energie besparend).
– Maar één inschuifhoogte gebruiken.
Wij adviseren:
Inschuifhoogte 2 of 3.
– Nadere informaties zie tabel „Grillen”.
Oven in- en uitschakelen
Voordat u uw oven inschakelt, kiest u het
verwarmingssysteem dat u wilt gebruiken.
Inschakelen:
1. Stel de functiekeuzeknop in op het
gekozen systeem.
2. Stel de temperatuurkeuzeknop in op de
gewenste temperatuur (zie bak- en
bradtabel).
❑ De ingestelde temperatuur wordt
automatisch geregeld.
❑ Het rode controlelampje gaat branden
wanneer de oven wordt ingeschakeld en
bij het naverwarmen.
Uitschakelen:
Om de oven uit te schakelen, draait u de
temperatuurkeuzeknop en de
functiekeuzeknop op 0.
Functiekeuzeknop Temperatuur-
keuzeknop