nl
68
Bedieningselementen
Afb. 2
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
Het apparaat met de toets Aan/Uit 1
inschakelen.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
Wij adviseren een temperatuurinstelling
van +4 °C voor de koelruimte.
Bewaar gevoelige levensmiddelen niet
warmer dan +4 °C.
Aanwijzingen bij het gebruik
■ Na het inschakelen van het apparaat
kan het een aantal uren duren voordat
de ingestelde temperatuur is bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen
in het apparaat leggen.
■ Terwijl de koelmachine loopt, vormen
zich dooiwaterdruppels of een laagje
rijp op de achterwand van
de koelruimte. U hoeft
de dooiwaterdruppels niet af te wissen
of de rijp af te schrapen.
De achterwand wordt automatisch
ontdooid. Het dooiwater loopt via
het afvoergootje naar de koelmachine,
waar het verdampt. Afb. 3
■ De voorzijde van het apparaat achter
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van
de deurafdichting wordt voorkomen.
1 Toets Aan/Uit
Om het apparaat in en uit
te schakelen.
2 Toets „super”
Dient voor het inschakelen van de
functie superkoelen (zie het
hoofdstuk Superkoelen).
3 Temperatuurinsteltoets
Met deze toets wordt de
temperatuur ingesteld.
4 Temperature display
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen
in de koelruimte in °C.
5 Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function”).