NL
33
1 Reductie 150 / 120 mm.
1 Anti-terugkeerklep.
2 Houder voor buisomhulsel.
4 Muurpluggen (Ø6 x 30).
4 Muurpluggen (Ø8 x 40).
4 Lange bouten (Ø4 x 30).
2 Bouten (Ø3.9 x 19).
4 Lange bouten (Ø5 x 45).
2 Pakkingsring (Ø6.4 x Ø18).
2 Krammen.
Fig. 1 (Pag. 39)
Gelieve er u bij de installatie van te
verzekeren dat de veiligheidsvoorschriften
van pagina 30 gerespecteerd worden.
Ten einde een optimaal rendement te
verkrijgen, mag de afvoerbuis naar buiten niet
langer zijn dan VIER METER, niet meer dan
twee hoeken van 90º hebben, en de diameter
ervan moet ten minste Ø 120 zijn.
1) Gebruik de bijvoegde tekeningen (Fig. 1)
en duidt de punten aan waar de pluggen P)
(Ø8 x 40) en (J) (Ø6 x 30) moeten worden
vastgezet en boor de gaten.
2) Plaats de pluggen (A1) en bevestig de
lange bouten (A2) (Ø5 x 45
) totdat ze 5mm uit
de muur steken.
3) Hang de afzuigkap aan de bouten (A2) en
draai deze aan.
4) Markeer de plaats van de veiligheidsplug-
gen (R) (Ø8 x 40) door het binnendeel van de
afzuigkap heen.
5) Draai de bouten (A2) los en haal de
afzuigkap weer van de muur af.
6) Boor de gaten en plaats de pluggen (R).
7) Plaats de afzuigkap, draai de bouten (A2)
en (S) (Ø5 x 45) met de pakkingsringen (T)
(Ø6,4 x Ø18) vast.
8) Monteer de buisomhulsels, en maak het
onderste gedeelte vast aan de houder (H),
zoals te zien is op figuur 1.
9) Plaats de krammen (F) in de houder (C).
10) Centreer de houder (C) op de
gemarkeerde omtrek; teken en boor de gaten
voor de pluggen (E) (Ø6 x 30). Zet de houder
(C) vast met de lange bouten (D) (Ø4 x 30).
11) Plaats het stuk (B) als de binnenste buis
(niet bijgeleverd) Ø120.
12) Zet de binnenste buis vast met een klem
(niet bijgeleverd) aan (B) of aan de uitlaat van
de motor.
13) Als de binnenste buis is vastgezet, het
onderste buisomhulsel op de afzuigkap
plaatsen en het bovenste vastzetten met de
schroeven (G) (Ø3.9 x 19).
Wanneer het niet mogelijk is de gassen naar
buiten af te voeren, kan de afzuigkap zo
worden gemonteerd dat de lucht gezuiverd en
gerecycleerd wordt door middel van actieve
koolfilters.
De levensduur van deze actieve koolfilters is
drie tot zes maand, en afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden. Deze filters kunnen
niet worden gereinigd noch geregenereerd.
Als hun levensduur is beëindigd moeten ze
worden vervangen.
Fig. 2 (Pag. 39)
1) Plaats de filters op het laterale deel van de
afzuigsectie van de motor en zorg ervoor dat
de gaten van de filters (A) samenvallen met
de spillen (B) van het motorkarkas. Draai in
de richting zoals aangegeven op de figuur.
2) Haal de buisomhulsels weg (E). Zet de
buisomhulsels terug op hun plaats (E).
Bijgeleverde Stukken
Installatie
Actieve Koolfilters (Optioneel)