659821
1
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/50
Nächste Seite
Inhoudsopgave
203
NL
1 Waarschuwingen 204
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 204
1.2 Beoogd gebruik 208
1.3 Aansprakelijkheid van de fabrikant 208
1.4 Deze gebruiksaanwijzing 208
1.5 Identificatieplaatje 208
1.6 Verwerking 209
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 210
2 Beschrijving 211
2.1 Algemene beschrijving 211
2.2 Symbolen 214
2.3 Beschikbare accessoires 215
3 Gebruik 216
3.1 Waarschuwingen 216
3.2 Voorzorgsmaatregelen 217
3.3 Eerste gebruik 217
3.4 Het gebruik van de gasbranders 218
3.5 Gebruik van de inductieplaten 220
3.6 Handige tips 232
4 Reiniging en onderhoud 233
4.1 Waarschuwingen 233
4.2 Reiniging van het apparaat 233
4.3 Oplossingen voor problemen… 235
5 Installatie 236
5.1 Veiligheidswaarschuwingen 236
5.2 Insnijding van het werkblad 236
5.3 Inbouw 238
5.4 Gasaansluiting 240
5.5 Aanpassing aan de verschillende gastypes 243
5.6 Elektrische aansluiting 250
5.7 Voor de installateur 252
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat
zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING
Waarschuwingen
204
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik. Raak geen
verwarmingselementen aan
tijdens gebruik van het apparaat.
• Bescherm de handen met
ovenwanten bij het hanteren van
voedsel in de ovenruimte.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen
met beperkte fysieke, zintuiglijke
of mentale capaciteiten of met
een gebrek aan ervaring of
kennis is alleen toegestaan onder
toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk
zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Kinderen jonger dan 8 jaar
mogen het apparaat tijdens zijn
werking niet benaderen.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming
van de kookzones. Plaats geen
lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op
oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten
als ze oververhit raken. Het is
aanbevolen bij het apparaat te
blijven tijdens de voorbereiding
van voedsel dat olie of vet bevat.
Als de oliën of vetten vlam
zouden vatten, mag geen water
gebruikt worden om te blussen.
Plaats het deksel op de pan en
schakel de kookzone uit.
Waarschuwingen
205
NL
• Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
• Tijdens het gebruik geen metalen
voorwerpen zoals vaatwerk of
bestek op het oppervlak van de
kookplaat plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Giet geen water rechtstreeks op
hete ovenschalen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
buurt van het apparaat terwijl het
werkt.
• Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
apparaat.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te
halen.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische
dienst die voor de vervanging van
de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
tijdens bereidingen waarbij vetten
en oliën vrijkomen die heet
worden en vlam kunnen vatten.
Besteed de grootst mogelijke
aandacht.
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of
recipiënten om voedsel te
bereiden.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
Waarschuwingen
206
• Alle recipiënten moeten een
vlakke en regelmatige bodem
hebben.
• In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
• Geen zure stoffen zoals
citroensap of azijn op de
kookplaat morsen.
• Plaats geen lege potten of
pannen op ingeschakelde
kookzones.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de
delen waarvan het oppervlak met
metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische
oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters
van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet
in de vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet
geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp
van een tweede persoon in het
meubel.
• Om de mogelijke oververhitting
van het apparaat te vermijden
moet het niet achter een
decoratieve deur of een paneel
geïnstalleerd worden.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat (installatie,
onderhoud, plaatsing of
verplaatsing) moet u altijd zorgen
voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat moet de
algemene elektrische voeding
gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren
door bevoegd technische
personeel.
Waarschuwingen
207
NL
• Het aansluiten met een flexibele
buis moet zodanig uitgevoerd
worden dat de lengte van de buis
niet langer is dan 2 meter bij
maximale uitschuiving voor
flexibele stalen buizen en 1,5
meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in
aanraking komen met
beweegbare delen, en mogen
niet geplet worden.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming
met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen
10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met
een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch
personeel.
• De aardverbinding van het
elektrische systeem is verplicht en
moet in overeenstemming met de
geldende veiligheidsnormen
worden uitgevoerd.
• Gebruik kabels die bestand zijn
tegen temperaturen van minstens
90 °C.
• Het aandraaimoment van de
schroeven van de
stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
• Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
Voor dit apparaat
• Schakel de platen na het gebruik
uit. Vertrouw nooit alleen op de
panherkenningsindicatie.
• Waak over kinderen, ze kunnen
de brandende controlelamp voor
de restwarmte moeilijk zien. De
bereidingszones blijven ook na
gebruik voor een bepaalde
periode nog zeer warm, ook al
zijn ze uitgeschakeld. Houd
kinderen uit de buurt zodat ze niet
kunnen aanraken.
• Het glaskeramische oppervlak is
schokbestendig, maar u dient te
voorkomen dat er zware en
harde voorwerpen vallen op de
kookplaat: die zou kunnen breken
als het om puntige voorwerpen
gaat.
• Het glaskeramische
kookoppervlak mag niet als
steunvlak gebruikt worden.
Waarschuwingen
208
• Als barsten of scheuren
opgemerkt worden, of als het
oppervlak van de glaskeramische
plaat zou breken, moet het
apparaat onmiddellijk
uitgeschakeld worden. Schakel
de stroom uit en neem contact op
met de Technische Dienst.
• Personen met een pacemaker of
een gelijkaardig apparaat
moeten zich ervan vergewissen
dat de werking van deze
apparaten niet wordt beïnvloed
door het inductieveld, waarvan
het frequentiebereik tussen 20 en
50 kHz ligt.
• Overeenkomstig de bepalingen
van de elektromagnetische
compatibiliteit behoort de
elektromagnetische inductieplaat
tot Groep 2 en Klasse B (EN
55011).
1.2 Beoogd gebruik
• Dit apparaat is bedoeld om thuis
voedsel te bereiden. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
• Het apparaat is niet ontworpen
om te functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.3 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan
personen en voorwerpen ten
gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de
gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één
deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.4 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een belangrijk
onderdeel van het apparaat en moet
gedurende de volledige levensduur intact
en op een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig
vóór installatie.
1.5 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
markering. Het plaatje mag in geen geval
worden verwijderd.
Waarschuwingen
209
NL
1.6 Verwerking
Het apparaat moet gescheiden
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Het product bevat geen
delen die als gevaarlijk voor de
gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
• Oude of gebruikte apparaten aan het
einde van hun levensduur moeten door
de gebruiker worden ingeleverd bij
geschikte centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en elektronisch
afval, of overhandigd worden aan de
verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in milieuvriendelijke
en recyclebare materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
Waarschuwingen
210
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires,
kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
Beschrijving
211
NL
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
65 cm
AUX = Hulpbrander
R = Snelle brander
F = Bedieningen plaat voor
R = Bedieningen plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
Beschrijving
212
75 cm
AUX = Hulpbrander
UR = Ultrasnelle brander
F = Bedieningen plaat voor
R = Bedieningen plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
Beschrijving
213
NL
90 cm
UR* = Ultrasnelle brander SX = Bereidingszone met inductie links
DX = Bereidingszone met inductie rechts
F = Bedieningen plaat voor
R = Bedieningen plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
Beschrijving
214
2.2 Symbolen
Bereidingszones op gas
Zone achteraan
Zone vooraan
Knoppen branders
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de kookplaat. Druk op
de knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige
branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen
het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de branders uit te
schakelen, moeten de knoppen op
geplaatst worden.
Bereidingszones met inductie
On/Off-toets: voor de in- of
uitschakeling van de kookplaat.
Pauzetoets: onderbreekt de bereiding.
Toets toetsblokkering: voorkomt dat de
bedieningen ongewenst kunnen worden
aangeraakt.
Toets hoger: verhoogt de
bereidingstijd of de timer.
Toets lager: verlaagt de bereidingstijd
of de timer.
Schuifbalk: verhoogt of verlaagt het
vermogen.
Toets speciale functies: activeert de
speciale functies van het apparaat.
Tabel opgenomen vermogens
* de vermogens zijn bij benadering en afhankelijk van het gebruikte recipiënt of de ingestelde
waarden.
Grote
Afmetingen plaat
(mm)
Max. geabsorbeerde
vermogen (W)*
Opgenomen vermogen in
powerfunctie (W)*
F - R
230 x 180 2100 3700
Beschrijving
215
NL
Voordelen van inductiekoken
• Energiebesparing, dankzij de
rechtstreekse overdracht van energie
naar de pan (u moet daarvoor bestemde
pannen van magnetiseerbaar materiaal
gebruiken) in vergelijking met het
traditioneel elektrisch koken.
• Grotere veiligheid dankzij de overdracht
van energie naar alleen het recipiënt dat
op de kookplaat geplaatst is.
• Hoog rendement bij de overdracht van
energie van de bereidingszone met
inductie naar de basis van de pan.
• Snelle verwarming.
• Kleinere kans op brandwonden, omdat
het kookoppervlak enkel wordt
verwarmd door de onderkant van de
pan; overgekookt voedsel bakt niet aan.
2.3 Beschikbare accessoires
Reductierooster Wok
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
Het apparaat is voorzien van een
inductiegenerator voor elke
bereidingszone. Elke generator
onder het glaskeramische
oppervlak heeft een
elektromagnetisch veld dat een
thermische stroom op de
onderkant van de pan
veroorzaakt. De warmte wordt niet
aan de bereidingszone
overgedragen, maar wordt direct
door de inductieve stromen in het
recipiënt gecreëerd.
De accessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De originele bijgeleverde of
optionele accessoires kunnen
worden aangevraagd bij erkende
servicecentra. Gebruik enkel de
originele accessoires van de
fabrikant.
Gebruik
216
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen waarbij
vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Draag hittebestendige handschoenen
tijdens het gebruik.
• Raak het oppervlak van de kookplaat
niet aan, of reinig het niet, tijdens de
functionering of wanneer de
controlelampen van de restwarmte
oplichten.
• Plaats geen lege potten of pannen op
de bereidingszones wanneer ze zijn
ingeschakeld.
• Raak de warmte-elementen niet aan als
het apparaat werkt. Laat ze afkoelen
vóór u het apparaat eventueel reinigt.
• Activeer de toetsblokkering indien u
kinderen of huisdieren heeft die de
kookplaat kunnen bereiken.
• De bereidingszones blijven ook na
gebruik gedurende een bepaalde
periode nog zeer warm, ook al zijn
deze uitgeschakeld. Raak de
oppervlakken van de kookplaat niet aan.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af
met zilverfolie.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een vlakke en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
• Er wordt afgeraden om potten in
aardewerk of speksteen te gebruiken
om voedsel te bereiden of te verwarmen
• Gebruik de kookplaat niet als in de
oven het proces van de pyrolyse bezig is.
• Vermijd dat harde en zware
voorwerpen op de kookplaat kunnen
vallen zodat deze niet kan beschadigd
worden.
• Gebruik de kookplaat niet als werk-
en/of snijvlak.
Gebruik
217
NL
3.2 Voorzorgsmaatregelen
Lekkend gas kan een explosie
veroorzaken.
Wanneer u gas ruikt of als de gasinstallatie
lekt:
• De gastoevoer onmiddellijk sluiten of het
ventiel van de gasfles onmiddellijk
dichtdraaien.
• Open vuur en sigaretten onmiddellijk
uitdoven.
• Geen schakelaars of apparaten
inschakelen en geen enkele stekker uit
het stopcontact verwijderen. Binnen het
gebouw geen (mobiele) telefoons
gebruiken.
• Ramen openen en het vertrek luchten.
• Contact opnemen met het
servicecentrum of uw gasbedrijf.
Onregelmatige werking
Elke van de volgende omstandigheden
moet als een onregelmatige werking
worden beschouwd en vereist een ingreep:
• Beschadiging van het keukengerei.
• Verkeerde ontsteking van de branders.
• Branders blijven met moeite branden.
• Uitschakeling van de branders tijdens de
werking.
• De gaskranen kunnen moeilijk open of
dicht worden gedraaid.
Neem contact op met het erkende
servicecentrum bij u in de buurt als het
apparaat niet correct werkt.
3.3 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
Hoge temperatuur
Brand- en ontploffingsgevaar
• Ontvlambare materialen niet in de buurt
van het apparaat of direct onder de
kookplaat gebruiken of bewaren.
• Gebruik geen dozen, gesloten bakjes,
keukengerei en plastic potjes voor de
bereiding.
• In geval van barsten of scheuren, en
indien het apparaat niet kan
uitgeschakeld worden, moet de
stroomtoevoer uitgeschakeld worden en
moet contact met de assistentie worden
opgenomen.
Gebruik
218
3.4 Het gebruik van de gasbranders
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het apparaat is voorzien van een
elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en
hem linksom te draaien op het symbool van
de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de
brander niet binnen 15 seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden,
alvorens de volgende poging te verrichten.
Na de ontsteking moet de knop enkele
seconden ingedrukt gehouden worden,
zodat het thermokoppel kan opwarmen.
Het kan voorvallen dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele
ogenblikken en herhaal de handeling.
Houd de knop langer ingedrukt.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct met de
respectievelijke deksels gepositioneerd zijn.
Let op dat de openingen van de brander
overeenstemmen met de vonkontstekers en
de thermokoppels. Controleer bovendien
of de pinnen van de vlamverdelers perfect
in de openingen van de brander zijn
aangebracht.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gastoevoer,
ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht
minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
Gebruik
219
NL
De roosters correct plaatsen
Onder de roosters zijn holle, siliconen
rubbertjes aanwezig die op de
desbetreffende bevestigingspen op de
kookplaat moeten worden aangebracht.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn
op de respectievelijke branders zonder dat
de roosters opgeheven zijn of scheef staan;
in dat geval moet de positionering herhaald
worden.
Als een pan onstabiel is, moet
gecontroleerd worden of de roosters
correct zijn aangebracht.
Diameter van de recipiënten
Reductieroosters
Het reductierooster moeten op de roosters
van het vlak gelegd worden. Controleer
dat deze correct gepositioneerd zijn.
Een vleesrooster gebruiken
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken,
moet het volgende advies opgevolgd
worden:
• het vleesrooster mag maximaal 10
minuten lang op het maximale vermogen
van de brander worden opgewarmd.
• het wordt aanbevolen om voor de
bereiding van de levensmiddelen een
lager vermogen in te stellen;
• let erop dat de vlammen van de brander
niet onder de rand van het vleesrooster
uit komen;
• houd de zijwand op minimaal 150 mm
van de rand van het vleesrooster;
• plaats het vleesrooster niet op meerdere
branders tegelijkertijd.
AUX: 8 tot 18 cm.
R: 20 tot 26 cm.
UR: 20 tot 30 cm.
Gebruik
220
3.5 Gebruik van de inductieplaten
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Het gebruik van de
kookplaat gebeurt door middel van
sensortoetsen Touch-Control. Raak het
symbool op het oppervlak van
glaskeramiek lichtjes aan. Elke aanraking
wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Recipiënten die geschikt zijn voor
inductiekoken
De voor het inductiekoken gebruikte
recipiënten moeten van metaal zijn en
beschikken over magnetische
eigenschappen en een bodem van
geschikte afmetingen.
Geschikte recipiënten:
• Recipiënten van geëmailleerd staal met
dikke bodem.
• Recipiënten van gietijzer met
geëmailleerde bodem.
• Recipiënten van meerlagig roestvrij staal,
roestvrij ferritisch staal en aluminium met
speciale bodem.
Niet geschikte recipiënten:
• Recipiënten van koper, roestvrij staal,
aluminium, vuurvast glas, hout, keramiek
en terracotta.
Om te controleren of de pan geschikt is,
volstaat het om een magneet tegen de
onderkant te houden: als de magneet wordt
aangetrokken is de pan geschikt voor een
inductiekookplaat.
Als u niet over een magneet beschikt, kunt u
in het recipiënt een kleine hoeveelheid
water gieten, het op een bereidingszone
plaatsen en de plaat inschakelen. Indien op
het display het symbool verschijnt, is de
pan niet geschikt.
Minimum diameter van de pan
Gedurende de eerste aansluiting
op het stroomnet wordt een
automatische controle uitgevoerd
die alle controlelampen enkele
seconden doet oplichten.
Gebruik uitsluitend pannen met een
perfect vlakke onderkant, die
geschikt zijn voor
inductiekookplaten. Het gebruik van
pannen met een onregelmatige
bodem kan er voor zorgen dat het
systeem niet goed werkt of dat het
systeem de pan niet herkent.
Grote
minimum
Ø
(cm)
aanbevolen
Ø
(cm)
F - R
911,5
Multizone
2 x 11
1 x 22
2 x 13,5
1 x 24,5
Gebruik
221
NL
Beperking van de bereidingsduur
De kookplaat is voorzien van een
automatisch systeem dat de werkingsduur
beperkt.
Indien de instellingen van de
bereidingszone niet gewijzigd worden, is
de maximale werkingsduur van elke
afzonderlijke zone afhankelijk van het
geselecteerde vermogensniveau.
Wanneer het mechanisme voor de
beperking van de werkingsduur wordt
geactiveerd, wordt de bereidingszone
uitgeschakeld, hoort u een kort
geluidssignaal en wordt, indien de zone
heet is, het symbool weergegeven op
het display.
Bescherming tegen oververhitting
Wanneer de kookplaat voor een lange
periode op het maximale vermogen wordt
gebruikt, kan de elektronica moeite hebben
om af te koelen als de
omgevingstemperatuur hoog is.
Het vermogen van de bereidingszone
wordt automatisch verlaagd om te
vermijden dat in de elektronica een te hoge
temperatuur ontstaat.
Vermogensniveaus
Het vermogen van de bereidingszone kan
op verschillende niveaus geregeld worden.
In de tabel vindt u de aanduidingen met
betrekking tot de verschillende types van
bereidingen.
* zie powerfunctie
Inschakeling/uitschakeling van de plaat
Om de plaat te activeren, moet de On/
Off-toets minstens 1 seconde ingedrukt
gehouden worden; om ze te deactiveren,
moet de On/Off-toets minstens 2
seconden ingedrukt gehouden worden.
Vermogensniveau
Maximum
bereidingsduur
1 8 ½ uur
2 6 ½ uur
3 5 ½ uur
4 4 ½ uur
5 3 ½ uur
6 2 ½ uur
7 2 ½ uur
8 2 uur
9 1 ½ uur
Vermogensniveau Geschikt voor:
0Positie OFF
1 - 2
Bereiding van beperkte
hoeveelheden voedsel
(minimaal vermogen)
3 - 4 Bereiding
5 - 6
Bereidingen van grote
hoeveelheden voedsel, het
braden van grotere stukken
7 - 8 Braden, fruiten met meel
9 Braden
P *
Braden / Aanbraden, koken
(maximaal vermogen)
De kookplaat wordt automatisch
binnen enkele seconde
uitgeschakeld als geen enkel
vermogen is gekozen.
Gebruik
222
Automatische inschakeling van de
bereidingszone
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
• Plaats een recipiënt (geschikt voor
inductiekoken, niet leeg) op de
bereidingszone die u wilt gebruiken.
Het display van de gebruikte
bereidingszone wordt ingeschakeld: het
aangegeven vermogen is .
Regeling van de bereidingszone
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
1. Breng links van de schuifbalk van de te
gebruiken bereidingszone een vinger
aan.
Het display van de gebruikte
bereidingszone wordt ingeschakeld: het
aangegeven vermogen is .
2. Verplaats de vinger naar links of naar
rechts over de schuifbalk tot het
bereidingsvermogen is geselecteerd van
naar of schakel de Power-
functie in (zie „ Powerfunctie”).
Het display van de gebruikte
bereidingszone geeft het ingestelde
bereidingsvermogen aan.
Uitschakeling van de bereidingszone
1. Verplaats de vinger naar links tot aan het
einde van de schuifbalk van de
bereidingszone die u wilt uitschakelen.
Het display van de gebruikte
bereidingszone gaat uit.
Als u alle zones tegelijkertijd wilt
uitschakelen, houd dan de toets
On/Off minstens 2 seconden
ingedrukt.
Gebruik
223
NL
Snelkeuze
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
1. Breng ongeveer op het gewenste
vermogen van de schuifbalk van de te
gebruiken bereidingszone een vinger
aan.
2. Selecteer het gewenste
bereidingsvermogen door de vinger
naar links of naar rechts te verplaatsen.
Powerfunctie
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
1. Breng links van de schuifbalk van de te
gebruiken bereidingszone een vinger
aan.
Het display van de gebruikte
bereidingszone wordt ingeschakeld: het
aangegeven vermogen is .
2. Verplaats de vinger naar rechts over de
schuifbalk tot de Power-functie is
geselecteerd.
Het display van de gebruikte
bereidingszone geeft de waarde aan.
De Power-functie kan snel worden
geactiveerd.
• Schakel de kookplaat in, breng
helemaal rechts op de schuifbalk van de
te gebruiken bereidingszone een vinger
aan.
Met behulp van deze functie kunt
u snel het gewenste vermogen van
de platen instellen.
Met deze functie kan het maximum
leverbare vermogen van de
bereidingszone gebruikt worden.
De functie Power blijft maximum
10 minuten actief; na deze
tijdsduur wordt het vermogen
automatisch op niveau 9 gesteld.
Gebruik
224
Multizone-functie
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
1. Breng tegelijkertijd een vinger aan op de
schuifbalk links en een vinger op de
schuifbalk rechts van de te gebruiken
bereidingszone.
De displays van de bereidingszones
worden ingeschakeld: het display toont het
„master”-symbool , terwijl rechts op het
display rechts gevolgd door „slave”
worden weergegeven.
2. Stel het gewenste bereidingsvermogen in
met behulp van de schuifbalk links.
Voor de beide zones worden dezelfde
parameters ingesteld.
Met deze functie kunnen
tegelijkertijd twee
bereidingszones (voor en
achter) worden bediend voor het
gebruik van pannen, zoals
vispannen of rechthoekige
recipiënten.
U kunt de Multizone-functie
uitsluitend activeren op verticaal
verbonden bereidingszones (F en
R).
Deze functie zorgt automatisch
voor een evenwichtige verdeling
van het vermogen over de beide
platen.
Wanneer de Multizone-functie
actief is, kan de Power-functie niet
in deze zones worden
geactiveerd.
Gebruik
225
NL
Plaats een grote ovale of langwerpige pan
altijd midden op de bereidingszone.
Voorbeeld van correct geplaatste pannen
Voorbeeld van NIET correct geplaatste pannen
De Multizone-functie deactiveren:
breng tegelijkertijd een vinger aan op de
schuifbalk links en een vinger op de
schuifbalk rechts van de te deactiveren
bereidingszone.
Tabel voor de bereidingen
In de onderstaande tabel worden
vermogenswaarden weergegeven die
ingesteld kunnen worden, en bij iedere
waarde wordt het type van het te bereiden
voedsel vermeld. De waarden kunnen
variëren afhankelijk van de hoeveelheid
voedsel en de smaak van de consument.
Vermogensniveau Geschikt voor:
1 - 2
Voedsel opwarmen, kleine
hoeveelheden water aan de
kook te houden, sauzen met
eidooiers of boter
loskloppen.
3 - 4
Vaste en vloeibare
voedingsmiddelen bereiden,
water aan de kook houden,
diepvriesproducten te
ontdooien, omeletten van 2-
3 eieren, fruit- en
groentegerechten bereiden,
verschillende bereidingen.
5 - 7
Bereiden van vlees, vis,
groenten, gerechten met
meer of minder water,
bereiding van jam enz.
8 -9
Gebraden vlees of vis,
biefstukken, lever, stoven van
vlees en vis, eieren, enz.
P
Bakken van aardappelen in
olie enz., het snel aan de
kook brengen van water.
Gebruik
226
Restwarmte
Als de bereidingszone na uitschakeling nog
warm is, wordt het symbool op het
display weergegeven. Als de temperatuur
40°C of minder bedraagt, verdwijnt het
symbool.
Melting-functie
De Melting-functie activeren nadat de
kookplaat is geactiveerd:
1. Druk een keer op de toets speciale
functies van de gewenste
bereidingszone. Op het display
worden en het symbool
weergegeven.
De Melting-functie deactiveren:
• Druk drie keer op de toets speciale
functies .
Warmte behouden-functie
De Warmte behouden-functie activeren
nadat de kookplaat is geactiveerd:
1. Druk twee keer op de toets speciale
functies van de gewenste
bereidingszone. Op het display
worden en het symbool
weergegeven.
De Warmte behouden-functie deactiveren:
• Druk twee keer op de toets speciale
functies .
Simmering-functie
De Simmering-functie activeren nadat de
kookplaat is geactiveerd:
1. Druk drie keer op de toets speciale
functies van de gewenste
bereidingszone. Op het display
worden en het symbool
weergegeven.
De Simmering-functie deactiveren:
• Druk een keer op de toets speciale
functies .
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Let goed op voor kinderen omdat ze de
aanduiding van de restwarmte
waarschijnlijk niet kunnen zien. De
bereidingszones blijven na gebruik voor
een bepaalde periode zeer warm, ook
al zijn ze uitgeschakeld. Houd kinderen
dus uit de buurt, zodat ze hun handen
niet verbranden.
Met deze functie kunt u gerechten
ontdooien.
Met deze functie kunt u al bereide
gerechten warmhouden.
Met deze functie kunt u de
vloeistof in de pan aan de kook
houden.
Gebruik
227
NL
Pauzefunctie
De Pauzefunctie activeren nadat minstens
één bereidingszone is geactiveerd:
• Houd de pauzetoets ingedrukt. Op
het display gaat een led branden boven
de pauzetoets en wordt op de
displays van alle bereidingszones
weergegeven.
De Pauzefunctie deactiveren:
1. Druk op de toets .
Het display van de bereidingszone
helemaal rechts toont een enkele seconde
lang een bewegend beeld.
2. Breng links van de schuifbalk een vinger
aan en beweeg de vinger naar rechts.
Toetsblokkering
De toetsblokkering activeren nadat de
kookplaat is geactiveerd:
• Houd de toets toetsblokkering 3
seconden ingedrukt. Op het display
wordt een led weergegeven boven de
toets toetsblokkering
De toetsblokkering deactiveren:
• Houd de toets toetsblokkering 3
seconden ingedrukt. De led boven de
toets toetsblokkering gaat uit.
Met deze functie kunt u de
functionering van alle
bereidingszones onderbreken.
De toetsen van de kookplaat
worden uitgeschakeld,
uitgezonderd de toets
toetsblokkering.
Alle bereidingszones worden
uitgeschakeld.
De kookplaat schakelt automatisch
uit als binnen 5 seconden op geen
enkele toets wordt gedrukt.
Met deze toets kunnen ter
bescherming van kinderen of om
ongewenste selecties te
voorkomen alle toetsen van het
display worden uitgeschakeld.
Door een tijdelijke stroomuitval
wordt de toetsblokkering niet
gedeactiveerd.
Gebruik
228
Timer
De timer activeren nadat de kookplaat is
geactiveerd:
1. Druk tegelijkertijd op de timertoetsen
en .
Op het display wordt de tijdindicator
weergegeven. Het
timersymbool onder de tijdindicator
geeft aan dat de functie is geactiveerd.
2. Druk op de timertoetsen en om
de timer te programmeren (houd de toets
ingedrukt om sneller vooruit te gaan).
Het display wordt ingesteld in
„minuten.seconden”. De eerste keer dat u
op de timertoets wordt 1 minuut
ingesteld. U kunt ook een tijd van
minder dan een minuut instellen:
• druk 1 tot 5 keer op de timertoets
om een timer met een duur van minder
dan een minuut (van tot
seconden) in te stellen.
Elke keer dat u op de timertoets drukt,
neemt de tijd met 10 seconden af.
Als de ingesteld tijd langer dan 9 minuten
duurt, wordt onder de
tijdindicator weergegeven. Het
display wordt nu ingesteld op
„uren.minuten” (een tijd van
maximaal 1 uur en 59 minuten kan worden
ingesteld)
3. De timer start een enkele seconde nadat
de laatste selectie is verricht.
Aan het einde van de geprogrammeerde
tijd hoort de gebruiker een geluidssignaal.
4. Deactiveer het geluidssignaal door op
de timertoets of te drukken.
Deactivering van de timer
De timer tijdens het aftellen deactiveren:
1. Druk op de On/Off-toets .
De led boven de On/Off-toets gaat
aan.
2. Druk tegelijkertijd op de timertoetsen
en .
Het aftellen wordt onderbroken.
3. Houd de timertoets ingedrukt om het
aftellen te resetten.
Met deze functie kan een timer
geprogrammeerd worden, die na
de ingestelde tijdsduur een
geluidssignaal zal produceren.
Het gebruik van de kookwekker
onderbreekt de werking van de
kookzones niet, maar waarschuwt
de gebruiker dat de ingestelde
tijdsduur verstreken is.
De kookwekker kan gebruikt
worden wanneer de
bereidingszones in- en
uitgeschakeld zijn.
Gebruik
229
NL
Bereiding met tijdinstelling
De functie bereiding met tijdinstelling
activeren nadat minstens één
bereidingszone is geactiveerd:
1. Druk tegelijkertijd op de timertoetsen
en .
Op het display wordt de tijdindicator
weergegeven. Het
timersymbool naast de waarde van het
vermogen van de plaat geeft aan dat de
plaat is geactiveerd.
2. Druk op de timertoets en om de
bereiding met tijdinstelling te
programmeren (houd de toets ingedrukt
om sneller vooruit te gaan).
Het display wordt ingesteld in
„minuten.seconden”. Als de ingesteld tijd
langer dan 9 minuten duurt,
wordt onder de tijdindicator
weergegeven. Het display wordt nu
ingesteld op „uren.minuten” (een
tijd van maximaal 1 uur en 59 minuten kan
worden ingesteld)
3. De bereiding met tijdinstelling start een
enkele seconde nadat de laatste selectie
is verricht.
Aan het einde van de geprogrammeerde
tijd hoort de gebruiker een geluidssignaal.
4. Deactiveer het geluidssignaal door op
de timertoets of te drukken.
De bereiding met tijdinstelling wijzigen of
deactiveren
De bereiding met tijdinstelling tijdens het
aftellen wijzigen:
1. Druk op de On/Off-toets .
De led boven de On/Off-toets gaat
aan.
2. Druk tegelijkertijd op de timertoetsen
en .
Het aftellen wordt onderbroken.
3. Druk op de timertoetsen en om
de programmering van de bereiding met
tijdinstelling te wijzigen.
De bereiding met tijdinstelling tijdens het
aftellen deactiveren:
1. Druk op de On/Off-toets .
De led boven de On/Off-toets gaat
aan.
2. Druk tegelijkertijd op de timertoetsen
en .
Het aftellen wordt onderbroken.
3. Houd de timertoets ingedrukt om het
aftellen te resetten.
Met deze functie kan de
automatische uitschakeling van
elke bereidingszone na een
bepaalde tijdsduur
geprogrammeerd worden.
De functie kan op meerdere
bereidingszones tegelijkertijd
worden ingesteld. De tijdindicator
en de knipperende led geven aan
welke bereidingszone bijna zal
worden uitgeschakeld
Gebruik
230
Demo stand (uitsluitend voor exposanten)
Activering van de demo-stand:
1. Verzeker u ervan dat het apparaat
minstens 10-15 seconden van het
elektriciteitsnet is afgekoppeld.
2. Sluit het apparaat op het elektriciteitsnet
aan.
3. Druk binnen 2 minuten tegelijkertijd een
aantal seconden lang op de toets
toetsblokkering en de pauzetoets
tot u een geluidssignaal hoort.
4. Breng tegelijkertijd een vinger aan op de
schuifbalk links en een vinger op de
schuifbalk rechts van de bereidingszones
die zich het meest in de buurt van de
zone met de bedieningen bevinden.
U hoort een geluidssignaal en op het
display boven de zone met de bedieningen
wordt weergegeven.
5. Druk op de pauzetoets tot
boven de zone met de bedieningen
wordt weergegeven. Op de schuifbalk
links wordt weergegeven.
6. Breng een vinger aan op het bovenste
deel van de schuifbalk links tot
wordt weergegeven.
7. Druk tegelijkertijd een aantal seconden
lang tegelijkertijd op de toets
toetsblokkering en de pauzetoets .
8. Houd de toets On/Off minstens 1
seconde lang ingedrukt om het apparaat
in de demo stand in te schakelen.
Deze stand laat toe om de
verwarmingselementen te
deactiveren, terwijl men toch
gebruik kan maken van het
bedieningspaneel.
Als de demo stand ingeschakeld is
zal bij de inschakeling van het
apparaat boven de zone met de
bedieningen een enkele seconde
lang worden
weergegeven en wordt op de
schuifbalken weergegeven.
Gebruik
231
NL
Deactivering van de demo stand:
1. Verzeker u ervan dat het apparaat
minstens 10-15 seconden van het
elektriciteitsnet is afgekoppeld.
2. Sluit het apparaat op het elektriciteitsnet
aan.
3. Druk binnen 2 minuten tegelijkertijd een
aantal seconden lang op de toets
toetsblokkering en de pauzetoets
tot u een geluidssignaal hoort.
4. Breng tegelijkertijd een vinger aan op de
schuifbalk links en een vinger op de
schuifbalk rechts van de bereidingszones
die zich het meest in de buurt van de
zone met de bedieningen bevinden.
U hoort een geluidssignaal en op het
display boven de zone met de bedieningen
wordt weergegeven.
5. Druk op de pauzetoets tot
boven de zone met de bedieningen
wordt weergegeven. Op de schuifbalk
links wordt weergegeven.
6. Breng een vinger aan op het onderste
deel van de schuifbalk links tot
wordt weergegeven.
7. Druk tegelijkertijd een aantal seconden
lang tegelijkertijd op de toets
toetsblokkering en de pauzetoets .
De demo stand is nu gedeactiveerd.
Gebruik
232
3.6 Handige tips
• Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten met een deksel
gebruikt worden die geschikt zijn voor
de brander, om te voorkomen dat de
vlam langs de zijkanten lekt. Wanneer
de vloeistof begint te koken, moet de
vlam laag gedraaid worden om te
vermijden dat de vloeistof overkookt.
• Om brandwonden te vermijden en
schade aan de kookplaat of het
werkblad te voorkomen, moeten tijdens
de bereiding alle recipiënten en
vleesroosters (niet bijgeleverd) binnen de
omtrek van de kookplaat blijven.
• De diameter van de basis van de pan
mag niet groter zijn dan de breedte van
de aangegeven bereidingszone.
• De pannen mogen niet worden
geplaatst buiten de omtrek van de
kookplaat en boven de bedieningen
aan de voorkant.
• Tijdens de aankoop van een pan moet u
controleren of de aangeduide diameter
de bodem of de bovenkant van het
recipiënt betreft, omdat deze laatste
bijna altijd groter is dan de bodem.
• Wanneer u gerechten maakt waarvoor
lange bereidingstijden noodzakelijk zijn,
kunt u tijd en energie besparen door
gebruik te maken van een snelkookpan
waardoor bovendien de vitamines die
het voedsel bevat bewaard blijven.
• Controleer of de snelkookpan
voldoende vloeistof bevat, omdat een
oververhitting, die veroorzaakt wordt
door gebrek aan vloeistof, de pan en de
bereidingszone zou kunnen
beschadigen.
• Bedek indien mogelijk de pannen steeds
met een gepast deksel.
• Kies een pan die geschikt is voor de
hoeveelheid voedsel die klaargemaakt
moet worden. Wanneer u een grote pan
gebruikt die half leeg is, wordt energie
verspild.
Indien de kookplaat en de oven
gelijktijdig gebruikt worden, kan in
bepaalde omstandigheden het
maximale nuttige vermogen van
uw elektrische installatie worden
overschreden.
Reiniging en onderhoud
233
NL
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
Reinig en verzorg de kookplaat wekelijks
met behulp van een gewoon product voor
de reiniging van het glas. Neem de
aanwijzingen van de producent altijd in
acht. Het silicone dat aanwezig is in deze
producten produceert een beschermend
waterafstotend en vuilbestendig laagje. Alle
vlekken blijven achter op dat laagje en
kunnen dus makkelijk verwijderd worden.
Droog daarna het oppervlak met een
schone doek. Let op dat er geen resten
reinigingsmiddel achterblijven op de
kookplaat, omdat ze een bijtende reactie
zouden kunnen hebben wanneer de plaat
verwarmd wordt en de structuur ervan
zouden kunnen wijzigen.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Mors tijdens de bereiding geen suiker of
zoete mengsels op de kookplaat.
• Plaats geen materialen of stoffen die
zouden kunnen smelten (plastic of
aluminium).
• Houd de kookplaat altijd schoon, en
plaats geen enkel voorwerp op de
sensortoetsen.
Reiniging en onderhoud
234
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker (bijv.
marmelade) in het apparaat niet opdrogen,
dit kan het email binnenin aantasten.
Eventuele lichtgekleurde sporen,
veroorzaakt door pannen met een
aluminium bodem, kunnen worden
verwijderd met een met azijn bevochtigde
doek.
Als er na het gebruik van de kookplaat
verbrande resten achterblijven, moeten
deze worden verwijderd. Spoel met water
en droog goed met een schone doek.
Zandkorrels die eventueel op de
kookplaat gevallen zijn tijdens het wassen
van sla of aardappelen zouden de plaat
kunnen krassen wanneer de pannen
verschoven worden.
Verwijder eventuele zandkorrels dus
onmiddellijk van het oppervlak van de
kookplaat.
Kleurwijzigingen zijn niet van invloed op
de werking en de stabiliteit van het glas.
Het betreft geen wijzigingen van het
materiaal van de kookplaat, maar
eenvoudige resten die niet verwijderd
werden en die dus verbrandden.
Er kunnen glanzende oppervlakken
gevormd worden als het gevolg van het
verschuiven van de bodems van de
pannen, vooral indien ze van aluminium
zijn, en indien niet geschikte
reinigingsmiddelen gebruikt worden. Het is
moeilijk om deze te verwijderen met behulp
van gewone reinigingsproducten. Het kan
zijn dat de reiniging meerdere keren
herhaald moet worden. Het gebruik van
bijtende reinigingsmiddelen, of de wrijving
met de bodem van de pannen, kan de
decoratie van de kookplaat mettertijd
polijsten en zou de vorming van vlekken
kunnen bevorderen.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig deze met
behulp van lauw water en een niet-
schurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters en plaats ze weer op de
kookplaat.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam waardoor de glans
van de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Reiniging en onderhoud
235
NL
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
4.3 Oplossingen voor problemen…
De kookplaat werkt niet:
• Controleer of de kookplaat is
aangesloten en de hoofdschakelaar is
ingeschakeld.
• Controleer of zich geen
stroomonderbrekingen kunnen
voordoen.
• Controleer of de zekering niet is
afgesprongen. In dit geval moet de
zekering worden vervangen.
• Controleer of de aardlekschakelaar van
de huiselijke installatie niet is geschakeld.
In dit geval moet de schakelaar weer
geactiveerd worden.
De resultaten van de bereiding zijn niet
bevredigend:
• Controleer of de temperatuur van de
bereiding niet te hoog of te laag is.
De kookplaat produceert rook:
• Laat de kookplaat afkoelen, en reinig
deze, nadat de bereiding klaar is.
• Controleer of het voedsel niet uit het
recipiënt komt, en gebruik eventueel een
groter recipiënt.
De zekeringen of de magnetothermische
schakelaar van de huiselijke installatie
springen regelmatig:
• Neem contact op met de assistentie of
met een elektricien.
Scheuren of barsten in de kookplaat:
• moet het apparaat onmiddellijk
uitgeschakeld worden, moet de
stroomtoevoer uitgeschakeld worden en
moet contact met de assistentie worden
opgenomen.
Installatie
236
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof
bekledingen van aangrenzende meubels
moeten warmtebestendig zijn (>90°C),
anders kunnen deze mettertijd vervormen.
Ook de minimumafstanden van de vrije
delen van het vlak op de achterzijde
moeten gerespecteerd worden, zoals
wordt aangeduid op de afbeelding van de
montage.
5.2 Insnijding van het werkblad
Maak een opening met de aangeduide
afmetingen in het werkblad van het meubel
(mm).
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het
meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is
van de vereiste openingen.
De minimumafstand die
gerespecteerd moet worden
tussen afzuigkappen en de
kookvlakken moet minstens
overeenkomen met diegene die
aangeduid wordt in de
aanwijzingen voor de montage
van de afzuigkap.
De volgende ingreep vergt metsel-
en/of timmerwerk, en moet dus
uitgevoerd worden door een
bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd
worden op structuren van
verschillende materialen, zoals
metselwerk, metaal, massief hout
en met kunststof gelamineerd hout,
mits het hittebestendig is (>90°C).
L X Y
650 560 ÷ 564 482 ÷ 486
750 560 ÷ 564 482 ÷ 486
900 844 ÷ 848 482 ÷ 486
A B C D E
min.
200
min.
460
min.
750
40÷60
min.
50
Installatie
237
NL
Afmetingen van het apparaat (mm)
Plaats van de elektrische aansluitingen en
gasaansluitingen.
(onderaanzicht)
65 cm
75 cm
90 cm
Vlakke inbouwinstallatie (alleen bij de
uitvoering zonder sierlijsten)
Nadat de zelfklevende pakking (A) is
aangebracht en de kookplaat is voorzien
van de beugels en geplaatst is, moeten de
randen met isolerende silicone (B) worden
gevuld; verwijder het eventuele teveel aan
product.
Als de kookplaat moet worden verwijderd,
moet het silicone met behulp van een mesje
worden weggesneden voordat wordt
geprobeerd om de plaat te verwijderen
(C).
Afmetingen inbouwkookplaat (mm)
X = Gasaansluiting
Y = Elektrische aansluiting
A35
B 34,5
A B C D E F G
560 654 47,5 21 20 57,5 47
7247545321205715
844 904 47 23 33,5 96,5 30
Installatie
238
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de
keukenmeubels of de inbouwapparaten
moet zodanig zijn dat een voldoende
ventilatie en een voldoende luchtafvoer
gegarandeerd wordt.
Bij installatie boven een oven moet een
tussenruimte worden gelaten tussen de
onderkant van de kookplaat en de
bovenzijde van het onderaan geplaatste
apparaat.
met opening onderaan
met opening onderaan en achteraan
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden,
laden, enz.), afwasautomaten of koelkasten
aanwezig zijn onder de kookplaat, moet
een dubbele houten bodem worden
geïnstalleerd op een minimum afstand van
20 mm van de onderkant van de
kookplaat, zodat toevallig contact wordt
vermeden. De dubbele bodem mag alleen
met geschikt gereedschap worden
verwijderd.
150 x 150 (mm)
nodig voor de gasaansluiting
met opening onderaan
met opening achteraan
Wanneer de kookplaat boven een
oven wordt geïnstalleerd, moet
deze voorzien worden van een
ventilator voor de koeling.
Als geen dubbele houten bodem
wordt geïnstalleerd, kan de
gebruiker ongewenst hete of
scherpe onderdelen raken.
Installatie
239
NL
Pakking van de kookplaat
Met glazen plaat
Voordat de montage wordt uitgevoerd,
moet de bijgeleverde pakking langs de
omtrek van de kookplaat worden
aangebracht om te voorkomen dat
vloeistoffen tussen de omlijsting van de
kookplaat en het werkblad kunnen komen.
Bevestigingsklemmen
Om de bevestiging en een optimale
centrering te garanderen, moeten de
bijgeleverde klemmen geplaatst worden:
1. Plaats de klemmen horizontaal en met
een lichte druk in de daarvoor bestemde
gleuf.
2. Draai ze vervolgens naar boven zodat
ze definitief geklemd worden.
Positie opening voor klemmen
(onderaanzicht)
65 cm
75 cm
90 cm
Installatie
240
Ventilatie
Hieronder worden twee juiste installaties
met voldoende ventilatie en een verkeerde
installatie getoond.
5.4 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een vaste koperen
buis of met een flexibele stalen slang op
een doorlopende wand volgens de
voorschriften van de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk “5.5 Aanpassing
aan de verschillende gastypes”. De
gasaansluiting heeft een extern
schroefdraad ½” (ISO 228-1).
Gaslekkage
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
Installatie
241
NL
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3 en draai de flexibele
stalen buis 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat en
breng altijd de meegeleverde pakking 2
ertussen aan.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar en voer de
aansluiting op de gasfles uit volgens de
voorschriften van de van kracht zijnde
normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel “Type van gas en toebehorende
landen”.
Installatie
242
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen hebben in overeenstemming
met de van kracht zijnde normen en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid, die door
de bereidingen geproduceerd worden,
geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt is, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
kan verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte natuurlijke
trek of met een geforceerde afzuiging. Een
efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een daarvoor
bevoegde specialist, in overeenstemming
met de in de normen aangegeven posities
en afstanden.
Na het voltooien van de ingreep moet de
installateur een conformiteitscertificaat
afgeven.
1 Evacuatie door middel van een afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
Installatie
243
NL
5.5 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de gasmondstukken op
de branders vervangen worden en moet de
primaire lucht geregeld worden. Voor het
vervangen van de gasmondstukken en het
afstellen van de branders moet de plaat
verwijderd worden.
Verwijdering van de plaat
1. Verwijder de knoppen en de ringen van
de knoppen (indien aanwezig) door ze
omhoog te trekken.
2. Verwijder de roosters van de plaat.
3. Verwijder de vlamverdelers en de
deksels.
Om de gasmondstukken te kunnen
vervangen moet het apparaat uit
het inbouwmeubel worden
verwijderd.
Tussen de knop en de ring is
(afhankelijk van het model) een
veer aangebracht die niet op de
afbeelding is weergegeven.
Installatie
244
4. Verwijder de bevestigingsschroeven van
de plaat en de relatieve plaatjes van
elke zone van de branders.
5. Draai de 6 schroeven los waarmee de
glazen plaat is vastgezet aan de
bekleding (zie de onderstaande
afbeeldingen om de positie ervan vast te
stellen).
(onderaanzicht)
65 cm
75 cm
90 cm
Draai de moer die het
thermokoppel aan de plaat
bevestigd (CH8) los als de UR-
brander aanwezig is.
Onder de plaatjes kunnen ter
hoogte van de vonkontsteker en
het thermokoppel pakkingen zijn
aangebracht. Let goed op.
Installatie
245
NL
6. Verwijder de glazen plaat.
Vervanging van de gasmondstukken
1. Draai de schroef A los en duw de
luchtregelaar B helemaal in.
2. Verwijder de gasmondstukken C met een
steeksleutel en monteer de
gasmondstukken die voor het nieuwe
gastype geschikt zijn, neem daarbij de
aanwijzingen van de desbetreffende
tabellen in acht (zie “Type van gas en
toebehorende landen”).
3. Stel de luchtstroom af door de
luchtregelaar B te verplaatsen tot u de
afstand D, aangeduid in de
desbetreffende tabel (zie “Type van gas
en toebehorende landen”), heeft
verkregen.
4. Hermonteer het apparaat op correcte
wijze als u iedere brander heeft afgesteld.
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
1. Schakel de brander in en laat hem op de
lage stand branden.
2. Verwijder de knop van de gaskraan, en
handel op de regelschroef die zich naast
het staafje van de kraan bevindt
(afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
3. Monteer de knop opnieuw en controleer
de stabiliteit van de vlam van de brander.
4. Draai de knop snel vanaf de maximum
positie naar de minimum positie: de vlam
zou niet mogen uitgaan.
5. Herhaal deze handeling voor alle
gaskranen.
Het aandraaimoment van het
gasmondstuk mag niet meer dan
3 Nm bedragen.
Installatie
246
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze van binnen, en vervang het
smeervet.
Hermontage van de plaat
Hermonteer de plaat als volgt als de
gasmondstukken zijn vervangen:
1. Plaats de glazen plaat op de
bescherming. Gebruik daarbij de
gasbranders als referentie.
2. Breng voor elke brander de pakkingen
aan ter hoogte van de vonkontsteker en
het thermokoppel.
3. Breng de plaatjes weer aan op de
desbetreffende branders en zet ze vast
met de 3 schroeven (per brander) die
eerder zijn verwijderd.
4. Draai, indien aanwezig, de moer aan op
de vonkontsteker van de UR-brander.
5. Bevestig de glazen plaat aan de
bekleding met de 6 schroeven die
eerder zijn verwijderd (zie punt 5 van de
paragraaf “Verwijdering van de plaat”
om de positie ervan te bepalen).
6. Plaats het apparaat in het meubel.
7. Breng de vlamverdelers en de deksels
weer op de branders aan.
8. Breng de roosters weer op de glazen
plaat aan.
9. Breng de knoppen en de ringen (indien
aanwezig) weer aan op de stangetjes
van de kranen.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat is
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket
bevindt zich in het zakje van de
gasmondstukken (indien
aanwezig).
Laat de gaskranen door een
gespecialiseerde technicus
smeren.
Installatie
247
NL
Type van gas en toebehorende landen
Type van gas IT GB-IEFR-BE DE AT NL ES PT SE RU DK PL HU
1 Methaan G20
G20 20 mbar •• •••••
G20/25 20/25 mbar
2 Methaan G20
G20 25 mbar
3 Methaan G25
G25 25 mbar
G25.3 25 mbar
4 Methaan G25.1
G25.1 25 mbar
5 Methaan G25
G25 20 mbar
6 Methaan G27
G27 20 mbar
7 Methaan G2.350
G2.350 13 mbar
8 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 28/37 mbar ••
G30/31 30/37 mbar ••
G30/31 30/30 mbar ••
9 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 37 mbar
10 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 50 mbar ••
11 Stadsgas G110
G110 8 mbar ••
12 Stadsgas G120
G120 8 mbar
Op basis van het land van
installatie kunnen de beschikbare
soorten gas bepaald worden. Zie
het nummer in de aanhef voor de
juiste waarden in de “Tabel met de
kenmerken van de branders en de
gasmondstukken”.
Installatie
248
Tabel met de kenmerken van de branders en de gasmondstukken
1 Methaan G20 - 20 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.1 3.1 3.3 6.0
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 76 126 130 175
Gereduceerd vermogen (W) 400 900 1600 1800
Primaire lucht (mm) 1 1.5 0,5 1.5
2 Methaan G20 - 25 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) ----
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) ----
Gereduceerd vermogen (W) ----
Primaire lucht (mm) ----
3 Methaan G25/G25.3 - 25 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.1 3.1 3.3 6.0
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 76 126 135 185
Gereduceerd vermogen (W) 400 900 1600 1800
Primaire lucht (mm) 110,50.5
4 Methaan G25.1 - 25 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) ----
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) ----
Gereduceerd vermogen (W) ----
Primaire lucht (mm) ----
5 Methaan G25 - 20 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.1 3.1 3.3 6.0
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 82 140 145 200
Gereduceerd vermogen (W) 400 900 1600 1800
Primaire lucht (mm) 110.50.5
6 Methaan G27 - 20 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) ----
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) ----
Gereduceerd vermogen (W) ----
Primaire lucht (mm) ----
7 Methaan G2.350 - 13 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) ----
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) ----
Gereduceerd vermogen (W) ----
Primaire lucht (mm) ----
Installatie
249
NL
De gasmondstukken die niet zijn meegeleverd, kunnen besteld worden bij erkende servicecentra.
8 Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.03.13.35.9
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 48 85 87 115
Gereduceerd vermogen (W) 400 1100 1800 1800
Primaire lucht (mm) 1.5 2 1.5 12
Nominaal vermogen G31 (g/h) 73 225 240 429
Nominaal vermogen G31 (g/h) 71 221 236 421
9 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) ----
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) ----
Gereduceerd vermogen (W) ----
Primaire lucht (mm) ----
Nominaal vermogen G31 (g/h) ----
Nominaal vermogen G31 (g/h) ----
10 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.13.13.36.0
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 42 76 76 102
Gereduceerd vermogen (W) 400 1100 1800 1900
Primaire lucht (mm) 1112.5
Nominaal vermogen G31 (g/h) 80 225 240 436
Nominaal vermogen G31 (g/h) 79 221 236 429
11 Stadsgas G110 – 8 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.13.03.33.8
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 132 250 250 310
Gereduceerd vermogen (W) 400 900 1400 1400
Primaire lucht (mm) 111.51.5
12 Stadsgas G120 - 8 mbar AUX R UR UR*
Nominaal thermisch vermogen (kW) 1.13.03.34.0
Diameter gasmondstuk (1/100 mm) 126 230 240 310
Gereduceerd vermogen (W) 400 900 1400 1400
Primaire lucht (mm) 111.51.5
Installatie
250
5.6 Elektrische aansluiting
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat en is zichtbaar
op het apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan
de andere kabels.
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
Modellen van 65 - 75 cm:
220-240 V 1N~ (standaard)
Driepolige kabel 3 x 1,5 mm².
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• De aardverbinding van het elektrische
systeem is verplicht en moet in
overeenstemming met de geldende
veiligheidsnormen worden uitgevoerd.
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
Installatie
251
NL
Modellen van 90 cm:
380-415 V 3N~ (standaard)
Vijfpolige kabel 5 x 2,5 mm².
Het apparaat kan ook op de volgende
manieren functioneren als de
voedingskabel wordt vervangen:
*gebruik de meegeleverde geleiderbrug
380-415 V 2N~ / 220-240 V 3~
Vierpolige* kabel 4 x 4 mm².
220-240 V 1N~
Driepolige* kabel 3 x 6 mm².
Het schema hieronder toont het
onderaanzicht van het klemmenbord van
de stroomtoevoer, zonder dat kabels zijn
aangesloten. De aansluiting tussen de
klemmen 4 en 5 moet altijd aanwezig zijn.
Vaste aansluiting
Rust de voedingslijn uit met een meerpolige
onderbrekingsinrichting, overeenkomstig de
installatienormen.
De onderbrekingsinrichting dient op een
eenvoudig te bereiken plaats en in de
nabijheid van het apparaat te zijn
aangebracht.
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
Installatie
252
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
Test
Voer na de installatie een korte test uit. Bij
een slechte werking van het apparaat,
terwijl u heeft geconstateerd dat u de
instructies correct heeft uitgevoerd, moet u
het apparaat loskoppelen van het
elektriciteitsnet en het dichtstbijzijnde
Technische Servicecentrum informeren.
5.7 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie
toegankelijk blijven. De kabel voor de
verbinding met het stroomnet mag niet
verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de
installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de
verbinding niet losdraaien of forceren.
Daardoor kan dit deel van het apparaat
beschadigd raken en wordt de
fabrieksgarantie ongeldig.
• Verifieer op alle aansluitingen met water
en zeep of gas lekt. Zoek eventuele
lekken NIET op met open vuur.
• Ontsteek de branders een voor een en
allemaal tegelijkertijd om de correcte
werking van het gasventiel, de brander
en de ontsteking te waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op
de stand lage vlam en observeer of de
vlam van elke brander apart en van alle
branders tegelijkertijd stabiel is.
• In geval het apparaat, na het verrichten
van alle controles, niet correct werkt,
neem dan contact op met het plaatselijke
erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het
apparaat wordt u verzocht de gebruiker
te informeren over de correcte
functioneringswijze.
Doe de kabel achter het meubel
passeren. Let op dat deze niet
tegen de onderkant van de
kookplaat of een eventuele
daaronder ingebouwde oven
komt.
Let op wanneer bijkomende
elektrische apparaten aangesloten
worden. De kabels voor de
aansluiting mogen niet in contact
komen met de warme
bereidingszones.
1

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Smeg PM6912WLDXDE wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Smeg PM6912WLDXDE

Smeg PM6912WLDXDE Bedienungsanleitung - Deutsch - 50 seiten

Smeg PM6912WLDXDE Bedienungsanleitung - Englisch - 50 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info