22
15. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET BERIJDEN VAN EEN SCOOTER
1. Zet de scooter op de centrale stand en ga op het zadel zitten.
Duw de scooter naar voor om de centrale stand in te klappen.
2. Stap langs de linkerkant op uw scooter en zet u behoorlijk op het zadel, houd uw rechtervoet goed op
de grond om te vermijden dat de scooter valt.
3. Draai zachtjes het gas open en de scooter zal zich in beweging zetten.
ᇻ
ᇻᇻ
ᇻGa niet plots remmen of draai niet scherp afᇼ
ᇼᇼ
ᇼ
Plots remmen en scherp afdraaien kan resulteren in een slip- en/of valpartij.
Plots remmen en scherp afdraaien kan vooral bij regenweer resulteren in slip-, glijd- en/of
valpartijen.
ᇻ
ᇻᇻ
ᇻWees uitermate voorzichtig bij regenweerᇼ
ᇼᇼ
ᇼ
De remafstand bij regenweer of op een nat wegdek is groter dan op een droog wegdek. Minder dus
vaart en houd er rekening mee dat u vroeger moet remmen.
Bij het afdalen van een helling moet het gashendel losgelaten worden en moet u remmen zoals
tijdens het minderen van vaart.
LET OP:
Draai nooit aan het gashendel om de toeren op drijven voor u vertrekt.
LET OP:
Houd de achterrem dicht voor u vertrekt.
LET OP:
Het snel opendraaien van het gas of het prompt loslaten van het ontkoppelingshendel kan
resulteren in het plots naar voor schieten van de scooter en dit is heel gevaarlijk.
Controleer of uw zijstand volledig is ingeklapt voor u vertrekt.