19
De PIN-controle in- en uitschakelen.
U kunt de PIN-controle inschakelen. Als de controle is ingeschakeld, moet u de PIN-code
invoeren wanneer
u de Internet Manager opnieuw start.
Om in te schakelen: Kies Extra > PIN-bewerkingen > PIN-controle inschakelen.
Om uit te schakelen: Kies Extra > PIN-bewerkingen > PIN-controle uitschakelen.
De PIN-code aanpassen.
1. Kies Extra > PIN-bewerkingen > PIN wijzigen.
2. Voer in het dialoogvenster PIN wijzigen de huidige en de nieuwe PIN-code in.
3. Voer de nieuwe PIN-code nogmaals in.
4. Klik op OK om de wijziging te voltooien.
Opmerking:
De PIN-code moet een numerieke reeks zijn die bestaat uit 4 - 8 cijfers.
De PIN-code invoeren.
Als de PIN-controle is ingeschakeld, moet u de juiste PIN-code invoeren om de
netwerkfuncties te kunnen gebruiken.
1. Nadat u de Internet Manager hebt gestart, wordt het dialoogvenster PIN invoeren weer-
gegeven.
2. Voer de juiste PIN-code in.
3. Klik op OK om de controle te voltooien.
Opmerking:
Als u drie keer na elkaar een onjuiste PIN-code invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd
en kunt u deze niet gebruiken tot u de PUK-code hebt ingevoerd. De Internet Manager
geeft het resterend aantal pogingen voor het invoeren van de PIN- of de PUK-code aan.
De PIN-blokkering opheffen.
1. Als de SIM-kaart geblokkeerd is, wordt het dialoogvenster PIN-blokkering opheffen
weergegeven nadat u de Internet Manager hebt gestart.
2. Voer de juiste PUK-code in.
3. Voer de nieuwe PIN-code in.
4. Klik op OK om de wijziging te voltooien.