Modem, Internet en netwerk
43
Uw Ad-Hoc-verbinding is nu volledig geconfigureerd en kan worden gebruikt. Hij
werkt op dezelfde manier als alle andere traditionele netwerken. In de Windows
Verkenner ziet u onder Netwerk alle verbonden computers en hun bijbehorende
gedeelde mappen. U kunt nu op uw gebruikelijke manier beginnen met gegevens
uit te wisselen via het netwerk.
WLAN-verbindingen: alleen inschakelen als ze nodig zijn
WLAN is erg handig en stelt mobiele gebruikers om overal online te werken. U moet
de WLAN-verbinding echter niet inschakelen als u deze niet hoeft te gebruiken. Er
zijn verschillende scenario's en situaties zoals de onderstaande:
• Als u alleen een desktopcomputer of notebook hebt, hebt u geen netwerk nodig
voor uw dagelijkse werkzaamheden.
• Als u al een vast netwerk thuis hebt, hebt u misschien geen draadloos netwerk
nodig of hebt u het alleen nodig als u niet op uw vaste werkplek werkt.
• Het gebruik van de WLAN-adapter neemt meer stroom en vermindert de
levensduur van de batterij voor mobiele gebruikers.
• Het is altijd goed om alle vormen van elektromagnetische straling te vermin-
deren.
• Verder kan een ingeschakelde maar ongebruikte WLAN-adapter hackers en
niet-geautoriseerde mensen toegang bieden. Het ergste geval is dat de Ad-Hoc-
functie is ingeschakeld en op een partner wacht om een verbinding te maken.
• Dit kan vooral gevaarlijk zijn als u op reis bent en op erg drukke locaties werkt.
Dit kan op een beurs of een vliegveld zijn. Maar dit risico kan ook een probleem
vormen voor alle desktop pc's, bijvoorbeeld als u middenin een grote stad woont.
Hier zijn veel WLAN-gebruikers in de buurt. Soms wordt de open verbinding door
iemand ontdekt.
Schakel daarom uw draadloze LAN-adapter uit als u deze niet gebruikt. U kunt dit
gemakkelijk handmatig of met slechts een paar keer klikken doen. Als u echter op
een bepaald moment een draadloze verbinding nodig hebt, kunt u ze met enkele
klikken ook weer inschakelen.
1.
Open op de gebruikelijke wijze het Netwerkcentrum. U kunt dit openen via het
Configuratiescherm of via het computer- of netwerkpictogram in de rechter onder-
hoek in de taakbalk.
2.
In Netwerkcentrum selecteert u de taak Netwerkverbindingen beheren aan
de linkerkant. Een nieuw venster verschijnt waarin alle beschikbare netwerk-
adapters worden getoond.