33
De volgende instellingen (paragraaf 5.2.3.2 - 5.2.3.5) zijn alleen beschikbaar als de
IP-modus statisch of DHCP-server geselecteerd zijn.
5.2.3.2 IP-adres
> Geef onder dit punt het IP-adres van uw netwerk aan.
5.2.3.3 Subnetmasker
> Geef onder dit punt het subnetmasker van uw netwerk aan.
5.2.3.4 Gateway
> Geef op deze regel de gateway van uw netwerk aan.
5.2.3.5 DNS-server 1 / DNS-server 2
> Geef op deze twee regels de DNS-server 1 en indien nodig ook de DNS-server 2 aan.
5.2.3.6 Netwerkverbinding/ internetsnelheid controleren
> Roep op de regel Netwerkverbindingen het punt Controleren op om te testen
of met de zojuist geconfigureerde instellingen een verbinding met uw router kan
worden gemaakt.
Als achter de waarden een wordt weergegeven, is de test met succes afgesloten.
Bovendien wordt zowel van de gateway als de DNS-server(s) de snelheid
aangegeven.
Als tijdens de test bij een van de instellingen een fout is opgetreden, wordt deze met
de bijbehorende foutmelding op het beeldscherm weergegeven.
> Met behulp van de groene functietoets Opnieuw testen, kan de test van de
netwerkverbinding opnieuw worden gestart.
> Door op de gele functietoets Snelheid testen te drukken, wordt met het testen van
de internetsnelheid begonnen.
Tijdens de test wordt het verloop en na de test het resultaat op het beeldscherm
weergegeven.