> 4 Ga terug naar de regel voor de begrenzing van de Oostgrens en stel deze in.
> 5. Ga met de pijltoetsen omhoog/omlaag naar de regel „bewegen“ en stuur met de
pijltoetsen links/rechts de motor naar de Oostgrens.
6.4.2. Motor instelling
> 1. Met de rode functietoets wordt de satellietenlijst opgeroepen en met de groene
functietoets de Transponderlijst. Selecteer met de pijltoetsen omhoog/omlaag de
satelliet resp. de Transponder.
> 2. Op de regel „Bewegen“ kunt u de antenne naar de positie rijden op welke u de
satelliet kunt ontvangen.
> 3. Via de niveau- en kwaliteitsindicatie kan de antenne op de optimale positie
gedraaid worden.
> 4. Stel nu verdere satellieten in zoals beschreven vanaf punt 1.
6.5. USALS
Wanneer u gebruik maakt van een buiteninstallatie die is voorzien van USALS (Universal
satelliete Automatic Location System), moet u onder deze optie de bijbehorende instellingen
uitvoeren.
Om er voor te zorgen dat het USALS systeem correct werkt, moet u de coördinaten van uw
locatie (lengte- en breedtegraad) invoeren, zodat het systeem alle motorposities voor de
ontvangbare satellieten kan berekenen (verdere informatie vindt u in de handleiding van uw
buiteninstallatie).
> Voer met de cijfertoetsen op de afstandsbediening de lengte- en breedtegraad van
uw locatie in. Verder stelt u bij breedtegraad de instelling Noord of Zuid in resp. bij
lengtegraad de instelling Oost of West in. Bevestig de invoer met OK.
> Vervolgens selecteert u de regel.„GotoXX“ en bevestigt u met OK. Daardoor worden
de posities in de ontvanger opgeslagen.
6.6. Zenders zoeken
In de ontvanger zijn vanaf fabriek reeds diverse zenders opgeslagen. Verdere zenders
kunnen opgezocht en opgeslagen worden. Dit is vooral handig wanneer er nieuwe zenders
via satelliet uitzenden of als u andere zender die nog niet vanaf fabriek opgeslagen zijn wilt
bekijken.