19
De kabeltjes kunnen beschadigd raken
door ruwe behandeling en moeten met
zorg worden behandeld.
11.3. VOORBEREIDING VOOR
SESSIE
1) Nadat de kabeltjes stevig zijn
aangesloten, moet u uw
bevallingspartner vragen om de
elektroden op de juiste plaats op uw
rug te plaatsen. Om een goede
hechting van de elektroden te
garanderen, moet het gebied van de
huid waarop ze worden aangebracht
schoon, droog en vrij van vet of
poeder zijn.
2) Plaats het bovenste paar elektroden
(verbonden met K1) aan weerszijden
van de wervelkolom op een afstand
van 50 mm van elkaar en ongeveer
75 mm onder de onderkant van de
schouderbladen (dicht bij de wervels
T10, T11, T12 en L1). Dit is net onder
de beha-lijn.
3) Plaats het onderste paar elektroden
(verbonden met K2) aan weerszijden
van de wervelkolom ongeveer 100
mm uit elkaar en ongeveer 25 mm
boven de kuiltjes aan de basis van
de wervelkolom, net boven de billen
(dicht bij de wervels S2, S3 en S4).
Waarschuwing: Zorg ervoor
dat de perfect mamaTENS is
uitgeschakeld voordat u de
elektroden op de huid aanbrengt.
4) U kunt veilig op de elektroden
steunen. Het gevoel kan veranderen.
5) Met de elektroden op hun plaats kunt
u ervoor kiezen om de riemklem of
het nekkoord te gebruiken,
afhankelijk van wat u het meest
comfortabel vindt, zodat u zo mobiel
mogelijk blijft.
Er is een riemklem voorzien
waarmee u het apparaat aan uw
kleding kunt bevestigen. Het kan
naar boven of naar boven worden
geplaatst. Schuif de klem langs de
basis van het apparaat tot deze
vastklikt.
U kunt het apparaat ook aan uw nek
hangen met het nekkoord met
behulp van de gaten op elke
schouder van het apparaat. Het
nekkoord is ontworpen om te
ontkoppelen ter bevordering van de