22
Telefoneren
Keypad
Enkele centrales gebruiken voor de programmering van de beschikbare diensten (bijv.
oproepomleiding) het "keypad protocol”. De programmering geschiedt via de cijfertoetsen als-
mede via de toetsen
en. U dient hiervoor de functie Keypad via de macroprogrammering
(zie macroprogrammering) toe te kennen aan een directe kiestoets.
De mogelijke keypad-functies worden door uw netwerkleveranciergegeven.
1. De hoorn van het toestel nemen
2. Directe kiestoets Keypad indrukken.
3. De gewenste volgorde voor het pro-
grammeren invoeren.
3. De hoorn terug op het toestel leggen.
Er verschijnt de vraag "kiezen a.u.b.”
In het display verschijnt nu het symbool "K”.
De cijfers verschijnen in het display. De cen-
trale ontvangt informatie en beantwoordt
deze.
Het toestel keert terug naar de basisstand
Subadressering
(Dienst dient door uw netwerkleverancierbij de op te roepen gesprekspartner te worden vrij-
geschakeld).
Bij het telefoonnummer (MSN) kunt u ook nog een subadres invoeren om bijv. toestellen op
afstand te bedienen. Hiervoor dient u de functie Subadressering via de macroprogrammering
(zie macroprogrammering) aan een directe kiestoets toe te kennen. De invoer van het subadres
kan alleen tijdens de kiesvoorbereiding of in het telefoonregister worden uitgevoerd. Uw toestel
verwerkt niet de inkomende subadressen.
1. Telefoonnummers met behulp van de
cijfertoetsen invoeren.
2. Directe kiestoets Subadressering
indrukken.
3. Subadres met behulp van de cijfer-
toetsen invoeren.
4. De hoorn van het toestel nemen.
5. De hoorn terug op het toestel leggen.
De cijfers verschijnen in het display.
In het display verschijnt het symbool "S”.
De cijfers verschijnen in het display.
Het telefoonnummer met het subadres wordt
gekozen. Het opgeroepen telefoontoestel
meldt zich of voert een functie uit.
Het toestel keert terug naar de basisstand.