804343
210
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/218
Nächste Seite
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
Gebruikersfuncties
© 2022 Toshiba Tec Corporation Alle rechten voorbehouden
Volgens de copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in enige vorm worden gereproduceerd zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Toshiba Tec Corporation.
Voorwoord 3
0.Voorwoord
Hartelijk dank voor de aanschaf van ons product. In deze handleiding worden instructies gegeven voor beheerders
voor het instellen en beheren van de multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleursystemen.
Lees deze handleiding alvorens de functies te gebruiken.
Gebruik van deze handleiding
Symbolen in deze handleiding
In deze handleiding gaan bepaalde belangrijke passages vergezeld van de hieronder weergegeven symbolen. Lees
deze passages vóór het gebruik van het multifunctionele systeem.
Doelgroep
Deze handleiding is bestemd voor gebruikers en beheerders.
Model- en serienamen in deze handleiding
In deze handleiding wordt elke modelnaam vervangen door de hieronder aangegeven serienaam.
Opties
Voor beschikbare opties, raadpleeg:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Opties
Weergave op het aanraakscherm
De weergegeven informatie kan afwijken, afhankelijk van de wijze waarop het multifunctionele systeem wordt
gebruikt, zoals de toestand van de geïnstalleerde opties, de versie van het besturingssysteem en de toepassingen.
De in deze handleiding opgenomen illustraties van de display zijn voor papier in A/B-formaat. Als u papier van
formaat LT gebruikt, kan de display of de volgorde van toetsen in de afbeeldingen verschillen van die van uw
multifunctionele systeem.
Afkortingen in deze handleiding
In deze handleiding worden "Documentinvoer dubbelzijde scanner" (DSDF, Dual Scan Document Feeder) en
"Automatische documenttoevoer met omkeerinrichting" (RADF, Reversing Automatic Document Feeder) hierna
gezamenlijk aangeduid als "Automatische documentinvoer" (ADF, Automatic Document Feeder).
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan
leiden tot overlijden, ernstig letsel of ernstige beschadiging van of brand in het
multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan
leiden tot licht of matig letsel, lichte beschadiging van het multifunctionele systeem
of voorwerpen in de naaste omgeving ervan, of verlies van gegevens.
Wijst op informatie waar u bij het bedienen van het multifunctionele systeem op
moet letten.
Beschrijft handige informatie die van pas kan komen wanneer u het
multifunctionele systeem bedient.
Verwijzingen naar onderwerpen die betrekking hebben op uw huidige
werkzaamheden. Raadpleeg deze verwijzingen indien nodig.
Modelnaam Serienaam in deze handleiding
e-STUDIO2020AC/2520AC e-STUDIO6525AC Serie
e-STUDIO2525AC/3025AC/3525AC/4525AC/5525AC/6525AC
e-STUDIO2528A/3028A/3528A/4528A/5528A/6528A e-STUDIO6528A Serie
4 Voorwoord
Handelsmerken
Voor de handelsmerken, raadpleeg de Veiligheidsinformatie.
INHOUD 5
INHOUD
Voorwoord ........................................................................................................................................... 3
Gebruik van deze handleiding .................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 1 ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Toegang tot menu Gebruiker................................................................................................................ 10
Algemeen (General)............................................................................................................................. 11
Wijzigen van de weergavetaal................................................................................................................................... 11
Instellen van de weergave met hoog contrast ......................................................................................................... 11
Aanpassen van de weergave-instelling .................................................................................................................... 11
Weergave van de functies van de programmeerbare toets..................................................................................... 12
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte............................................................................................................ 12
Kopie (Copy) ....................................................................................................................................... 13
Fax..................................................................................................................................................... 15
Scan................................................................................................................................................... 18
e-Filing............................................................................................................................................... 20
Lijst (List) ........................................................................................................................................... 21
Papierlade (Drawer) ............................................................................................................................ 22
Het papierformaat instellen...................................................................................................................................... 22
De papiersoort instellen ............................................................................................................................................ 23
Adres (Address)................................................................................................................................... 24
Contactpersonen beheren in het adresboek............................................................................................................ 24
Groepen beheren in het adresboek .......................................................................................................................... 27
Contr. e-mail (Check E-mail)................................................................................................................. 28
Internetfax (Internet Fax) .................................................................................................................... 29
Bluetooth printen (Bluetooth Printing) ................................................................................................. 30
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) ......................................................................................... 31
Verbinding maken met SSID en Passphrase............................................................................................................. 31
Dubbele invoer (Double feed)............................................................................................................... 32
Hoofdstuk 2 ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder ............................................................................................................... 35
Algemeen (General)............................................................................................................................. 37
De apparaatinformatie instellen............................................................................................................................... 39
De kennisgeving instellen.......................................................................................................................................... 39
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ............................................. 40
De klok instellen......................................................................................................................................................... 41
Instellen van de energiebesparende standen .......................................................................................................... 41
De soepelheid van het afdrukken wijzigen............................................................................................................... 45
Instellen van de statusmelding................................................................................................................................. 46
Instellen van de automatische wisfunctie................................................................................................................ 46
Beheer van de optielicenties..................................................................................................................................... 47
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ........................................................................................................ 57
Bijwerken van uw systeem ........................................................................................................................................ 60
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden .................................................................................................. 63
Uitschakelinstellingen configureren......................................................................................................................... 67
Exporteren van logs ................................................................................................................................................... 67
Taakbeheer instellen ................................................................................................................................................. 69
De instellingen van het toetsenbord wijzigen .......................................................................................................... 71
6 INHOUD
Reinigen van de binnenkant van het apparaat ........................................................................................................ 72
Instellen van de pop-upberichten............................................................................................................................. 72
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen............................................................................................ 73
De zelftest interval instellen...................................................................................................................................... 73
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets .................................................................................... 73
De gegevensback-up en herstel instellen................................................................................................................. 74
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan....................................................................................................... 78
De afdrukpositie aanpassen...................................................................................................................................... 79
Uitvoerinstellingen aanpassen ................................................................................................................................. 81
Netwerk (Network) ............................................................................................................................. 84
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4) ................................................................................................................. 86
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6) ................................................................................................................. 87
Instellen van het IPX/SPX-protocol........................................................................................................................... 93
Instelling van de NetWare-instellingen..................................................................................................................... 94
Instellen van het SMB-protocol................................................................................................................................. 95
Instellen van de HTTP-netwerkservice ..................................................................................................................... 96
Instellen van de Ethernetsnelheid ............................................................................................................................ 96
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie........................................................ 97
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ........................................................................................................................... 97
Controleren van het netwerk .................................................................................................................................... 98
Kopie (Copy) ....................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (1/4) .................................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (2/4) .................................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (3/4) .................................................................................................................................................. 100
Scherm Kopie (4/4) .................................................................................................................................................. 101
Fax....................................................................................................................................................102
De ID-naam registreren............................................................................................................................................ 102
Oorspronkeljke instellingen configureren.............................................................................................................. 104
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid.......................................................................................................................... 105
Rx-afdrukken instellen............................................................................................................................................. 105
Instelling uitgestelde verzending activeren ........................................................................................................... 106
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie ........................................................................................................ 106
"Van naam (From Name)" instellen ........................................................................................................................ 108
Bestand (File) ....................................................................................................................................109
E-mail ...............................................................................................................................................110
Standaard e-mailonderwerp instellen.................................................................................................................... 111
Internetfax (Internet Fax) ...................................................................................................................112
Beveiliging (Security) .........................................................................................................................113
Beheer van certificaten............................................................................................................................................ 113
Instellen van beveiligde PDF-bestanden ................................................................................................................ 116
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................... 117
Opstarten in Veilige modus instellen...................................................................................................................... 118
TPM instellen............................................................................................................................................................ 119
Digitale handtekening op PDF plaatsen ................................................................................................................. 120
Antimalware instellen.............................................................................................................................................. 120
Lijst / rapport (List/Report) .................................................................................................................121
Instellen van het rapport......................................................................................................................................... 121
Lijsten afdrukken ..................................................................................................................................................... 125
Printer/e-Filing ..................................................................................................................................126
Scherm Printer / E-Filing (1/2)................................................................................................................................. 126
Scherm Printer / E-Filing (2/2)................................................................................................................................. 127
Draadloos instellen (Wireless Settings) ................................................................................................128
Draadloze LAN-verbindingsmethoden ................................................................................................................... 128
Draadloze LAN instellen .......................................................................................................................................... 129
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk ......................................................................................... 132
INHOUD 7
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) .........................................................................................133
Fabriek instelling (Factory Default) .....................................................................................................134
USB kabel print (USB Cable Print)........................................................................................................136
Papierlade (Drawer) ...........................................................................................................................137
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ...................................................................................138
Wachtwoord wijzigen (Change User Password).....................................................................................139
802.1X-instellingen (802.1X Settings)...................................................................................................140
Hoofdstuk 3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Toegang tot menu Teller.....................................................................................................................146
Totaal teller (Total Counter)................................................................................................................147
Weergave printteller ................................................................................................................................................ 147
Weergave scanteller................................................................................................................................................. 148
Weergave OCR-teller................................................................................................................................................ 148
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter) ..................................................................................149
Afdelingsteller (Department Counter)..................................................................................................150
Weergave printteller voor afdelingscode ............................................................................................................... 150
Weergave scanteller voor afdelingscode................................................................................................................ 151
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode .......................................................................................... 151
Weergave OCR-teller voor afdelingscode ............................................................................................................... 151
Afdelingsbeheer (Department Management) ........................................................................................152
De afdelingscodelijst afdrukken ............................................................................................................................. 153
Afdelingscodes inschakelen .................................................................................................................................... 154
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen ............................................................................................. 154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen................................................................................................ 160
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen......................................................................................... 160
De geregistreerde quota instellen........................................................................................................................... 160
Alle afdelingstellers resetten................................................................................................................................... 161
Alle afdelingscodes verwijderen ............................................................................................................................. 161
Gebruikersteller (User Counter) ..........................................................................................................162
Hoofdstuk 4 OPLOSSEN VAN BEELDPROBLEMEN (MENU BEELDHERSTEL)
Toegang tot het menu beeld herstel.....................................................................................................164
Reinigen (Cleaning) ............................................................................................................................165
Kalibratie (Calibration).......................................................................................................................166
Kleurregistratie (Color Registration)....................................................................................................167
Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction) ..............................................................168
Hoofdstuk 5 APPENDIX
Beginscherm instellingen....................................................................................................................170
Tekens invoeren.................................................................................................................................172
Schermtoetsenbord................................................................................................................................................. 172
Extern toetsenbord.................................................................................................................................................. 173
Numeriek toetsenpaneel op scherm ...................................................................................................................... 173
Afdruklijst .........................................................................................................................................174
8 INHOUD
NIC-configuratiepagina (NIC configuration page).................................................................................................. 174
FUNCTIE LIJST (Beheerder) (FUNCTION LIST (Administrator))............................................................................. 176
INDEX .........................................................................................................................................................213
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Toegang tot menu Gebruiker.............................................................................................10
Algemeen (General)..........................................................................................................11
Wijzigen van de weergavetaal.............................................................................................................................11
Instellen van de weergave met hoog contrast ...................................................................................................11
Aanpassen van de weergave-instelling ..............................................................................................................11
Weergave van de functies van de programmeerbare toets...............................................................................12
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte......................................................................................................12
Kopie (Copy) ....................................................................................................................13
Fax..................................................................................................................................15
Scan................................................................................................................................18
e-Filing ............................................................................................................................20
Lijst (List) ........................................................................................................................21
Papierlade (Drawer) .........................................................................................................22
Het papierformaat instellen................................................................................................................................22
De papiersoort instellen ......................................................................................................................................23
Adres (Address) ................................................................................................................24
Contactpersonen beheren in het adresboek......................................................................................................24
Groepen beheren in het adresboek ....................................................................................................................27
Contr. e-mail (Check E-mail)..............................................................................................28
Internetfax (Internet Fax) .................................................................................................29
Bluetooth printen (Bluetooth Printing) ..............................................................................30
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) ......................................................................31
Verbinding maken met SSID en Passphrase.......................................................................................................31
Dubbele invoer (Double feed) ............................................................................................32
10 Toegang tot menu Gebruiker
0.Toegang tot menu Gebruiker
Volg de onderstaande stappen om naar menu Gebruiker (User) te gaan in scherm Gebruikersfuncties (User Functions).
Zie hieronder voor meer informatie over het toetsenbord op scherm:
P.172 "Schermtoetsenbord"
Zie hieronder voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm:
P.173 "Numeriek toetsenpaneel op scherm"
1
Druk op toets [Gebr.functies -Gebruiker- (User Functions -User-)] op het bedieningspaneel om
naar menu Gebruikersfuncties (User Functions) te gaan.
2
Druk op tabblad [Gebruiker (User)].
Het Gebruiker-menu wordt weergegeven.
3
Ga verder met de bewerking van de benodigde gebruikersinstelling.
Het scherm Gebr.functies (User Functions) bevat de volgende knoppen. Zie de betreffende documentatie voor
meer informatie over elke knop.
 P.11 "Algemeen (General)"
 P.13 "Kopie (Copy)"
 P.15 "Fax"
 P.18 "Scan"
 P.20 "e-Filing"
 P.21 "Lijst (List)"
 P.22 "Papierlade (Drawer)"
 P.24 "Adres (Address)"
 P.28 "Contr. e-mail (Check E-mail)"
 P.29 "Internetfax (Internet Fax)"
 P.30 "Bluetooth printen (Bluetooth Printing)"
 P.31 "Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)"
 P.32 "Dubbele invoer (Double feed)"
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Als de functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld, dan is tabblad [Beheer (Admin)] niet beschikbaar wanneer
een gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden zich aanmeldt op het multifunctionele systeem.
Algemeen (General) 11
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Algemeen (General)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Algemeen (General) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Wijzigen van de weergavetaal
U kunt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt, wijzigen naar een andere. Het selecteren van de gewenste
taal en daarna op [OK] drukken, wijzigt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt naar die van de selectie.
Zie hieronder voor het toevoegen van weergavetalen:
P.57 "Toevoegen of verwijderen van weergavetalen"
Instellen van de weergave met hoog contrast
U kunt het aanraakscherm in de hoge contrast modus weergeven. Druk op [AAN (ON)] om de hoge contrast modus in
te schakelen of [UIT (OFF)] om de hoge contrast modus uit te schakelen.
Aanpassen van de weergave-instelling
U kunt de helderheid van het aanraakscherm regelen. Pas de helderheid in het scherm [Scherminstelling (Display
Setting)] aan door op of te drukken.
Als u op [Reset] drukt, wordt de instelling gereset naar de fabrieksinstellingen.
Naam item Omschrijving
1Taal veranderen (Change
Language)
P.11 "Wijzigen van de weergavetaal"
2Hoog contrast (High
Contrast)
P.11 "Instellen van de weergave met hoog contrast"
3Scherm instelling
(Display Setting)
P.11 "Aanpassen van de weergave-instelling"
4Programmeerb. toets
(Programmable Button)
P.12 "Weergave van de functies van de programmeerbare toets"
5Geluidinstell. (Sound
Setting)
P.12 "Instellen van geluidsvolume en toonhoogte"
1
2345
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
12 Algemeen (General)
Weergave van de functies van de programmeerbare toets
U kunt de functies die zijn toegewezen aan de programmeerbare toetsen op het bedieningspaneel weergeven.
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte
U kunt het volume en de toonhoogte van het geluid op het apparaat aanpassen.
Kopie (Copy) 13
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Kopie (Copy)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van kopieeropdrachten wijzigen.
Het aantal pagina's en opties dat in scherm Kopie (Copy) weergegeven wordt, verschilt, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Kopie (Copy) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Zie hieronder voor meer informatie over de kopieerfuncties:
Kopie (Copy)
Naam item Omschrijving
Belichting (Exposure) Een instellingsitem voor monochrome modellen. Kies de gewenste belichting voor
kopieertaken.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Belichting voor kleur
(Exposure for color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
kleurenkopieën.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Belichting voor zwart
(Exposure for black)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor zwart-
witkopieën.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Kleurmode (Color
Mode)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
kleurenmodus voor kopieertaken. Enkel [Zwart (Black)] kan worden geselecteerd
wanneer de functie ‘Geen limiet zwart’ (No Limit Black) is ingeschakeld.
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
Handmatge invoer
(Copy Bypass Feed)
Druk op de knop van de gewenste papiersoort voor handinvoer. Om op de achterzijde
van het papier te kopiëren, selecteer het papiersoort en druk vervolgens op [Bedrukt
(Printed)] onder "Achter afdr. (Back Printed)".
De weergegeven papiersoorten verschillen, afhankelijk van het model. Zie hieronder
voor meer informatie over de papiersoorten:
Papiervoorbereiding - PAPIER PLAATSEN - Papierinstellingen - Instelling
papiersoort
Origin. modus
(Original Mode)
Een instellingsitem voor monochrome modellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus.
Originele mode voor
kleur (Original Mode
for Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
Originele mode voor
zwart (Original Mode
for Black)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor zwart-wit kopieertaken.
Orginele mode voor
auto kleur (Original
Mode for Auto Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
Wis blanco pagina
(Omit Blank Page)
Druk op de toets van de gewenste instelling om blanco pagina's al dan niet weg te
laten.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
14 Kopie (Copy)
Sla lege pagina over
aanpassing (Omit
Blank Page
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen
van blanco pagina's uit het gescande origineel in een kopieertaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Zie hieronder voor meer informatie over deze functie:
Kopie - HOE BEWERKINGSFUNCTIES GEBRUIKEN - Blanco pagina's verwijderen
tijdens het kopiëren (Geen lege pagina)
ACS-aanpassing (ACS
Adjustment)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Selecteer uit 7 niveaus de gewenste
gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur gekopieerd
wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal
herkennen.
2in1/4in1 Kies de standaardinstelling voor 2in1/4in1 kopiëren.
Horizontaal schrijven (Write Laterally) — Selecteer deze optie voor een
bladverdeling van de pagina's van rechts naar links en van boven naar beneden.
Verticaal schrijven (Write Vertically) — Selecteer deze optie voor een bladverdeling
van de pagina's van links naar rechts en van boven naar beneden.
Boek->2 (Book->2) Kies de standaardinstelling voor dubbelzijdig kopiëren van een boekorigineel.
Geopend vanaf rechts (Open From Right) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf links worden geopend.
Geopend vanaf links (Open From Left) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf rechts worden geopend.
Brochure (Magazine
Sort)
Kies de standaardinstelling voor brochure kopiëren.
Geopend vanaf rechts (Open From Right) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf rechts worden geopend.
Geopend vanaf links (Open From Left) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf links worden geopend.
Niveaucorrectie voor
weglaten (Drop Out
Level Adjustment)
Selecteer de gewenste gevoeligheid uit 7 niveaus om kleuren uit de gescande
originelen weg te laten. Hoe lager het niveau is ingesteld, des te minder waarschijnlijk
zijn zwartachtige kleuren weggelaten. Hoe hoger het niveau is ingesteld, des te
waarschijnlijker zijn zwartachtige kleuren weggelaten.
Naam item Omschrijving
Fax 15
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Fax
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van fax- en internetfaxopdrachten wijzigen. Om faxen
te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, kunnen alleen [Resolutie (Resolution)], [Origin. modus (Original Mode)],
[Belichting (Exposure)], [Instelling voorbeeld (Preview Setting)] ingesteld worden.
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties die in dit menu ingesteld worden, toegepast op
internetfaxverzendingen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Fax weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Resolutie
(Resolution)
Selecteer de resolutie op basis van de kenmerken van het origineel.
Standaard (Standard) — Deze optie is geschikt voor originelen met een normale
tekstgrootte.
Fijn (Fine) — Deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
fijne illustraties.
U-fijn (U-Fine) — Deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte
en gedetailleerde illustraties.
Als het ontvangende faxapparaat niet geschikt is voor het ontvangen van originelen
met dezelfde resolutie, dan wordt de resolutie automatisch omgezet voordat het wordt
verzonden naar de ontvanger. Hoe hoger de resolutie, hoe langer het duurt om een
origineel te verzenden.
Origin. modus
(Original Mode)
Selecteer de scanmodus op basis van het soort origineel.
Tekst (Text) — Deze optie is geschikt voor originelen met tekst en lijntekeningen.
Tekst Foto (Text /Photo) — Deze optie is geschikt voor originelen met een
combinatie van tekst en foto's.
Foto (Photo) — Deze optie is geschikt voor originelen met foto's.
In de modus Tekst/Foto (Text/Photo), kan het verzenden langer duren dan in de modus
TEKST (TEXT).
Verz. Type (Tx Type) Stel de fax verzendmodus in.
Geheugen Tx (Memory Tx) — Stuur het origineel nadat de gescande gegevens zijn
opgeslagen in het geheugen. Er kunnen 100 verzendingen van maximaal 1000
pagina's per transmissie worden voorbehouden.
Direct Tx (Direct Tx) — Stuur het origineel direct als het wordt gescand. Zodra een
pagina is gescand en verzonden, wordt de volgende pagina gescand en verzonden.
Daarom duurt het langer om alle pagina's te scannen en te verzenden. U kunt echter
meteen bevestigen of elke pagina naar de ontvanger wordt gestuurd.
Belichting (Exposure) Kies de gewenste belichting voor het origineel.
Bij het handmatig instellen van het contrast wordt op of gedrukt om het
gewenste contrast in te stellen.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het origineel
wordt op [Auto] gedrukt.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
16 Fax
Bev.ontv. forceren
(Secure Receive
Forced Setting)
U kunt de functie Beveiligde Ontvangst in- of uitschakelen. Deze functie is alleen
beschikbaar wanneer de functie Weekplanning (Weekly Schedule) is ingesteld.
Aan (Enable) — Hiermee wordt de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive)
ingeschakeld.
Het wordt uitgeschakeld op het tijdstip ingesteld op Weekschema (Weekly
Schedule).
Uit (Disable) —Hiermee wordt de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive)
uitgeschakeld.
Het wordt ingeschakeld op het tijdstip ingesteld op Weekplanning
(Weekly Schedule).
Een beheerderswachtwoord is vereist.
RTI voor G3 Zet de RTI opname Aan (On) of Uit (Off) voor faxapparaten van het type G3. Om deze
functie in te schakelen, moet de Terminal ID vooraf op deze apparatuur worden
geregistreerd.
TTI voor G3 Zet de TTI opname Aan (On) of Uit (Off) voor faxapparaten van het type G3. Om deze
functie in te schakelen, moet de Terminal ID vooraf op deze apparatuur worden
geregistreerd.
Het instellen van dit item kan overbodig zijn omdat het mogelijk niet kan worden
weergegeven op het scherm (afhankelijk van uw land of regio).
ECM voor G3 Zet de ECM (Error Correction Mode) communicatie aan of uit voor faxapparaten van het
type G3.
ECM is een internationaal gestandaardiseerde communicatiemodus waarmee fouten
die tijdens het verzenden van faxberichten optreden automatisch worden
gecorrigeerd. Met deze optie-instelling op AAN (ON) is, zelfs wanneer de verzonden
gegevens zijn verstoord door ruis tijdens communicatie, goede communicatie zonder
beeldvervorming mogelijk door het automatisch opnieuw verzenden van het
verstoorde gedeelte.
Zowel de afzender als de ontvanger moeten beschikken over de functie ECM om ECM
communicatie mogelijk te maken.
Wanneer de communicatie wordt verstoord door geruis, wordt de duur van de
communicatie iets meer verlengd dan gebruikelijk. Ook bij gebruik van de ECM-
communicatie kan een fout optreden, afhankelijk van de conditie van de lijn.
De ECM communicatie is niet beschikbaar voor spraakcommunicatie.
Meerv. best.
bevestigen
(Multidest.
Confirmation)
Selecteer of het bevestigingsscherm moet worden weergegeven als meerdere
bestemmingen zijn opgegeven.
Voorbeeldinstelling
(Preview Setting)
Het inschakelen van functie Voorbeeld maakt het mogelijk de gescande afbeelding te
zien voordat de fax/internetfaxtaak verzonden wordt.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Snelh.limiet verz.
(Tx Speed Limit)
De verzending met V.34 kan mislukken, afhankelijk van de kwaliteit van de
communicatie van uw lijn. Verzendingsfouten kunnen worden vermeden wanneer
deze optie is ingesteld op Aan (On).
Naam item Omschrijving
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Fax 17
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Snelh.limiet ontv. (Rx
Speed Limit)
De ontvangst met V.34 kan mislukken, afhankelijk van de kwaliteit van de
communicatie van uw lijn. Ontvangstfouten kunnen worden vermeden wanneer deze
optie is ingesteld op Aan (On).
Lijn1 (Line1) — Hiermee kunt u de snelheidslimiet voor het ontvangen voor de 1e lijn
al dan niet inschakelen.
Lijn2 (Line2) — Hiermee kunt u de snelheidslimiet voor het ontvangen voor de 2e lijn
al dan niet inschakelen.
Standaard adresboek
(Default Address
Book)
Selecteer het standaardtabblad die in het adresboek wordt weergegeven.
Standaardweergave
voor enkel (Default
View For Single)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de enkele tabblad van het adresboek.
Inhoud lijstweergave
(List View Display
Content)
Selecteer het formaat van de lijstweergave in het adresboek.
Naam & bestem. (Name and Dest.) — Druk op deze toets om namen en
bestemmingen in de lijst van het adresboek weer te geven.
Alleen naam (Name Only)Druk op deze toets om namen in de lijst van het
adresboek weer te geven. U kunt lange namen gemakkelijk controleren.
Standaardweergave
voor groep (Default
View For Group)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de groep tabblad van het adresboek.
Naam item Omschrijving
18 Scan
0.Scan
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van scanopdrachten wijzigen.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Scannen (Scan) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Kleurmode (Color
Mode)
Druk op de toets van de gewenste modus.
Compressie
(Compress)
Druk op de toets van de gewenste modus voor scanopdrachten in de modi Grijsschaal
(Gray Scale), Kleur (Full Color) of Auto kleur (Auto Color).
Enkel / 2-zijdige scan
(Single/ 2-Sided
Scan)
Druk op de toets van de gewenste modus.
Enkel (Single) — Druk op deze toets om enkelzijdig scannen als
standaardscanmodus in te stellen.
Boek (Book) — Druk op deze toets om scannen van boekformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor worden beide zijden van de originelen in
dezelfde richting gescand.
Kalender (Tablet) — Druk op deze toets om scannen van kalenderformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor wordt de voorpagina in de algemene
richting gescand en de achterpagina in tegengestelde richting.
Roteren (Rotation) Druk op de toets van de gewenste modus.
— Selecteer deze optie om de originelen te scannen zonder dat de richting
wordt gewijzigd.
— Selecteer deze optie om uw scans 90 graden rechtsom te draaien.
— Selecteer deze optie om uw scans 180 graden te draaien.
— Selecteer deze optie om uw scans 90 graden linksom te draaien.
Voorbeeldinstelling
(Preview Setting)
Door het inschakelen van functie Voorbeeld is het mogelijk een voorbeeld van de
afgedrukte afbeeldingen te bekijken voordat ze worden opgeslagen of gemaild.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Wis blanco pagina
(Omit Blank Page)
Druk op de toets van de gewenste instelling om blanco pagina's al dan niet weg te
laten.
Sla lege pagina over
aanpassing (Omit
Blank Page
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen
van blanco pagina's uit het gescande origineel in een scantaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Zie hieronder voor meer informatie over de functie blanco pagina’s overslaan:
Scan - USEFUL FUNCTIONS - Changing Scan Settings - Removing blank pages
ACS-aanpassing (ACS
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een origineel
dat in modus Autokleur gescand wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal
herkennen.
Afdrukkwaliteit voor
zwart In ACS (Image
Quality for Black In
Acs)
Druk op de knop voor de gewenste beeldkwaliteit voor het scannen van zwart-
witoriginelen in modus Auto kleur (Auto Color).
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Scan 19
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Stel voor elke kleurenmodus (kleur/auto kleur, grijstinten of zwart) de volgende onderwerpen in.
Zwart/wit aanpassing
voor standaard (B/W
Adjustment for
Standard)
Kies de belichting voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur (Auto
Color).
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter scans van
zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder scans
van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Standaard adresboek
(Default Address
Book)
Selecteer het standaardtabblad die in het adresboek wordt weergegeven.
Standaardweergave
voor enkel (Default
View For Single)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de enkele tabblad van het adresboek.
Standaardweergave
voor groep (Default
View For Group)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de groep tabblad van het adresboek.
Niveaucorrectie voor
weglaten (Drop Out
Level Adjustment)
Selecteer de gewenste gevoeligheid uit 7 niveaus om kleuren uit de gescande
originelen weg te laten. Hoe lager het niveau is ingesteld, des te minder waarschijnlijk
zijn zwartachtige kleuren weggelaten. Hoe hoger het niveau is ingesteld, des te
waarschijnlijker zijn zwartachtige kleuren weggelaten.
Boek lay-out (Book
Layout)
Selecteer hoe u boekvormige originelen opent om twee tegenover elkaar liggende
pagina's te scannen.
Geopend vanaf (Open From Right) — Druk op deze toets om twee tegenover elkaar
liggende pagina's afzonderlijk te scannen voor de boekoriginelen die u vanaf rechts
opent.
Geopend vanafs (Open From Left) — Druk op deze toets om twee tegenover elkaar
liggende pagina's afzonderlijk te scannen voor de boekoriginelen die u vanaf links
opent.
Naam item Omschrijving
Resolutie
(Resolution)
Druk op de knop van de gewenste resolutie (dpi) voor scans.
Origin. modus
(Original Mode)
Druk op de knop van de gewenste modus voor scans. ([Origin. modus] is niet
beschikbaar in modus grijstinten.)
Belichting (Exposure) Kies de gewenste belichting voor scans.
Druk om het contrast handmatig in te stellen op of en stel het gewenste
contrastniveau in.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het origineel
wordt op [Auto] gedrukt.
Achtergrond afstellen
(Background
Adjustment)
Kies de gewenste achtergrondbelichting voor scans.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter de
achtergrondkleur zal zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder de
achtergrondkleur zal zijn.
Naam item Omschrijving
20 e-Filing
0.e-Filing
U kunt het type beeldkwaliteit instellen voor het afdrukken van kleurendocumenten die zijn opgeslagen via scannen
naar e-Filing.
Ze hieronder voor instructies over hoe het scherm e-Filing weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Algemeen (General) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
een algemeen kleurdocument.
Foto (Photograph) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
foto's.
Presentatie
(Presentation)
Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
presentatiemateriaal.
Tekening (Line Art) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
een document met veel tekst of lijntekeningen.
Lijst (List) 21
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Lijst (List)
U kunt onderstaande lijsten afdrukken.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Lijst (List) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
De lijst wordt afgedrukt op het papier dat wordt ingevoerd vanuit de lade met LT-R- of A4-R-papier en wordt
uitgevoerd naar de uitvoerlade.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren
weergegeven. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om elke lijst af te drukken. Als echter functie 'Geen limiet
zwart' (No Limit Black) ingeschakeld is, dan worden de lijsten afgedrukt zonder dat het scherm voor het invoeren van
de afdelingscode verschijnt.
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
Naam item Omschrijving
Adresboek (Address
Book)
Druk op deze knop om de Adresboekinformatie (Address Book Information) af te
drukken die alle geregistreerde contactpersonen in het multifunctionele systeem
weergeeft.
Sorteer ID (ID Sort) Druk op deze knop om de Adresboekinformatie (Address Book
Information) af te drukken, gesorteerd op ID-nummer.
Sorteer naam (Name Sort) — Druk op deze knop om de Adresboekinformatie
(Address Book Information) af te drukken, gesorteerd op achternaam.
Groep nummer
(Group Numbers)
Druk op deze knop om de Groep Nummer Informatie af te drukken die alle
geregistreerde groepen en leden ervan in het multifunctionele systeem weergeeft.
Functie (Function) Druk op deze knop om de FUNCTIE LIJST (FUNCTION LIST) (gebruiker) af te drukken.
ITU mailbox (ITU
Mailbox)
Druk op deze knop voor het afdrukken van een overzicht van de huidige status van de
postvakken die zijn geregistreerd op deze apparatuur.
22 Papierlade (Drawer)
0.Papierlade (Drawer)
Om het papierformaat en de papiersoort te wijzigen, kies [Toestaan (Allow)] onder [Beheer (Admin)] > [Papierlade
(Drawer)] > [Papierformaatinstelling (Paper Size Setting)] voor elke papierlade.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Lade (Drawer) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Het papierformaat instellen
Druk in scherm Papierlade (Drawer) op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de lade waarvan het
papierformaat gewijzigd moet worden en druk op de knop voor het gewenste formaat. De beschikbare
papierformaten en de beschikbaarheid van de automatische papierformaatdetectie van elk model kunnen variëren.
Voor modellen die het papierformaat automatisch detecteren wordt bij het kiezen van [Auto(mm)] of [Auto(inch)] het
formaat van het papier dat in laden geplaatst is, automatisch ingesteld. Druk bij gebruik van papier van formaat A/B
zoals A3 en A4 op [Auto(mm)] en bij gebruik van papier van formaat LT, zoals LD en LT, op [Auto(inch)].
Het is mogelijk dat het multifunctionele systeem het papierformaat niet detecteert en "!" weergeeft voor de lade als er
papier van formaat LT wordt geplaatst in de lade waarvoor [Auto(mm)] is ingesteld of omgekeerd. Corrigeer de
selectie van de knop.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Papierlade (Drawer) 23
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
De papiersoort instellen
Druk in scherm Papierlade (Drawer) op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de lade waarvan de
papiersoort gewijzigd moet worden en druk op de knop voor de gewenste soort. De beschikbare papierformaten en -
soorten van elk model kunnen variëren.
Het scherm papiersoort bestaat uit twee delen: Dikte (Thickness) en Kenmerk (Attribute).
Stel Dikte (Thickness) in bij gebruik van dik papier en bij gerecycled papier.
Stel Kenmerk (Attribute) in wanneer het papier in de lade voor een specifiek doel gebruikt wordt. Als bijvoorbeeld
[Invoeg (Insert)] voor een lade wordt geselecteerd, zal het papier in de lade altijd gebruikt worden voor het
invoegen van kopieën.
Zie hieronder voor meer informatie over de papiersoorten:
Papiervoorbereiding - PAPIER PLAATSEN - Papierinstellingen - Instelling papiersoort
Papier dat in een lade geplaatst is met een Dikte (Thickness) anders dan [Normaal (Plain)] of [Recycling papier
(Recycled Paper)], of papier dat geplaatst is in een lade met Kenmerk (Attribute) anders dan [Nee (None)] ligt
buiten de scope van de Automatische PapierSelectie (APS).
Zie hieronder voor meer informatie over APS:
Kopie - HET MAKEN VAN KOPIEËN - Het papierformaat opgeven - Automatische papierselectie (APS)
Gebruik [Gebr.type (Usertype)] niet.
Wanneer voor een lade een kenmerk anders dan [Nee (None)] ingesteld is, valt het papier dat in deze lade geplaatst
is buiten de scope van de functie Automatisch Wisselen van Papiermagazijn.
Zie hieronder voor meer informatie over deze functie:
P.99 "Kopie (Copy)"
24 Adres (Address)
0.Adres (Address)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Adres boek (Address Book) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Contactpersonen beheren in het adresboek
Contactpersonen die in het adresboek opgenomen zijn, kunnen bijvoorbeeld weergegeven worden vanuit het scherm
dat weergegeven wordt wanneer op het bedieningspaneel op knop [Fax] gedrukt wordt. Bij het verzenden van een fax
of internetfax is het eenvoudig ontvangers aan te geven door deze te selecteren uit de lijst in het adresboek.
Daarnaast kan het adresboek ook gebruikt worden om e-mailadressen aan te geven voor 'scannen naar email'-
overdrachten.
In het adresboek kunt u tot 3000 contactpersonen registreren die elk een faxnummer, een e-mailadres of allebei
kunnen bevatten. Indien de FAX-eenheid geïnstalleerd is, kunt u ook de opties voor faxverzending instellen voor elke
contactpersoon, zoals verzendtype, ECM, verzendkwaliteit, lijnselectie* en subadresinstellingen.
* De lijnselectie is niet beschikbaar voor de modellen zonder de 2e lijn voor de fax-eenheid.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
U kunt adresboekgegevens importeren en exporteren in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer informatie,
raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Import settings - Setting up Address Book
Nieuwe contactpersonen creëren
U kunt nieuwe contactpersonen in het adresboek creëren. Voor het creëren van nieuwe contactpersonen zijn de
volgende twee methoden beschikbaar.
Contactpersonen registreren via de toets [Gebruikersfuncties (User Functions)]
1
Op het scherm Adresboek (Address Book), druk op een niet-gedefinieerde regel, druk op
[Toegang (Entry)], en registreer vervolgens een nieuwe contactpersoon.
Naam item Omschrijving
Voornaam (First
Name)
Druk op deze toets om de voornaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam
zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens
invoeren.
Achternm. (Last
Name)
Druk op deze toets om de achternaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam
zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens
invoeren.
Index Druk op deze toets om de index van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen tot 64
tekens ingevoerd worden.
Het verdient aanbeveling de index in te geven omdat het adres wordt weergegeven
volgens de index wanneer op de knoppen boven het scherm ADRESBOEK (ADDRESS
BOOK) wordt gedrukt.
Bedrijf (Corp.) Druk op deze toets om de bedrijfsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen
tot 64 tekens ingevoerd worden.
Afdeling (Dept.) Druk op deze toets om de afdelingsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
Kenmerk
(Keyword)
Druk op deze toets om een trefwoord voor de contactpersoon in te voeren. Dit
trefwoord kan worden gebruikt om deze contactpersoon te zoeken. Er kunnen tot
256 tekens ingevoerd worden.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Adres (Address) 25
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
[Voornaam (First Name)] of [Achternm. (Last Name)] en [Fax Nr. (Fax No.)] of [E-mail] zijn verplichte velden. De
contactpersoon zal niet geregistreerd worden als een van deze gegevens mist.
2
Druk op [Optie (Option)] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
Zie hieronder voor meer informatie over de opties voor faxverzending:
P.15 "Fax"
3
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten
U kunt informatie zoals de externe faxnummers en e-mailadressen in het adresboek registreren vanuit het scherm
Verzend-/Ontvangstlog.
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het verzendlog:
Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het ontvangstlog:
Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server voor een
ondervragingsontvangst
E-mailadres van de afzender
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het scanlog:
E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd
1
Druk op [Taakstatus (Job Status)] op het aanraakscherm.
2
Druk op tabblad [Log] en druk op [Zenden (Send)] (of [Ontvangen (Receive)] of [Scan]).
De Verzend- (of Ontvangst- of Scan-) log-lijst wordt weergegeven.
Fax nr. (Fax No.) Druk op deze toets om het faxnummer van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen
tot 128 cijfers ingegeven worden. Druk op de knop favoriet voor de bestemming om het
geregistreerde adres weer te geven op de favoriete tabblad van het adresboek.
2de Fax (2nd Fax) Druk op deze toets om een tweede faxnummer voor de contactpersoon in te voeren.
(Als meerdere pogingen om verbinding te leggen met [Fax nr. (Fax No.)] mislukken,
wordt een fax, mits dit veld gevuld is, naar [2de Fax (2nd Fax)] verzonden.) Er kunnen
tot 128 cijfers ingegeven worden.
E-mail Druk op deze toets om het e-mailadres van de contactpersoon in te voeren. U kunt een
adres ingeven van tot 192 alfanumerieke tekens. Druk op de knop favoriet om het
geregistreerde adres weer te geven op de favoriete tabblad van het adresboek.
Naam item Omschrijving
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
26 Adres (Address)
3
Selecteer de opdracht die het faxnummer of het e-mailadres bevat dat u wilt registreren in het
adresboek en druk op [Toegang (Entry)].
Om e-mailadressen als BCC-contactpersoon (verborgen kopiehouder) te registreren in het adresboek vanuit de
scanlog, moet optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC Address Display on Job Log, Job Status)]
ingeschakeld zijn vanuit het TopAccess-e-mailmenu. Als optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC
Address Display on Job Log, Job Status)] ingeschakeld is, dan wordt in scherm Scanlog als omschrijving [BCC-
adres (BCC Adress)] weergegeven in plaats van een e-mailadres. In dit geval is [Toegang (Entry)] uitgeschakeld,
zelfs wanneer als beschrijving [BCC-adres (BCC Adress)] wordt gekozen. Zie hieronder voor instructies over het
inschakelen van de optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC Address Display on Job Log, Job Status)]:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Email settings - Setting up Email Setting
4
Bewerk de contactinformatie.
Zie hieronder voor uitleg over elk item:
P.24 "Nieuwe contactpersonen creëren"
5
Druk op [Optie (Option)] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
Zie hieronder voor meer informatie over de opties voor faxverzending:
P.15 "Fax"
6
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
Bewerken of verwijderen van contactpersonen
Om contactpersonen te bewerken, druk op de contactpersoon in het scherm Adres boek (Address Book) en
vervolgens op [Bewerken (Edit)]. Om contactpersonen te wissen, druk op de contactpersoon in het scherm Adres
boek (Address Book) en vervolgens op [Wissen (Delete)].
Contactpersonen zoeken
Druk op de zoek-pictogram op het scherm Adres boek (Address Book) om het zoekscherm weer te geven. U kunt
contactpersonen zoeken door een zoekopdracht in te voeren
De weergavevolgorde instellen van de zoekresultaten voor contactpersonen
Druk op [Instell. (Setting)] op het scherm Adresboek om [Bek. ID sort. (Known ID Sort)] of [Index sort] in te stellen als
weergavevolgorde van de bovenstaande zoekresultaten voor contactpersonen.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Adres (Address) 27
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Groepen beheren in het adresboek
U kunt groepen creëren die meerdere contactpersonen bevatten, waardoor het mogelijk wordt groepen aan te geven
in plaats van het elke contactpersoon apart te moeten selecteren bij scannen naar e-mail of fax- of
internetfaxverzending.
In het adresboek kunt u tot maximaal 200 groepen registreren. U kunt maximaal 400 leden registreren in een groep.
Eén faxnummer of één e-mailadres telt als één bestemming. Als u zodoende een contactpersoon selecteert die
zowel faxnummer als e-mailadres bevat, telt dit als twee bestemmingen in de groep.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
Nieuwe groepen creëren
Op het scherm Adres boek (Address Book), kies de tab Groep (Group), druk op een niet-gedefinieerde regel, druk op
[Toegang (Entry)], en maak vervolgens een nieuwe groep aan.
Voer de groepsnaam en index in, selecteer vervolgens de contactpersonen die moeten worden opgenomen in de
groep. U kunt ook contactpersonen zoeken door te drukken op het zoekpictogram.
Bewerken of verwijderen van groepen
Om groepen te bewerken, selecteer het tabblad Groep (Group) op het scherm Adres boek (Address Book), druk
vervolgens op de groep, en vervolgens op [Bewerken (Edit)]. U kunt contactpersonen in de groep toevoegen of
verwijderen. Om groepen te verwijderen, druk op de groep en druk op [Wissen (Delete)].
Het verwijderen van een groep verwijdert de contactpersonen niet uit tabblad [Enkel (Single)]. Wanneer een
contactpersoon echter via tab [Enkel (Single)] verwijderd wordt, wordt deze ook uit de groep waarin deze
geregistreerd is, verwijderd.
Druk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die contactpersoon
aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Druk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/
eruit te verwijderen.
Druk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te
voegen/eruit te verwijderen.
Groepen zoeken
Druk op de zoek-pictogram op het scherm Adres boek (Address Book) om het zoekscherm weer te geven. U kunt
groepen zoeken door een zoekopdracht in te voeren
Bevestigen van groepsleden
U kunt de contactpersonen die zijn geregistreerd in een groep bevestigen door te drukken op [Inhoud (Contents)] van
de groep op het scherm Adresboek (Address Book).
28 Contr. e-mail (Check E-mail)
0.Contr. e-mail (Check E-mail)
Met deze functie kunt u controleren op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server. Als er een nieuwe e-mail
ontvangen wordt op de POP3-server, print het multifunctionele systeem automatisch de e-mailgegevens nadat ze zijn
opgehaald van de POP3-server.
Om deze bewerking uit te voeren, moet de POP3-server geconfigureerd worden met TopAccess. Zie hieronder voor
instructies over het configureren van het POP3-server:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up POP3 Client
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Contr. e-mail (Check E-Mail) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Het multifunctionele systeem controleert ook automatisch op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server.
Internetfax (Internet Fax) 29
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Internetfax (Internet Fax)
U kunt de instellingen voor de TTI- en RTI-opname voor internetfaxtaken configureren.
TTI
Zet de TTI opname Aan (On) of Uit (Off).
RTI
Zet de RTI opname Aan (On) of Uit (Off).
30 Bluetooth printen (Bluetooth Printing)
0.Bluetooth printen (Bluetooth Printing)
Dit apparaat ondersteunt OPP/FTP/HCRP afdrukken via Bluetooth. Als de draadloze LAN/Bluetooth-module is
geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u afdrukken vanaf alle apparatuur die Bluetooth OPP/FTP/HCRP afdrukken
met dit apparaat ondersteunt.
Alvorens Bluetooth printen te gebruiken, stel het papierformaat en afdruktype voor het afdrukken in.
Papier formaat (Paper Size)
Selecteer het papierformaat voor het afdrukken.
Print type (Print Type)
Selecteer de afbeeldingsgrootte voor het afdrukken op papier.
De beschikbare formaten voor OPP/FTP afdrukken zijn JPEG, PDF, PS, PRN, en TXT.
Alleen de PRN-bestanden die door het printerstuurprogramma van dit apparaat worden gegenereerd, worden
ondersteund. Het apparaat ondersteunt niet alle formaten onder de voornoemde bestandsindelingen. Een
dergelijk bestand kan niet worden afgedrukt.
Alleen de afbeeldingsbestanden in JPEG-formaat kunnen worden afgedrukt. JPEG formaat bestanden die specifiek
zijn voor het apparaat kunnen echter mogelijk niet worden afgedrukt.
De specificaties voor Bluetooth kunnen afwijken naargelang de apparaten. Niet alle apparaten kunnen via
Bluetooth verbinding maken deze apparatuur.
Niet meer dan twee of meer apparaten kunnen tegelijk geen verbinding maken met de apparatuur via Bluetooth.
Gebruik 1-byte alfanumerieke tekens voor de naam van het bestand dat moet worden afgedrukt, zoniet kan het
afdrukken niet worden uitgevoerd.
Sommige MFP-apparaten ondersteunen de OPP/FTP-functie niet. Raadpleeg de technicus voor meer informatie.
Afdrukken via Bluetooth is niet beschikbaar vanaf de iOS-apparaten.
Zie hieronder voor meer informatie over deze instelling:
P.133 "Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)"
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) 31
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor Wi-Fi Direct
maken.
Wi-Fi Direct is een functie waarmee u rechtstreeks apparaten die Wi-Fi Direct ondersteunen kunt verbinden via een
draadloos LAN zonder gebruik te maken van een draadloos toegangspunt, enzovoort. Deze apparatuur is geschikt
voor afdrukken van apparaten die Wi-Fi Direct ondersteunen.
Zie hieronder voor meer informatie over deze instelling:
P.129 "Draadloze LAN instellen"
Verbinding maken met SSID en Passphrase
SSID en Passphrase worden getoond in dit multifunctionele systeem. Selecteer de SSID van het multifunctionele
systeem in het aan te sluiten toestel. Zodra de Passphrase is opgegeven, wordt verbinding gemaakt.
SSID en Passphrase worden bij elke in-/uitschakeling van het multifunctionele systeem gewijzigd. U kunt ze repareren
aan de hand van de onderstaande aanwijzingen:
P.129 "Draadloze LAN instellen"
Naam item Omschrijving
PBC Verbindt met de drukknop methode van WPS.
PIN Verbindt met de PIN-code methode van WPS.
Legacy apparaatverbinding
(Legacy Device Connection)
Toont SSID en Passphrase (Passphrase)
P.31 "Verbinding maken met SSID en Passphrase"
Apparaatgegevens (Device
Information)
Toont de apparaatgegevens van dit systeem.
Verbindingsstatus (Connection
status)
Toont informatie over de verbinding.
32 Dubbele invoer (Double feed)
0.Dubbele invoer (Double feed)
U kunt de sensor voor het detecteren van dubbele origineleninvoer in- of uitschakelen. Als de dubbele invoer met de
ingeschakelde sensor wordt gedetecteerd, verschijnt de aanwijzing op het scherm om de vastgelopen originelen te
verwijderen.
Deze instelling is alleen beschikbaar als de automatische documentinvoer met de sensor voor dubbele invoer is
aangesloten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder ............................................................................................35
Algemeen (General)..........................................................................................................37
De apparaatinformatie instellen.........................................................................................................................39
De kennisgeving instellen....................................................................................................................................39
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord .......................................40
De klok instellen...................................................................................................................................................41
Instellen van de energiebesparende standen ....................................................................................................41
De soepelheid van het afdrukken wijzigen.........................................................................................................45
Instellen van de statusmelding...........................................................................................................................46
Instellen van de automatische wisfunctie..........................................................................................................46
Beheer van de optielicenties...............................................................................................................................47
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ..................................................................................................57
Bijwerken van uw systeem ..................................................................................................................................60
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ............................................................................................63
Uitschakelinstellingen configureren...................................................................................................................67
Exporteren van logs .............................................................................................................................................67
Taakbeheer instellen ...........................................................................................................................................69
De instellingen van het toetsenbord wijzigen ....................................................................................................71
Reinigen van de binnenkant van het apparaat ..................................................................................................72
Instellen van de pop-upberichten.......................................................................................................................72
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen......................................................................................73
De zelftest interval instellen................................................................................................................................73
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets ..............................................................................73
De gegevensback-up en herstel instellen...........................................................................................................74
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan.................................................................................................78
De afdrukpositie aanpassen................................................................................................................................79
Uitvoerinstellingen aanpassen ...........................................................................................................................81
Netwerk (Network)...........................................................................................................84
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4) ...........................................................................................................86
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6) ...........................................................................................................87
Instellen van het IPX/SPX-protocol.....................................................................................................................93
Instelling van de NetWare-instellingen...............................................................................................................94
Instellen van het SMB-protocol...........................................................................................................................95
Instellen van de HTTP-netwerkservice ...............................................................................................................96
Instellen van de Ethernetsnelheid ......................................................................................................................96
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie..................................................97
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) .....................................................................................................................97
Controleren van het netwerk ..............................................................................................................................98
Kopie (Copy) ....................................................................................................................99
Scherm Kopie (1/4) ..............................................................................................................................................99
Scherm Kopie (2/4) ..............................................................................................................................................99
Scherm Kopie (3/4) ............................................................................................................................................100
Scherm Kopie (4/4) ............................................................................................................................................101
Fax................................................................................................................................ 102
De ID-naam registreren......................................................................................................................................102
Oorspronkeljke instellingen configureren........................................................................................................104
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid....................................................................................................................105
Rx-afdrukken instellen.......................................................................................................................................105
Instelling uitgestelde verzending activeren .....................................................................................................106
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie ..................................................................................................106
"Van naam (From Name)" instellen ..................................................................................................................108
Bestand (File)................................................................................................................. 109
E-mail............................................................................................................................ 110
Standaard e-mailonderwerp instellen..............................................................................................................111
Internetfax (Internet Fax) ............................................................................................... 112
Beveiliging (Security) ..................................................................................................... 113
Beheer van certificaten......................................................................................................................................113
Instellen van beveiligde PDF-bestanden ..........................................................................................................116
Uitvoeren van de integriteitscontrole...............................................................................................................117
Opstarten in Veilige modus instellen................................................................................................................118
TPM instellen......................................................................................................................................................119
Digitale handtekening op PDF plaatsen ...........................................................................................................120
Antimalware instellen........................................................................................................................................120
Lijst / rapport (List/Report) ............................................................................................. 121
Instellen van het rapport...................................................................................................................................121
Lijsten afdrukken ...............................................................................................................................................125
Printer/e-Filing .............................................................................................................. 126
Scherm Printer / E-Filing (1/2)...........................................................................................................................126
Scherm Printer / E-Filing (2/2)...........................................................................................................................127
Draadloos instellen (Wireless Settings) ............................................................................ 128
Draadloze LAN-verbindingsmethoden .............................................................................................................128
Draadloze LAN instellen ....................................................................................................................................129
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk ...................................................................................132
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)...................................................................... 133
Fabriek instelling (Factory Default).................................................................................. 134
USB kabel print (USB Cable Print) .................................................................................... 136
Papierlade (Drawer) ....................................................................................................... 137
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ............................................................... 138
Wachtwoord wijzigen (Change User Password)................................................................. 139
802.1X-instellingen (802.1X Settings)............................................................................... 140
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder 35
0.Toegang tot menu Beheerder
Zie hieronder voor meer informatie over het toetsenbord op scherm:
P.172 "Schermtoetsenbord"
Zie hieronder voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm:
P.173 "Numeriek toetsenpaneel op scherm"
1
Druk op toets [Gebr.functies -Gebruiker- (User Functions -User-)] op het bedieningspaneel om
naar menu Gebruikersfuncties (User Functions) te gaan.
2
Druk op tab [Beheer (Admin)].
Als functie Gebruikersbeheer uitgeschakeld is, moet u het beheerderswachtwoord invoeren. Ga naar de
volgende stap.
Als functie Gebruikersbeheer ingeschakeld is, moet u zich aanmelden op de multifunctionele printer als
gebruiker met beheerdersbevoegdheden.
Als u op de tab [Beheer (Admin)] drukt, dan wordt het menu Beheerder (Admin) weergegeven. Ga verder naar
stap 4.
Als u zich aanmeldt op de multifunctionele printer als gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden, dan is tab
[Beheer (Admin)] niet beschikbaar.
Door functiegegevens in te stellen, kunt u aan gebruikers bepaalde rechten toekennen. Zie hieronder voor meer
informatie over functiegegevens:
TopAccess - [User Management] - [User Management] Overview - [Role Management] Item list <access
policy mode>
3
Voer het beheerderswachtwoord in.
De standaard beheerderswachtwoord is "123456". Afhankelijk van het model en de bestemming dient u het
standaard beheerderswachtwoord te wijzigen wanneer er voor de eerste keer ingelogd wordt. Volg de instructies
op het scherm.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
36 Toegang tot menu Beheerder
4
Ga verder met de gewenste administratieve bewerking.
Admin-menu (1/2)
Admin-menu (2/2)
Het scherm Gebr.functies (User Functions) bevat de volgende knoppen. Zie de betreffende documentatie voor
meer informatie over elke knop.
 P.37 "Algemeen (General)"
 P.84 "Netwerk (Network)"
 P.99 "Kopie (Copy)"
 P.102 "Fax"
 P.109 "Bestand (File)"
 P.110 "E-mail"
 P.112 "Internetfax (Internet Fax)"
 P.113 "Beveiliging (Security)"
 P.121 "Lijst / rapport (List/Report)"
 P.126 "Printer/e-Filing"
 P.128 "Draadloos instellen (Wireless Settings)"
 P.133 "Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)"
 P.134 "Fabriek instelling (Factory Default)"
 P.136 "USB kabel print (USB Cable Print)"
 P.137 "Papierlade (Drawer)"
 P.138 "Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)"
 P.139 "Wachtwoord wijzigen (Change User Password)"
 P.140 "802.1X-instellingen (802.1X Settings)"
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 37
0.Algemeen (General)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen. Het
scherm toont de knoppen, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Algemeen (General) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Menu Algemeen (1/3)
Menu Algemeen (2/3)
Menu Algemeen (3/3)
1
7
23456
89
10
16
11 12 13 14 15
17 18 19
21 22 23
20
24 25
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
38 Algemeen (General)
De beschikbare knoppen verschillen van model tot model.
Naam item Omschrijving
1Apparaatgegevens (Device
Information)
P.39 "De apparaatinformatie instellen"
2Kennisgeving (Notification) P.39 "De kennisgeving instellen"
3Wachtwoord setup
(Password Setup)
P.40 "Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het
servicewachtwoord"
4Klok (Clock) P.41 "De klok instellen"
5Spaarstand (Energy Saver) P.41 "Instellen van de energiebesparende standen"
6Egalisatie print
(Smoothness Of Print)
P.45 "De soepelheid van het afdrukken wijzigen"
7Status melding (Status
Message)
P.46 "Instellen van de statusmelding"
8Auto wissen (Auto Clear) P.46 "Instellen van de automatische wisfunctie"
9Licentie beheer (License
Management)
P.47 "Beheer van de optielicenties"
10 Talen (Languages) P.57 "Toevoegen of verwijderen van weergavetalen"
11 Systeem updates (System
Updates)
P.60 "Bijwerken van uw systeem"
12 Klonen (Cloning) P.63 "Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden"
13 Uitschakel-instelling (Power
Off Setting)
P.67 "Uitschakelinstellingen configureren"
14 Logboeken exporteren
(Export Logs)
P.67 "Exporteren van logs"
15 Taakbeheer (Job Control) P.69 "Taakbeheer instellen"
16 Toetsenbord instelling
(Keyboard Settings)
P.71 "De instellingen van het toetsenbord wijzigen"
17 Reinigen (Cleaning) P.72 "Reinigen van de binnenkant van het apparaat"
18 Pop-up (Pop-Up) P.72 "Instellen van de pop-upberichten"
19 Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction)
P.73 "Instellen van de functie scannerstrepen verminderen"
20 Interval zelftest (Self Check
Interval)
P.73 "De zelftest interval instellen"
21 Programmeerb. toets
(Programmable Button)
P.73 "Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets"
22 Gegevensback-up/herstel
(Data Backup/Restore)
P.74 "De gegevensback-up en herstel instellen"
23 Onderzoek logboek
(Investigation Logs)
P.78 "Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan"
24 Aanpassing printpositie
(Print Position Adjustment)
P.79 "De afdrukpositie aanpassen"
25 Overdracht aanpassing
(Transfer Bias Adjustment)
P.81 "Uitvoerinstellingen aanpassen"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 39
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De apparaatinformatie instellen
U kunt de apparaatinformatie van dit apparaat instellen. Deze items worden weergegeven op de Apparaatpagina van
TopAccess, een internetgebaseerde apparaatbeheertoepassing.
De kennisgeving instellen
U kunt de kennisgevingsmail instellen om een bericht te sturen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen op
het apparaat, zoals toner op, papier op en serviceleverancier bellen.
U kunt tot drie e-mailadressen specificeren als bestemming van het kennisgevingsbericht.
P.39 "Het e-mailadres registreren"
U kunt de gebeurtenissen specificeren die u wilt melden met behulp van de TopAccess-internettoepassing. Zie
hieronder voor instructies over het specificeren van gebeurtenissen voor kennisgeving:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Notification settings
Om deze functie te gebruiken, hebt u een e-mailadres voor dit apparaat nodig en moet u de SMTP-server instellen.
Bovendien moeten de instellingen om dit apparaat te verbinden met het internet correct geconfigureerd zijn.
Het e-mailadres registreren
1
Op het scherm Kennisgeving (Notification) scherm, voer het e-mailadres in waarnaar het bericht
is verzonden.
U kunt naar behoefte tot drie e-mailadressen opgeven als bestemming van het kennisgevingsbericht. Wanneer u
de kennisgevingsfunctie inschakelt, moet u minstens één e-mailadres invoeren.
Naam item Omschrijving
Locatie (Location) Druk op deze toets om de locatie in te voeren waar het apparaat zich bevindt. Er kunnen
tot 64 tekens ingevoerd worden.
Service telefoon
nummer (Service
Phone Number)
Druk op deze knop om het telefoonnummer voor onderhoud in te geven. Er kunnen tot
32 tekens ingegeven worden.
Contact informatie
(Contact Information)
Druk op deze toets om de naam van de onderhoudstechnicus in te voeren. Er kunnen tot
64 tekens ingevoerd worden.
Beheer (Admin).
Bericht
Druk op deze toets om een bericht van de beheerder in te voeren. Er kunnen tot 40 tekens
ingevoerd worden.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
40 Algemeen (General)
2
Druk op [Aan (On)] voor het e-mailadres waarop u de kennisgeving wilt ontvangen en druk op
[OK].
Om de kennisgeving voor een e-mailadres uit te schakelen, druk op [Uit (Off)].
[Aan (On)] is beschikbaar nadat een e-mailadres ingevoerd is.
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord
U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen. U kunt ook het servicewachtwoord resetten voor het geval de
onderhoudstechnicus, die verantwoordelijk is voor dit apparaat, het vergeet.
Wijzigen van het beheerderswachtwoord
1
Druk in scherm Instelling wachtwoord (Password Setup) op [Beheer wachtwoord (Admin
Password)].
2
Voer het huidige beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Indien het beheerderswachtwoord voor de eerste keer wordt gewijzigd, voer dan "123456" in het veld [Oud
wachtwoord (Old Password)].
3
Stel een nieuw wachtwoord in en voltooi de instelling.
Voer een beheerderswachtwoord in van 6 tot 64 tekens. U kunt alfanumerieke tekens en de volgende symbolen
gebruiken.
! # $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
Resetten van het servicewachtwoord
1
Druk in scherm Instelling wachtwoord (Password Setup) op [Servicewachtw.
opn. Instellen (Reset Service Password)].
Als [Servicewachtw. opn. Instellen (Reset Service Password)] geselecteerd is, wordt bericht "Weet u het zeker?"
(Are you sure?) getoond in scherm Voorzichtig (Caution). Druk op [Ja (Yes)] om het servicewachtwoord te
resetten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 41
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De klok instellen
U kunt de klok die in het multifunctionele systeem ingebouwd is, aanpassen door met de digitale toetsen de datum en
tijd in te voeren.
Als de tijdsinstellingen van het multifunctionele systeem worden ingesteld met de SNTP-service, dan kunnen datum
en tijd niet handmatig worden ingesteld. U kunt de instellingen voor de SNTP-service opgeven in de TopAccess-
beheerdersmodus. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - General settings - Setting up SNTP Service
Instellen van de energiebesparende standen
U kunt de volgende energiebesparende standen instellen.
Naam item Omschrijving
Datum/tijd (Date /
Time)
Druk op deze knop om de klok in te stellen.
Selecteer de waarde die moet worden gewijzigd. Voer in met behulp van de numerieke
toetsen en druk op [OK].
Als u "Jaar (Year)", "Maand (Month)" of "Datum (Date)" wijzigt, dan wordt de dag van de
week in het veld Dag (Day) automatisch aangepast.
Datum notatie (Date
Format)
Druk op deze knop om de datumweergave in te stellen.
Naam item Omschrijving
Aan/uit schakelklok
(Weekly Timer)
Met behulp van de ingebouwde aan/uit-schakelklok kunt u dit apparaat automatisch laten
in- en uitschakelen op bepaalde tijdstippen. U kunt de schakelklok bijvoorbeeld instellen
op de openings- en sluitingstijd van uw kantoor, zodat het apparaat zichzelf automatisch
in- en uitschakelt op die specifieke tijdstippen.
P.42 "Instellen van de aan/uit-schakelklok"
U kunt het apparaat eenvoudig inschakelen door op de [Spaarstand (Energy Saver)]-toets
op het bedieningspaneel te drukken wanneer het apparaat zich in de slaapstand of super-
slaapstand bevindt door de schakelklokfunctie.
Wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, werkt de schakelklokfunctie niet.
Auto spaarstand
(Auto Power Save) *1
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de energiebesparende stand worden
geschakeld wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
P.43 "Instellen van de automatische energiebesparende stand"
Slaap/Super slaap
(Sleep/Super
Sleep) *1
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de slaapstand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. In de slaapstand wordt de
voeding van de ongebruikte delen van dit apparaat afgesloten wanneer het apparaat in
stand-by staat. Het stroomverbruik in de standby-stand is het geringst in de Super
slaapstand modus, gevolgd door de slaapstand en vervolgens, door de modus
Automatische spaarstand (Auto Power Save), de modus die het meest energieverslindend
van de drie is.
P.43 "Instellen van de slaapstand"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
42 Algemeen (General)
*1 Deze functies zijn niet beschikbaar in de Europese versie. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger om de standaardinstelling van
elk van de toetsen te wijzigen.
Zie hieronder voor de soorten spaarstanden en de procedures voor het activeren van elke stand:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Stroomvoorziening in-/uitschakelen - Energie
besparen wanneer het apparaat niet wordt gebruikt - energiebesparingsstanden -
Instellen van de aan/uit-schakelklok
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Aan/Uit schakelklok (Weekly Timer)].
Het scherm SCHAKELKLOK (TIMER) wordt weergegeven.
2
Controleer de instellingen op het scherm. Als er wijzigingen moeten worden aangebracht, druk
dan op [Verander (Change)].
Als er geen wijzigingen nodig zijn, druk dan op [OK] en voltooi de bewerking.
3
Stel de aan/uit-schakelklok in.
1. Druk op de toets van de gewenste dag van de week.
2. Druk op [Aan (On)] om de tijd in te voeren waarop het apparaat uit de slaapstand of super-slaapstand komt.
3. Druk op [Uit (Off)] om de tijd in te voeren waarop het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand wordt
geschakeld.
4. Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
Als u het apparaat de hele dag in de slaapstand of super-slaapstand wilt laten staan, voer dan dezelfde tijd in
de velden [Aan (On)] en [Uit (Off)].
Voorbeeld) Als u "0:00" zowel in het veld [Aan (On)] als [Uit (Off)] invoert voor [Zon (Sun)], dan schakelt het
apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand op de [Uit (Off)]-tijd opgegeven voor [Zat (Sat)].
Het apparaat blijft in de slaapstand of super-slaapstand tot aan de opgegeven [Aan (On)]-tijd voor [Maa
(Mon)].
Als u het multifunctionele systeem gedurende een dag niet naar de slaapstand of super-slaapstand wilt
schakelen, voer de instellingen voor de gewenste dag van de week dan als volgt in:
Schermbeheer
(Screen Control)
U kunt de functie voor de weergave van het ruststandenscherm instellen, waarmee
inhoud, zoals reclame, op het scherm van de centrale kan worden weergegeven tijdens de
ruststand (buiten werking) en de afmeldingsstatus.
P.44 "Schermbeheer instellen"
De inhoud moet via TopAccess worden ingesteld. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Idle Screen
Bewegingssensor
(Motion Sensor)
U kunt de instellingen van de bewegingssensor wijzigen.
P.45 "De bewegingssensor instellen"
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 43
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
[Aan (On)]: 0:00 / [Uit (Off)]: 24:00
Het apparaat schakelt de hele dag niet in de slaapstand of super-slaapstand, die aangestuurd wordt via de
schakelklok. Het multifunctionele systeem schakelt echter automatisch naar de slaapstand of super-
slaapstand na de tijdsduur zoals ingesteld voor [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)], als het gedurende
die bepaalde tijd niet is gebruikt.
Instellen van de automatische energiebesparende stand
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Auto spaarstand (Auto Power Save)].
Het scherm Automatische spaarstand (Auto Power Save) wordt weergegeven.
2
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de energiebesparende stand
moet worden geschakeld.
Als het instellen van de automatische energiebesparende stand is voltooid, dan wordt teruggekeerd naar het
vorige scherm.
Instellen van de slaapstand
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Specificeer de volgende items naar wens en voltooi de instelling.
* De beschikbaarheid van de slaapfunctie is afhankelijk van het model en de bestemming.
Naam item Omschrijving
Slaaptimer (Sleep Timer) Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
slaapstand of super-slaapstand moet worden geschakeld.
Slaapstand (Sleep mode)*Selecteer de slaapstand die wordt geactiveerd nadat een bepaalde tijdsduur
verstreken is.
Uitschak. (Power Off) — Druk op deze knop om het multifunctionele
systeem uit te schakelen.
Auto — Druk op deze knop om de automatische modus te selecteren die
ervoor zorgt dat het multifunctionele systeem in de slaapstand of
uitgeschakeld wordt, afhankelijk van de LAN- en faxverbindingen. Als de
verbindingen actief zijn, dan wordt de slaapstand geactiveerd. Als ze niet
actief zijn, dan wordt het multifunctionele systeem uitgeschakeld.
Slaap (Sleep) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
slaapstand te zetten.
Na het klonen tussen de kleur- en monochrome modellen, functioneert de
slaapstand mogelijk op een andere manier. Als het multifunctionele systeem
onverwacht wordt uitgeschakeld of als de slaapstand niet naar wens
functioneert, controleer dan de instelling van de slaapstand.
Super slaap (Super Sleep)*Selecteer of dit apparaat in de slaapstand of in de super-slaapstand
geschakeld wordt nadat een bepaalde tijdsduur verstreken is.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
super-slaapstand te zetten.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
slaapstand te zetten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
44 Algemeen (General)
Afhankelijk van de bedieningsstatus, kan het voorkomen dat het apparaat niet in deze stand schakelt na de
ingestelde tijd.
Dit apparaat schakelt niet in de super-slaapstand, ook al is [Aan (On)] geselecteerd voor deze instelling, in de
volgende gevallen:
- IPsec, Wi-Fi Direct voor het draadloze LAN, VNC-instelling, Shared Home (primaire server), Multi Station
afdruk en Herstelinstelling voor [Schermbeheer (Screen Control)] zijn ingeschakeld, behalve wanneer
bewegingssensor is ingeschakeld.
- Als IEEE 802.1X-verificatie ingeschakeld is.
- Als IPv6 ingeschakeld is en het IPv6-adres anders dan handmatig ingesteld is.
- Als de POP3-cliëntinstelling ingeschakeld is en in de volgende situaties:
(1) De scaninterval is anders ingesteld dan op 0 minuten.
(2) Er is een POP3-serveradres ingevoerd.
(3) Er is een accountnaam ingevoerd.
- Als een bepaald netwerkprotocol ingeschakeld is. (IPX/SPX)
- Een USB-opslagapparaat is aangesloten op dit apparaat.
- TopAccess en andere zijn in werking: de sessie blijft actief.
- Embedded toepassingen (of achtergrondtoepassingen) worden uitgevoerd.
- De Wired LAN2 is aangesloten.
In de bovenstaande gevallen kan [Aan (Enable)] of [Uit (Disable)] of [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)]
niet worden gewijzigd.
De protocolinstellingen om het multifunctionele systeem terug te halen uit super-slaapmodus worden in de
beheerdersmodus van TopAccess ingesteld. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - General settings - Setting up Energy Save
Schermbeheer instellen
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Schermbeheer (Screen Control)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Stel de volgende items naar wens en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Weergave standby scherm
(Idle Screen Display)
Zet de standby scherm weergavefunctie aan of uit.
Herstelinstelling (Recovery
Setting)
Selecteer de methodes om de energiebesparingsmodus te verlaten.
Druk op knop (Press Button) — Selecteer of u het herstellen wilt
inschakelen door op de knoppen op het bedieningspaneel te drukken.
Documentdetectie (Document Detection) — Selecteer of u het herstellen
wilt inschakelen door documenten te detecteren voor kopiëren en
scannen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 45
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De bewegingssensor instellen
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Bewegingssensor (Motion Sensor)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Stel de volgende items naar wens en druk op [OK].
U kunt de instellingen wijzigen voor de bewegingssensorfunctie, de responsmodus van de kaartlezer en de
stand-bytijd voor de overgang naar de super-slaapstand.
Deze functie is alleen voor sommige modellen beschikbaar.
De soepelheid van het afdrukken wijzigen
Het is mogelijk de lijndichtheid voor het afdrukken van afbeeldingen te wijzigen.
Deze instelling is mogelijk voor afdruktaken met 600 dpi. Stel deze in op resp. kleuren- of zwart/witafdrukken.
Na het wijzigen van de instelling wordt scherm Bevestiging (Confirmation) weergegeven, dat vraagt of er wel of niet
een kalibratie uitgevoerd moet worden. Kies naar behoefte voor [OK] of [Afbreken (Cancel)].
Naam item Omschrijving
Bewegingssensor (Motion
Sensor)
Inschakelen (Scherm aan) (Enable (Screen On)) — Druk op deze toets
zodat het scherm op het aanraakscherm verschijnt wanneer de
bewegingssensor personen detecteert.
Inschakelen (Scherm uit) (Enable (Screen Off))Druk op deze toets
zodat het apparaat in de standby-modus gaat wanneer de
bewegingssensor personen detecteert. Druk op het aanraakpaneel of op
de [SPAARSTAND (ENERGY SAVER)] toets om het scherm op het
aanraakpaneel weer te geven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het AppleTalk protocol uit te
schakelen.
Kaartlezer reactiemode
(Card Reader response
mode)
Normaal (Normal) — Druk op deze toets wanneer de kaartlezer traag
reageert.
Eco (Eco) — Druk op deze toets om het stroomverbruik te verminderen,
hoewel de kaartlezer trager zou kunnen reageren.
Standby-marge (Standby
Margin)
Stel de tijd in (seconden) voor het accepteren van de bediening van het
aanraakscherm.
Naam item Omschrijving
Hoog (High) Druk op deze knop om af te drukken met het normale niveau voor
regeldichtheid.
Laag (Low) Druk op deze knop om af te drukken met het lagere niveau voor regeldichtheid
dan het normale niveau.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
46 Algemeen (General)
Instellen van de statusmelding
Er kan een statusmelding onderin het aanraakscherm verschijnen, wat informeert over bepaalde gebeurtenissen
zoals papier leeg en toner laag.
Druk op [Aan (On)] of [Uit (Off)] voor elke statusmelding en druk op [OK].
* Deze functie is beschikbaar voor modellen voorzien van tandem papierinvoermagazijn.
Instellen van de automatische wisfunctie
U kunt instellen hoeveel tijd het multifunctionele systeem wacht tot de voorgaande bewerking die niet afgerond is op
het aanraakpaneel gewist wordt.
Druk op de gewenste tijdsperiode (in seconden). Om de automatische wisfunctie uit te schakelen, druk op [Geen
limiet (No Limit)].
Wanneer [Geen Limiet (No Limit)] ingesteld wordt, wordt het bedieningspaneel niet gewist in enige modus,
waaronder de schermen Gebruikersfuncties (User Functions), Taakstatus (Job Status) en Template.
U kunt de automatische uitschakeltijd instellen van 15 tot 150 seconden. De standaardtijd is 45 seconden.
Naam item Omschrijving
Melding toner is bijna op (Toner
Near Empty Message)
Bij het inschakelen van deze optie vershcijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer de toner in een tonercartridge op raakt.
Melding geen papier (Paper
Empty Message)
Bij het inschakelen van deze optie verschijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer er geen papier in een lade aanwezig is.
Linkerlade (LCF) geen papier
melding (Left Drawer (LCF)
Paper Empty Message)*
Bij het inschakelen van deze optie verschijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer er geen papier in de linkerlade van het extra grote papierinvoer
aanwezig is.
Scherm instelling (Display
Setting)
Door deze optie in te schakelen worden gewone berichten en pictogrammen op
het scherm van het bedieningspaneel weergegeven. Een gewoon bericht is niet
afhankelijk van de bewerking op een specifiek scherm, en het verschijnt gewoon
op elk scherm, zodat u de status steeds kunt bevestigen. De melding dat de
toner bijna op is en de melding dat het papier op is kunnen verschijnen als
gewone berichten volgens de drie bovenstaande instellingen.
Auto afsluiten (Auto Close Time) Stel de tijd in (1 - 30 sec., standaard 5) voor het verdwijnen van de gewone
berichten van het scherm. Als de hangende berichten na de opgegeven tijd
blijven staan, verschijnt het pictogram zodat u erop kunt drukken om ze te
bevestigen. De voor elk bericht opgegeven tijd heeft voorrang op deze instelling.
Weergavepositie (Display
Position)
Selecteer waar het gewone bericht op het scherm verschijnt: [Top links (Top
Left)], [Top midden (Top Center)], [Rechtsboven (Top Right)], [Onder links
(Bottom Left)] (standaard), [Onder midden (Bottom Center)], en [Rechtsonder
(Bottom Right)].
Display niveau (Display Level) Selecteer het weergaveniveau van gewone berichten.
Alle (All) — Druk op deze toets om informatie-, waarschuwings- en
foutmeldingen weer te geven.
Waarsch./Fout (Warning/Error) — Druk op deze toets om waarschuwings en
foutmeldingen weer te geven.
Fout (Error) — Druk op deze toets om alleen foutmeldingen weer te geven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 47
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beheer van de optielicenties
U kunt productinformatie, zoals het licentie-ID voor bepaalde opties, bekijken. Indien nodig kunt u deze opties
installeren op het apparaat en de licenties activeren die nodig zijn voor toepassingen, aanpassing van de
gebruikersinterface en systeemopties. U kunt de licenties ook deactiveren of exporteren.
Volg voor de installatie en activering de aanwijzingen van de servicetechnicus.
Bekijken van de productinformatie
1
Op het scherm Licentiebeheer (License Management) scherm, druk op [Details] om de gewenste
productinformatie te bevestigen.
Het scherm Licentiegegevens (License Details) wordt weergegeven.
2
Druk nadat u de productinformatie heeft bevestigd op [Sluiten (Close)].
Vervolgens keert u terug naar het scherm Licentiebeheer (License Management).
De volgende informatie wordt weergegeven.
Productnaam (Product name): Naam van de optie
Licentie-ID (License ID): Licentie-ID
Datum (Date): De datum en tijd waarop de optie werd geïnstalleerd
Serienr. (Serial No.) Serienummer van optie
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
48 Algemeen (General)
Bekijken van de licentie-informatie
1
Druk in scherm Licentiebeheer (License Management) op [Licentie info. (License Info.)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Druk nadat u de licentie-informatie heeft bevestigd op [Sluiten (Close)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 49
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Installeren van een optie
1
Druk in scherm Licentie beheer (License Management) op [Optie install. (Option Install)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Selecteer de optie die u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
50 Algemeen (General)
4
Druk op [Ja (Yes)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Als de installatie mislukt, dan verschijnt het bericht "De installatie is mislukt. (The installation failed.) Wilt u het
opnieuw proberen? (Do you want to retry?)" in het scherm Voorzichtig (Caution). Druk in dit geval op [Ja (Yes)]
om de installatie opnieuw uit te voeren.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Als de installatie voltooid is, dan moet het apparaat opnieuw worden opgestart. Als het bericht "Start het
apparaat opnieuw op" op het aanraakscherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit (OFF) en zet het vervolgens
weer aan (ON) met de [POWER]-toets op het bedieningspaneel.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 51
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Activeren van de licentie
U kunt de licentie online of offline activeren
Online activatieprocedure
U hebt het certificaatnummer van de licentie nodig om de licentie online te activeren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Activeren (Activate)].
2
Druk op [Online].
3
Voer het nummer van het licentiecertificaat in en druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
52 Algemeen (General)
U kunt het certificaatnummer van de licentie op twee manieren invoeren:
Druk op het invoerveld om het toetsenbord weer te geven en voer direct het nummer van het
licentiecertificaat in.
Volg de onderstaande stappen om de USB-media te gebruiken die het certificaatnummer van de licentie
bevatten.
- Druk op [USB].
- Sluit uw USB-media die het licentie-informatiebestand bevatten aan op de USB-poort van het apparaat en
druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 53
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
- Selecteer het bestand met het nummer van het licentiecertificaat en druk op [OK].
- Selecteer het nummer van het licentiecertificaat en druk op [Inst. (Set)].
4
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor activering.
5
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
Offline activatieprocedure
U hebt het installatiebestand van de licentie nodig om de licentie offline te activeren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Activeren (Activate)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
54 Algemeen (General)
2
Druk op [Offline].
3
Sluit uw USB-media die het installatiebestand van de licentie bevat aan op de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK].
4
Selecteer het activeringsbestand en druk op [Activeren (Activate)].
5
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor activering.
6
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 55
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Deactiveren van de licentie
U kunt de licentie online of offline deactiveren.
1
Op het scherm Licentie beheer (License Management) scherm, druk op [Details] voor de licentie
die u wilt deactiveren.
2
Druk op [Deactiver. (Deactivate)].
3
Druk op [Online] of [Offline].
Als u op [Online] hebt gedrukt, gaat u verder met stap 5.
Als u op [Offline] hebt gedrukt, gaat u verder met stap 4.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
56 Algemeen (General)
4
Sluit uw USB-media aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
5
Druk op [Ja (Yes)] op het bevestigingsscherm voor deactivering.
6
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
Exporteren van de licentie
U kunt de licentie als volgt exporteren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Details] voor de licentie die u wilt
exporteren.
2
Druk op [Exporteren (Export)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 57
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Sluit uw USB-media aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
4
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor exporteren.
5
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen
U kunt nieuwe talen toevoegen voor gebruik in het aanraakscherm en kunt u ook de talen verwijderen die u niet
langer nodig heeft. Ook kunt u vanuit dit menu de standaardtaal die wordt gebruikt in het aanraakscherm vervangen
door een andere taal.
De volgende talen zijn standaard geïnstalleerd op het apparaat.
Als u een taal toevoegt, sla het gewenste taalpakket dan van tevoren op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Neem voor meer informatie over de talen die kunnen worden toegevoegd contact op met uw servicetechnicus.
Toevoegen van een taal
1
Druk in scherm Talen (Languages) op [Installeer (Install)].
Engels (VS) Engels (UK) Duits Frans Spaans
Italiaans Deens Fins Noors Zweeds
Nederlands Pools Russisch Japans Vereenvoudigd
Chinees
Traditioneel Chinees Turks Portugees
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
58 Algemeen (General)
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop het taalpakket is opgeslagen, aan op de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Selecteer het taalpakket dat u wilt installeren en druk op [Installeer (Install)].
4
Druk op [Ja (Yes)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 59
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Als de installatie mislukt, verschijnt bericht "Installatie mislukt (Installation Failed.)" in scherm Voorzichtig
(Caution). Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure opnieuw uit.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Verwijderen van een taal
1
Selecteer in scherm Talen (Languages) het taalpakket dat u wilt verwijderen en druk op
[Verwijder (Delete)].
De taalpakketten voor Engels (VS), Engels (UK) en het standaardtaalpakket kunnen niet worden verwijderd.
2
Druk op [Ja (Yes)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
60 Algemeen (General)
Instellen van de standaardtaal
1
Selecteer in scherm Talen (Languages) de taal die u als standaardtaal wilt en druk op [Std instell.
(Set Default)].
Naast de geselecteerde standaardtaal verschijnt een vinkje .
2
Druk op [OK].
Bijwerken van uw systeem
U kunt bestanden installeren voor het bijwerken van het systeem van het multifunctionele systeem.
Sla voor het uitvoeren van deze bewerking de bestanden voor bijwerken op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Neem voor het verkrijgen van de bestanden voor bijwerken contact op met uw servicetechnicus.
Systeemupdates uitvoeren
1
Druk op [Systeem updatus (System Updates)] in menuscherm Algemeen (General).
Het scherm Systeemupdatus (System Updates) wordt weergegeven en u kunt de huidige geïnstalleerde software
en de respectieve versies bekijken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 61
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
2
Druk op [Installeer (Install)].
Het scherm toont de firmware-informatie, afhankelijk van het model dat u gebruikt.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de bestanden voor het bijwerken van het systeem zijn
opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
4
Selecteer het gewenste bestand en druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
62 Algemeen (General)
5
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
Het scherm toont de firmware-informatie, afhankelijk van het model dat u gebruikt.
6
Druk op [Ja (Yes)].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
Door op [Ja (Yes)] te drukken in het bovenstaande scherm terwijl taken worden verwerkt, wordt het scherm
Voorzichtig (Caution) getoond. Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en vervolgens op [Taakstatus (Job Status)]
om te bevestigen dat er geen taken in uitvoering of in de wachtrij zijn. Probeer de bewerking opnieuw uit te
voeren.
7
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Uw systeem is nu bijgewerkt. Wanneer het bijwerken afgerond is, wordt het apparaat automatisch opnieuw
opgestart.
Als er een melding verschijnt dat de gegevens ongeldig zijn, downloadt u het bijwerkingsbestand opnieuw.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 63
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden
U kunt duplicaatbestanden van de gegevens voor instellingen en gebruikers creëren door de kloonfunctie te
gebruiken. Deze bestanden kunnen ook worden geïnstalleerd in andere machines. Deze functie is nuttig wanneer u
dezelfde instellingen op meerdere machines wilt toepassen.
De duplicaatbestanden zijn compatibel met andere machines. Voor meer informatie over de beschikbare
modellen, neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Wanneer een eindgebruiker (een natuurlijke persoon of een organisatie) van plan is gegevens (lettertype, ICC-
profiel of door de eindgebruiker gedownloade of toegevoegde gegevens) te klonen die zijn opgeslagen in TTEC-
producten (kopieerapparaat, MFP), moet de eindgebruiker de gebruiksvoorwaarden voor dergelijke gegevens en
de intellectuele-eigendomsrechten daarop onderzoeken, herzien en bevestigen. De eindgebruiker zal het klonen
op eigen risico en verantwoordelijkheid uitvoeren.
TTEC EN HAAR DOCHTERONDERNEMINGEN WIJZEN HIERBIJ ELKE GARANTIE VAN WELKE AARD DAN OOK AF,
EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE GARANTIES VAN KWALITEIT EN
PRESTATIES VAN TTEC-PRODUCTEN, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, NIET-INBREUK OP
INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN VAN DERDEN, IN HET GEBRUIK VAN KLONEN DOOR DE EINDGEBRUIKER.
IN GEEN GEVAL IS TTEC AANSPRAKELIJK JEGENS DE EINDGEBRUIKER OF ENIGE DERDE PARTIJ VOOR ENIGE
SCHADE, HETZIJ IN CONTRACT, ONRECHTMATIGE DAAD OF ANDERSZINS, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT
TOT, VERLIES VAN WINST, VERLIES VAN GEGEVENS OF ANDERE INCIDENTELE, SPECIALE OF GEVOLGSCHADE ALS
GEVOLG VAN KLONEN DOOR DE EINDGEBRUIKER, VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN DOOR DE TOEPASSELIJKE
WETGEVING.
Wanneer u de LDAP-rol dupliceert, zorg er voor dat beide apparaten overeenstemmende LDAP-instellingen
hebben.
Als u een kloonbestand van andere modellen hebt geïnstalleerd, werkt het apparaat mogelijk niet goed. Voor
herstel moet u een kloonbestand op het doelapparaat maken en dit bewaren voordat u het kloonbestand
installeert.
Sla voor het installeren van de duplicaatgegevens de bijbehorende bestanden eerst op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Voor gegevens over de kloonfunctie neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Installeren van de duplicaatgegevens
1
Druk in scherm Klonen (Cloning) op [Installatie kloondata (Install Clone Data)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de duplicaatbestanden zijn opgeslagen, aan op de USB-
poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
64 Algemeen (General)
3
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
Er kan per bewerking één bestand worden geselecteerd.
4
Wanneer een optie die het al dan niet opnemen van het adresboek in de te installeren gegevens
verschijnt, druk op [Nee (No)] om dit niet te doen.
5
Bevestig de bestandsnaam en de bestandsinhoud en druk op [Installeer (Install)].
Druk op [Details] om de instellingen te bevestigen die u wilt klonen op het scherm [Details]. Druk na bevestiging
op [Sluiten (Close)] om het scherm te sluiten.
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm Verzoek om wachtwoord (Password Request).
7
Druk op [Ja (Yes)].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 65
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
8
Wanneer de installatie is voltooid, drukt u op [OK] of [Opslaan (Save)] om het apparaat opnieuw
op te starten.
Druk op [OK] om het apparaat onmiddellijk opnieuw op te starten.
Druk op [Opslaan (Save)] om een bestand op te slaan dat het resultaat van de installatie registreert en om de
apparatuur opnieuw op te starten.
Aanmaken van duplicaatbestanden
1
Druk in scherm Klonen (Cloning) op [Kloonbestand maken (Create Clone File)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan en selecteer de gegevens die u wilt dupliceren. Druk
vervolgens op [Opslaan (Save)].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
Als u niet wilt dupliceren, druk dan op de toets voor de gegevenscategorie om de markering te verwijderen.
Druk op [Details] om te bevestigen welke gegevens gedupliceerd zijn.
Gegevenscategorie Te dupliceren gegevens
Beveiliging (Security) Bevoegdheid veilig verwijderen (Secure Erase, Authentication)
Standaardinstelling (Default Setting) Algemeen, Kopiëren, Scannen, Faxen, iFaxen, ontvangen fax/internetfax
doorsturen, E-mailen, Opslaan als bestand, Printer, Kennisgeving,
Loginstellingen, EWB-instellingen, Instelling standby scherm (General,
Copy, Scan, Fax, Internet Fax, Fax/Internet Fax Received Forward,
E-mail, Save as File, Printer, Notification, Log Settings, EWB Settings, Idle
Screen Setting)
Gebruikersbeheer (User Management) Gebruiker, Groep, Functie, Quota, Afdelingscode, Home gegevens met
adresboek, projectcode (User, Group, Role, Quota, Department Code,
Home Data with Address Book, Project Code)
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
66 Algemeen (General)
3
Geef de bestandsnaam op, stel het wachtwoord in en sla het bestand vervolgens op.
1. Geef de bestandsnaam op in [Bestandnaam (File Name)].
Geef een bestandsnaam in van tot 128 alfanumerieke tekens.
2. Geef het wachtwoord op in [Wachtwoord (Password)].
3. Voer het wachtwoord opnieuw in [Herhaal wachtwoord (Retype Password)].
4. Druk op [Opslaan (Save)].
Het aanmaken van de duplicaatbestanden wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
Netwerk-/Afdrukservice (Network/Print
Service)
Netwerkinstellingen, Afdrukservice, Draadloos LAN, Bluetooth,
Directory-service, Pakketten maatwerk stuurprogramma (Network
settings, Print service, Wireless LAN, Bluetooth, Directory Service, Driver
Customization Packages)
Adresboek (Address Book) Adresboek (Address Book)
Adresboek + Mailboxen (Address Book +
Mailboxes)
Adresboek, Mailboxen (Address Book, Mailboxes)
Scherminstellingen/Systeemtoepassing
(Screen Settings / System Application)
Gemeenschappelijke thema-instelling, pictogram weergave-instelling
niet weergegeven (Common Theme Setting, Icon Non-Indication
Setting), Programma systeemtoepassing (System Application Program),
Instellingen systeemtoepassing (System Application Settings)
(uitgezonderd licenties)
Toepassing (Application) Toepassingsprogramma, Instellingen toepassing (uitgezonderd
licenties) (Application Program, Application Settings (except licenses))
ICC-profiel (ICC Profile) ICC-profielen geïnstalleerd vanaf TopAccess
U kunt ICC-profielen alleen selecteren voor kleurenapparaten.
Voor het gebruik van sommige ICC-profielen is een licentie vereist.
Afdrukdata omvormer (Print Data
Converter)
Instelling afdrukdata omvormer (Print Data Converter Setting)
Ingebouwd beheerderswachtwoord Wachtwoord van ingebouwde beheerder
Lettertypen (Fonts) Gedownloade lettertypen voor afdrukken en weergeven
Voor het gebruik van bepaalde lettertypen is een licentie vereist.
LDAP-rol (LDAP Role) LDAP-rolgegevens (LDAP role Information)
Gegevenscategorie Te dupliceren gegevens
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 67
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
4
Druk als het aanmaken van de duplicaatbestanden voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm Klonen (Cloning).
Als het aanmaken van de duplicaatbestanden mislukt, verschijnt bericht "Bestand opslaan is mislukt. (The file
save failed.)" in scherm Voorzichtig (Caution). Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure
opnieuw uit.
Als het geheugen van uw USB-opslagapparaat vol raakt tijdens het opslaan van de duplicaatbestanden, dan
verschijnt het bericht "USB-medium is vol. Verwissel USB-medium.(USB Media is full. Change USB Media.)" in
het scherm Voorzichtig (Caution). Vervang in dit geval het USB-opslagapparaat door een ander en voer de
procedure opnieuw uit.
5
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Uitschakelinstellingen configureren
U kunt de uitschakelinstellingen van het scherm en het gedrag configureren wanneer de stroom is uitgeschakeld.
Exporteren van logs
Het is mogelijk logs van elke bewerking die in de loglijst weergegeven worden, (Afdrukken/Zenden/Ontvangen/Scan/
Toepassing (Print/Send/Receive/Scan/Application)) in scherm Taakstatus (Job Status) te exporteren naar een USB-
opslagapparaat.
Logboeken exporteren
1
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat.
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
2
Start het exporteren van de loggegevens.
1. Selecteer de indeling voor het logbestand, CSV of XML.
2. Selecteer het te exporteren type log.
Naam item Omschrijving
Uitschakelscherm (Power Off
Screen)
Selecteer of het selectiescherm voor het uitzetten van de stroom moet worden
weergegeven wanneer u op de power-knop op het bedieningspaneel drukt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
68 Algemeen (General)
3. Druk op [Opslaan (Save)] om het exporteren te starten.
Er kan per bewerking één type log worden geselecteerd.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
3
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
4
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 69
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Taakbeheer instellen
Het is mogelijk een kopieer- of afdruktaak die om enige reden mislukt is, over te slaan en door te gaan met andere
taken.
Zie hieronder voor instructies over hoe u de oorzaak van een overgeslagen kopieer- of afdruktaak kunt oplossen:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Taakstatussen van printen/kopiëren/scannen/
faxen bevestigen - Lopende of wachtende taken bevestigen - De informatie van een overgeslagen taak
bevestigen
Combinatie van instellingen
Stel het taakbeheer in, met verwijzing naar de onderstaande tabel die een typische combinatie van de instellingen
weergeeft.
Naam item Omschrijving
Taak overslaan instellen (Job
Skip Control)
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Timer auto.wissen (Auto Delete Timer) — Druk op deze toets om de tijd in te
stellen voor het wissen van de overgeslagen taken. Druk op [Geen limiet (No
Limit)] om ze niet automatisch te wissen. Deze instelling is alleen beschikbaar
als [Taak overslaan instellen (Job Skip Control)] is ingeschakeld.
Taak direct overslaan (Job Skip
Immediately)
U kunt instellen of taken onmiddellijk moeten worden overgeslagen. Deze
instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen (Job Skip Control)]
is ingeschakeld.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Gedrag na herstel oorzaak
onderbreking (Behavior after
recovering suspended cause)
U kunt de bewerking selecteren na het verhelpen van de oorzaak die taken heeft
onderbroken. Deze instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen
(Job Skip Control)] is ingeschakeld.
Hervat (Resume) — Druk op deze toets om de opgeschorte taken
automatisch te hervatten.
Ovrgeslgn (Skipped) — Druk op deze toets om de taken over te laten slaan en
ze handmatig af te handelen.
Auto (Auto) — Druk op deze toets om alleen niet-gedefinieerde
gebruikerstaken opnieuw te starten, bijvoorbeeld het afdrukken van
ontvangen faxen en andere.
Herstart na aanmelden
eigenaar (Restart only when
owner logs in)
U kunt instellen of alleen de eigenaar van de aangemelde taak de overgeslagen
taken opnieuw mag starten wanneer de gebruikersverificatie is ingeschakeld.
Deze instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen (Job Skip
Control)] is ingeschakeld.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Wanneer de gebruikersverificatie is uitgeschakeld, kan elke gebruiker
overgeslagen taken opnieuw starten, ongeacht deze instelling.
Beheer taak onderbreken (Job
Interrupt Control)
U kunt kiezen of de taak in verwerking met een andere opdracht moet worden
onderbroken.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
70 Algemeen (General)
Doeleinden
Taak
overslaan
instellen
(Job Skip
Control)
Timer auto.
wissen
(Auto
Delete
Timer)
Taak direct
overslaan
(Job Skip
Imme-
diately)
Gedrag na
herstel
oorzaak
onder-
breking
(Behavior
after
recovering
suspended
cause)
Herstart
na aan-
melden
eigenaar
(Restart
only when
owner
logs in)
Opmerkingen
De
afdrukvolgorde
behouden.
Uit (Off) - - - - Het apparaat gaat
niet in de energie-
besparingsmodus als
de opgeschorte taken
worden gelaten zoals
ze zijn. Na de
opschorting worden
de taken van andere
eigenaars hervat.
De overgeslagen
taken
automatisch
hervatten na het
verhelpen van de
oorzaken van de
onderbreking.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Uit (Off) Hervatten Wille-
keurige
keuze
De overgeslagen
taken worden
mogelijk niet hervat,
afhankelijk van de
oorzaken van de
onderbreking.
Hervat de
onderbroken
taken niet
automatisch.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Over-
geslagen
Wille-
keurige
keuze
Ontvangen faxen
kunnen worden
overgeslagen. Stel
[Auto (Auto)] in voor
[Gedrag na herstel
oorzaak onder-
breking (Behavior
after recovering
suspended cause)]
om deze situatie te
voorkomen.
Alleen de
aangemelde
taakeigenaar
toestaan de
opgeschorte
taken opnieuw te
starten.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Over-
geslagen
Aan (On) Ontvangen faxen
kunnen worden
overgeslagen. Stel
[Auto (Auto)] in voor
[Gedrag na herstel
oorzaak onder-
breking (Behavior
after recovering
suspended cause)]
om deze situatie te
voorkomen.
Schakel zo snel
mogelijk over op
de energiebe-
sparingsmodus,
zelfs als er nog
taken over zijn.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Wille-
keurige
keuze
Wille-
keurige
keuze
-
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 71
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Ongeacht de instellingen voor taakbeheer, worden taken in de volgende situaties niet overgeslagen en blijven ze in de
wachtrij staan:
Het afdrukken van opeenvolgende kopieën wordt opgeschort.
Het afdrukken van de eerste proefkopie wordt opgeschort.
Het onderbreken van afdrukken van kopieën wordt opgeschort.
De instellingen van het toetsenbord wijzigen
U kunt de instellingen van het toetsenbord weergegeven op het aanraakscherm wijzigen en de lay-out van het
aangesloten toetsenbord instellen als een extern toetsenbord.
Verwijder de
overgebleven
taken na de
opgegeven tijd.
Aan (On) Aan (On)
(Selecteer
de tijd.)
Aan (On) Wille-
keurige
keuze
Wille-
keurige
keuze
Als [Opdracht
onmiddellijk
overslaan] is
ingesteld op [Uit],
kunnen de
opgeschorte taken
niet worden
verwijderd.
Naam item Omschrijving
Soft toetsenbord (Soft
Keyboard)
Weergave (Display) —U kunt bepalen of het software toetsenbord al dan niet
moet worden weergegeven op het aanraakscherm.
Het software toetsenbord wordt weergegeven, ook als [Uit (Off)] is gekozen,
afhankelijk van de taalinstelling op het aanraakscherm.
Lay-out (Layout) —U kunt de lay-out van het toetsenbord op het
aanraakscherm wijzigen.
Extern toetsenbord lay-out
(External Keyboard Layout)
Het is mogelijk de indeling van het aangesloten toetsenbord te kiezen als een
extern toetsenbord.
De wijzigingen worden doorgevoerd na het herstarten van het apparaat.
Doeleinden
Taak
overslaan
instellen
(Job Skip
Control)
Timer auto.
wissen
(Auto
Delete
Timer)
Taak direct
overslaan
(Job Skip
Imme-
diately)
Gedrag na
herstel
oorzaak
onder-
breking
(Behavior
after
recovering
suspended
cause)
Herstart
na aan-
melden
eigenaar
(Restart
only when
owner
logs in)
Opmerkingen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
72 Algemeen (General)
Reinigen van de binnenkant van het apparaat
U kunt de hoofdladers, de LED-printkoppen of de glasplaat reinigen. Als de hoofdladers, de LED-printkoppen of de
glasplaat vuil zijn, kan het gekopieerde of afgedrukte document oneffenheden of witte strepen in de horizontale
richting vertonen.
Reinigen gebeurt door de instructies die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen volgens
de procedure voltooid is, kan op [Gereed (Finish)] op het scherm gedrukt worden.
Druk op [Gereed (Finish)] om de teller voor melding van timing van het reinigen te wissen.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Instellen van de pop-upberichten
U kunt instellen of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen de instellingen
voor papiergrootte en papiersoort te wijzigen wanneer een lade geopend en weer gesloten wordt, of er wel of niet een
bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen of men door wil gaan met kopiëren of afdrukken na het
afhandelen van een papierstoring en of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden betreffende de
hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden.
Druk op [Aan (Enable)] of [Uit (Disable)] voor elke optie en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Papierlade (Drawer Set) Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij de instellingen voor papiergrootte en papiersoort wil
wijzigen als een lade geopend en dan weer gesloten wordt.
Papierstoring herstellen (Paper
Misfeed Recovery)
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij wil doorgaan met de taak die uitgevoerd werd op het
moment dat de papierstoring zich voordeed.
Dik papier geplaatst (Thick
Paper Set)
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer over de hoeveelheid
papier die in een lade geplaatst kan worden. Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de dikte ingesteld wordt op [Dik 1 (Thick1)] voor een lade met een
verschil in capaciteit voor normaal papier en papier met instelling dik 1 (106 tot
163 g/m2) en deze lade geopend en dan weer gesloten wordt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 73
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen
U kunt de functie voor het verminderen van strepen instellen voor het kopiëren of scannen van originelen. Gebruik
deze functie in geval van scanruis als gevolg van fijn stof bij het kopiëren of scannen.
De zelftest interval instellen
U kunt de zelftest interval voor het behoud van de beeldkwaliteit van dit apparaat instellen. Door [Langer (Longer)] of
[Langst (Longest)] in te stellen, kunt u de frequentie van de zeltest verminderen.
Als [Langer (Longer)] of [Langst (Longest)] is ingesteld, dan kan een kleurafwijking optreden. Als de kleurafwijking
opvallend is, keer dan terug naar de oorspronkelijke instelling of voer een registratie uit voor het afdrukken in kleur.
P.167 "Kleurregistratie (Color Registration)"
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets
U kunt de functies toekennen aan de programmeerbare toetsen op het bedieningspaneel. Druk op [Toets 1 (Button 1)]
of [Toets 2 (Button 2)], en selecteer vervolgens de functie die u wilt toewijzen.
De volgende functies kunnen worden toegewezen aan de programmeerbare toets.
Naam item Omschrijving
Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction)
Schakel de functie voor het verminderen van scanstrepen in of uit.
Verminderingsniveau
(Reduction Level)
Stel in hoe sterk de strepenreductie moet zijn, laag, midden of hoog
respectievelijk voor de glasplaat en de documentinvoer.
Glasplaat (Original Glass) — Stel het verkleiningsniveau in voor het gebruik
van de glasplaat.
Documentinvoer (Document Feeder)Stel het verkleiningsniveau in voor
het gebruik van de documentinvoer.
Autom. detectie strepen
glasplaat (Original Glass Streaks
Auto Detection)
U kunt de automatische detectie instellen om automatisch strepen te corrigeren
die kunnen ontstaan bij gebruik van de glasplaat. Druk op de toets [Autom.
detectie (Auto Detection)], leg A4/LT blanco papier op de glasplaat en druk op
de toets [START] op het bedieningspaneel. Wanneer het scannen is voltooid en
de gegevens voor de correctie van de strepen zijn bijgewerkt, keert u terug naar
het startscherm van de bewerking.
Als het scannen niet lukt, wordt u verzocht het papier opnieuw in te stellen.
Plaats blanco A4/LT-papier op de glasplaat en druk opnieuw op de [START]-
toets.
Afdrukpauze
(Print Pause)
Taakstatus (Job
Status)
Gebruikers
functies (User
Functions)
Teller (Counter) Taal veranderen
(Change
Language)
Kopie (Copy) e-Filing Scan Afdruk (Print) Fax
Snel kopie
(Simple Copy)
Snel scan (Simple
Scan)
Snel fax (Simple
Fax)
Ingesloten
toepassing
(Embedded
Application)
EWB (EWB) URL
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
74 Algemeen (General)
De gegevensback-up en herstel instellen
U kunt de back-upgegevens van de instellingen van een MFP opslaan op een USB-opslagapparaat of een externe
server en zo nodig herstellen.
[Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Data Restore)] wordt weergegeven wanneer de Gegevensback-up is
ingeschakeld.
[Externe server (External Server)] wordt weergegeven wanneer de instelling van het gebruik van een externe server
voor de gegevensback-up is ingeschakeld.
U kunt de instellingen voor [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Data Restore)] wijzigen via TopAccess. Voor
meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Data Backup
De back-upgegevens op USB-media opslaan
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensback-up (Data Backup)].
Opslag op Omschrijving
USB Media De back-upgegevens worden opgeslagen op een USB-opslagapparaat door het aan te
sluiten op een MFP.
Gegevensback-up (Data Backup) - P.74 "De back-upgegevens op USB-media
opslaan"
Gegevensherstel (Data Restore) - P.77 "De back-upgegevens op USB-media
herstellen"
Externe server (External
Server)
De back-upgegevens worden opgeslagen in een externe server op een netwerk waarop
een MFP is aangesloten.
Gegevensback-up (Data Backup) - P.76 "De back-upgegevens op een externe
server opslaan"
Gegevensherstel (Data Restore) - P.78 "De back-upgegevens op een externe
server herstellen"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 75
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Druk op [USB Media].
4
Steek het USB-opslagapparaat in de USB-poort van het multifunctionele systeem.
De optie [OK] is beschikbaar zodra het USB-opslagapparaat is aangesloten.
5
Druk op [OK].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als reeds back-upbestanden op het USB-opslagapparaat zijn opgeslagen, dan worden het bestandspad, de F/
W-versie en de datum van de back-up weergegeven.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op het USB-opslagapparaat, dan wordt "-" weergegeven.
6
Druk op [Back-up (Backup)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
7
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden verwerkt.
8
Na voltooiing van de back-up moet u het USB-opslagapparaat verwijderen uit de USB-poort van
het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
76 Algemeen (General)
De back-upgegevens op een externe server opslaan
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensback-up (Data Backup)].
3
Druk op [Externe server (External Server)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als reeds back-upbestanden op de externe server zijn opgeslagen, dan worden het bestandspad, de
F/W-versie en de datum van de back-up weergegeven.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op de externe server, dan wordt "-" weergegeven.
4
Druk op [Back-up (Backup)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden verwerkt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 77
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De back-upgegevens op USB-media herstellen
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensherstel (Data Restore)].
3
Druk op [USB Media].
4
Steek het USB-opslagapparaat in de USB-poort van het multifunctionele systeem.
De optie [OK] is beschikbaar zodra het USB-opslagapparaat is aangesloten.
5
Druk op [OK].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op het USB-opslagapparaat, dan wordt "-" weergegeven.
6
Druk op [Terugzetten (Restore)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
7
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden hersteld.
8
Na voltooiing van het herstel moet u het USB-opslagapparaat verwijderen uit de USB-poort van
het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
78 Algemeen (General)
De back-upgegevens op een externe server herstellen
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensherstel (Data Restore)].
3
Druk op [Externe server (External Server)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op de externe server, dan wordt "-" weergegeven.
4
Druk op [Terugzetten (Restore)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden hersteld.
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan
U kunt instellen of u de servicetechnicus wilt toestaan de onderzoekslogboeken te verwerven.
Naam item Omschrijving
Verbieden (Prohibit) Selecteer dit om het opvragen van de onderzoekslogs door de servicetechnicus
te verbieden.
Toestaan (Allow) Selecteer dit om toe te staan dat de servicetechnicus de onderzoekslogboeken
krijgt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 79
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De afdrukpositie aanpassen
Als de afdrukken niet goed uitgelijnd zijn, kunt u de afdrukpositie bijstellen om de verkeerde uitlijning op te heffen.
1
Selecteer een papierbron en druk op [Aanpassing (Adjustment)] in het scherm voor het bijstellen
van de afdrukpositie.
In de lijst staan de huidige waarden voor het aanpassen.
2
Druk op [Test print (Test Print)] om de grafieken voor de afstelling van de afdrukpositie af te
drukken.
Er wordt papier geladen uit de gekozen papierbron om de grafieken af te drukken. Als u de handinvoerlade hebt
geselecteerd, verschijnt er een melding op het scherm. Leg A4/LT-papier in de handinvoerlade en druk op [OK].
De pijl op de grafiek geeft de bovenste richting aan wanneer u het papier vasthoudt.
Als u papier hebt geselecteerd dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken op beide zijden van het papier afgedrukt.
Als u papier hebt geselecteerd dat niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, wordt
de grafiek afgedrukt op één zijde van het papier.
Afhankelijk van de instelling van de machine, zou het scherm voor verficatie van de afdelingscode kunnen
verschijnen. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om verder te gaan met de bewerking.
Als er geen papier kan worden geladen met de geselecteerde papierbron, verschijnt er een melding op het
scherm. Volg de melding op en druk helemaal opnieuw af.
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
3
Controleer de uitlijning van de afdrukpositie op de afgedrukte grafieken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
80 Algemeen (General)
4
Om de afdrukpositie bij te stellen, drukt u op [+] en [-] om de waarden van [A] en [B] voor [Voor
(Front)] en de waarden van [C] en [D] voor [Achterkant afdrukken (Back Print)] te wijzigen.
A en C: Wijzig de waarde door op [+] te drukken om de afdrukpositie naar rechts te verschuiven of op [-] om
deze naar links te verschuiven.
B en D: Wijzig de waarde door op [-] te drukken om de afdrukpositie naar boven te verschuiven of door op [+] te
drukken om deze naar beneden te verschuiven.
[Achterkant afdrukken (Back Print)] is niet beschikbaar als afdrukken op de achterkant van het papier niet is
toegestaan.
De instelling voor [Achterkant afdrukken (Back Print)] geldt voor alle papierbronnen.
5
Druk op [Test print (Test Print)] om de grafieken voor de afstelling van de afdrukpositie af te
drukken.
Er wordt papier geladen uit de gekozen papierbron om de grafieken af te drukken. Als u de handinvoerlade hebt
geselecteerd, verschijnt er een melding op het scherm. Leg A4/LT-papier in de handinvoerlade en druk op [OK].
De pijl op de grafiek geeft de bovenste richting aan wanneer u het papier vasthoudt.
Als u papier hebt geselecteerd dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken op beide zijden van het papier afgedrukt.
Als u papier hebt geselecteerd dat niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, wordt
de grafiek afgedrukt op één zijde van het papier.
Als er geen papier kan worden geladen met de geselecteerde papierbron, verschijnt er een melding op het
scherm. Volg de melding op en druk helemaal opnieuw af.
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
6
Controleer de optimale afdrukpositie op de afgedrukte grafieken.
Herhaal de stappen 4 tot 6 totdat u de gewenste afdrukpositie hebt bereikt.
7
Wanneer u klaar bent, drukt u op [SLUITEN (OK)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 81
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Uitvoerinstellingen aanpassen
Het apparaat is afgesteld op het aanbevolen papiersoort voor een optimale beeldkwaliteit. Beelden kunnen wazig of
korrelig zijn, afhankelijk van de papiersoort die u gebruikt. U kunt de uitvoerinstellingen aanpassen aan het papier dat
u gebruikt voor een bevredigende beeldkwaliteit.
Deze aanpassing is alleen beschikbaar op de kleurenmodellen.
De uitvoerinstellingen mogen alleen door een servicetechnicus worden aangepast.
1
Selecteer een papiersoort en druk op [OK] op het scherm voor het aanpassen van de
uitvoerinstellingen.
De te selecteren papiersoorten verschillen van model tot model.
2
Selecteer een papierformaat en druk op [Grafiek afdrukken (Chart Print)] op het scherm Grafiek
afdrukken en overdracht aanpassing instellen (Print Chart and Set Transfer Bias Setting).
De grafieken voor het aanpassen van de uitvoerinstellingen worden afgedrukt op de geselecteerde papiersoort
en het geselecteerde papierformaat.
Als u een papiersoort hebt geselecteerd die geschikt is voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken voor zijde A en zijde B op beide zijden van het papier afgedrukt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
82 Algemeen (General)
Als u een papiersoort hebt geselecteerd die niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig
afdrukken, verschijnt het bericht en wordt u gevraagd het papier handmatig in de handinvoerlade te plaatsen.
Plaats papier in de handinvoerlade en druk op [OK]. Na het afdrukken van de A-zijde, plaatst u het papier met
de afgedrukte grafiek A-zijde naar boven op de handinvoerlade en drukt u op [OK]. De grafiek voor B-zijde
wordt hierna afgedrukt.
Afhankelijk van de instelling van de machine, zou het scherm voor verficatie van de afdelingscode kunnen
verschijnen. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om verder te gaan met de bewerking.
Als het opgegeven papier niet uit de laden kan worden geladen, verschijnt het bericht op het scherm. Plaats de
opgegeven papiersoort en -formaat in de handinvoerladecassette en druk op [OK].
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
3
Controleer het aantal patronen met de optimale kleuren op de afgedrukte grafieken voor
aanpassing uitvoerinstellingen voor zijde A en zijde B.
4
Druk op de toets voor het afstellen van het afdrukoppervlak, druk op de toets omhoog of omlaag
om het nummer dat u bij stap 3 hebt gecontroleerd in te voeren in het invoervak voor [A-zijde
(Side A)] of [B-zijde (Side B)], en druk op [OK].
De namen van de toetsen voor het afstellen van het afdrukoppervlak zijn afhankelijk van de geselecteerde
papiersoort (of automatisch dubbelzijdig afdrukken mogelijk is of niet).
Bij het selecteren van de toets voor het aanpassen van het afdrukoppervlak, verandert de status van het
invoervak [A-zijde (Side A)] of [B-zijde (Side B)] in accepteren of niet accepteren van de invoer van het
nummer.
Druk op de toetsen Omhoog en Omlaag om de nummers te wijzigen.
Druk op alle knoppen voor het aanpassen van het afdrukoppervlak en stel de nummers voor [A-zijde (Side A)]
en [B-zijde (Side B)] in.
* De te selecteren papiersoorten verschillen van model tot model.
Selectie van papiersoort *Knop voor het aanpassen van
het afdrukoppervlak Aan te passen oppervlak
Papiersoorten die kunnen worden
gebruikt voor automatisch
dubbelzijdig afdrukken
1-zijde (1 Side) A-zijde
2-zijdig Voor (2- Sided Front Side) B-zijde
2-zijdig Achter (2- Sided Back Side) A-zijde
Papiersoorten die niet kunnen
worden gebruikt voor automatisch
dubbelzijdig afdrukken
1-zijdig Voor (1- Sided Front Side) A-zijde
1-zijdig Achter (1- Sided Back Side) B-zijde
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 83
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Voor papiersoorten die kunnen worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
Voor papiersoorten die niet kunnen worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
84 Netwerk (Network)
0.Netwerk (Network)
Het is mogelijk diverse netwerkfuncties in te stellen. U kunt de netwerksamenstelling van het apparaat selecteren. Als
het secundaire netwerk beschikbaar is, kunt u respectievelijk het primaire en het secundaire netwerk instellen.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het menu Netwerk (Network) kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Netwerksamenstelling
U kunt de netwerksamenstelling instellen door de netwerken die u gebruikt te selecteren uit de netwerken die
beschikbaar zijn op het apparaat. Druk na de selectie op [Toepassen (Apply Now)].
Het secundaire netwerk ondersteunt de volgende communicatie:
Afdrukken via het netwerk
Scannen op afstand (met het stuurprogramma voor scannen op afstand)
Client-toepassingen
TopAccess
SNMP (zonder trap)
Bonjour
VNC
IP beveiliging
Raadpleeg uw servicevertegenwoordiger voor informatie over de netwerkadapter voor Wired LAN2.
Naam item Omschrijving
1Bedraad LAN (Wired LAN) Selecteer dit om het standaard bekabelde LAN als primair netwerk te gebruiken.
2
Draadloze LAN (Wireless
LAN)
Selecteer dit als u het draadloze LAN als primair netwerk wilt gebruiken. Deze
instelling verschijnt als de draadloze LAN-module op dit apparaat is aangesloten
en de draadloze LAN-communicatie correct is geconfigureerd.
3
Bedraad LAN + Bedraad
LAN2 (Wired LAN + Wired
LAN2)
Selecteer dit om twee kanalen tegelijk te gebruiken met het bekabelde LAN als het
primaire netwerk en het bekabelde LAN2 als het secundaire netwerk. Deze
instelling verschijnt als de netwerkadapter speciaal voor het bekabelde LAN2 op
dit apparaat is aangesloten.
4
Draadloos LAN+Bedraad
LAN (Wireless LAN +
Wired LAN)
Selecteer dit om twee kanalen tegelijk te gebruiken met het draadloze LAN als het
primaire netwerk en het standaard bekabelde LAN als het secundaire netwerk.
Deze instelling verschijnt als de draadloze LAN-module op dit apparaat is
aangesloten en de draadloze LAN-communicatie correct is geconfigureerd.
1
2
3
4
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 85
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Primaire netwerkinstellingen
Secundaire netwerkinstellingen
*1 Het secundaire netwerk ondersteunt de LDAP-directorydiensten niet.
*2 Het secundaire netwerk toont alleen de status van de DNS-server.
Naam item Omschrijving
1IPv4 P.86 "Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4)"
2IPv6 P.87 "Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6)"
3IPX/SPX P.93 "Instellen van het IPX/SPX-protocol"
4NetWare P.94 "Instelling van de NetWare-instellingen"
5SMB P.95 "Instellen van het SMB-protocol"
6HTTP P.96 "Instellen van de HTTP-netwerkservice"
7Ethernet P.96 "Instellen van de Ethernetsnelheid"
8Overige (Other) *1 P.97 "Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down
detectie"
9IPsec P.97 "Instellen van IPsec (IP-beveiliging)"
10 Netwerk controleren
(Network Check) *2
P.98 "Controleren van het netwerk"
1
2345
6
78910
1
27 810
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
86 Netwerk (Network)
Bij het uitvoeren van netwerkinstellingen is het verplicht om na het wijzigen van de instellingen op [Toepassen
(Apply Now)] te drukken om het netwerk te initialiseren. Nadat op [Toepassen (Apply Now)] is gedrukt, wordt na
enkele seconden links onderin het scherm "Netwerk initialiseren (Network initializing)" weergegeven. Hoe lang het
duurt voor dit bericht verschijnt, hangt af van de instelling.
Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
Wanneer "Netwerk initialiseren (Network initializing)" wordt weergegeven, kunnen de toetsen [Netwerk
(Network)], [Beveiliging (Security)], [Draadloos instellen (Wireless Settings)], [802.1x instellingen (802.1X Settings)],
[Fabriek instelling (Factory Default)], [Klok (Clock)] en [Klonen (Cloning)] niet worden ingedrukt. Voer de
bewerkingen met deze toetsen uit nadat het bericht is verdwenen.
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4)
U kunt het TCP/IP-protocol instellen dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de meeste netwerksystemen. Bij gebruik van
webgebaseerde hulpmiddelen als TopAccess en e-Filing, of netwerkfuncties van het multifunctionele systeem zoals
afdrukken, scannen of internetfasen via het netwerk is het verplicht het TCP/IP-protocol in te stellen.
In de instellingsbewerking voor TCP/IP kunt u de adresseringsmodus selecteren en het IP-adres, subnetmasker en de
default gateway toewijzen (bij handmatig toewijzen).
Hoe het TCP/IP-protocol ingesteld moet worden, hangt af van de netwerkomgeving.
Naam item Omschrijving
Adresmodus (Address
Mode)
Dynamisch (Dynamic) (Wanneer TCP/IP wordt ingesteld door Automatische IP-
adressering of een DHCP-server)
Selecteer [Dynamisch (Dynamic)] wanneer u de TCP/IP-instellingen die aan het apparaat
toegewezen moeten worden, niet weet. Als [Dynamisch (Dynamic)] is geselecteerd en het
netwerk DCHP ondersteunt, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway,
het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres
en het SMTP-serveradres verkregen worden via de DHCP-server. Als DHCP niet
ondersteund wordt, wordt een geschikt IP-adres aan de apparatuur toegewezen door
functie automatische IP-adressering. Het is echter mogelijk dat de automatische IP-
adressering niet goed werkt wanneer er een router in het netwerk is geplaatst.
Geen automatisch IP (No Auto IP) (Wanneer TCP/IP is ingesteld met alleen de DHCP-
server)
Selecteer [No auto IP (No Auto IP)] wanneer het multifunctionele systeem aangesloten is
op een LAN met een DCHP-server en u de TCP/IP-instellingen niet in wilt stellen met
functie automatische IP-adressering maar alleen met DHCP. Wanneer [No auto IP (No Auto
IP)] is geselecteerd, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway, het
primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres en
het SMTP-serveradres worden verkregen via de DHCP-server en zal de automatische IP-
adresseringsmodus uitgeschakeld zijn.
Statisch (Static) (Wanneer er verbonden wordt naar een LAN met statische IP-adressen)
Selecteer [Statisch (Static)] en geef een IP-adres in bij verbinding met een LAN waar
statische IP-adressen gebruikt worden. Voer ook het subnetmasker en de default gateway
in, zoals vereist.
IP-adres (IP Address)
Subnetmasker
(Subnet Mask)
Gateway
Voer het IP-adres van dit apparaat in met behulp van de digitale toetsen.
Voer het subnetmasker en de default gateway naar wens in.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Dit item is alleen ingeschakeld wanneer voor [Adresmodus (Address Mode)] [Statisch
(Static)] geselecteerd is.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 87
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6)
U kunt het TCP/IP v6-protocol instellen.
Bij het instellen van IPv6 is het mogelijk het IPv6-protocol voor het apparaat in of uit te schakelen en het IPv6-adres
bijvoorbeeld in te stellen door de toewijzingsmodus te kiezen.
Hoe het IPv6-adres wordt verkregen, hangt af van de toewijzingsmodus die u selecteert.
Wanneer [Handmatig (Manual)] geselecteerd is:
U wijst het IPv6-adres, het prefix en de default gateway handmatig toe. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.87 "Handmatige instelling van het IPv6-protocol"
Wanneer [Stateless] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server en -routers. In deze modus is het mogelijk tot
9 IPv6-adressen te registreren.
P.89 "Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)"
Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden verkregen van routers. Eén IPv6-adres kan worden verkregen van de
DHCPv6-server. En er wordt automatisch een link-local-adres gegenereerd.
Wanneer [Stateful] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server. In deze modus is het mogelijk één IPv6-adres
te registreren.
P.91 "Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)"
Als Duplicate Address Detection (DAD) dubbele adressen detecteert, wordt het bericht "IPv6 adres conflict (IPv6
Address Conflict)" weergegeven op het aanraakscherm.
Handmatige instelling van het IPv6-protocol
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Handmatig (Manual)] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
88 Netwerk (Network)
Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Selecteer of de optionele informatie wel of niet gebruikt moet worden (IPv6-adres
voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de apparatuur die door
de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie uit te schakelen.
IP-adres (IP Address) Druk op deze knop om een IPv6-adres toe te wezen aan het apparaat.
Prefix Druk op deze toets om het prefix voor het IPv6-adres toe te wijzen.
Gateway Druk op deze toets om de default gateway toe te wijzen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 89
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Stateless] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
90 Netwerk (Network)
Wanneer u [Aan (Enable)] selecteert voor de optie [DHCP Inschakelen (IP-adres) (Enable DHCP (IP Address))],
wordt [Aan (Enable)] automatisch ingesteld voor de optie [DHCP inschakelen (Opties) (Enable DHCP (Options))].
3
Bevestig de instellingen en druk op .
De van routers verkregen IPv6-adressen worden weergegeven. Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden
bewaard.
Wanneer dit apparaat een router-aankondiging (RA) van een router ontvangt, waarvan de M flag-configuratie "0"
is, is de DHCPv6-functie uitgeschakeld. Als u de M flag-configuratie van een router-aankondiging (RA) wijzigt van
"0" in "1", start het apparaat dan opnieuw op met de [POWER]-knop op het bedieningspaneel om de DHCPv6-
functie in te schakelen.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Enable DHCP)
IP-adres (IP Address)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
Uit (Disable) Druk op deze knop om het IPv6-adres uit te schakelen dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te
gebruiken.
FQDN-optie (FQDN
Option)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-
server.
FQDN-
bijwerkmethode
(FQDN Update
Method)
Client (Client) — Druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
Server (Server) — Druk op deze knop om de DNS-server van de DHCPv6-server
bij te werken.
De instellingen van de FQDN-bijwerkmethode zijn gemeenschappelijk voor het
primaire en secundaire netwerk.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 91
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
4
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Stateful] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
92 Netwerk (Network)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
[DHCP inschakelen (IP-adres) (Enable DHCP (IP Address))] en [DHCP inschakelen (Opties) (Enable DHCP
(options))] kunnen niet allebei uitgeschakeld zijn.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Enable DHCP)
IP-adres (IP Address)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
Uit (Disable) Druk op deze knop om het IPv6-adres uit te schakelen dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te
gebruiken.
FQDN-optie (FQDN
Option)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-
server.
FQDN-
bijwerkmethode
(FQDN Update
Method)
Client (Client) — Druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
Server (Server) — Druk op deze knop om de DNS-server van de DHCPv6-server
bij te werken.
De instellingen van de FQDN-bijwerkmethode zijn gemeenschappelijk voor het
primaire en secundaire netwerk.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 93
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Instellen van het IPX/SPX-protocol
U kunt het IPX/SPX-protocol op dit apparaat instellen. Het IPX/SPX-protocol wordt meestal gebruikt om te
communiceren met de NetWare-bestandsserver via het netwerk.
Naam item Omschrijving
IPX / SPX inschakelen
(Enable IPX / SPX)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol in het apparaat te
gebruiken.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol uit te schakelen.
Frametype (Frame
Type)
Druk op [Auto] om het juiste frametype automatisch te detecteren, of druk op een toets
voor een specifiek frametype. Als u niet weet welk frametype moet worden gebruikt,
selecteer dan [Auto].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
94 Netwerk (Network)
Instelling van de NetWare-instellingen
U kunt de te verbinden NetWare-configuratie instellen.
Deze optie moet worden ingesteld wanneer u de NetWare-bestandsserver gebruikt voor afdrukken met Novell.
U kunt de bindery- en de NDS-modus tegelijk inschakelen.
Naam item Omschrijving
NetWare inschakelen
(Enable NetWare)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het NetWare protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het NetWare protocol uit te schakelen.
Bindery inschakelen
(Enable Bindery)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in binderymodus in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in binderymodus uit te schakelen.
NDS inschakelen
(Enable NDS)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in NDS modus in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in NDS modus uit te schakelen.
Context Voer de NDS-context in waar de NetWare-afdrukserver voor dit apparaat zich bevindt.
Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-bestandsserver in de NDS-modus
verbindt.
Tree Voer de NDS-structuur in. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-
bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
Naam bestandsserver
(File Server Name)
Voer de naam van de NetWare bestandsserver in. Het is aan te bevelen om deze naam in te
voeren wanneer u de NetWare-bestandsserver in bindery-modus verbindt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 95
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van het SMB-protocol
Het is mogelijk de SMB-netwerkeigenschappen in te stellen om toegang tot dit apparaat en SMB-afdrukken vanaf een
Microsoft Windows-netwerk in te schakelen. Het inschakelen van SMB maakt het mogelijk de service voor het delen
van bestanden in te schakelen, naast het afdrukken via SMB. Daarnaast moet het WINS-serveradres worden
ingegeven als de WINS-server gebruikt wordt voor het toestaan van delen van bestanden en printers over segmenten,
zodat het apparaat vanuit de verschillende segmenten zichtbaar is.
Wanneer u [Uit (Disable)] selecteert voor optie [SMB-Protocol] of [Bestandsdeling (File Share)] voor optie
[Beperking (Restriction)], zal functie Opslaan als bestand naar MFP Local worden uitgeschakeld.
Als het multifunctionele systeem is geconfigureerd voor aanmelden op het domein in de SMB-sessie van TopAccess
(beheerdersmodus), maar "Werkgroep (Workgroup)" wordt weergegeven, dan is aanmelden op het
domeinnetwerk mislukt. Controleer in dat geval of de Windows Server en de instellingen van TopAccess voor de
SMB-sessie correct zijn.
Als "Domein (Domain)" ingesteld wordt als instelling voor aanmelden in de SMB-sessie van TopAccess
(beheerdersmodus), en het apparaat daarna ingeschakeld (ON) wordt of op [Toepassen (Apply Now)] wordt
gedrukt na het wijzigen van de netwerkinstellingen van het apparaat, zal het apparaat zich aanmelden bij het
Windows domeinnetwerk.
Er kunnen alleen alfanumerieke tekens en "-" ingevoerd worden voor [NetBIOS-naam (NetBIOS Name)].
Naam item Omschrijving
SMB Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om het SMB protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de SMB protocol uit te schakelen.
Als u [Aan (Enable)] selecteert, selecteer dan de functie die u wilt uitschakelen bij
[Beperking (Restriction)].
Beperking
(Restriction)
Selecteer of de functie voor delen van printers of bestanden moet worden uitgeschakeld.
U kunt één van de volgende opties selecteren:
Geen (None) — Druk op deze knop wanneer noch het delen van printers noch het delen
van bestanden beperkt moeten worden. Zowel afdrukken met SMB als bestandsdeling
met behulp van SMB zijn ingeschakeld.
Gedeelde printers (Print Share) — Druk op deze toets om afdrukken via SMB uit te
schakelen.
Bestandsdeling (File Share) — Druk op deze knop om de service voor het delen van
bestanden via SMB uit te schakelen.
NetBIOS-naam
(NetBIOS Name)
Druk op deze knop om de naam in te geven waaronder het apparaat in het Windows-
netwerk weergegeven zal worden. De NetBIOS-naam wordt standaard ingesteld op
"MFP<:serienummer netwerkkaart> (MFP<NIC serial number>)".
Inloggen (Logon) Geeft de Windows-netwerkomgeving weer waarbij het apparaat ingelogd is. Er wordt
"Werkgroep (Workgroup)" weergegeven als het apparaat aangemeld is bij een
werkgroepnetwerk en "Domein (Domain)" als het apparaat aangemeld is bij een
domeinnetwerk. "Werkgroep" of "Domein" kunnen alleen worden gespecificeerd vanuit
TopAccess. Zie hieronder voor instructies over het aanpassen van de instelling:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up SMB
WINS primair (WINS
Primary)
Druk op deze knop om het IP-adres van de primaire WINS-server in te stellen met de
digitale toetsen. Het IP-adres van de primaire WINS-server is nodig wanneer u toegang tot
dit apparaat vanaf een ander subnet via de NetBIOS-naam toe wilt staan en de NetBIOS-
naam en de werkgroepnaam van het apparaat opgelost worden met de WINS-server.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
WINS secondair
(WINS Secondary)
Druk op deze knop om het IP-adres van de secundaire WINS-server in te stellen met de
digitale toetsen. Geef het IP-adres van de secundaire WINS-server in als dit nodig is bij
gebruik van WINS-servers om de NetBIOS-naam en werkgroepnaam van het apparaat op
te lossen. De secundaire WINS-server wordt gebruikt wanneer de primaire WINS-server
onbeschikbaar is.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
96 Netwerk (Network)
Voer voor [WINS primair (WINS Primary)] of [WINS secondair (WINS Secondary)] geen IP-adres in dat begint met "0"
(bijv. "0.10.10.10"), "127" (bijv. "127.10.10.10") of "224" (bijv. "224.10.10.10"). Als u een dergelijk adres invoert, kan
het apparaat niet communiceren met de WINS-server.
Als u "0.0.0.0" invoert voor [WINS primair (WINS Primary)] en [WINS secondair (WINS Secondary)], zal dit apparaat
de WINS-server niet gebruiken.
Wanneer [Dynamisch (Dynamic)] of [Geen Auto IP (No Auto IP)] is geselecteerd voor [Adresmodus (Address Mode)]
in de TCP/IP-instellingen, kan dit apparaat het IP-adres voor [WINS primair (WINS Primary)] en [WINS secondair
(WINS Secondary)] verkrijgen van de DHCP-server.
Instellen van de HTTP-netwerkservice
Met deze functie kunt u de HTTP-netwerkserverservice in- of uitschakelen die de webgebaseerde toepassingen voor
het apparaat levert, zoals TopAccess en e-FILING.
Instellen van de Ethernetsnelheid
Het is mogelijk de ethernetsnelheid aan te geven.
De opties variëren, afhankelijk van het model.
De huidige Ethernetsnelheid wordt boven de knoppen weergegeven. Wanneer er geen links gedetecteerd worden,
wordt "Link niet gedetecteerd" weergegeven.
Schakel het apparaat uit en weer in als het netwerk niet stabiel is.
Naam item Omschrijving
HTTP server
inschakelen (Enable
HTTP server)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice uit te schakelen.
Deze optie moet ingeschakeld zijn voor de TopAccess en e-FILING internettoepassing.
SSL/TLS inschakelen
(Enable SSL/TLS)
Kies of er al dan niet SSL (Secure Sockets Layer)/TLS (Transport Layer Security) gebruikt
moet worden.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de gegevens die tussen het apparaat en
clientcomputers uitgewisseld worden, te coderen met een privésleutel als resultaat van
het gebruik van TopAccess of webtoepassing e-Filing.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de codering uit te schakelen.
Primair
poortnummer
(Primary Port
Number)
Geef het nummer van de primair te gebruiken poort in voor het ontvangen van HTTP-
toegang van andere clients. Normaal wordt standaard poortnummer "80" gebruikt.
Secondair
poortnummer
(Secondary Port
Number)
Geef het secundair te gebruiken poortnummer in voor toegang tot TopAccess en de
e-FILING-webtoepassing. Normaal wordt standaard poortnummer "8080" gebruikt.
Naam item Omschrijving
Duplex mode
Ethernet snelheid
(Ethernet Speed
Duplex Mode)
Selecteer de gewenste combinatie van communicatiesnelheid en overdrachtsmethode.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 97
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie
U kunt de LDAP-directoryservice inschakelen, waardoor het apparaat in de LDAP-server naar contactpersonen kan
zoeken om de geadresseerden te specificeren voor internetfax- en faxverzendingen en scannen naar e-mail-
opdrachten. Daarnaast kan de LDAP-server ook gebruikt worden om te zoeken naar contactpersonen bij het creëren
van sjablonen met TopAccess, of een contactpersoon in het adresboek.
Via dit instelmenu kunt u ook selecteren of u de IP/MAC-adresfilterfuncties en de link-down detectiefunctie wilt
gebruiken.
U kunt [LDAP inschakelen (Enable LDAP)] niet instellen voor het secundaire netwerk omdat dit de LDAP-
directorydiensten niet ondersteunt.
Om de LDAP-directoryservice toe te voegen, moet u gebruik maken van TopAccess. Zie hieronder voor instructies over
het registreren de directorydienst:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - LDAP Client settings
Als de LDAP-netwerkservice uitgeschakeld is, zal het niet mogelijk zijn het e-mailadres van de afzender vanaf de
LDAP-server te verkrijgen tijdens de gebruikersverificatie voor scannen naar e-mail voor het verzenden van een
e-mail.
Als dit apparaat niet met het netwerk is verbonden, schakel dan de link-down detectie uit.
Instellen van IPsec (IP-beveiliging)
Wanneer de IPsec-enabler geïnstalleerd is, wordt het mogelijk communicatie te coderen met IPsec (IP-beveiligings-
protocol).
In de IP-beveiligingsinstellingen kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden.
De huidige IPsec-beleidsnaam bekijken
Inschakelen / Uitschakelen van IPsec-communicatie
IPsec-sessie 'flushen' of resetten
Naam item Omschrijving
LDAP inschakelen
(Enable LDAP)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice uit te schakelen.
IP-filtering aan
(Enable IP Filtering)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om IP-filtering in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om IP-filtering uit te schakelen.
Mac-adresfiltering
inschakelen (Enable
Mac Address
Filtering)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om MAC-adresfiltering in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om MAC-adresfiltering uit te schakelen.
Link-down detectie
(Link Down
Detection)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om link-down detectie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om link-down detectie uit te schakelen.
Naam item Omschrijving
Beleidsnaam (Policy
Name)
De naam van het huidig toegepaste IPsec-beleid wordt weergegeven.
Inschakelen Druk op deze toets om IPsec-communicatie in te schakelen.
Uitschakelen Druk op deze toets om IPsec-communicatie uit te schakelen.
Reset verbindingen
(Flush Connections)
Druk op deze knop om de huidige IPsec-sessie te wissen (flushen) en een nieuwe sessie te
beginnen wanneer de nu voor IPsec-communicatie gebruikte sleutel gelekt is of als er een
overtreding van de beveiliging vastgesteld is.
Fabriek instelling
(Factory Default)
Druk op deze toets om de standaardinstellingen voor de IPsec-instellingen te herstellen.
Wanneer u op deze knop drukt, wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
98 Netwerk (Network)
Instellingen die vereist zijn voor IPsec, zoals invoer van IPsec-beleid, kunnen worden uitgevoerd met TopAccess. Voor
meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up IP Security
[IPsec] is alleen beschikbaar wanneer functie IPsec-enabler wordt gebruikt.
Controleren van het netwerk
Er zijn twee functies beschikbaar voor het controleren van de netwerkstatus: ping en traceroute. Het secundaire
netwerk toont alleen de status van de DNS-server.
Er zijn twee manieren om de server te selecteren die u wilt controleren.
Om de gewenste server te selecteren uit de serverlijst weergegeven op het aanraakscherm:
Controleerbare servers en ondersteunde protocols zijn de volgende.
Primaire DNS-server (IPv4/IPv6)
Secundaire DNS-server (IPv4/IPv6)
Primaire WINS-server (IPv4)
Secundaire WINS-server (IPv4)
SMTP-server (IPv4/IPv6)
POP3-server (IPv4/IPv6)
Primaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
Secundaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
LDAP-server 1
LDAP-server 2
LDAP-server 3
LDAP-server 4
LDAP-server 5
Remote server 1
Remote server 2
Om de gewenste server handmatig aan te wijze:
Voer de servernaam, het IPv4-adres of het IPv6-adres handmatig in.
Wanneer u een WINS-naam ingevoerd hebt voor het netwerkpad van de server op afstand 1/2 in instelling "Opslaan
als bestand (Save as File)" in TopAccess, kan de netwerkcontrolefunctie voor die servers niet worden uitgevoerd
door ze in de serverlijst te selecteren. Wijs in dat geval het IP-adres van de server op afstand 1/2 handmatig aan om
de netwerkcontrolefunctie uit te voeren.
Wanneer het ping/traceroute-commando een server niet kan bereiken, wordt het IP-adres weergegeven voor het
controleresultaat voor de server. Als het commando het om een of andere reden niet kan bereiken, wordt de
hostnaam weergegeven in plaats van het IP-adres.
Naam item Omschrijving
Server Selecteer de server die u wilt controleren.
Ping Druk op deze toets om de verbindingsstatus tussen dit apparaat en de servers op het
netwerk te controleren.
Traceroute Druk op deze toets om het netwerkpad naar de gewenste server te bekijken en te
controleren.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Kopie (Copy) 99
0.Kopie (Copy)
U kunt het systeemgedrag voor kopieertaken wijzigen, zoals het maximale aantal kopieën, de automatische
dubbelzijdige modus en de prioriteit voor sorteermodus.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Kopie (Copy) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Scherm Kopie (1/4)
*1 Afhankelijk van het model is deze optie mogelijk niet beschikbaar.
*2 Deze optionele eenheid is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (2/4)
Naam item Omschrijving
Max. kopieën
(Maximum Copies) Kies uit knoppen [9999]*1, [999], [99] en [9] voor het gewenste maximale aantal
toegestane kopieën.
Autom. 2-zijdig (Auto
2-Side Mode)
Druk op de knop voor de kopieerinstellingen voor tweezijdig kopiëren (alleen
beschikbaar wanneer de automatische duplexeenheid geïnstalleerd is) die standaard
van toepassing is voor originelen die in de Automatische documententoevoer
geplaatst worden.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [1->1
ENKELZIJDIG (1->1 SIMPLEX)].
1 2 dubbelzijdig (1->2 Duplex) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in
te stellen op [1 2 Dubbelzijdig (1->2 Duplex)].
2 2 dubbelzijdig (2->2 Duplex) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in
te stellen op [2 2 Dubbelzijdig (2->2 Duplex)].
Gebruiker (User) Druk op deze knop om automatisch het scherm voor selectie van
tweezijdige modus te tonen wanneer er originelen in de Automatische
documententoevoer geplaatst worden.
Voorkeur
sorteermodus (Sort
Mode Priority)
Selecteer de standaard sorteermodus voor kopieertaken. Als [Nieten (Staple)] wordt
geselecteerd, wordt het uitgevoerde papier standaard geniet in de linkerbovenhoek.
Om kopieën te nieten, moet de finisher*2 geïnstalleerd zijn.
Naam item Omschrijving
Automatisch wisselen
van papierbron
(Automatic Change of
Paper Source)
Deze optie maakt het mogelijk aan te geven of de functie voor het automatisch
wisselen van papierlade, ook wanneer de papierbron voor een kopieertaak handmatig
is ingegeven, in te schakelen.
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit
een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een kopieertaak leeg
zou raken.
Wanneer voor een lade Kenmerk (Attribute) anders is ingesteld dan op [Geen (None)],
valt het papier dat in deze lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch
wisselen van papiermagazijn. Zie hieronder voor instructies over hoe u een attribuut
van een lade controleert en/of wijzigt:
P.22 "Papierlade (Drawer)"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
100 Kopie (Copy)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Voor papiertoevoer wanneer de lade leeg raakt tijdens het kopiëren, raadpleeg de onderstaande tabel papiertoevoer bij automatisch wisselen
van papierlade.
Papiertoevoer bij automatisch wisselen van papierlade
Hier volgt een voorbeeld van het automatisch wisselen van papierbron tijdens het kopiëren op A4-formaat papier.
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Het papierformaat A4-R is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (3/4)
Printer pauzeren bij
lege nietmachine
(Suspend Printing If
Stapler Empty) *1
Deze optie maakt het mogelijk te kiezen of er gestopt moet worden met afdrukken
wanneer de nieter tijdens het nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg raakt.
Aan (On) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd.
Papier met
verschillende richting
(Paper Of Different
Direction) *1 *2
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met
een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens
een kopieertaak leeg zou raken.
Wanneer envelop of papier met een niet-standaard formaat wordt gebruikt, dan is deze
functie niet beschikbaar.
Standaard mode voor
auto kleur (Default
Mode of Auto Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Het maakt het mogelijk de initiële modus
voor modus Auto kleurenkopie aan te geven.
Opties Papierinvoer
Automatisch wisselen van
papierbron (Automatic
Change of Paper Source)
Papier uit verschillende
richting (Paper of
Different Direction) *1
Met automatische
papierselectie (APS)
Met handmatig aangegeven
lade
Aan (On) Aan (On) Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Aan (On) Uit (Off) Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Uit (Off) Aan (On) - -
Uit (Off) Uit (Off) - -
Naam item Omschrijving
Auto uitvoer wissel
cascade afdruk (Auto
Exit Tray Change
(Cascade Print)) *
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade
vol raakt.
Perforatie opvangbak is
vol (Waste Hole Punch
Tray Full) *
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren
als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Kopie (Copy) 101
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
* Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (4/4)
Wis buitenzijde van het
origineel (Original
Outside Erase)
Aan (On) — Druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel in te
schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel uit te
schakelen.
Naam item Omschrijving
Kopie centreren
(Centering Copy)
U kunt instellen of de functie kopie centreren wordt gebruikt.
Naam item Omschrijving
102 Fax
0.Fax
Als de Faxeenheid en de 2de lijn voor de Faxeenheid niet geïnstalleerd zijn, zullen alleen [Afdr.limiet (Discard)] en
[Verkleinen (Reduction)] beschikbaar zijn voor [Rx Print (Rx Print)].
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties in dit menu toegepast op internetfaxverzendingen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Fax weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
De ID-naam registreren
Deze handleiding beschrijft de instructies voor het registreren van de ID-naam van dit multifunctionele systeem. Als
de ID-naam vooraf wordt geregistreerd, kunnen de gegevens over de afzender worden afgedrukt op de voorkant van
het verzonden origineel en de gegevens over de ontvanger op de achterzijde van de ontvangen fax. [Lijn2 fax nr (Line-
2 Number)] wordt alleen weergegeven wanneer de 2e lijn voor FAX-unit is geïnstalleerd.
Er kunnen tot 20 tekens ingevoerd worden in het vak [ID naam (ID Name)].
Bij het invoeren van een internationale code, druk op [+]. Om een pauze "-" in te voeren, druk op [Pauze (Pause)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 103
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Voorbeeld van hoe informatie over de afzender op papier wordt gedrukt
Afzendergegevens worden ongeveer 5 mm (0,2 inch) afgedrukt vanaf de bovenrand van de verzonden kopie van het
origineel.
Voorbeeld van hoe informatie over de ontvanger op inkomende originelen wordt gedrukt
Ontvangergegevens worden ongeveer 5 mm (0,2 inch) afgedrukt vanaf de bovenrand van de ontvangen kopie van het
origineel.
RECEIVED 05-10-
22 15:08 FROM-Cccddd TO-Aaabbb P0001/0001
Ontvangstdatum (automatisch bijgevoegd)
Informatie externe Fax-ID
ID-naam ontvanger
Aantal pagina's
Verzonden pagina's
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
104 Fax
Oorspronkeljke instellingen configureren
U kunt de oorspronkelijke instellingen voor de faxfuncties configureren.
Het instellen van deze items kan overbodig zijn omdat het mogelijk niet kan worden weergegeven op het scherm
(afhankelijk van uw land of regio).
* [Centrale type (Lijn2) (Dial Type (Line2))] kan worden ingesteld wanneer de 2e lijn voor FAX-unit is geïnstalleerd.
Naam item Omschrijving
Verzend mode (Rx
Mode)
Stel de fax ontvangstmodus in.
Auto — Dit apparaat ontvangt automatisch een binnenkomende fax.
Handmatig (Manual) — Dit apparaat ontvangt handmatig een binnenkomende fax.
Om een fax in de handmatige modus te ontvangen, is een externe telefoon vereist.
Wanneer de 2e lijn voor de fax-eenheid is geïnstalleerd, dan is de ontvangstmodus van de
2 lijnen beperkt tot "Auto ontvangst".
Monitor volume
(Monitor Volume)
Gereedtoon volume
(Completion Tone
Volume)
Volume monitor toon (lijn toon wanneer op de haak) en volume afronding ontvangsttoon
(u hoort deze toon wanneer de ontvangst is voltooid). Elk volume kan worden ingesteld op
8 niveaus (0: toon Uit (Off)).
Ontv. Eindtoon. (RX
End Tone)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een alarmsignaal afgeeft wanneer de faxontvangst
is voltooid.
Eind.afdr (Print End) — Een alarmsignaal weerklinkt bij voltooiing van het afdrukken.
Eind.ontv. (Receive End) — Een alarmsignaal weerklinkt bij voltooiing van de
ontvangst.
Uit (Off)— Voor het uitschakelen van de ontvangst eindtoon.
Verz. eindtoon (TX
End Tone)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een alarmsignaal afgeeft wanneer de
faxoverdracht is voltooid.
Norm.einde (Normal End) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden
correct is voltooid.
I.g.v fout (On Error) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden is mislukt.
Altijd (Always)— Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden correct is voltooid
of mislukt.
Uit (Off) — Voor het uitschakelen van het verzenden eindtoon.
Lijnmonitor (Line
Monitor)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een monitorgeluid afgeeft bij het maken van
verbinding met de fax op afstand tijdens het versturen van faxen.
Aan (On) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer verbinding met de fax op afstand is
gemaakt.
Uit (Off)— Voor het uitschakelen van de lijnmonitor.
Centale type (Dial
Type)
Centrale type (Lijn2)
(Dial Type (Line2)) *
Er zijn 2 soorten telefoonlijnen. Wanneer u voor het eerst dit apparaat installeert of u de
aangesloten telefoonlijn wijzigt, moet u deze instellen afhankelijk van het type telefoonlijn.
Auto — Pulskiezen
Handmatig (Manual) — Multifrequentie
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 105
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid
Bij de modellen met 2e lijn voor de FAX-eenheid kunt u instellingen maken om twee lijnen tegelijk te benutten. Naast
de instellingen die hieronder worden beschreven, dient u het volgende te doen:
De ID-naam registreren
P.102 "De ID-naam registreren"
De belmodus instellen.
P.104 "Oorspronkeljke instellingen configureren"
De automatische ontvangst is alleen beschikbaar voor de 2e lijn.
Rx-afdrukken instellen
U kunt opties voor het afdrukken van een ontvangen fax instellen.
Naam item Omschrijving
Ontv/Verz (Tx / Rx) De 2e lijn wordt gebruikt voor zowel de verzending en de ontvangst.
Alleen ontvangen
(24hr) (Rx Only
(24HR))
De 2e lijn wordt alleen gebruikt voor ontvangst.
Alleen ontvangen
(timer) (Rx Only
(Timer))
De 2e lijn wordt alleen gebruikt voor ontvangst gedurende een specifieke periode. Geef de
tijdspanne in een 24-uur formaat op.
Naam item Omschrijving
Afdr.limiet (Discard) U kunt de afrduklimiet in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON), als een
origineel tot 10 mm (0,4 inch) langer is dan het afdrukgebied, dan wordt het deel dat het
afdrukgebied van het papier overschrijdt genegeerd.
Dubbelzijdig (Duplex
Print)
U kunt dubbelzijdig printen in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON)
worden ontvangen documenten op beide zijden van het papier afgedrukt.
Dubbelzijdig afdrukken is alleen beschikbaar als de grootte en de resolutie van de
ontvangen fax identiek zijn.
Wanneer het papier opraakt tijdens het dubbelzijdig afdrukken, wordt de rest van de
documenten afgedrukt op papier van een ander formaat.
Wanneer de ontvangen fax wordt afgedrukt op 2 vellen papier, omdat het afdrukgebied
wordt overschreden, dan is dubbelzijdig afdrukken niet beschikbaar.
Documenten die worden ontvangen via de functie batchtransmissie, worden afgedrukt
op beide zijden van het papier als een continue document. Let op de scheiding van de
afzonderlijke documenten, vooral documenten met een oneven aantal pagina's.
Ook wanneer dubbelzijdig afdrukken is ingesteld op AAN (ON), wordt een document met
de ontvangst forward-functie afgedrukt op één zijde van het papier afgedrukt.
De richting van dubbelzijdig afdrukken verschilt afhankelijk van de grootte van het
ontvangen document, zoals getoond in de onderstaande figuren.
Ontvangen LD, LG, LT, A3, A4, of B4-formaat documenten worden afgedrukt, zodat ze
langs de lange richtingzijde kunnen worden ingebonden. (Figuur 1)
Ontvangen ST, A5 B5-formaat documenten worden afgedrukt, zodat ze langs de korte
richtingzijde kunnen worden ingebonden. (Figuur 2)
A
A
12
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
106 Fax
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 De papierformaten A4-R en LT-R zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
In de beheerdersfunctielijst kunt u de status van de opties bekijken. Zie hieronder voor meer informatie over de
werkwijze voor het afdrukken van de lijst:
P.125 "Lijsten afdrukken"
Instelling uitgestelde verzending activeren
U kunt een tijdsduur bepalen om de oorspronkelijke gegevens in het geheugen te bewaren voor het activeren van de
verzending, of deze functie in- en uitschakelen.
Druk op [ 24H] of [ 1H] om de opslagtijd in te stellen en druk op [OK].
Wanneer het scherm is teruggekeerd naar het scherm dat is weergegeven in stap 1 hierboven, controleer dan dat de
oranje lijn op [HERSTEL VERZENDEN (RECOVERY TX)] is gemarkeerd. Deze lijn geeft aan dat deze functie ingeschakeld
(ON) is. Druk nogmaals op [HERSTEL VERZENDEN (RECOVERY TX)] om de oranje lijn te doen verdwijnen, nu is de
functie is uitgeschakeld (OFF).
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie
Met de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive) kunt u ontvangen faxtaken opslaan in het apparaat zonder af te
drukken. Met deze functie kunt u voorkomen dat vertrouwelijke informatie uitlekt in een fax die wordt ontvangen
wanneer niemand aanwezig is op uw kantoor, zoals ‘s nachts of tijdens vakanties, of wanneer een onbepaald aantal
mensen uw kantoor bezoekt.
De instelling Beveiligde ontvangst (Secure Receive) bestaat uit een handmatige AAN/UIT (ON/OFF) dagelijkse
instelling en een geplande AAN/UIT (ON/OFF) instelling voor elke dag van de week (Weekschema (Weekly Schedule))
door beheerders.
Verkleinen
(Reduction)
U kunt RX verkleind printen in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON), als
een origineel het afdrukgebied met meer dan 10 mm overschrijdt, dan wordt de grootte bij
het afdrukken verminderd tot 75% van het oorspronkelijke formaat.
Roteren (Rotate Sort)
*1
U kunt de functie roteren in- (ON) of uitschakelen (OFF). Wanneer ingeschakeld (ON),
worden inkomende faxen afwisselend horizontaal en verticaal gesorteerd voor elke
faxtaak.
De functie is alleen beschikbaar voor LT/A4-formaat. Stel de LT en LT-R*2, of A4 en A4-R*2
laden in.
Wanneer het papier opraakt tijdens het roteren, wordt de rest van de documenten
afgedrukt op het overblijvende papier. Als er geen kopieerpapier overblijft, wordt het
afdrukken uitgevoerd op een groter formaat dan A4/A4-R*2 of LT/LT-R*2.
Wanneer de functie roteren is ingeschakeld (ON), kan het attribuut niet worden ingesteld
op "FAX".
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 107
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Als het apparaat wordt gebruikt in de High Security modus, dan is de functie Beveiligde Ontvangst (Secure Receive)
niet beschikbaar.
Het gegevenslampje licht niet op wanneer het apparaat in de Super slaapstand is.
In [Fax] in het tabblad [Gebruiker (User)] kunt u de Beveiligde ontvangst (Secure Receive) functie vroeger in- of
uitschakelen dan de tijd die is ingesteld in het Weekschema (Weekly Schedule).
Instellen van een wachtwoord voor het afdrukken
U kunt een wachtwoord instellen voor het afdrukken van een Beveiligde ontvangst (Secure Receive) fax.
1
Kies [Lijn 1 (Line 1) ] of [Lijn 2 (Line 2)]*.
* [Lijn 2 (Line 2)] is niet beschikbaar voor modellen zonder de 2e lijn voor de FAX-eenheid.
U kunt voor elke regel een wachtwoord voor het afdrukken instellen.
2
Voer het wachtwoord in [Nieuw wachtwoord (New Password)] en [Herhaal wachtwoord (Retype
New Password)] en druk op [OK].
Voor het wachtwoord kunnen maximaal 20 alfanumerieke tekens (met inbegrip van de volgende symbolen)
worden ingevoerd.
U kunt alfanumerieke tekens en de volgende symbolen gebruiken.
# $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
3
Druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Beveiligde ontvangst
(Secure Receive)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de functie Beveiligde ontvangst (Secure
Receive) in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de functie Beveiligde ontvangst (Secure
Receive) uit te schakelen
Weekschema (Weekly Schedule) — Druk op deze knop om de tijd in te stellen voor
elke dag van de week voor het automatisch in- of uitschakelen.
- De tijd wordt weergegeven in 24-uursnotatie.
- Om de functie in te schakelen gedurende de dag, stel [Uit (Disable)]/[Aan (Enable)]
in op 00:00/00:00.
- Om de functie uit te schakelen gedurende de dag, stel [Uit (Disable)]/[Aan (Enable)]
in op 00:00/24:00.
Print wachtwoord
(Print Password)
U kunt een wachtwoord instellen voor de faxlijn.
P.107 "Instellen van een wachtwoord voor het afdrukken"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
108 Fax
"Van naam (From Name)" instellen
U kunt maximaal 20 namen van faxafzenders registreren als "Van naam (From Name)". Gebruikers kunnen één "Naam
afzender (From Name)" selecteren met de [Optie (Option)]-toets wanneer ze faxen verzenden.
Naam item Omschrijving
Toegang (Entry) Druk op deze toets om maximaal 20 tekens in te voeren voor de registratie van de
afzendernaam.
Bewerken (Edit) Selecteer er een in de lijst Naam afzender en druk op deze knop om hem te wijzigen.
Verwijderen (Delete) Selecteer er een in de lijst Naam afzender en druk op deze knop om hem te
verwijderen.
Pijlen omhoog en
omlaag
Selecteer een naam in de lijst Naam afzender en druk op een van beide knoppen om de
volgorde van de lijst te wijzigen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Bestand (File) 109
0.Bestand (File)
Het is mogelijk automatisch bestanden te wissen die opgeslagen zijn door de bewerking Scannen naar bestand.
Gebruik dit menu om de onderhoudsfunctie in te stellen en periodiek bestanden te wissen die opgeslagen zijn in het
interne geheugen om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het onderhoudsscherm kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Wanneer u op [Uit (Off)] drukt, druk dan op [OK] om de instellingen op te slaan.
Naam item Omschrijving
Aan (On) Druk op deze knop om het opslag onderhoud in te schakelen.
Uit (Off) Druk op deze knop om het opslag onderhoud uit te schakelen.
Opslag onderhoud
(Storage
Maintenance)
Voer het aantal dagen in dat het systeem de bestanden bewaart voordat ze worden
verwijderd.
U kunt 1 tot 99 dagen invoeren.
110 E-mail
0.E-mail
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
E-mailberichteigenschappen
Geeft de gegevens van de e-mailberichten die verzonden zijn door de bewerking Scannen naar e-mail aan.
U kunt de volgende opties instellen:
- Van adres (From Address)
- Naam (From Name)
- Onderwerp (Subject)
- Bericht (Body)
Fragmentatie Scannen naar e-mail
U kunt een taak voor Scannen naar e-mail opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden.
Deze optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
Berichttekst e-mail verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Zier hieronder voor instructies over hoe scherm E-Mail weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Als Scan to E-mail is ingeschakeld, moet u een e-mailadres invoeren in het vak [Van adres (From Address)], afhankelijk
van de instelling van de afzender. Zie hieronder voor meer informatie over het instellen van het e-mailadres:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Email settings
Naam item Omschrijving
Van adres (From
Address)
Voer het e-mailadres van dit systeem in.
Naam (From Name) Voer de naam van dit systeem in.
Onderwerp (Subject) Druk op deze toets om het standaard-e-mailonderwerp in te stellen. Met een druk op deze
knop wordt scherm Onderwerp (Subject) weergegeven.
P.111 "Standaard e-mailonderwerp instellen".
/ — Druk op deze knop om de datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp van de
e-mail.
— Druk op deze knop om de datum en tijd niet toe te voegen aan het onderwerp van
de e-mail.
/ — Druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail in te schakelen.
— Druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail uit te schakelen.
Bericht (Body) Voer de standaard berichttekst in.
Deel van
berichtgrootte (KB)
(Fragment Message
Size (KB))
Selecteer de gewenste fragmentgrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [Nee (No)] om het
fragmenteren uit te schakelen.
Berichttekst
verzenden (Body
String Transmission)
Aan (Enable)Druk op deze knop om de berichttekst te verzenden.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de berichttekst niet te verzenden.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
E-mail 111
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Standaard e-mailonderwerp instellen
Selecteer of het standaardonderwerp of een eigen onderwerp gebruikt moet worden en druk op [OK].
Als u op [OK] drukt, keert u terug naar het scherm E-mail.
Naam item Omschrijving
Std onderwerp
(Default Subject)
Druk op deze knop om het in de fabriek ingestelde standaard onderwerp te gebruiken.
Aang. onderwerp
(Custom Subject)
Druk op deze knop om een eigen onderwerp aan te geven. Wanneer u op deze toets drukt,
wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Voer een onderwerp in met het toetsenbord
op het scherm en druk op [OK] om het ingevoerde vast te leggen. Er kunnen tot 128 tekens
ingevoerd worden. U kunt ook de digitale toetsen op het bedieningspaneel gebruiken om
de nummers in te voeren.
112 Internetfax (Internet Fax)
0.Internetfax (Internet Fax)
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Internetfaxbericht eigenschappen
Geeft de gegevens van berichten die door internetfaxoverdracht verzonden zijn.
U kunt de volgende opties instellen:
- Van adres (From Address)
- Naam (From Name)
- Bericht (Body)
Fragmentatie internetfax
U kunt de internetfaxopdracht opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze optie
kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
Berichttekst internetfax verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Internetfax weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Om Internetfax in te schakelen, moet er een e-mailadres ingevoerd zijn in veld [Adres afzender (From Address)].
Naam item Omschrijving
Van adres (From
Address)
Voer het e-mailadres van dit systeem in.
Naam (From Name) Voer de naam van dit systeem in.
Bericht (Body) Voer de berichttekst in.
Fragment
paginaformaat (KB)
(Fragment Page Size
(KB))
Selecteer de gewenste fragmentpaginagrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [Nee (No)]
om het fragmenteren uit te schakelen.
Berichttekst
verzenden (Body
String Transmission)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de berichttekst te verzenden.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de berichttekst niet te verzenden.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 113
0.Beveiliging (Security)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Beveiliging (Security) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Beheer van certificaten
Het is mogelijk apparaatcertificaten en CA-certificaten te importeren en apparaatcertificaten te exporteren.
Als u certificaten in het apparaat importeert, sla de bestanden die u wilt importeren dan van tevoren op in de
hoofdmap van uw USB-opslagapparaat.
Een certificaat importeren
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Certificaatbeheer (Certificate Management)].
2
Druk op [Importeren (Import)].
3
Druk op [App.certificaat (Device Certificate)] of [CA-certificaat (CA Certificate)].
Als [CA-certificaat (CA Certificate)] geselecteerd is, wordt scherm CA-certificaat (CA Certificate) weergegeven.
Kies de gewenste coderingsmethode: [PEM] of [DER].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
114 Beveiliging (Security)
4
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de certificaten zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
5
Selecteer het certificaat dat u wilt importeren en druk vervolgens op [OK].
Als het bestandsformaat ".pfx" of ".p12" is, dan verschijnt het scherm Wachtwoord vereist (Password
Required).
Ga naar de volgende stap.
Als het bestandsformaat anders is dan hierboven vermeld, dan start het importeren van het certificaat.
Ga verder naar stap 7.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
7
Druk als het importeren van het certificaat voltooid is op [OK].
8
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 115
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Exporteren van het apparaatcertificaat
De bestandsindeling van het geëxporteerde apparaatcertificaat is PEM (.crt).
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Certificaatbeheer (Certificate Management)].
2
Druk op [Exporteren (Export)].
3
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
4
Druk op [App.certificaat (Device Certificate)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
116 Beveiliging (Security)
5
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Instellen van beveiligde PDF-bestanden
Het is mogelijk standaard waarden in te stellen voor de encryptie die toegepast wordt bij het genereren van een
beveiligd PDF-bestand uit gegevens die op het apparaat gescand zijn. Het is ook mogelijk de geforceerde
encryptiemodus in of uit te schakelen.
Naam item Omschrijving
Gebr. wachtwoord
(User Password)
Voer het wachtwoord in dat vereist is om een beveiligd PDF-bestand te openen. Er is geen
basisgebruikerswachtwoord ingesteld.
Gebr.
authenticatiecode als
wachtwoord (Use
Authentication Code
as Password)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de gebruikersnaam voor gebruikersverificatie als
wachtwoord in te stellen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het gebruikerswachtwoord dat hierboven onder
[Gebr. Wachtwoord (User Password)] is ingegeven te gebruiken in plaats van de
gebruikersnaam voor gebruikersverificatie.
Beheer wachtwoord
(Master Password)
Voer het wachtwoord in dat vereist is om de beveiligingsinstellingen van een beveiligd
PDF-bestand te wijzigen. Er is geen basisbeheerderswachtwoord ingesteld.
Coderingsniveau
(Encryption Level)
Kies een encryptieniveau voor de beveiligde PDF-bestanden.
256-bit AES — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 9.0, PDF V1.7.
128-bit AES — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 7.0, PDF V1.6.
128-bit RC4 — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 5.0, PDF V1.4.
40-bit RC4 — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 3.0, PDF V1.1.
Encryptie forceren
(Forced Encryption)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om alleen uitvoer van gegevens toe te staan die door
dit apparaat als beveiligde PDF-bestanden zijn gescand.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om andere bestandsindelingen toe te staan (zoals
JPEG en TIFF).
Instelling (Authority) Selecteer de machtigingen voor een beveiligd PDF-bestand.
Afdruk (Print) — Druk op deze knop om het afdrukken toe te staan.
Verander (Change) — Druk op deze knop om wijzigen van het document toe te staan.
Uitnemen (Extract) — Druk op deze knop om kopiëren en extraheren van inhoud toe te
staan.
Toegang (Accessibility) — Druk op deze knop om het uitnemen van inhoud voor
toegankelijkheid toe te staan.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 117
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Er moeten verschillende wachtwoorden worden ingesteld voor [Gebr. wachtwoord (User Password)] en [Beheer
wachtwoord (Master Password)].
Voer 1 tot 32 alfanumerieke tekens in voor het [Gebr. wachtwoord (User Password)] en [Beheer wachtwoord
(Master Password)]. Het ingevoerde wachtwoord wordt verborgen met tekens.
Wanneer het sleutelsymbool naast het [Gebr. wachtwoord (User Password)]-veld gemarkeerd is ( ), kan een
gebruiker het wachtwoord niet wijzigen.
Wanneer het sleutelsymbool naast het [Beheer wachtwoord (Master Password)]-veld gemarkeerd is ( ), kan een
gebruiker het coderingsniveau of de toelatingen niet wijzigen.
Dit multifunctionele systeem ondersteunt alleen ASCII-tekens voor een wachtwoord voor de gecodeerde PDF-
bestanden. Als dus andere tekens dan ASCII-tekens werden gebruikt voor de gebruikersnaam en wanneer [Gebr.
authenticatiecode als wachtwoord (Use Authentication Code as Password)] is geselecteerd, dan kunnen de
gecodeerde PDF-bestanden niet worden geopend doordat het wachtwoord onjuist wordt.
Als [Uitnemen (Extract)] of [Toegang (Accessibility)] geselecteerd wordt of niet langer geselecteerd is als [40bit RC4]
geselecteerd wordt, zijn beide opties overeenkomstig ingeschakeld of uitgeschakeld.
Wanneer u [Aan (Enable)] selecteert voor modus "geforceerde encryptie" is het uitvoeren van andere
bestandsindelingen (JPEG, TIFF, enz.) dan beveiligde PDF verboden. Bovendien zullen de volgende Scannen naar
bestand-bewerkingen die het beveiligde PDF-formaat niet kunnen genereren, niet beschikbaar zijn.
- Kopiëren & bestand
- Fax & bestand
- Internetfax & bestand
-Netwerkfax & bestand
Deze beveiligingsinstellingen worden toegepast "Scan naar bestand of USB"- en "Scan naar e-mail"- taken.
Uitvoeren van de integriteitscontrole
Via dit menu kunt u de volgende procedures voor integriteitscontrole uitvoeren:
[Minimum]
Als [Minimum] wordt geselecteerd, dan worden de uitvoeringscode om de beveiligingsfunctie toe te passen en de
gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
[Vol (Full)]
Als [Vol (Full)] wordt geselecteerd, dan worden alle uitvoeringscodes en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode
verwijst gecontroleerd.
P.117 "Uitvoeren van de integriteitscontrole"
Uitvoeren van de integriteitscontrole
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Integriteiscontrole (Integrity Check)].
2
Druk op [Minimum] of [Vol (Full)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
118 Beveiliging (Security)
3
Druk op [OK].
Het voltooien van de integriteitscontrole kan enige tijd in beslag nemen.
Door op [OK] te drukken in het bovenstaande scherm terwijl een taak wordt verwerkt, wordt het scherm
Voorzichtig (Caution) getoond. Druk in dit geval op [Sluiten (Close)], wacht tot de taak is voltooid en voer de
bewerking vervolgens opnieuw uit.
Periodiek uitvoeren van de integriteitscontrole Als een fout wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld illegaal
gemodificeerde gegevens, dan verschijnt het serviceoproepscherm. Neem in dit geval contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
4
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Opstarten in Veilige modus instellen
U kunt het beveiligd opstarten van het apparaat in- of uitschakelen. De openbare sleutel van de digitale handtekening
voor het veilig opstarten wordt beschermd door codering. Als u TPM inschakelt, wordt de openbare sleutel bovendien
beschermd door TPM.
Naam item Omschrijving
Inschakelen Druk op deze toets om het beveiligd opstarten in te schakelen.
Uitschakelen Druk op deze toets om het beveiligd opstarten uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 119
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
TPM instellen
U kunt de beveiliging van het apparaat beveiligen met de coderingstechnologie die voldoet aan TPM (Trusted
Platform Module) 2.0. Als u een back-up van de TPM-sleutels hebt gemaakt, kunnen deze ook na vervanging van het
moederbord van het apparaat weer in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht.
Naam item Omschrijving
Instell. (Setting) Selecteer of u TPM wilt inschakelen.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om TPM in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de TPM uit te schakelen.
Key Backup (Key
Backup)
U kunt een back-up maken van de TPM-sleutels met het wachtwoord. Sluit uw USB-
opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat, voer het wachtwoord in en druk
op [Bewaren (Save)]. Ze worden opgeslagen in de hoofdmap van het USB-opslagapparaat.
Wachtwoord (Password) — Voer een wachtwoord in om de TPM-sleutels te
beschermen.
Herhaal wachtwoord (Retype Password) — Voer het wachtwoord nogmaals in om het
te bevestigen.
Opslaan (Save) — Druk op deze toets om de TPM-sleutels op te slaan nadat u het USB-
opslagapparaat op de USB-poort van het apparaat hebt aangesloten. Wanneer u een
bericht ziet dat aangeeft dat het opslaan voltooid is, drukt u op [OK] om de bewerking te
voltooien.
Verwijder het USB-opslagapparaat niet voordat de bewerking is voltooid.
Wanneer de servicetechnicus de kapotte hardware vervangt, moet u mogelijk het
wachtwoord invoeren om de TPM-sleutels in zijn of haar naam te herstellen. Bewaar de
back-up van de TPM-sleutels en het wachtwoord voor onverwachte vervanging.
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de
onderdelen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
120 Beveiliging (Security)
Digitale handtekening op PDF plaatsen
Wanneer de volgende taken worden opgeslagen in de PDF-indeling, kunt u kiezen of u de digitale handtekening wilt
toepassen op de PDF-, doorzoekbare PDF-, PDF/A- of gecodeerde PDF-bestanden.
Scannen naar bestand
Scannen naar e-mail
Ontvangen fax/internetfax naar bestand
Ontvangen fax/internetfax naar e-mail
Postvak naar e-mail
Snel scannen (De instelling voor de digitale handtekening wordt niet toegevoegd in het instellingenscherm. PDF-
bestanden met de digitale handtekening worden alleen aangemaakt als de standaardinstelling voor de digitale
handtekening is ingeschakeld).
Faxrapport
Inkomende fax
PDF-bestanden met de digitale handtekening kunnen worden afgedrukt met de functie USB Direct Print, de functie
E-mail Direct Print of het printerstuurprogramma. Met de digitale handtekening kunnen gebruikers de auteur van de
PDF bevestigen en controleren of de PDF niet vervalst is voor meer veiligheid. Het certificaat van het apparaat is
automatisch aangemaakt en kan worden gebruikt als digitale handtekening. In plaats van het te gebruiken, kunt u
een zelf-certificaat aanmaken en het importeren in het apparaat om het te gebruiken als digitale handtekening. Zie
hieronder voor het beheer van het certificaat op het apparaat:
P.113 "Beheer van certificaten"
Het certificaat kan worden aangemaakt en beheerd via TopAccess. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Certificate Management settings
Als het certificaat vervalt, kunnen PDF-bestanden met de digitale handtekening niet worden aangemaakt.
Afhankelijk van de instellingen van het certificaat en de PDF-versie, kunnen PDF-bestanden met de digitale
handtekening niet worden aangemaakt.
Het afdrukken van PDF's met zichtbare handtekeningen is niet mogelijk. Zelfs als u ze afdrukt, kunnen de zichtbare
handtekeningen niet worden afgedrukt.
Antimalware instellen
U kunt het apparaat beschermen tegen malware. Registreer informatie over de modules die op het apparaat kunnen
draaien in de witte lijst. Zolang deze functie actief is, worden de niet-geregistreerde modules niet uitgevoerd, zodat
malware het systeem niet kan kraken. Als niet-geregistreerde modules worden uitgevoerd, blijven de
berichtlogboeken in het apparaat staan en wordt de serviceoproep op het bedieningspaneel weergegeven. Neem
voor meer informatie contact op met uw servicetechnicus.
Selecteer of u de antimalwarefunctie wilt inschakelen. Wijzig de instelling en sla deze op terwijl er geen taken worden
uitgevoerd, en start het apparaat opnieuw op, zodat deze functie in werking treedt.
Naam item Omschrijving
Inschakelen Druk op deze toets om de antimalwarefunctie in te schakelen. Het antimalware-pictogram
verschijnt op het tellerscherm op het bedieningspaneel van het apparaat om de activiteit
van malware te controleren.
Uitschakelen Druk op deze toets om de antimalwarefunctie uit te schakelen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 121
0.Lijst / rapport (List/Report)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Lijst / rapport (List/Report) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Instellen van het rapport
Via dit menu kunt u de vereiste instellingen invoeren voor het afdrukken van de volgende rapporten:
Naam item Omschrijving
Verzend- /
Ontvangstlogboek
(Transmission /
Reception Journal)
Er zijn twee soorten logboeken beschikbaar op dit apparaat. Logboeken kunnen
automatisch of handmatig worden afgedrukt. Als [Auto] geselecteerd wordt, kunt u het
aantal overdrachten en ontvangsten aangeven waarna elk logboek afgedrukt moet
worden.
P.122 "Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek"
De oude logboeken zullen worden verwijderd en alleen het opgegeven aantal logboeken,
te tellen vanaf het meest recente, blijven behouden. De 5000 recentste logboeken kunnen
als bestand worden geëxporteerd via de beheerdersmodus van TopAccess.
Communicatie-
rapport
(Communication
Report)
Met communicatierapport kunt u een rapport afdrukken na elke overdracht. Het is ook
mogelijk de voorwaarden te selecteren voor het afdrukken van communicatierapporten
voor elk type overdracht.
P.123 "Instellen van het communicatierapport"
Ontvangstlijst
(Reception List)
De instellingen voor de ontvangstlijst maken het mogelijk aan te geven of er een
ontvangstlijst moet worden afgedrukt wanneer de postbus op het apparaat een document
ontvangen heeft. Dit kan voor elk van de volgende transacties in de postbus worden
ingesteld:
Relais station (Relay Station) — Wanneer een relaisoverdracht is ontvangen vanaf een
afzender zoals een relaishub.
Lokaal (Local) — Wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een lokaal
document.
Op afstand (Remote) — Wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een
document op afstand vanaf een andere telefax.
P.124 "Instellen van de ontvangstlijst"
Uitvoer (Output) Kies het uitvoerformaat van het communicatierapport. Wanneer u [Bestand (File)] of
[E-mail] kiest, moet u de bestemming opgeven voor het bestand of het e-mailadres op
TopAccess. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Save as file settings
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Notification settings - Setting
up Email Setting
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
122 Lijst / rapport (List/Report)
Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Journaal (Journal)].
3
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Auto Druk op [Aan (On)] om het automatisch afdrukken van de verzend- en
ontvangstlogboeken in te schakelen. Wanneer u deze optie inschakelt, zullen de
verzend- en ontvangstlogboeken worden afgedrukt wanneer de opgegeven
aantallen transacties voltooid zijn.
Verzonden (Tx
Journal)
Druk op de knop van het cijfer dat het aantal overdrachten aangeeft dat u afgedrukt
wilt zien in het overdrachtlogboek.
Ontvangen (Rx
Journal)
Druk op de knop van het cijfer dat het aantal ontvangsten aangeeft dat u afgedrukt
wilt zien in het ontvangstlogboek.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 123
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van het communicatierapport
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Fax rapportage (Comm. Report)].
3
Specificeer de voorwaarden voor elk overdrachtstype en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Geheugen Tx
(Memory Tx)
Direct Tx
Meerv. verz. (Multi Tx)
Afroep (Polling)
Relais oorsprong
(Relay Origination)
Relais station (Relay
Station)
Relais bestemming
(Relay Destination)
Uit (Off) — Druk op deze toets om afdrukken van het communicatierapport uit te
schakelen.
Altijd (Always) — Druk op deze toets om het communicatierapport uit af te
drukken.
I.g.v fout (On Error) Druk op deze toets om het communicatierapport alleen af
te drukken wanneer zich een fout voordoet.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
124 Lijst / rapport (List/Report)
Items anders dan [Geheugen (Memory Tx)] en [Meerv.verz. (Multi TX)] zijn alleen beschikbaar wanneer de
faxeenheid geïnstalleerd is.
Wanneer u op [Altijd (Always)] of [I.g.v. fout (On Error)] drukt voor andere ontvangsten dan [Direct Tx] of [Afroep
(Polling)], wordt bericht "Eerste pagina op rapport afdrukken? (Print 1st page image?)" weergegeven. Druk op [Ja
(Yes)] als u het communicatierapport wilt afdrukken door de eerste pagina van het verzonden document toe te
voegen. Druk op [Nee (No)] om dit niet te doen.
Instellen van de ontvangstlijst
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Ontvangstlijst (Reception List)].
3
Geef aan of de ontvangstlijst voor elk transactietype afgedrukt moet worden en druk dan op
[OK].
Naam item Omschrijving
Relais station (Relay
Station)
Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een relaisoverdracht
ontvangen is van een afzender.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 125
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijsten afdrukken
U kunt de NIC config. pagina (NIC Configuration Page), Functie lijst (Function List), PS3 font lijst (PS3 Font List) en de
PCL-fontlijst (PCL Font List) afdrukken.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor elk item op "NIC configuratie pagina (NIC Configuration Page)" en "Functie (Function)":
P.174 "Afdruklijst"
Lokaal (Local) Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer de mailbox op dit
apparaat is gereserveerd voor een lokaal document.
Op afstand (Remote) Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een document op
afstand van een andere telefax in de postbus van het apparaat aangekomen is.
Naam item Omschrijving
126 Printer/e-Filing
0.Printer/e-Filing
Het is mogelijk printerinstellingen vast te leggen voor afdruktaken of voor het afdrukken van documenten die met
functie e-Filing opgeslagen zijn.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het scherm Printer / e-Filing:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Scherm Printer / E-Filing (1/2)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Voor papiertoevoer wanneer de lade leeg raakt tijdens het afdrukken, raadpleeg de onderstaande tabel papiertoevoer bij automatisch
wisselen van papierlade.
Papiertoevoer bij automatisch wisselen van papierlade
Hier volgt een voorbeeld van het automatisch wisselen van papierbron tijdens het afdrukken op A4-formaat papier.
Naam item Omschrijving
Automatisch wisselen
van papierbron
(Automatic Change of
Paper Source)
Kies of de functie voor het automatisch wisselen van papierlade ingeschakeld moet worden
wanneer de papierbron voor een afdruktaak handmatig ingesteld is.
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit een
andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een afdruktaak leeg zou raken.
Papier uit
verschillende richting
(Paper of Different
Direction) *1 *2
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met een
andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een
afdruktaak leeg zou raken.
Wanneer envelop of papier met een niet-standaard formaat wordt gebruikt, dan is deze
functie niet beschikbaar.
Bij afdrukken met 600 x 1200 dpi op e-STUDIO2020AC/2520AC is deze functie niet
beschikbaar.
Printer pauzeren bij
lege nietmachine
(Suspend Printing If
Stapler Empty) *1
Kies of er gestopt moet worden met afdrukken wanneer de nieter tijdens het nieten in een
andere dan rughechtmodus, leeg raakt.
Aan (On) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd.
Geforceerd doorgaan
(ongeldig papier)
(Enforcement
Continue (Illegal
Paper)) *1
Kies of de uitvoerlade automatisch gewijzigd moet worden en er doorgegaan moet worden
met afdrukken wanneer het formaat of de soort van het papier dat uitvoer ervan onmogelijk
maakt, in de tweede of latere pagina van een afdruktaak is opgenomen.
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door de uitvoerlade
automatisch te wijzigen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Opties Papierinvoer
Automatisch wisselen van
papierbron (Automatic
Change of Paper Source)
Papier uit verschillende
richting (Paper of
Different Direction) *1
Als [Auto] geselecteerd is
voor de papierbron
Met handmatig
aangegeven lade
Aan (On) Aan (On) Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Aan (On) Uit (Off) Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Uit (Off) Aan (On) - -
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Printer/e-Filing 127
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Het papierformaat A4-R is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Printer / E-Filing (2/2)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Uit (Off) Uit (Off) - -
Naam item Omschrijving
Auto uitvoer wissel
cascade afdruk (Auto
Exit Tray Change
(Cascade Print)) *1
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade
vol raakt.
Perforatie opvangbak
is vol (Waste Hole
Punch Tray Full) *1
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren
als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
Autom. Vrijgeven
privé/vastgehouden
afdrukken (Auto
Release Private/Hold
Print)
Kies of privé-afdruktaken en vastgehouden afdruktaken automatisch moeten worden
afgedrukt bij inloggen op het apparaat.
Aan (On) — Druk op deze knop om automatisch de privé- en vastgehouden
afdruktaken van de gebruiker af te drukken wanneer er ingelogd wordt op het
apparaat
Uit (Off) — Druk op deze knop om bediening van het aanraakscherm te vereisen.
Zie hieronder voor meer informatie over privé-afdruktaken en uitgestelde afdruktaken:
Print - PRINTING FROM WINDOWS APPLICATIONS - Outputting a Job Saved to the
Equipment
Deze optie is beschikbaar wanneer gebruikersverificatie ingeschakeld is.
Bevest. printen
vanuit handinv.
(Confirmation of
Bypass Printing)
Kies of u wilt bevestigen dat u het volgende papier voor het afdrukken via de
handinvoerlade wilt invoeren.
Aan (On) — Druk op deze knop om het volgende papier in te voeren door op de
[START]-knop te drukken nadat u het in de handinvoerlade hebt geplaatst en het
hebt bevestigd
Uit (Off) — Druk op deze knop om het volgende papier automatisch in te voeren
wanneer u het in de handinvoerlade plaatst.
Deze functie werkt op het printen via het netwerk, direct afdrukken vanaf USB en
e-Filing vanaf TopAccess.
Wanneer u [Uit (Off)] selecteert voor deze functie, kan het zijn dat u verkeerd papier
invoert zonder het papier te bevestigen, waardoor papierstoringen kunnen
optreden.
Opties Papierinvoer
128 Draadloos instellen (Wireless Settings)
0.Draadloos instellen (Wireless Settings)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor draadloos LAN
maken. De draadloze LAN/Bluetooth module is compatibel met de 2,4GHz IEEE802.11 b/g/n en 5GHz IEEE802.11 a/n/
ac voor draadloos LAN. Wanneer de Wireless LAN is ingeschakeld, kunnen gebruikers het volgende afdrukken via het
draadloze LAN:
Raw TCP afdrukken vanaf Windows-computers
LPR afdrukken vanaf Windows-computers
LPR afdrukken vanaf Macintosh-computers
LPR afdrukken vanaf UNIX/Linux workstation
Zie hieronder voor de specificaties van de draadloze LAN:
Specificaties - SPECIFICATIES VAN OPTIES - Systeemopties - Draadloos netwerk en Bluetooth apparaten
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm draadloze instellingen weergeeft:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Draadloze LAN-verbindingsmethoden
U kunt het netwerk op een van de volgende drie manieren verbinden met de draadloze LAN-functie.
Eenvoudige verbinding met WPS
WPS is een standaard voor eenvoudige draadloze LAN-configuraties. Dit apparaat ondersteunt drukknop configuratie
en PIN-methoden.
De drukknop configuratiemethode voltooit de configuratie door de ESSID en coderingssleutel naar de draadloze LAN-
apparaten te verzenden als u op de knop op het Access Point drukt. De PIN-methode daarentegen voltooit de
configuratie door de ESSID en encryptiesleutel naar de draadloze LAN-apparaten te verzenden als u de PIN op de
Access Point registreert die door het draadloze LAN apparaat wordt gegenereerd.
Handmatig verbinden
WPA3 Enterprise, WPA3 Enterprise 192-bit Security, WPA2 Enterprise, WPA/WPA2 Enterprise, en
802.1X
Deze beveiligingsmethoden hebben de IEEE 802.1X RADIUS server nodig en zijn geschikt voor het controleren van de
toegang tot het LAN op grote schaal.
WPA3 Enterprise en WPA3 Enterprise 192-bit beveiliging verzekeren een veiligere verificatie en encryptie vergeleken
met WPA2 Enterprise. U kunt de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de GCMP codering voor WPA3
Enterprise 192-bit Security selecteren die de veiligheid versterken.
Er zijn twee protocollen voor WPA/WPA2, WPA2 en 802.1X, EAP-TLS of PEAP.
Wanneer de EAP-TLS-verificatie wordt gebruikt, moet u het gebruikerscertificeringsbestand en CA
certificeringsbestand installeren (dit moet in coderingsformaat DER, BASE64, of PKCS #7 zijn) in het apparaat. Dit
apparaat gebruikt het gebruikerscertificeringsbestand (dit moet worden geëxporteerd als een privé sleutel in PKCS
#12 coderingsformaat) voor het verifiëren van de toegangsrechten tot het draadloze netwerk, en de RADIUS-server
verifieert dit apparaat met de gebruikers-ID en het wachtwoord.
Wanneer de PEAP-verificatie wordt gebruikt, moet u het CA certificeringsbestand installeren (dit moet in
coderingsformaat DER, BASE64, of PKCS #7 zijn) in het apparaat. Dit apparaat gebruikt de gebruikersnaam en
wachtwoord voor het verifiëren van de toegangsrechten tot het draadloze netwerk, en de RADIUS-server verifieert
dit apparaat met het CA certificeringsbestand.
Dit apparaat ondersteunt de volgende RADIUS-server (TLS 1.2 compatibel) die PEAP/EAP-TLS benutten.
Windows Server 2016 of hoger
hostapd Integrated EAP Server
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Draadloos instellen (Wireless Settings) 129
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
WPA3 Personal, WPA2 Personal, en WPA/WPA2 Personal
Doordat deze beveiligingsmethoden geen verificatieservers nodig hebben, zijn ze geschikt voor het controleren van
de toegang tot het kleinschalige LAN.
WPA3 Personal beveiligt de veiligere wachtwoordverificatie en encryptie vergeleken met WPA2 Personal. De
verificatie maakt gebruik van het SAE-protocol om het beveiligingsvermogen te verbeteren en u kunt een
wachtwoordzin invoeren (met alfanumerieke 8 tot 63 tekens).
WPA2 Personal en WPA/WPA2 Personal zijn verificatiemethodes die gebruik maken van de PSK (Pre-Shared Key)
tussen het toegangspunt en de draadloze toestellen. Om toegang te krijgen tot het draadloze netwerk moet dezelfde
PSK Path Phrase worden toegewezen in zowel het toegangspunt als in andere draadloze apparaten.
Gebruik om veiligheidsredenen een wachtwoord dat moeilijk te raden is.
WEP
WEP is een methode van gegevenscodering die gebruik maakt van de WEP-key tussen het toegangspunt en draadloze
apparaten. WEP is minder veilig vergeleken met andere verificatiemethoden.
Als het draadloze netwerk in de Infrastructuurmodus is geconfigureerd en het toegangspunt andere
verificatiemethoden ondersteunt, is het aanbevolen om andere verificatiemethoden te gebruiken in plaats van WEP.
Automatisch verbinden
Het apparaat kan automatisch zoeken naar omliggende toegangspunten. Selecteer er een waarmee u verbinding wilt
maken, zodat de verificatiemethode automatisch wordt herkend. Volg de melding op het scherm om het wachtwoord
in te voeren of het [EAP-TLS] of [PEAP] protocol in te stellen, afhankelijk van het geselecteerde toegangspunt.
Draadloze LAN instellen
Druk op [Draadloos instelling (Wireless Setting)] om de draadloze LAN-verbinding in te stellen. Raadpleeg de volgende
tabel voor de instellingsprocedure. Druk op [Settings controle (Setting Check)] om de huidige instellingen te
controleren.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
130 Draadloos instellen (Wireless Settings)
Naam item Omschrijving
AAN
(ON)
Infra-
structuur
(Infra-
structure)
Inscha-
kelen
Uitscha-
kelen
WPS PBC Selecteer PBC op het aanraakpaneel en druk binnen 2 minuten op
de knop WPS op het Access Point.
PIN Registreer binnen 2 minuten de PIN-code die wordt gegenereerd
door dit apparaat op het Access Point.
Hand-
matig
instellen
van
toegangs-
punt
Selectie
Toe-
gang
(Entry)
EAP-TLS
WPA3
Enterprise
WPA3
Enterprise
192-bit
Security
Voer de EAP gebruikersnaam in en schakel vervolgens de
instelling uit voor gebruik gebruikersnaam van algemene naam
in het gebruikerscertificaat uit te schakelen.
Selecteer de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de
GCMP codering voor WPA3 Enterprise 192-bit Security.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
PEAP
WPA3
Enterprise
WPA3
Enterprise
192-bit
Security
Voer de EAP gebruikersnaam, EAP wachtwoord en wachtwoord
bevestiging in.
Selecteer de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de
GCMP codering voor WPA3 Enterprise 192-bit Security.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
EAP-TLS
WPA2
Enterprise
WPA/WPA2
Enterprise
802.1X
Voer de EAP gebruikersnaam in en schakel vervolgens de
instelling uit voor gebruik gebruikersnaam van algemene naam
in het gebruikerscertificaat uit te schakelen.
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van de communicatie. Als 802.1 X is geselecteerd als de
beveiligingsinstelling, dan kunt u ook Dynamic WEP selecteren.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
PEAP
WPA2
Enterprise
WPA/WPA2
Enterprise
802.1X
Voer de EAP gebruikersnaam, EAP wachtwoord en wachtwoord
bevestiging in.
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van de communicatie. Als 802.1 X is geselecteerd als de
beveiligingsinstelling, dan kunt u ook Dynamic WEP selecteren.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
WPA3
Personal
Selecteer AES(CCMP) als encryptie voor de communicatie met
het toegangspunt en voer een wachtwoordzin in die door de SAE-
handshake wordt verwerkt. U kunt 8 tot 63 tekens invoeren voor
de wachtwoordzin. Geef een netwerknaam (SSID) en
wachtwoordzin op om verbinding te maken met het netwerk.
Selecteer ‘Zendvermogen (Transmit Power)’ om het gebied van
de radiogolven te beperken.
WPA2
Personal
WPA/WPA2
Personal
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van communicatie, en voer vervolgens de PSK Pass Phrase in. De
PSK Pass Phrase moet tussen 8 en 63 tekens lang zijn.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
WEP Kies de items voor de WEP-codering en -sleutelindeling, en voer
vervolgens de WEP-sleutel in.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Draadloos instellen (Wireless Settings) 131
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
AAN
(ON)
(Verv.)
Infra-
structuur
(Infra-
structure)
Inscha-
kelen
Uitscha-
kelen
(Verv.)
Auto. instell. (Auto
Setting)
Automatisch zoeken
naar toegangspunten
Automatische
herkenning van de
verificatiemethode
Het apparaat zoekt automatisch naar de omliggende
toegangspunten, zodat u een toegangspunt (SSID) waarmee u
verbinding wilt maken uit de lijst kunt selecteren. Indien het
gewenste toegangspunt niet wordt gevonden, selecteert u het
handmatig.
In het geval van WEP, 802.1X, en de Persoonlijke modi, voert u
een wachtwoord in om verbinding te maken met het
toegangspunt.
In het geval van de Enterprise-modi, selecteert u [EAP-TLS] of
[PEAP] om verbinding te maken met het toegangspunt. Voor
[EAP-TLS] voert u de EAP-gebruikersnaam in, en schakelt u
vervolgens de instelling voor "Gebruik gebruikersnaam van
algemene naam in het gebruikerscertificaat (Use User name from
Common Name in the User Certificate)" uit. Voor [PEAP] voert u
de EAP-gebruikersnaam, het EAP-wachtwoord en de
wachtwoordbevestiging in.
Voor [Auto. instell. (Auto Setting)] wordt het zendvermogen om
het gebied van radiogolven op te geven altijd ingesteld op 100%.
Wi-Fi Direct
Inschakelen
Uitschakelen
Groep
eigenaar
(Group
Owner)
Schakelt de instelling Groep eigenaar instelling (Group Owner
Setting) IN/UIT (ON/OFF).
Door deze instelling in te schakelen, werkt het apparaat als een
toegangspunt.
IP-adres (IP
Address)
Stel het IP-adres van dit apparaat in als de instelling Groep
eigenaar instelling (Group Owner Setting) ingeschakeld (ON) is.
Vast SSID en
wachtw.zin
(Fix SSID and
Passphrase)
Selecteer Ja (Yes) om een SSID en een wachtwoord terug te halen
en Nee (No) om dat niet te doen. Deze functie is beschikbaar als de
instelling Groepeigenaar (Group Owner) AAN staat.
Als u de functie vast SSID en wachtw.zin inschakelt, wees dan
uiterst voorzichtig met het wachtwoord.
SSID Voer tot 22 alfanumerieke tekens in voor de vaste SSID wanneer
Vast SSID en wachtw.zin (Fix SSID and Passphrase) is ingesteld op
Ja (Yes). Het voorvoegsel "xx" in "Direct-xx-" en het wachtwoord
worden automatisch aangemaakt wanneer de functie Wi-Fi
Direction voor het eerst wordt geactiveerd en deze kunnen niet
worden gewijzigd. Gebruikers kunnen de SSID en wachtwoord
controleren op het scherm van de Legacy apparaatverbinding
(Legacy Device Connection).
P.31 "Verbinding maken met SSID en Passphrase"
UIT (OFF) Schakel het draadloze LAN uit.
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
132 Draadloos instellen (Wireless Settings)
Wanneer u het EAP-TLS-protocol gebruikt, moet u eerst het CA-certificeringsbestand en het
gebruikerscertificeringsbestand in het apparaat installeren met TopAccess. Zie hieronder voor instructies:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates
Wanneer u het PEAP-protocol gebruikt, moet u eerst het CA-certificeringsbestand in het apparaat installeren met
TopAccess. Zie hieronder voor instructies:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates - Installing CA certificate
Wanneer de instelling Groep eigenaar instelling (Group Owner Setting) Aan (On) is in de Wi-Fi Direct instelling, dan
worden de IP-adressen tussen "xxx.xxx.xxx.100" tot "xxx.xxx.xxx.107" toegewezen aan de clients die via Wi-Fi Direct
zijn verbonden met dit apparaat. Als het IP-adres van dit apparaat is inbegrepen tussen "xxx.xxx.xxx.100" en
"xxx.xxx.xxx.107", dan zijn de IP-adressen toegewezen aan de clients tussen "xxx.xxx.xxx.110" tot "xxx.xxx.xxx.117".
Bijvoorbeeld, als het IP-adres van dit apparaat "192.168.0.50" is, dan zijn de IP-adressen tussen "192.168.0.100" en
"192.168.0.107" aan de clients toegewezen.
Wanneer de bekabelde LAN en Wi-Fi Direct tegelijk worden gebruikt, of als de Infrastructuur-modus van de
draadloze LAN en Wi-Fi Direct worden gebruikt, wijs dan de IP-adressen toe die tot verschillende netwerken
behoren.
Zie hieronder voor instructies over het verbinden van dit apparaat met een apparaat dat Wi-Fi Direct ondersteunt:
P.31 "Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)"
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk
Naam item Omschrijving
Verbinding
(Connection)
Druk op deze toets om het draadloze LAN te verbinden.
Verbreken
(Disconnection)
Druk op deze toets om de verbinding met het draadloze netwerk te verbreken.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) 133
0.Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor Bluetooth
maken.
De Bluetooth instellingen worden doorgevoerd na het herstarten van het apparaat.
Er kunnen maximaal 16 alfanumerieke tekens kunnen worden ingevoerd voor de PIN-code in het veld [Pin vereist
(Required Pin)]. Het aantal tekens voor de PIN-code is afhankelijk van de Bluetooth-apparaten. Raadpleeg de
documentatie van het Bluetooth-apparaat voor meer informatie over het Bluetooth-apparaat dat u gebruikt.
Zie hieronder voor de specificaties van de Bluetooth:
Specificaties - SPECIFICATIES VAN OPTIES - Systeemopties - Draadloos netwerk en Bluetooth apparaten
Naam item Omschrijving
Bluetooth Selecteer of u Bluetooth wenst in of uit te schakelen.
Bluetooth naam
(Bluetooth Name)
Druk hierop om de apparaatnaam in te voeren die wordt weergegeven als het Bluetooth-
apparaat. Standaard is "MFPXXXXXXXX" al ingesteld voor de Bluetooth-naam. Pas deze
naam zo nodig aan. U kunt tot 32 tekens invoeren.
Apparaatadres (Device
Address)
Dit toont het Bluetooth-adres. U kunt deze waarde niet wijzigen.
Apparaatdetectie
(Discovery Device)
Druk hierop om het Bluetooth-apparaat toe te voegen
Discovery toegestaan
(Allow Discovery)
Geef aan of alle Bluetooth-apparaten al dan niet dit apparaat kunnen vinden. Wanneer
deze functie is ingeschakeld, kunnen alle Bluetooth-apparaten dit apparaat vinden.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, kunnen de Bluetooth-apparaten die niet voorheen
zijn aangesloten op dit apparaat het apparaat niet vinden. Als er Bluetooth-apparaten zijn
die niet voorheen op dit apparaat zijn aangesloten, schakel dan deze functie in om te
verbinden.
Beveiliging (Security) Selecteer om de Bluetooth-verbinding te beveiligen met de PIN-code. Druk op [Hoog
(High)] en voer maximaal 16 alfanumerieke tekens in voor de PIN-code in het veld [Pin
vereist (Required Pin)] met de digitale toetsen. Wanneer deze functie is ingesteld op [Hoog
(High)], is de PIN-code vereist voor alle Bluetooth-apparaten om verbinding te kunnen
maken met dit apparaat. Wanneer deze functie is ingesteld op [Laag (Low)], is de PIN-code
niet vereist voor alle Bluetooth-apparaten om verbinding te kunnen maken met dit
apparaat.
Data encryptie (Data
Encryption)
Selecteer of u de gegevenscodering voor de Bluetooth-communicatie wilt inschakelen of
uitschakelen.
134 Fabriek instelling (Factory Default)
0.Fabriek instelling (Factory Default)
U kunt de instellingen van het apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen, zodat de volgende gegevens worden
geïnitialiseerd en informatie met betrekking tot privacy wordt gewist. Informatie met betrekking tot service en
licentie wordt niet gewist en de aanpassingswaarden van de machine worden niet gewist door initialisatie.
Als er taken overblijven, kan het apparaat niet worden gereset. Zorg ervoor dat u alle resterende taken wist voordat u
de fabrieksinstellingen reset.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm Fabrieksinstelling (Factory Default) kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Categorieën Items Inhoud
Instellingen MFP-instellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Netwerkinstellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Beveiligingsinstellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Informatie Logboeken Taaklogboeken (afdrukken, scannen, faxverzending en
faxontvangst)
Berichtenlogboek
Toepassingslogboek
Beeldlogboek
Syslog (Syslog-bestanden)
Sessie-informatie EWB (Embedded Web Browser) cookie, en geschiedenis
Certificaten Apparaatcertificaten, cliëntcertificaten en CA-certificaten
* Standaard meegeleverde certificaten worden niet
gewist.
Opgeslagen gegevens Informatie over de gebruiker
Rolinformatie
Groepsinformatie
Afdelingsinformatie
Projectcodes
Tellers Gebruikersteller
Afdelingsteller
Adresboek
Templates
Home gegevens
Toepassingen De geïnstalleerde toepassingen worden gewist.
Overige Bestanden die worden
aangemaakt wanneer de
functie wordt uitgevoerd
Gegevensbestanden exporteren
Gegevensbestand klonen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fabriek instelling (Factory Default) 135
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
1
Druk in het Bevestiging (Confirmation) scherm van scherm Fabrieksinstelling (Factory Default)
op [OK].
De initialisatie wordt gestart.
Als u voor het initialiseren een back-up wilt maken van de instellingen en de gebruikersgegevens, gebruik dan
de kloonfunctie om duplicaatbestanden aan te maken. Zie hieronder voor meer informatie over de
kloonfunctie:
P.63 "Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden"
Als het initialiseren mislukt, dan verschijnt het bericht "Het proces is mislukt. (The process failed.)" Druk in dit
geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure opnieuw uit.
2
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
136 USB kabel print (USB Cable Print)
0.USB kabel print (USB Cable Print)
Selecteer de modus die wordt gebruikt voor het afdrukken via een USB-aansluiting.
Naam item Omschrijving
IPP over USB Normaal wordt deze modus gebruikt.
Selecteer deze optie om af te drukken met de AirPrint-functie.
Legacy USB (Win) Gebruik deze modus als u al onze MFP's gebruikt en voorrang wilt geven aan de
compatibiliteit ermee.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Papierlade (Drawer) 137
0.Papierlade (Drawer)
U kunt de methode voor het opgeven van het papierformaat voor papierladen en het soort laden instellen.
* Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Naam item Omschrijving
Papierformaatinstelling
(Paper Size Setting)
U kunt instellen of de gebruiker het papierformaat voor laden kan opgeven.
Enveloplade (Envelope
Drawer) *
U kunt het type papierlade instellen. Normaal gezien wordt het automatisch
gedetecteerd.
138 Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)
0.Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)
U kunt aangepaste origineelformaten voor het scannen instellen.
Naam item Omschrijving
Aangepast formaat
registreren (Custom Size
Registration)
U kunt aangepaste formaten selecteren om ze te registreren of te verwijderen.
Aang. form.registr. dr
gebruiker (Custom Size
Registration by User)
U kunt kiezen of gebruikers al dan niet aangepaste formaten mogen registreren.
Toegang (Entry) U kunt een naam en grootte (lengte en breedte) van de scan in aangepast formaat
registreren.
Verwijderen (Delete) U kunt het geregistreerde aangepaste formaat selecteren en verwijderen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Wachtwoord wijzigen (Change User Password) 139
0.Wachtwoord wijzigen (Change User Password)
Wanneer functie MFP Lokale verificatie wordt gebruikt, kunnen beheerders het verificatiewachtwoord dat
toegewezen wordt aan gebruikers wijzigen wanneer een gebruiker het vergeet.
[Wijzig gebruikerswachtwoord (Change User Password)] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie
is ingeschakeld. Deze functie kan worden ingeschakeld via de beheerdersmodus van TopAccess. Voor meer
informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Authentication settings - Setting up User Authentication
Setting
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Wijzig gebruikerswachtwoord (Change User Password) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Naam item Omschrijving
Gebruikersnaam (User
Name)
Voer de gebruikersnaam in waarvan het wachtwoord moet worden gewijzigd.
Nieuw wachtwoord (New
Password)
Voer het nieuwe wachtwoord in.
Herhaal wachtwoord
(Retype New Password)
Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in.
140 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
0.802.1X-instellingen (802.1X Settings)
U kunt instellingen instellen voor IEEE 802.1X-verificatie die van toepassing zullen zijn op bedrade netwerken.
Dit apparaat ondersteunt de volgende verificatiemethodes:
EAP-MSCHAP v2
EAP-MD5
EAP-TLS
PEAP*
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
-EAP-MSCHAP v2
EAP-TTLS
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
-PAP
-CHAP
-EAP-MSCHAP v2
-EAP-MD5
* PEAP is niet beschikbaar voor Windows Server 2008.
Om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen moeten de benodigde certificaten met TopAccess op het apparaat worden
geïnstalleerd. De certificaten die geïnstalleerd moeten worden zijn de volgende.
*1 Het CA-certificaat moet worden geïnstalleerd op dit apparaat voordat u de IEEE 802.1X-verificatie instelt.
*2 Het gebruikerscertificaat moet op dit apparaat geïnstalleerd worden voordat de instellingen voor IEEE 802.1X-verificatie uitgevoerd worden.
Zie hieronder voor instructies over het installeren van certificaten:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm WIRED 802.1X Settings kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
De volgende foutmeldingen kunnen worden weergegeven op het aanraakscherm.
Verificatiemethode Interne
verificatiemethode CA-certificaat Gebruikercertificaat
EAP-MSCHAP v2 - - -
EAP-MD5 - - -
EAP-TLS - Vereist*1 Vereist*2
PEAP EAP-MSCHAP v2 Vereist*1 -
EAP-TTLS PAP Vereist*1 -
CHAP Vereist*1 -
EAP-MD5 Vereist*1 -
EAP-MSCHAP v2 Vereist*1 -
Bericht Oorzaak
[802.1X] Verif-server/Switch kon niet worden
gecontacteerd ([802.1X] Auth Server/Switch couldn’t
be contacted)
De RADIUS-serverservice is gestopt.
Configuratie voor de RADIUS-server is niet correct.
De IEEE 802.1X-switch heeft een probleem.
[802.1X] Verificatie mislukt ([802.1X] Authentication
failed)
De gebruikersnaam of het wachtwoord ingevoerd
door de gebruiker is niet correct.
De geüploade certificaten zijn onjuist.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
802.1X-instellingen (802.1X Settings) 141
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
1
Geef in scherm Instellingen bedrade 802.1X (Wired 802.1X Settings) de volgende items naar wens
aan en druk op [Volgende (Next)].
2
Ga verder met de gewenste bewerking.
Wanneer [EAP-MSCHAP v2], [EAP-MD5] of [EAP-TLS] geselecteerd is, ga dan verder met stap 4.
Verificatie certificaat mislukt (Certificate verification
Failure)
Er is geen CA-certificaat geïnstalleerd in de
apparatuur.
Het geïnstalleerde CA-certificaat is niet geldig.
Het servercertificaat is ongeldig.
Naam item Omschrijving
802.1X Aan (Enable) — Druk op deze knop om IEEE 802.1X verificatie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om IEEE 802.1X verificatie uit te schakelen.
Wanneer u IEEE802.1X-verificatie verandert van [Aan (Enable)] naar [Uit (Disable)],
druk dan op [Volgende (Next)] en druk op [Toepassen (Apply Now)] op het scherm
"De volgende instellingen bevestigen (Confirm the following settings)" om de
instelling te voltooien.
Controlleer instell.
(Check Settings)
Druk op deze toets om de huidige geselecteerde opties te bevestigen.
[Controlleer instell. (Check Settings)] is alleen beschikbaar wanneer IEEE802.1X-
verificatie ingeschakeld is.
Fabriek instelling
(Factory Default)
Druk op deze toets om de standaarden voor de IEEE 802.1x-instellingen te
herstellen.
Bericht Oorzaak
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
142 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
3
Selecteer de interne verificatiemethode en druk op [Volgende (Next)].
Het selecteren van de interne verificatiemethode is alleen nodig wanneer in stap 2 [PEAP] of [EAP-TTLS]
geselecteerd is.
Wanneer [PEAP] geselecteerd is:
Wanneer [EAP-TTLS] geselecteerd is:
4
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [Volgende (Next)].
Wanneer iets anders dan [EAP-TLS] geselecteerd is:
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
802.1X-instellingen (802.1X Settings) 143
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Wanneer [EAP-TLS] geselecteerd is:
5
Bevestig de instellingen en druk op [Toepassen (Apply Now)].
Links onderin het scherm wordt "Netwerk initialiseren (Network Initializing)" weergegeven en het apparaat start
met het initialiseren van de netwerkinterfacekaart om de wijzigingen toe te passen. Dit bericht verschijnt
wanneer het instellen is afgerond.
Naam item Omschrijving
EAP gebr. naam (EAP User
Name)
Voer de EAP-gebruikersnaam in
Wachtwoord (Password) Voer het verificatiewachtwoord in.
Herhaal wachtwoord (Retype
Password)
Voer het verificatiewachtwoord opnieuw in.
Gebruik gebruikersnaam van
algemene naam in het
gebruikerscertificaat (Use
Username from Common Name
in the User Certificate)
Om de algemene naam in het gebruikerscertificaat dat in het apparaat
geïnstalleerd is als EAP-gebruikersnaam in te stellen, wordt op [Aan
(Enable)] gedrukt.
Als dit item ingeschakeld is (Aan (Enable)), is het niet mogelijk de [EAP
gebr. naam (EAP User Name)] in te voeren.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
144 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Toegang tot menu Teller ................................................................................................. 146
Totaal teller (Total Counter)............................................................................................ 147
Weergave printteller ..........................................................................................................................................147
Weergave scanteller...........................................................................................................................................148
Weergave OCR-teller..........................................................................................................................................148
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter)............................................................... 149
Afdelingsteller (Department Counter).............................................................................. 150
Weergave printteller voor afdelingscode .........................................................................................................150
Weergave scanteller voor afdelingscode..........................................................................................................151
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode ....................................................................................151
Weergave OCR-teller voor afdelingscode .........................................................................................................151
Afdelingsbeheer (Department Management) .................................................................... 152
De afdelingscodelijst afdrukken .......................................................................................................................153
Afdelingscodes inschakelen ..............................................................................................................................154
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen .......................................................................................154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen..........................................................................................160
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen...................................................................................160
De geregistreerde quota instellen.....................................................................................................................160
Alle afdelingstellers resetten.............................................................................................................................161
Alle afdelingscodes verwijderen .......................................................................................................................161
Gebruikersteller (User Counter) ...................................................................................... 162
146 Toegang tot menu Teller
0.Toegang tot menu Teller
Volg de onderstaande stappen om toegang te krijgen tot de menu Teller (Counter).
1
Druk op [Teller (Counter)] in het beginscherm om het menu Teller (Counter) te openen en druk op
de toets waarmee u de waarde van de teller wilt controleren.
2
Om toegang te krijgen tot de [Afdelingsteller (Department Counter)], voer de afdelingscode in en
druk op [OK].
3
Om toegang te krijgen tot het [Afdelings beheer (Department Management)], voert u het
beheerderswachtwoord in en drukt u op [OK].
Als het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het standaardbeheerderswachtwoord
"123456" in.
Het scherm Teller (Counter) bevat de volgende knoppen. Zie de betreffende documentatie voor meer informatie
over elke knop.
P.147 "Totaal teller (Total Counter)"
P.149 "Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter)"
P.150 "Afdelingsteller (Department Counter)"
P.152 "Afdelingsbeheer (Department Management)"
P.162 "Gebruikersteller (User Counter)"
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Totaal teller (Total Counter) 147
0.Totaal teller (Total Counter)
Met dit menu kunt u de volgende totaaltellers weergeven en bevestigen:
Zie hieronder voor instructies voor het weergeven van het menu Teller (Counter):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
De totaaltellers kunnen niet worden gewist.
Weergave printteller
Deze teller toont het totaal aantal uitgevoerde vellen van dit multifunctionele systeem. De printteller bevat de
volgende tellers.
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Naam item Omschrijving
1Print teller (Print
Counter)
P.147 "Weergave printteller"
2Scan teller (Scan
Counter)
P.148 "Weergave scanteller"
3OCR-teller (OCR Counter) P.148 "Weergave OCR-teller"
Naam item Omschrijving
Kopieteller (Copy counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten.
Faxteller (Fax Counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten.
Printerteller (Printer
counter)
Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en e-mail-
ontvangsten (Internetfaxontvangsten).
Lijstteller (List counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van
systeempagina's.
231
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
148 Totaal teller (Total Counter)
Weergave scanteller
Deze teller geeft het totaal aantal vellen aan dat is gescand door dit multifunctionele systeem. De scanteller bevat de
volgende tellers.
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Weergave OCR-teller
Deze teller geeft het totaal aantal vellen aan waarop een OCR-proces is uitgevoerd op dit multifunctionele systeem.
De OCR-teller telt het uitvoeren van de volgende handelingen.
Gescande of faxontvangst beelden en uitvoerbestanden bij e-mail transmissie worden opgeslagen in een van de
volgende formaten als de OCR-functie beschikbaar is.
De inhoud van de barcode wordt uitgevoerd door de barcode scanfunctie te activeren.
Naam item Omschrijving
Kopieteller (Copy counter) Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
Faxteller (Fax Counter) Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten.
Netwerkteller (Network
counter)
Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij scanopdrachten.
PDF DOCX
Slim PDF XLSX
PDF/A PPTX
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter) 149
0.Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter)
Via dit menu kunt u de Totaaltellerlijst (Total Counter List) afdrukken.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is uitgeschakeld, wordt de TOTAALTELLERLIJST (TOTAL COUNTER LIST)
afgedrukt.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, wordt het scherm voor invoer afdelingscode weergegeven.
Voer de afdelingscode in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK] om de TOTAALTELLERLIJST (TOTAL
COUNTER LIST) af te drukken.
Zie hieronder voor instructies voor het weergeven van het menu Teller (Counter):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
150 Afdelingsteller (Department Counter)
0.Afdelingsteller (Department Counter)
Via dit menu kunt u de volgende tellers weergeven en controleren voor elke afdeling.
De afdelingsteller is alleen beschikbaar wanneer het apparaat wordt beheerd met functie afdelingscode.
P.156 "Afdelingscodes bewerken"
Zie hieronder voor instructies voor het weergeven van het menu Teller (Counter):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Een beheerderswachtwoord is vereist.
Functie Afdelingsbeheer, ingesteld op kopie-/fax-/printer-/scan-/lijstteller voor afdelingscode kan individueel
uitgeschakeld worden. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Authentication settings - Setting up Department Setting
Weergave printteller voor afdelingscode
Met deze teller kunt u de waarde van de printteller voor elke afdelingscode weergeven. De printteller bevat de
volgende tellers.
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Naam item Omschrijving
1Print teller (Print
Counter)
P.150 "Weergave printteller voor afdelingscode"
2Scan teller (Scan
Counter)
P.151 "Weergave scanteller voor afdelingscode"
3Fax communicatie (Fax
Communication)
P.151 "Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode"
4OCR-teller (OCR Counter) P.151 "Weergave OCR-teller voor afdelingscode"
Naam item Omschrijving
Kopieteller (Copy counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten.
Faxteller (Fax Counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij polling-opdrachten.
Printerteller (Printer
counter)
Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en
e-mailontvangsten (Internetfaxontvangsten).
Lijstteller (List counter) Geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van
systeempagina's.
231 4
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsteller (Department Counter) 151
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Weergave scanteller voor afdelingscode
Met deze teller kunt u de waarde van de scanteller voor elke afdelingscode weergeven. De scanteller bevat de
volgende tellers.
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode
Met deze functie kunt u de waarde van fax- en internetfaxoverdracht- en ontvangsttellers weergeven voor elke
afdelingscode. De faxcommunicatieteller bevat de volgende tellers:
Weergave OCR-teller voor afdelingscode
Deze teller geeft het totaal aantal vellen aan waarop een OCR-proces is uitgevoerd op dit multifunctionele systeem
voor elke afdeling. De OCR-teller telt het uitvoeren van de volgende handelingen.
Gescande of faxontvangst beelden en uitvoerbestanden bij e-mail transmissie worden opgeslagen in een van de
volgende formaten als de OCR-functie beschikbaar is.
De inhoud van de barcode wordt uitgevoerd door de barcode scanfunctie te activeren.
Naam item Omschrijving
Kopieteller (Copy counter) Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
Faxteller (Fax Counter) Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten.
Netwerkteller (Network
counter)
Geeft het aantal vellen aan dat is gescand bij scanopdrachten.
Naam item Omschrijving
Verzenden (Transmit) Geeft het aantal vellen aan dat is verzonden bij faxoverdrachten.
Ontvangst (Reception) Geeft het aantal vellen aan dat is ontvangen bij polling-opdrachten.
PDF DOCX
Slim PDF XLSX
PDF/A PPTX
152 Afdelingsbeheer (Department Management)
0.Afdelingsbeheer (Department Management)
U kunt afdelingscodes definiëren om de hoeveelheid kopieën, afdrukken, scans en faxpagina's dat door elke
afdelingscode afgedrukt kan worden, te beheren. U kunt tot 1000 afdelingscodes registreren.
Om de afdelingscodes te beheren, moet u het beheerderswachtwoord voor dit apparaat kennen. Het is aan te bevelen
deze handeling alleen uit te laten voeren door een bevoegd beheerder.
Als de functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld en u zich aanmeldt met een gebruikersnaam die
beheerdersbevoegdheden heeft, hoeft u het beheerderswachtwoord niet in te voeren om menu Afdelings beheer
(Department Management) weer te geven.
Andere menu's dan menu [Afdelings beheer (Department Management)] en [Afdeling registratie (Department
Registration)] zullen beschikbaar zijn nadat u een afdelingscode hebt geregistreerd en functie Afdelings beheer
hebt ingeschakeld.
[Geen limiet zwart (No Limit Black)] is alleen beschikbaar bij kleurenmodellen.
Zie hieronder voor instructies voor het weergeven van het menu Teller (Counter):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Een beheerderswachtwoord is vereist.
Naam item Omschrijving
1
Afdrukken
afdelingscodes (Print out
Department Codes)
P.153 "De afdelingscodelijst afdrukken"
2
Afdelings beheer
(Department
Management)
P.154 "Afdelingscodes inschakelen"
3
Afdeling registratie
(Department
Registration)
P.154 "Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen"
4Alles beperkt (All Limit) P.160 "Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen"
5Geen limiet zwart (No
Limit Black)
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
6
Vastgelegd quotum
instellen (Set Registered
Quota)
P.160 "De geregistreerde quota instellen"
7Reset alle tellers (Reset
All Counters)
P.161 "Alle afdelingstellers resetten"
8Wis alles (Delete All) P.161 "Alle afdelingscodes verwijderen"
12 3 45
67 8
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsbeheer (Department Management) 153
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De afdelingscodelijst afdrukken
U kunt de afdelingscodelijst en tellers voor elke afdelingscode afdrukken.
Druk in menu Afdelings beheer (Department Management) op [Afdrukken afdelingscodes (Print Out Department
Codes)].
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
154 Afdelingsbeheer (Department Management)
Afdelingscodes inschakelen
Functie Afdelings beheer is standaard uitgeschakeld. Als u de tellers afzonderlijk wilt beheren op de afdelingscodes,
dan moet u deze functie inschakelen. Wanneer functie Afdelings beheer is ingeschakeld, zal het invoerscherm voor
afdelingscodes worden weergegeven wanneer u naar het kopieer-, scan-, fax- of e-filing-bedieningsscherm gaat om
de bewerkingen voor elke afdelingscode te beheren. Daarnaast kunnen afdruktaken die vanaf PC's worden
aangevraagd ook voor elke afdelingscode beheerd worden.
Zie hieronder voor meer informatie over de tellers die afzonderlijk per afdelingscode kunnen worden beheerd:
P.150 "Afdelingsteller (Department Counter)"
[Afdelings beheer (Department Management)] is beschikbaar nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn.
Registreer de vereiste afdelingscodes voordat u functie Afdelings beheer inschakelt.
P.154 "Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen"
Wanneer afdruktaken vanaf PC's ook op afdeling worden beheerd, kunt u met TopAccess aangeven of het nodig is
de afdelingscode bij het afdrukken in te voeren of dat er ook afgedrukt kan worden als er geen afdelingscode
ingevoerd is. Zie hieronder voor instructies over het instellen van de afdelingscodetoepassing:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Authentication settings - Setting up Department Setting
Functie Afdelings beheer ondersteunt de Webservices-scan niet. Webservices-scanopdrachten die worden
uitgevoerd als deze functie is ingeschakeld, worden altijd geteld als "Ongedefinieerde" afdelingsnaam.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen
U kunt nieuwe afdelingscodes registreren en het quotum van de afdelingscodes naar behoefte instellen.
P.154 "Een nieuwe afdelingscode registreren"
U kunt bestaande afdelingscodes bewerken of verwijderen.
P.156 "Afdelingscodes bewerken"
P.158 "Afdelingscodes verwijderen"
U kunt de tellers voor de aangegeven afdelingscode resetten.
P.159 "De tellers van de afdelingen terugzetten"
Een nieuwe afdelingscode registreren
Functie Afdelings beheer moet ingeschakeld worden nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn.
P.154 "Afdelingscodes inschakelen"
1
Druk in menu Afdelings beheer (Department Management) op [Afdelings beheer (Department
Management)].
Het scherm Afdelingscode (Department Code) wordt weergegeven.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department
Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsbeheer (Department Management) 155
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
2
Druk op een niet-gebruikte toets om een nieuwe afdeling aan te maken en druk op [Toegang
(Entry)].
Als het aanraakscherm geen ongedefinieerde afdelingscode weergeeft, druk dan op om de volgende pagina
weer te geven.
3
Voer de afdelingsnaam en de afdelingscode in en druk vervolgens op [OK].
Er kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende karakters kunnen worden ingevoerd:
Alfanumerieke tekens, "-", "_" en "."
4
Stel de quota van de afdelingscode naar wens in en druk op [OK].
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
156 Afdelingsbeheer (Department Management)
Wanneer het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken "0" wordt terwijl een opdracht wordt afgedrukt,
dan worden er nog enkele kopieën meer dan het quotum afgedrukt en geteld omdat het apparaat de opdracht
niet onmiddellijk kan stoppen.
Afdelingscodes bewerken
1
Druk in menu Afdelings beheer (Department Management) op [Afdelings beheer (Department
Management)].
Het scherm Afdelingscode (Department Code) wordt weergegeven.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department
Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
2
Druk op de toets met de afdeling die u wilt bewerken en druk op [Bewerken (Edit)].
Naam item Omschrijving
Quotumbeheer
(Quota Management)
Quotumbeheer wordt in- of uitgeschakeld door op [Aan (On)] of [Uit (Off)] te
drukken. Druk voor inschakelen op [Aan (On)] en stel een quotum en standaard
waarde voor quotum in. (In de kleurenafdrukmodellen worden quota voor resp.
kleur en zwart-wit ingesteld.)
Quotum (Quota) — Het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken voor
deze afdelingscode wordt weergegeven. Elke keer dat er wordt gekopieerd/
afgedrukt, wordt het aantal in vak [Standaard Quotum (Default Quota)] met één
verminderd. Kopiëren/afdrukken wordt beperkt wanneer de waarde daalt tot "0".
Als een nieuwe afdelingscode wordt geregistreerd, dan verschijnt in dit veld het
aantal opgegeven in het veld [Standaard quotum (Default Quota)].
U kunt het aantal dat in dit veld weergegeven wordt, handmatig vervangen door
een gewenst aantal.
Standaard quotum (Default Quota) — Voer de beginquota in voor deze
afdelingscode. U kunt tot "99.999.999" invoeren.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsbeheer (Department Management) 157
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
3
Druk op [Ja (Yes)].
4
Voer de afdelingsnaam en de nieuwe code in en druk vervolgens op [OK].
Er kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende tekens kunnen worden ingevoerd:
Alfanumerieke tekens, "-", "_" en "."
5
Stel de quota van de afdelingscode naar wens in en druk op [OK].
Voor de beschrijving van elk item, zie stap 7 van de volgende bewerking:
P.154 "Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen"
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
158 Afdelingsbeheer (Department Management)
Afdelingscodes verwijderen
1
Druk in menu Afdelings beheer (Department Management) op [Afdelings beheer (Department
Management)].
Het scherm Afdelingscode (Department Code) wordt weergegeven.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department
Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
2
Druk op de toets van de afdeling die u wilt verwijderen en druk op [Verwijder (Delete)].
3
Druk op [Ja (Yes)].
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsbeheer (Department Management) 159
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De tellers van de afdelingen terugzetten
1
Druk in menu Afdelings beheer (Department Management) op [Afdelings beheer (Department
Management)].
Het scherm Afdelingscode (Department Code) wordt weergegeven.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department
Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
2
Druk op de toets van de afdeling waarvan u de tellers wilt terugzetten en druk op [Reset teller
(Reset Counters)].
3
Druk op [Ja (Yes)].
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
160 Afdelingsbeheer (Department Management)
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen
Het is mogelijk om in één bewerking voor alle afdelingen uitvoerbeperkingen in te stellen. Wanneer u [Aan (On)]
selecteert, zal de uitvoer worden uitgeschakeld voor alle afdelingen. Wanneer u [Uit (Off)] selecteert, zullen een
onbeperkt aantal uitvoeren worden toegestaan voor alle afdelingen.
De instelling Limiteer alles (All Limit) is niet mogelijk voor kleurenafdrukmodellen wanneer functie Geen limiet
zwart (No Limit Black) is ingeschakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg:
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
Het toepassen van de instelling kan even duren, afhankelijk van het aantal geregistreerde afdelingscodes.
Als u in deze bewerking [Aan (On)] selecteert, dan worden de quota-instellingen voor alle afdelingscodes op "0"
ingesteld. Als u de quota-instellingen voor elke afdelingscode wilt wijzigen, voer de instellingen dan individueel uit
voor elke code.
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Bij kleurenafdrukmodellen worden beperkingen voor uitvoer voor resp. kleur en zwart-wit ingesteld.
Als op [OK] wordt gedrukt, wordt de instelling opgeslagen. Op het aanraakpaneel wordt "Wachten (Wait)"
weergegeven tot de instelling is toegepast.
Als u in deze bewerking [Aan (On)] selecteert, dan worden de quota-instellingen voor alle afdelingscodes op "0"
ingesteld. Als u de quota-instellingen voor elke afdelingscode wilt wijzigen, voer de instellingen dan individueel uit
voor elke code.
P.156 "Afdelingscodes bewerken"
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen
Met functie "Geen limiet zwart" (No Limit Black) kunnen gebruikers zwart-witkopieën/-afdrukken maken zonder dat
ze een afdelingscode moeten opgeven. Als u alleen de kleuruitvoer voor elke afdelingscode bij wilt houden, schakel
deze functie dan in zodat de gebruikers onbeperkt zwart-witkopieën/-afdrukken kunnen maken op het apparaat. Als
u de functie inschakelt, dan zal het apparaat het aantal zwart-witkopieën/-afdrukken voor elke afdelingscode niet
meetellen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de kleurenafdrukmodellen.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department
Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Als functie Afdelings beheer (User Management) is ingeschakeld, dan kan functie Geen limiet zwart (No Limit Black)
niet worden ingeschakeld.
De geregistreerde quota instellen
Met deze functie kunt u in één bewerking de quota voor alle afdelingen terugzetten naar de standaardquota.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Naam item Omschrijving
Kleur (Color) Aan (On) — Druk op deze knop om de kleuruitvoer in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de kleuruitvoer uit te schakelen.
Zwart (Black) Aan (On) — Druk op deze knop om de zwart-wit uitvoer in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de zwart-wit uitvoer uit te schakelen.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingsbeheer (Department Management) 161
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Alle afdelingstellers resetten
U kunt alle afdelingstellers wissen.
Met deze bewerking wist u alleen de afdelingstellers. De totaalteller kan niet worden gewist.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
Alle afdelingscodes verwijderen
U kunt alle geregistreerde afdelingscodes verwijderen.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het menuscherm Afdelings beheer (Department Management):
P.146 "Toegang tot menu Teller"
162 Gebruikersteller (User Counter)
0.Gebruikersteller (User Counter)
Wanneer de gebruikersverificatie van deze apparatuur is ingeschakeld, kan de teller van elke gebruiker worden
weergegeven.
1
Druk op toets [Teller (Counter)] op het Home scherm om naar menu Teller (Counter) te gaan.
2
Druk op [Gebruikersteller (User Counter)].
3
Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in.
4.OPLOSSEN VAN BEELDPROBLEMEN (MENU
BEELDHERSTEL)
Toegang tot het menu beeld herstel................................................................................. 164
Reinigen (Cleaning) ........................................................................................................ 165
Kalibratie (Calibration)................................................................................................... 166
Kleurregistratie (Color Registration)................................................................................ 167
Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction)........................................... 168
164 Toegang tot het menu beeld herstel
0.Toegang tot het menu beeld herstel
Volg de onderstaande stappen om toegang te krijgen tot de menu Beeld herstel (Image Recovery).
1
Druk op toets Beeld herstel (Image Recovery) op het Home scherm om naar het menu Beeld
herstel (Image Recovery) te gaan.
2
Druk op de volgende toetsen om beeldproblemen op te lossen.
 P.165 "Reinigen (Cleaning)"
 P.166 "Kalibratie (Calibration)"
 P.167 "Kleurregistratie (Color Registration)"
 P.168 "Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction)"
OPLOSSEN VAN BEELDPROBLEMEN (MENU BEELDHERSTEL)
Reinigen (Cleaning) 165
0.Reinigen (Cleaning)
Deze toets speelt de video af waarin wordt getoond hoe het apparaat te reinigen. Reinigen gebeurt door de instructies
die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen volgens de procedure voltooid is, kan op [X] op
het scherm gedrukt worden.
166 Kalibratie (Calibration)
0.Kalibratie (Calibration)
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden. Kalibreer door de
instructies op het scherm te volgen.
OPLOSSEN VAN BEELDPROBLEMEN (MENU BEELDHERSTEL)
Kleurregistratie (Color Registration) 167
0.Kleurregistratie (Color Registration)
Wanneer kleurafwijkingen optreden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden. Druk in scherm Kleurregistratie
(Color Registration) op [Ja (Yes)] om het registreren te starten.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
168 Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction)
0.Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction)
Bij het kopiëren of afdrukken van documenten kan er een verschil zijn in de weergavedichtheid tussen de voor- en
achterzijde op hetzelfde oppervlak van het papier. De correctiewaarde wordt niet toegepast op zwart-wit afdrukken
(behalve wanneer "Foto (Photo) of "Grijswaarde (Grayscale) is geselecteerd voor de oorspronkelijke modus op de
kleurenmodellen) en op afdrukken van 1200 dpi.
1
Druk op [Correctie (Correction)].
Selecteer [Standaard (Default)] en druk op [Ja (Yes)] om de correctiewaarde terug te zetten op een
standaardwaarde. Na het automatisch initialiseren van de huidige waarde, gaat u terug naar het beginscherm.
2
Druk op [Ja (Yes)] om een grafiek voor dichtheidscorrectie af te drukken.
Een vel papier van formaat A4/LT wordt geladen en de grafiek wordt erop afgedrukt. Als het A4/LT formaat papier
niet kan worden geladen, verschijnt er een bericht op het scherm. Plaats een vel papier van het formaat A4/LT in
de handinvoerlade en druk op [OK]
Afhankelijk van de instelling van de machine, zou het scherm voor verficatie van de afdelingscode kunnen
verschijnen. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om verder te gaan met de bewerking.
Afhankelijk van de machine-instelling kan de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg zijn.
Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
3
Plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar beneden en met de twee zwarte
rechthoekjes naar links op de glasplaat.
4
Druk op [Start] of op de [START] toets op het bedieningspaneel.
Na het scannen wordt de correctiewaarde opgeslagen en is de bewerking voltooid.
Als de kaart niet goed gescand kan worden, verschijnt er een bericht op het scherm. Plaats de kaart op de juiste
manier op de glasplaat en scan de kaart opnieuw.
5.APPENDIX
Beginscherm instellingen................................................................................................ 170
Tekens invoeren............................................................................................................. 172
Schermtoetsenbord...........................................................................................................................................172
Extern toetsenbord............................................................................................................................................173
Numeriek toetsenpaneel op scherm ................................................................................................................173
Afdruklijst .....................................................................................................................174
NIC-configuratiepagina (NIC configuration page)............................................................................................174
FUNCTIE LIJST (Beheerder) (FUNCTION LIST (Administrator)).......................................................................176
170 Beginscherm instellingen
0.Beginscherm instellingen
Druk op de knop 'Beginscherm instelling' (Home Setting) in de rechter bovenhoek om het instellingenscherm
weer te geven.
U kunt het beginscherm aanpassen door het toevoegen van knoppen voor de gewenste functies en het weergeven
van een favoriet beeld als achtergrondafbeelding.
Wanneer de functie Gebruikersbeheer (User Management) niet wordt gebruikt, kunnen de instellingen van het
beginscherm gemeenschappelijk voor alle gebruikers worden gewijzigd. (Beheerdersrechten vereist.) Wanneer de
functie Gebruikersbeheer (User Management) wordt gebruikt, kunnen de instellingen van het beginscherm voor de
aangemelde gebruiker worden gewijzigd in de oorspronkelijke instelling.
Naam item Omschrijving
Toets inhoud (Button Contents) U kunt de knoppen toevoegen/verwijderen/bewerken/schikken.
De onderstaande functies kunnen worden gekozen voor het toevoegen van
knoppen.
Map aanmaken (Create Folder)
Registreer vanuit log (Register From Job History)
Registreer vanaf URL lijst (Register From URL List)
Registreer vanaf aanbeveling (Register From Recommendation)
Registreer v. functielijst (Register From Function List)
Registr.vanaf home scherm (Register From Home Screen)
Registr. v.a. toepassingslijst. (Register From Application List)
Naast de functies kunnen de taakinstellingen ook worden geregistreerd als
knoppen. Voor meer informatie, raadpleeg:
Template - REGISTERING JOB SETTINGS ONTO THE HOME SCREEN
Thema (Theme) U kunt het thema selecteren Het thema is een set van instellingen voor de
achtergrondafbeelding, titelbalk en de transparantie en de grootte van de
knoppen.
Letterteken (Font) U kunt de lettergrootte en de kleur van het lettertype wijzigen.
Achtergrondafb. (Background
Image)
U kunt de achtergrondafbeelding wijzigen.
Grootte van de knop (Button size) U kunt de afmeting van de toets wijzigen.
Transparanten (Transparency) U kunt de transparantie van de titelbalk en knoppen op het beginscherm
instellen.
Achtergrondafb.bewerken (Edit
Background Image)
U kunt de originele achtergrondafbeeldingen importeren vanaf het USB-
apparaat en exporteren naar het USB-apparaat. U kunt ook de
achtergrondafbeeldingen verwijderen. Het ondersteunde beeldbestand is als
volgt:
Beeldformaat (Image size): 1024 pixels (horizontaal) x 600 pixels (verticaal)
(aanbevolen grootte)
Formaat (File format): PNG (24 bit)
Bestandsgrootte (File size): 1,5 MB of minder
Pictogram bewerken (Edit Icon
Image)
U kunt de originele pictogramafbeeldingen importeren vanaf het USB-
apparaat en exporteren naar het USB-apparaat. U kunt ook de
pictogramafbeeldingen verwijderen. Het ondersteunde beeldbestand is als
volgt:
Beeldformaat (Image size): 193 pixels (horizontaal) x 128 pixels (verticaal)
Formaat (File format): PNG (24 bit)
Bestandsgrootte (File size): 50 KB of minder
Stand. home scherm (Default
Home Screen)
U kunt de oorspronkelijke instellingen voor het beginscherm configureren.
Home scherm initialiseren (Home
screen Initializing)
U kunt het beginscherm initialiseren. Bij het uitvoeren van de initialisatie
wordt de inhoud van het standaard beginscherm weergegeven.
5.APPENDIX
Beginscherm instellingen 171
APPENDIX
Voorbeeld
Voor het wijzigen van andere dan bovenstaande instellingen van het beginscherm, raadpleeg uw servicetechnicus of
vertegenwoordiger.
U erkent en aanvaardt dat u zelf volledig verantwoordelijk bent voor de inhoud en/of vorm van materialen, informatie
of mededelingen die u verstrekt voor verzending of weergave op de gebruikersinterface ("Uw inhoud"). Ook begrijpt
en erkent ook dat Toshiba Tec Corporation en/of Toshiba Tec Group dochterondernemingen niet zijn
verantwoordelijk voor u of een derde in verband met het gebruik van uw inhoud, voor schade, verlies, kosten en
uitgaven die voortvloeien uit: (I) schending, overtreding, of verduistering van enig recht van derden, met inbegrip van
copyright, handelsmerken, patenten, handelsgeheimen, morele rechten, privacy, het recht van publiciteit, of enig
ander intellectueel eigendom of eigendomsrecht, of (ii) laster, in diskrediet te brengen, smaad of schending van het
recht op privacy, publiciteit of andere eigendomsrechten van een andere persoon.
172 Tekens invoeren
0.Tekens invoeren
Wanneer een tekenstring of faxnummer ingevoerd moet worden, wordt op het scherm een toetsenbord weergegeven.
Dit apparaat ondersteunt speciale tekens van Europese talen.
Schermtoetsenbord
Naam item Omschrijving
Basis (Basic) Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de standaardtoetsen.
Symbool (Symbol) Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de symbooltoetsen.
Overige (Other) Druk op deze toets om toegang te krijgen tot de speciale toetsen.
Aangepast (Custom) Druk hierop om het aangepaste toetsenbord te tonen dat het typen van de vaste
uitdrukkingen en e-mailadressen in het invoerveld vergemakkelijkt.
Het aangepaste toetsenbord moet via TopAccess worden ingesteld. Voor meer
informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Languages settings -
Custom Keyboard Setting
Caps Lock Druk op deze toets om te schakelen tussen hoofdletters en kleine letters.
Shift Druk op deze toets om hoofdletters in te voeren.
Spatie (Space) Druk op deze toets om een spatie in te voeren.
Druk hierop om de cursor te verplaatsen.
Wis (Clear) Druk op deze toets om alle ingevoerde tekens te wissen.
Sluit (Close) Druk op deze toets om het bedieningspaneel op het scherm te sluiten.
Backspace Druk op deze toets om het teken vóór de cursor te wissen.
5.APPENDIX
Tekens invoeren 173
APPENDIX
Extern toetsenbord
Door een in de handel verkrijgbaar USB-toetsenbord aan te sluiten op de USB-poort van het apparaat kunt u tekens
invoeren vanaf het USB-toetsenbord. Ook kunt u het Bluetooth-toetsenbord gebruiken door deze aan te sluiten op
het apparaat. Bij gebruik van een extern toetsenbord, selecteer de lay-out van het aangesloten toetsenbord alvorens
het te gebruiken.
P.71 "De instellingen van het toetsenbord wijzigen"
Zie hieronder voor Bluetooth-instellingen:
P.133 "Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)"
Er is geen garantie dat elk toetsenbord juist zal werken.
Numeriek toetsenpaneel op scherm
Wanneer een faxnummer ingevoerd moet worden, wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk op [Pauze (Pause)] om "-" in te voeren. Een "-" in een faxnummer voegt een pauze van drie seconden toe aan het
draaien van het nummer.
174 Afdruklijst
0.Afdruklijst
NIC-configuratiepagina (NIC configuration page)
U kunt de NIC-configuratiepagina afdrukken vanaf het Beheerdersmenu. Raadpleeg de onderstaande tabel voor elk
afgedrukt item en de bijbehorende beschrijving.
Interface Netwerkinterface
Serienummer apparaat (Unit Serial No) Het serienummer van dit apparaat
Versie (Version) De systeemversie van dit apparaat
Netwerkadres (Network Address) Het MAC-adres van dit apparaat
Netwerksamenstelling (Network
Composition)
Toont de samenstelling van de geselecteerde netwerken.
LAN Standaard (LAN Standard) Het netwerktype
Connector Het connectortype
Netwerkmodus (Network Mode) De netwerkmodus
Netwerkgegevens Novell (Novell Network Information)
Naam printserver (Print Server Name) De Novell-printernaam van dit apparaat
Wachtwoord gedefinieerd (Password
Defined)
Geeft aan of het wachtwoord is gedefinieerd.
Hoofdmap voor zoeken (Search Root) De ingestelde hoofdmap voor zoeken van dit apparaat
Boom directory-services (Directory Services
Tree)
De instelling voor NDS-structuur van dit apparaat
Context directory-services (Directory Services
Context)
De ingestelde NDS-context van dit apparaat
Scansnelheid (Scan Rate) De ingestelde scansnelheid van dit apparaat
Frametype (Frame Type) De ingestelde frametype van dit apparaat
TCP/IP-netwerkgegevens voor IPV4 (TCP/IP Network Information for IPV4)
Adresmodus (Address Mode) De TCP/IP-adresmodus van dit apparaat
IP-adres (IP Address) Het IP-adres van dit apparaat
Subnetmasker (Subnet Mask) Het subnetmasker van dit apparaat
Standaardgateway (Default Gateway) De default gateway van dit apparaat
Primaire DNS-server (Primary DNS Server) De primaire DNS-server van dit apparaat
DNS-naam (DNS Name) De DNS-naam van dit apparaat
Hostnaam (Host Name) De hostnaam van dit apparaat
Primaire WINS-server (Primary WINS Server) De primaire WINS-server van dit apparaat
NetBIOS-naam (NetBIOS Name) De NetBIOS-naam van dit apparaat
IPP-netwerkgegevens (IPP Network Information)
IPP zonder SSL/TLS (IPP without SSL/TLS) URL voor het IPP-printen
IPP met SSL/TLS (IPP with SSL/TLS) URL voor IPP-printen met SSL/TLS
Verbindingsgegevens Novell (Novell Connection Information)
Bestandssysteemservernaam (File System
Server Name)
De NetWare-bestandssysteemservernaam waarmee dit apparaat
verbonden is
Wachtrijnaam (Queue Name) De NetWare-wachtrijnaam waarmee dit apparaat verbonden is
Raw socket-verbindingsgegevens (Raw Socket Connection Information)
Poortnummer (Port Number) Het poortnummer voor het RAW-printen
5.APPENDIX
Afdruklijst 175
APPENDIX
*1 Wordt alleen afgedrukt als de draadloze LAN-/ Bluetoothmodule is geïnstalleerd.
Informatie draadloos netwerk (Wireless LAN Information) *1
SSID SSID van het apparaat
Informatie Wi-Fi Direct (Wi-Fi Direct Information) *1
MAC-adres (MAC Address) MAC-adres van het apparaat
IP-adres (IP Address) IP-adres van het apparaat
Subnetmasker (Subnet Mask) Subnetmasker van het appparaat
SSID SSID van het apparaat
Groep eigenaar (Group Owner) Geeft aan of de Groep eigenaar is ingeschakeld.
TCP/IP-netwerkinformatie voor IPv6 (TCP/IP Network Information for IPv6)
LLMNR Het ingestelde LLMNR (Linklocal Multicast Name Resolution)-
protocol
Lokaal adres koppelen (Link local Address) Het link local-adres van dit apparaat
Adresmodus (Address Mode) De IPv6-adresmodus
IP-adres (IP Address) Het IPv6-adres van dit apparaat
Lengte van prefix (Prefix Length) De prefixlengte van het IPv6-adres
Standaardgateway (Default Gateway) Het default gateway-adres van dit apparaat
Primaire IPv6-DNS-server (Primary IPv6 DNS
Server)
Het primaire IPv6 DNS-serveradres
Secundaire IPv6-DNS-server (Secondary IPv6
DNS Server)
Het secundaire IPv6 DNS-serveradres
5.APPENDIX
176 Afdruklijst
FUNCTIE LIJST (Beheerder) (FUNCTION LIST (Administrator))
De functielijst voor een beheerder toont de lijst met instellingen voor alle functies. De volgende tabel toont alle
functies die worden afgedrukt in een beheerdersfunctielijst en de kolom "Gebruiker" geeft aan of de functie wordt
afgedrukt in een gebruikersfunctielijst. In de tabel wordt elke functie ook beschreven.
ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
TOTAAL TELLER (TOTAL COUNTER) Toont de totaalteller. JA
PAPIERLADE - PAPIERLADE 1 (DRAWER - DRAWER 1) Toont het papierformaat van lade 1. JA
PAPIERLADE - PAPIERLADE 2 (DRAWER - DRAWER 2) Toont het papierformaat van lade 2. JA
PAPIERLADE - PAPIERLADE 3 (DRAWER -
DRAWER 3) *1
Toont het papierformaat van lade 3. JA
PAPIERLADE - PAPIERLADE 4 (DRAWER -
DRAWER 4) *2
Toont het papierformaat van lade 4. JA
PAPIERLADE - GROOT PAPIERMAGAZIJN (DRAWER -
LARGE CAPACITY FEEDER) *3
Toont het papierformaat van de extra grote
papierinvoer JA
PAPIERLADE - EXTERN GROOT PAPIERMAGAZIJN
(DRAWER - EXTERNAL LARGE CAPACITY FEEDER) *4
Toont het papierformaat van de extra grote
papierinvoer JA
INSTELLING PAPIERFORMAAT - PAPIERLADE 1
(PAPER SIZE SETTING - DRAWER 1)
Toont of het wijzigen van papierformaat voor lade
1 is toegestaan. NEE
INSTELLING PAPIERFORMAAT - PAPIERLADE 2
(PAPER SIZE SETTING - DRAWER 2)
Toont of het wijzigen van papierformaat voor lade
2 is toegestaan. NEE
INSTELLING PAPIERFORMAAT - PAPIERLADE 3
(PAPER SIZE SETTING - DRAWER 3) *1
Toont of het wijzigen van papierformaat voor lade
3 is toegestaan. NEE
INSTELLING PAPIERFORMAAT - PAPIERLADE 4
(PAPER SIZE SETTING - DRAWER 4) *2
Toont of het wijzigen van papierformaat voor lade
4 is toegestaan. NEE
ENVELOPLADE - PAPIERLADE 2 (ENVELOPE
DRAWER - DRAWER 2)
Toont het type papierlade van lade 2. NEE
ENVELOPLADE - PAPIERLADE 3 (ENVELOPE
DRAWER - DRAWER 3) *1
Toont het type papierlade van lade 3. NEE
ENVELOPLADE - PAPIERLADE 4 (ENVELOPE
DRAWER - DRAWER 4) *2
Toont het type papierlade van lade 4. NEE
AUTO WIS (AUTO CLEAR) Toont de tijd (in seconden) waarna het
aanraakscherm de vorige instellingen wist en
terugkeert naar het standaardscherm.
JA
ENERGIE SPAARSTAND - AAN/UIT-SCHAKELKLOK
(ENERGY SAVER - WEEKLY TIMER)
Toont de tijd waarop de energiebesparende stand
(inschakeltijd) ingaat en de tijd waarop de
energiebesparende stand (uitschakeltijd) uitgaat
op elk van de dagen (zondag tot zaterdag).
NEE
ENERGIE SPAARSTAND - DAG-/WEEKKLOK
INSCHAKELEN (ENERGY SAVER - ENABLE WEEKLY
TIMER)
Toont of de weekklok wel of niet moet worden
ingeschakeld.
NEE
ENERGIE SPAARSTAND - AUTOMATISCHE
SPAARSTAND (ENERGY SAVER - AUTO POWER
SAVE)
Toont de tijd waarna de energiebesparende stand
ingaat (in minuten). NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 177
APPENDIX
ENERGIE SPAARSTAND - SLAAPTIMER (ENERGY
SAVER - SLEEP TIMER)
Toont de tijd waarna de slaapstand ingaat (in
minuten). NEE
ENERGIE SPAARSTAND - SUPER SLAAP (ENERGY
SAVER - SUPER SLEEP)
Toont of de super-slaapstand is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
SLAAPSTAND (SLEEP MODE) *5
Toont de stand UITSCHAK. (POWER OFF), AUTO of
SLAAPSTAND (SLEEP MODE).
NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
HERSTELINSTELLING (RECOVERY SETTING) - DRUK
OP KNOP (PRESS BUTTON)
Toont of u het herstellen wilt inschakelen door op
de knoppen op het bedieningspaneel te drukken. NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
HERSTELINSTELLING (RECOVERY SETTING) -
DOCUMENTDETECTIE (DOCUMENT DETECTION)
Toont of u het herstellen wilt inschakelen door
documenten te detecteren voor kopiëren en
scannen.
NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
HERSTELINSTELLING (RECOVERY SETTING) -
BEWEGINGSSENSOR INSCHAKELEN (ENABLE
MOTION SENSOR) *5
Toont de werkingsstatus van de bewegingssensor:
INSCHAKELEN (Scherm AAN) (ENABLE (Screen
ON)), INSCHAKELEN (Scherm uit) (ENABLE (Screen
Off)) of UIT (DISABLE)
NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
BEWEGINGSSENSOR (MOTION SENSOR) -
KAARTLEZER REACTIEMODE (CARD READER
RESPONSE MODE) *5
Toont de reactiemodus wanneer de kaartlezer is
aangesloten: ECO-MODE (ECO-MODE) of NORMALE
MODE (NORMAL-MODE) NEE
ENERGIE SPAARSTAND (ENERGY SAVER) -
BEWEGINGSSENSOR (MOTION SENSOR) -
STANDBY-MARGE (STANDBY MARGIN) *5
Toont de stand-by tijd (seconden) voor de
omschakeling naar de Super slaapstand. NEE
ZOMERTIJD - ZOMERTIJD INSCHAKELEN
(DAYLIGHT SAVINGS TIME - ENABLE DAYLIGHT
SAVINGS TIME)
Toont of de zomertijd is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ZOMERTIJD - TIJDVERSCHIL (DAYLIGHT SAVINGS
TIME - OFFSET)
Toont het tijdverschil met de lokale standaardtijd. NEE
ZOMERTIJD - STARTDATUM/EINDDATUM
(DAYLIGHT SAVINGS TIME - START DATE/END DATE)
Toont de begin- en einddatum en -tijd voor de
zomertijd. NEE
DATAKLOONFUNCTIE (DATA CLONING FUNCTION) Toont of de gegevenskopieerfunctie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSGEGEVENS KLONEN (USER
INFORMATION CLONING)
Toont of de functie gebruikersgegevens klonen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BEHEERDER WACHTWOORD KLONEN
(ADMINISTRATOR'S PASSWORD CLONING)
Toont of de functie wachtwoord van de beheerder
klonen is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
DIRECT AFDRUKKEN VANAF USB (USB DIRECT
PRINT)
Toont of de functie Direct afdrukken vanaf USB is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES (FUNCTIONS) - OPSLAAN ALS LOKAAL
OPSLAGAPPARAAT (SAVE AS LOCAL STORAGE
DEVICE)
Toont of de functie Opslaan als lokaal
opslagapparaat is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - E-FILING (FUNCTIONS - E-FILING) Toont of de functie e-Filing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - VERZENDEN VAN E-MAILBERICHTEN
(FUNCTIONS - EMAIL SEND)
Toont of de e-mailverzending is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTP (FUNCTIONS - SAVE
AS FTP)
Toont of de functie Opslaan als FTP is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
178 Afdruklijst
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTPS (FUNCTIONS - SAVE
AS FTPS)
Toont of de functie Opslaan als FTPS is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OP USB-MEDIUM OPSLAAN
(FUNCTIONS - SAVE TO USB MEDIA)
Toont of de functie Op USB-medium opslaan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS SMB (FUNCTIONS - SAVE
AS SMB)
Toont of de functie Opslaan als SMB is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS NETWARE (FUNCTIONS -
SAVE AS NETWARE)
Toont of de functie Opslaan als NetWare is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - INTERNETFAX VERZENDEN
(FUNCTIONS - INTERNET FAX SEND)
Toont of de internetfaxverzending is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - FAX VERZENDEN (FUNCTIONS - FAX
SEND)
Toont of de faxverzending is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - WEB SERVICES SCAN (FUNCTIONS -
WEB SERVICES SCAN)
Toont of de functie Webservices-scan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - SCANNEN VOLGENS TWAIN-NORM
(FUNCTIONS - TWAIN SCANNING)
Toont of de functie TWAIN-scannen is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - SCAN NAAR EXTERNE CONTROLLER
(FUNCTIONS - SCAN TO EXTERNAL CONTROLLER)
Toont of de functie Scannen naar externe
controllers is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - NETWERKFAX (FUNCTIONS - NETWORK
FAX)
Toont of de functie Netwerkfaxen is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - NETWERKINTERNETFAX (FUNCTIONS -
NETWORK INTERNET FAX)
Toont of de functie Netwerkinternetfaxen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
INST. LANGE BEST.NAMEN - INST. LANGE BEST.
NAMEN (DISPLAY) (LONG FILE NAME SETTING -
LONG FILE NAME EXPRESSION (DISPLAY))
Toont de weergave-instelling van lange
bestandsnamen. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - BEHEER TAAK
OVERSLAAN INSCHAK. (ENABLE JOB SKIP
CONTROL)
Toont of de functie Taak overslaan is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - BEHEER TAAK
ONDERBREKEN (JOB INTERRUPT CONTROL)
Toont of de taak in verwerking met een andere taak
mag worden onderbroken. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - TAAK DIRECT
OVERSLAAN (JOB SKIP IMMEDIATELY)
Toont of de taak onmiddellijk moet worden
overgeslagen. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - GEDRAG NA HET
HERSTELLEN VAN DE OORZAAK (BEHAVIOR AFTER
RECOVERING SUSPENDED CAUSE)
Toont de werking na het opheffen van de oorzaak
van de onderbreking. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - HERSTART NA
AANMELDEN EIGENAAR (RESTART ONLY IF OWNER
LOGS IN)
Toont of alleen de aangemelde taakeigenaar de
overgeslagen taken opnieuw kan starten. NEE
TAAKBEHEER (JOB CONTROL) - TIMER
AUTOMATISCH WISSEN (AUTO DELETE TIMER)
Toont de tijd voor het automatisch verwijderen van
de overgeslagen taken. NEE
ADRESBOEKBEPERKING DOOR BEHEERDER
(ADDRESS BOOK RESTRICTION BY ADMIN)
Toont of het bewerken van het adresboek beperkt
is door de beheerder. NEE
VEILIGHEIDSAFDRUK VAN HARDCOPY -
KOPIEERBLOKKERING (HARDCOPY SECURITY
PRINTING - COPY INHIBITION)
Toont of het kopiëren van het document moet
worden tegengehouden. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 179
APPENDIX
VEILIGHEIDSAFDRUK VAN HARDCOPY -
SCANBLOKKERING (HARDCOPY SECURITY
PRINTING - SCAN INHIBITION)
Toont of het scannen van het document moet
worden tegengehouden. NEE
VEILIGHEIDSAFDRUK VAN HARDCOPY -
FAXBLOKKERING (HARDCOPY SECURITY PRINTING
- FAX INHIBITION)
Toont of het faxen van het document moet worden
tegengehouden. NEE
INSTELLING STANDBY SCHERM (IDLE SCREEN
SETTING)
Toont of de standby-stand op het scherm is
ingeschakeld. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING -
BEPERKINGSDOEL (CONFIDENTIALLY SETTING -
TARGET OF RESTRICTION)
Toont de in te delen doeltaak.
NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING -
DOCUMENTNAAM (CONFIDENTIALLY SETTING -
DOCUMENT NAME)
Geeft aan of de documentnaam is ingedeeld.
NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING -
GEBRUIKERSNAAM (CONFIDENTIALLY SETTING -
USER NAME)
Geeft aan of de gebruikersnaam is ingedeeld.
NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING - NAAR
(CONFIDENTIALLY SETTING - TO)
Geeft aan of het bestemmingsadres is ingedeeld. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING - VAN
(CONFIDENTIALLY SETTING - FROM)
Geeft aan of het adres van de afzender is ingedeeld. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING - AGENT
(CONFIDENTIALLY SETTING - AGENT)
Geeft aan dat de agent is ingedeeld. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING
(CONFIDENTIALLY SETTING) - PRIVACYINSTELLING
LOGBOEKGEGEVENS (LOG DATA PRIVACY SETTING)
Toont of privé-gebruikersinformatie in de
loggegevens wordt opgeslagen. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING -
BEPERKINGSDOEL (CONFIDENTIALLY SETTING) -
SNMP GEGEVENSBEPERKING (SNMP DATA
RESTRICTION)
Toont of SNMP gegevensbeperking is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
INTERVAL ZELFTEST (SELF CHECK INTERVAL)Toont de interval voor zelftest. NEE
POP-UP - PAPIERLADE (POP-UP - DRAWER) Toont of het pop-upvenster voor de lade-instelling
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
POP-UP - HERSTEL VAN PAPIER STORING (POP-UP -
PAPER MISFEED RECOVERY)
Toont of het pop-upvenster na het verwijderen van
vastgelopen papier is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
POP-UP - DIK PAPIER (THICK PAPER SET) Toont of het pop-upvenster voor instelling dik 1 is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - STAND.
BEGINSCHERM INSTELLING (HOME SETTING -
DEFAULT HOME SCREEN SETTING)
Toont de standaardinstelling van het beginscherm.
NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - SYNC INSTELLING
(HOME SETTING - SYNC SETTING)
Toont of het HOME-scherm wel of niet
gesynchroniseerd moet worden.
NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - GEBRUIK
NETWERKSERVER VOOR SYNC (HOME SETTING -
USE NETWORK SERVER FOR SYNC)
Toont de netwerkserver voor synchronisatie. NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - GEBRUIK MFP VOOR
SYNC (HOME SETTING - USE MFP FOR SYNC)
Toont de MFP voor synchronisatie. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
180 Afdruklijst
BEGINSCHERM INSTELLING - DEZE MFP IS DE
PRIMAIRE SERVER (HOME SETTING - ASSUME THIS
MFP IS THE PRIMARY SERVER)
Toont deze MFP als de primaire server. NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - NAAM SERVER (HOME
SETTING - SERVER NAME)
Toont de naam van de server. NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - POORTNUMMER
(HOME SETTING - PORT NUMBER)
Toont het poortnummer van de server. NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - GEBRUIKERSNAAM
(HOME SETTING - USER NAME)
Toont de naam van de gebruiker die toegang heeft
tot de server.
NEE
BEGINSCHERM INSTELLING - SSL/TLS
INSCHAKELEN (HOME SETTING - ENABLE SSL/TLS)
Toont of SSL/TLS wel of niet moet worden
ingeschakeld.
NEE
OCR INSTELLING (OCR SETTING) - 1STE TAAL (1ST
LANGUAGE)
Toont de 1e taal die wordt gebruikt in OCR. NEE
OCR INSTELLING (OCR SETTING) - 2DE TAAL (2ND
LANGUAGE)
Toont de 2e taal die wordt gebruikt in OCR. NEE
OCR INSTELLING (OCR SETTING) - AUTO ROTATIE
(AUTO ROTATION)
Toont of de functie automatisch roteren is
ingeschakeld in OCR. NEE
OCR INSTELLING (OCR SETTING) - XLSX BLAD
SAMENSTELLING (XLSX SHEET COMPOSITION)
Toont de xlsx bladindelingsmethode. NEE
INSTELLING TOETSENBORD - INSTELLING EXTERN
TOETSENBORD (KEYBOARD SETTING - EXTERNAL
KEYBOARD SETTING)
Toon de externe toetsenbord instelling.
NEE
PROGRAMMEERBARE TOETS -
PROGRAMMEERBARE TOETS1 (PROGRAMMABLE
BUTTON - PROGRAMMABLE BUTTON1)
Toont de functie die is toegewezen aan
programmeerbare toets 1. JA
PROGRAMMEERBARE TOETS -
PROGRAMMEERBARE TOETS2 (PROGRAMMABLE
BUTTON - PROGRAMMABLE BUTTON2)
Toont de functie die is toegewezen aan
programmeerbare toets 2. JA
SCHERMINSTELLING - STANDAARDSCHERM (PANEL
SETTING - DEFAULT SCREEN)
Toont de instelling van het standaardscherm die
wordt weergegeven nadat de MFP wordt gestart. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) -
DOORGEVEN TONER BIJNA OP (TONER NEAR
EMPTY TRANSMIT)
Toont het bericht voor de status toner bijna leeg.
NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) - MELDING
GEEN PAPIER (PAPER EMPTY MESSAGE)
Toont het bericht voor de status papier leeg. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) -
LINKERLADE (LCF) MELDING GEEN PAPIER (LEFT
DRAWER (LCF) PAPER EMPTY MESSAGE)
Toont het bericht voor de status van de linker lade
(LCF) leeg. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) - INSTELLING
WEERGAVE (DISPLAY SETTING)
Toont de weergave-instelling voor het
statusbericht. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) - TIJD
AUTOMATISCH SLUITEN (AUTO CLOSE TIME)
Toont de automatische sluitingstijd voor het
statusbericht. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) -
WEERGAVEPOSITIE (DISPLAY POSITION)
Toont de weergavepositie van het statusbericht. NEE
STATUSMELDING (STATUS MESSAGE) -
WEERGAVENIVEAU (DISPLAY LEVEL)
Toont het weergaveniveau van het statusbericht. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 181
APPENDIX
*1 "PAPIERLADE 3" wordt enkel afgedrukt als lade 3 geïnstalleerd is.
*2 "PAPIERLADE 4" wordt alleen afgedrukt als lade 4 geïnstalleerd is.
*3 "GROOT PAPIERMAGAZIJN" wordt enkel afgedrukt wanneer de extra grote papierinvoer is geïnstalleerd.
*4 "GROOT PAPIERMAGAZIJN" wordt alleen afgedrukt wanneer de extra grote papierinvoer is geïnstalleerd.
*5 Niet voor alle modellen beschikbaar.
KOPIE (COPY)
VERMINDERING SCANNERSTREPEN (SCANNER
STREAKS REDUCTION)
Toont of u de reductie van scannerstrepen wilt
inschakelen. NEE
VERMINDERINGSNIVEAU GLASPLAAT (REDUCTION
LEVEL ORIGINAL GLASS)
Toont het verkleiningsniveau voor de glasplaat
voor originelen. NEE
VERMINDERINGSNIVEAU DOCUMENTINVOER
(REDUCTION LEVEL DOCUMENT FEEDER)
Toont het verkleiningsniveau voor de
documentinvoer. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BELICHTING VOOR KLEUR (EXPOSURE FOR
COLOR) *1
Toont de standaardinstelling voor belichting voor
kleurkopieën. JA
BELICHTING VOOR ZWART (EXPOSURE FOR
BLACK) *1
Toont de standaardinstelling voor belichting voor
zwarte kopieën. JA
BELICHTING (EXPOSURE) *2 Toont de standaardinstelling voor belichting voor
kopieën. JA
KLEUR FUNCTIE (COLOR MODE) *1 Toont de standaardkleurmodus voor kopiëren. JA
HANDINVOER (BYPASS FEED) Toont de standaardpapiersoort van de handinvoer. JA
ORIGINELE MODUS VOOR KLEUR (ORIGINAL MODE
FOR COLOR) *1
Toont de standaard originele modus voor
kleurenkopieën. JA
ORIGINELE MODUS VOOR ZWART (ORIGINAL MODE
FOR BLACK)
Toont de standaard originele modus voor zwarte
kopieën. JA
ORIGINELE MODE VOOR AUTO KLEUR (ORIGINAL
MODE FOR AUTO COLOR) *1
Toont de standaard originele modus voor
automatische kleurenkopieën. JA
GEEN BLANCO PAGINA (OMIT BLANK PAGE) Toont of de functie blanco pagina’s overslaan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
INSTELLING WIS BLANCO PAGINA (OMIT BLANK
PAGE ADJUSTMENT)
Toont het instelniveau voor het overslaan van lege
pagina's. JA
ACS-AANPASSING (ACS ADJUSTMENT) *1 Toont het ACS-instelniveau. JA
NIVEAUCORRECTIE VOOR WEGLATEN (DROP OUT
LEVEL ADJUSTMENT)
Toont de niveaucorrectie voor weglaten. JA
2IN1/4IN1 Toont de standaardinstelling voor 2IN1/4IN1
kopiëren. JA
BROCHURE (MAGAZINE SORT) Toont de standaardinstelling voor brochure
kopiëren. JA
BOOK -> 2 Toont de standaardinstelling voor dubbelzijdig
kopiëren van een boekorigineel. JA
MAX. KOPIEËN (MAXIMUM COPIES) Toont het maximale aantal kopieën die ingesteld
kunnen worden. NEE
AUTOM. 2-ZIJDIG (AUTO 2-SIDE MODE) Toont de standaard automatische 2-zijdige modus. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
182 Afdruklijst
*1 Wordt alleen afgedrukt voor kleurenmodellen.
*2 Wordt alleen afgedrukt voor monochrome modellen.
SCAN (SCAN)
VOORKEUR SORTEERMODUS (SORT MODE
PRIORITY)
Toont de standaardsorteermodus. NEE
STANDAARD MODE VOOR AUTO KLEUR (DEFAULT
MODE OF AUTO COLOR) *1
Toont de standaard automatische kleurmodus
voor kopiëren. NEE
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
(AUTOMATIC CHANGE OF PAPER SOURCE)
Toont of de functie Automatisch wisselen van
papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING (PAPER OF
DIFFERENT DIRECTION)
Toont of de functie Papier van andere richting is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AUTOM. WISS. UITVOERBAK (CASCADEAFDRUK.)
(AUTO EXIT TRAY CHANGE (CASCADE PRINT))
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade
wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER (SUSPEND
PRINTING IF STAPLER EMPTY)
Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt
wanneer de nietmachine leeg is. NEE
DOORG MET AFDRUK ALS OPVANG PERF. VOL IS
(PRINT CONTINUATION AS PUNCH DUST FULL)
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken als
de perforatorafvalbak vol is. NEE
BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL (ORIGINAL
OUTSIDE ERASE)
Toont of de functie Buitenkant wissen origineel is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
CENTREREN KOPIE (CENTERING COPY) Geeft aan of de functie kopie centreren is
ingeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
KLEUR FUNCTIE (COLOR MODE) Toont de standaardkleurmodus voor scannen. JA
COMPRIMEREN (COMPRESS) Toont de standaardinstelling voor compressie. JA
ZWART\WIT AANPASSING ACS (B/W ADJUSTMENT
IN ACS)
Toont de standaard zwart-witresolutie in ACS. JA
ROTEREN (ROTATION) Toont de standaardrotatiemodus. JA
ENKEL-/DUBBELZIJDIGE SCAN (SINGLE/2-SIDED
SCAN)
Toont de standaard dubbelzijdige scanmodus. JA
BEELD KWALITEIT ZWART (IMAGE QUALITY FOR
BLACK)
Toont de standaardbeeldkwaliteitsinstelling die
van toepassing is bij het scannen van een zwart
origineel in automatische kleurmodus.
JA
INSTELLING VOORBEELD (PREVIEW SETTING) Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
GEEN BLANCO PAGINA (OMIT BLANK PAGE) Toont of de functie blanco pagina’s overslaan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
INSTELLING WIS BLANCO PAGINA (OMIT BLANK
PAGE ADJUSTMENT)
Toont het instelniveau voor het overslaan van lege
pagina's. JA
ACS-AANPASSING (ACS ADJUSTMENT) Toont het ACS-instelniveau. JA
NIVEAUCORRECTIE VOOR WEGLATEN (DROP OUT
LEVEL ADJUSTMENT)
Toont de niveaucorrectie voor weglaten. JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 183
APPENDIX
FAX (FAX)
BOEK LAY-OUT (BOOK LAYOUT) Toont hoe u boekvormige originelen opent (van
rechts of links openen) om twee tegenover elkaar
liggende pagina's te scannen.
JA
KLEUR - RESOLUTIE (COLOR - RESOLUTION) Toont de resolutie voor kleurscans. JA
KLEUR - ORIGINELEN FUNCTIE (COLOR - ORIGINAL
MODE)
Toont de standaard originele modus voor
kleurscans. JA
KLEUR - BELICHTING (COLOR - EXPOSURE) Toont de standaardinstelling voor belichting voor
kleurscans. JA
KLEUR - AFSTELLEN ACHTERGROND (COLOR -
BACKGROUND ADJUSTMENT)
Toont de standaardachtergrondinstelling voor
kleurscans. JA
GRIJSTINTEN - RESOLUTIE (GRAY SCALE -
RESOLUTION)
Toont de resolutie voor grijstintenscans. JA
GRIJSTINTEN - BELICHTING (GRAY SCALE -
EXPOSURE)
Toont de standaardinstelling voor belichting voor
grijstintenscans. JA
GRIJSTINTEN - AFSTELLEN ACHTERGROND (GRAY
SCALE - BACKGROUND ADJUSTMENT)
Toont de standaardachtergrondinstelling voor
grijstintenscans. JA
ZWART - RESOLUTIE (BLACK - RESOLUTION) Toont de resolutie voor zwarte scans. JA
ZWART - ORIGINELEN FUNCTIE (BLACK - ORIGINAL
MODE)
Toont de standaard originele modus voor zwarte
scans. JA
ZWART - BELICHTING (BLACK - EXPOSURE) Toont de standaardinstelling voor belichting voor
zwarte scans. JA
ZWART - AFSTELLEN ACHTERGROND (BLACK -
BACKGROUND ADJUSTMENT)
Toont de standaardachtergrondinstelling voor
zwarte scans. JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FAX ROM VERSIE (FAX ROM VERSION) Toont de ROM-versie van het faxapparaat. JA
FAX OPTIE (FAX UNIT) *1 Toont de modelnaam als de FAX-eenheid is
geïnstalleerd.
JA
2DE LIJN VOOR FAX OPTIE (2ND LINE FOR FAX
UNIT) *2
Toont de modelnaam als de 2de lijn voor FAX-
eenheid is geïnstalleerd.
JA
RESOLUTIE (RESOLUTION) Toont de standaardresolutie-instelling voor een
fax/internetfaxoverdracht. JA
ORIGINELEN FUNCTIE (ORIGINAL MODE) Toont de standaard originele modus voor een fax/
internetfaxoverdracht. JA
BELICHTING (EXPOSURE) Toont de standaardbelichtingsinstelling voor een
fax/internetfaxoverdracht. JA
VERZ. TYPE (TX TYPE) *1 Toont het standaardoverdrachtstype. JA
TTI VOOR G3 (TTI FOR G3) Toont of de TTI is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
RTI VOOR G3 (RTI FOR G3) Toont of de RTI is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
ECM VOOR G3 (ECM FOR G3) *1 Toont of de ECM is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
INSTELLING VOORBEELD (PREVIEW SETTING) Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
184 Afdruklijst
INITIËLE INSTELLING - VOLUME BEL (INITIAL
SETUP - RINGER VOLUME) *1
Toont de belvolume-instelling. NEE
INITIËLE INSTELLING - MONITOR VOLUME (INITIAL
SETUP - MONITOR VOLUME) *1
Toont de monitorvolume-instelling. NEE
INITIËLE INSTELLING - VOLUME GEREEDTOON
(INITIAL SETUP - COMPLETION TONE VOLUME) *1
Toont de voltooiingsvolume-instelling. NEE
INITIËLE INSTELLING - VERZEND MODUS (INITIAL
SETUP - RX MODE) *1
Toont de standaard RX-modus. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTIJD (INITIAL SETUP -
CALL TIME) *1
Toont de standaard gesprekstijd. NEE
INITIËLE INSTELLING - AFSTAND RX (INITIAL
SETUP - REMOTE RX) *1
Geeft aan of afstand RX is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
INITIËLE INSTELLING - EINDTOON RX (INITIAL
SETUP - RX END TONE)
Toont de standaardinstelling van de
meldingsfunctie die een alarmsignaal afgeeft
wanneer de faxontvangst is voltooid.
NEE
INITIËLE INSTELLING - EINDTOON TX (INITIAL
SETUP - TX END TONE)
Toont de standaardinstelling van de
meldingsfunctie die een alarmsignaal afgeeft
wanneer de faxoverdracht is voltooid.
NEE
INITIËLE INSTELLING - LIJNMONITOR (INITIAL
SETUP - LINE MONITOR)
Toont de standaardinstelling van de
meldingsfunctie die een alarmsignaal afgeeft bij
het maken van verbinding met de externe fax
tijdens het versturen van faxen.
NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE (INITIAL SETUP -
DIAL TYPE) *1
Toont het beltype van lijn 1. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE (LIJN2) (INITIAL
SETUP - DIAL TYPE (LINE2)) *2
Toont het beltype van lijn 2. NEE
INITIËLE INSTELLING - INBELLEN (INITIAL SETUP -
DIAL IN) *1
Toont of de functie inbellen is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
INITIËLE INSTELLING - FAX (INITIAL SETUP - FAX) *1 Toont het faxnummer voor de functie inbellen. NEE
INITIËLE INSTELLING - TEL (INITIAL SETUP - TEL) *1 Toont het telefoonnummer voor de functie
inbellen. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELLER-ID DISPLAY
(REGEL1) (INITIAL SETUP - CALLER ID
DISPLAY(LINE1))
Toont of de functie Beller-ID Display is
ingeschakeld of uitgeschakeld voor lijn 1. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELLER ID DISPLAY
(REGEL2) (INITIAL SETUP - CALLER ID
DISPLAY(LINE2)) *2
Toont of de functie Beller-ID Display is
ingeschakeld of uitgeschakeld voor lijn 2. NEE
LIJN-2 MODUS (LINE-2 MODE) *2 Toont de lijn-2 modus. NEE
LIJN-2 MODUS - START (LINE-2 MODE - START) *2 Toont de starttijd om Lijn 2 enkel te gebruiken voor
ontvangst. Dit is enkel van toepassing wanneer
"ENKEL RX (KLOK) (RX ONLY (TIMER))" is ingesteld
op de LIJN-2 MODUS (LINE-2 MODE).
NEE
LIJN-2 MODUS - EINDE (LINE-2 MODE - END) *2 Toont de eindtijd om Lijn 2 enkel te gebruiken voor
ontvangst te beëindigen. Dit is enkel van
toepassing wanneer "ENKEL RX (KLOK) (RX ONLY
(TIMER))" is ingesteld op de LIJN-2 MODUS (LINE-2
MODE).
NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 185
APPENDIX
*1 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat is geïnstalleerd.
*2 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat en de 2de lijn voor faxapparaat zijn geïnstalleerd.
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - GEDEELTELIJK
(RX PRINT - DISCARD)
Toont of gedeeltelijk afdrukken is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - VERKLEIND (RX
PRINT - REDUCTION)
Toont of verkleind afdrukken is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN - DUPLEX PRINT
(RX PRINT - ROTATE SORT) *1
Toont of dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN -
ROTATIESORTERING (RX PRINT - ROTATE SORT) *1
Toont of rotatiesortering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
HERSTEL VERZENDEN (RECOVERY TX) *1 Toont of het hervatten van een verzending is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
HERSTEL VERZENDEN - OPSLAGTIJD (RECOVERY
TX - STORED TIME) *1
Toont hoeveel uren een verzending moet worden
opgeslagen alvorens te hervatten. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX - AGENT1 (FAX
RECEIVED FORWARD - AGENT1) *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen fax is geregistreerd. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX - AGENT2 (FAX
RECEIVED FORWARD - AGENT2) *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen fax is geregistreerd. NEE
ONTVANGEN FAX DOORSTUREN (LIJN2) - AGENT1
(FAX RECEIVED FORWARD (LINE2) - AGENT1) * 2
Toont het agenttype van regel 2 als de functie
Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd. NEE
ONTVANGEN FAX DOORSTUREN (LIJN2) - AGENT2
(FAX RECEIVED FORWARD (LINE2) - AGENT2) * 2
Toont het agenttype van regel 2 als de functie
Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd. NEE
ONTVANGEN DOORSTUURINST. VR TOEPASSING
(RECEIVED FORWARD SETTING FOR APPLICATION)
- ONTVANGEN DOORSTUREN INSCHAKELEN
(ENABLE RECEIVED FORWARD)
Toont of het hergebruik van ontvangen faxen door
toepassingen is in- of uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN DOORSTUURINST. VR TOEPASSING
(RECEIVED FORWARD SETTING FOR APPLICATION)
- BACK-UPINSTELLING (BACKUP SETTING)
Toont of de back-up van ontvangen faxen is in- of
uitgeschakeld. NEE
BEVEILIGDE ONTVANGST - TIMER (SECURE
RECEIVE - TIMER) *1
Toont de tijd waarop de stand voor beveiligd
ontvangen (inschakeltijd) ingaat en de tijd waarop
deze stand (uitschakeltijd) uitgaat op elk van de
weekdagen (zondag tot zaterdag).
NEE
BEVEILIGDE ONTVANGST - BEVEILIGDE
ONTVANGST INSCHAKELEN (SECURE RECEIVE -
ENABLE SECURE RECEIVE) *1
Toont of beveiligd ontvangen is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
MEERDERE BESTEMMINGEN BEVESTIGEN (MULTI
DESTINATIONS CONFIRMATION)
Toont of bevestiging meerdere bestemmingen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET VERZENDEN (TX SPEED LIMIT) Toont of de snelheidslimiet voor het verzenden is
ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET ONTVANGEN (RX SPEED LIMIT) -
LIJN1 (LINE1)
Toont of de snelheidslimiet voor de ontvangst van
1ste lijn is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET ONTVANGEN (RX SPEED LIMIT) -
LIJN2 (LINE2) *2
Toont of de snelheidslimiet voor de ontvangst van
2e lijn is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
VAN NAAM (FROM NAME) Toont maximaal 20 namen van faxafzenders als
"VAN NAAM (FROM NAME)". JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
186 Afdruklijst
E-FILING
*1 Wordt alleen afgedrukt voor kleurenmodellen.
BIP PRINTEN (BIP PRINTING)
BESTAND (FILE)
E-MAIL
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BEELD KWALITEIT MODE (PRINTING IMAGE
MODE) *1
Toont de standaardbeeldmodus voor afdrukken. JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
PAPIER FORMAAT (PAPER SIZE) Toont het papierformaat voor het afdrukken van
afbeeldingen met het Bluetooth BIP-profiel. JA
PRINT FORMAAT (PAPER SIZE) Toont het afdrukformaat voor het afdrukken van
afbeeldingen met het Bluetooth BIP-profiel. JA
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ONDERHOUD (MAINTENANCE) Toont of de opslagbeheerfunctie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
OPSLAGONDERHOUD (STORAGE MAINTENANCE) Toont hoeveel dagen de gegevens worden
bijgehouden in de lokale map. Dit is enkel van
toepassing wanneer de onderhoudsfunctie is
ingeschakeld.
NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GROOTTE BERICHTFRAGMENT (KB) (FRAGMENT
MESSAGE SIZE (KB))
Toont de berichtfragmentgrootte die van
toepassing is op een e-mailoverdracht. NEE
VAN ADRES (FROM ADDRESS) Toont het e-mailadres van de afzender dat van
toepassing is op een e-mailoverdracht. NEE
VAN NAAM (FROM NAME) Toont de naam van de afzender die van toepassing
is op een e-mailoverdracht. NEE
DOMEINNAAM ONTVANGER (RECIPIENT DOMAIN
NAME)
Toont of het automatisch toevoegen van de
domeinnaam is in- of uitgeschakeld als een adres
wordt ingevoerd.
NEE
AANTAL POGINGEN (NUMBER OF RETRY) Toont hoeveel keer dit apparaat probeert een
e-mail te verzenden na een mislukte poging. NEE
INTERVAL NIEUWE POGING (RETRY INTERVAL) Toont het interval van de e-mailoverdracht. NEE
WEERGAVE BCC-ADRES (BCC ADDRESS DISPLAY) Toont of het weergeven van het BCC-adres is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BEWERKEN VAN ONDERWERP (EDITING OF
SUBJECT)
Toont of het bewerken van het e-mailonderwerp is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 187
APPENDIX
INTERNETFAX (INTERNET FAX)
VOEG DATUM EN TIJD AAN HET ONDERWERP TOE
(ADD THE DATE AND TIME TO THE SUBJECT)
Toont of het toevoegen van de datum en de tijd aan
het e-mailonderwerp is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
STANDAARDONDERWERP (DEFAULT SUBJECT) Toont het standaardonderwerp van de e-mail. NEE
URL VERZENDINGSINSTELLINGEN - URL
VERZENDING (URL TRANSMISSION SETTINGS -
URL TRANSMISSION)
Toont of het hervatten van een URL transmissie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
URL VERZENDINGSINSTELLINGEN - DREMPEL
BESTAND ALS BIJLAGE (URL TRANSMISSION
SETTINGS - THRESHOLD TO SEND ATTACHED FILE)
Toont de grootte van het bestand die beschikbaar
moet zijn voor het schakelen van het bijgevoegde
bestand naar URL transmissie bij ingeschakelde
URL transmissie.
NEE
URL VERZENDINGSINSTELLINGEN -
BEWAARTERMIJN VOOR DOWNLOADBESTAND
(URL TRANSMISSION SETTINGS - PRESERVATION
PERIOD FOR DOWNLOAD FILE)
Toont de bewaartijd van het bestand bij
ingeschakelde URL transmissie. NEE
URL VERZENDINGSINSTELLINGEN -
ZOEKINTERVAL VERWIJDEREN
DOWNLOADBESTAND (URL TRANSMISSION
SETTINGS - SEARCH INTERVAL TO DELETE THE
EXPIRED DOWNLOAD FILE)
Toont de interval voor controle van vervaltijd van
het bestand bij ingeschakelde URL transmissie.
NEE
URL VERZENDINGSINSTELLINGEN - OPMAAK
HOSTNAAM IN URL (URL TRANSMISSION
SETTINGS - HOST NAME FORMAT IN URL)
Toont het formaat van de hostnaam in URL bij
ingeschakelde URL transmissie. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GROOTTE PAGINAFRAGMENT (KB) (FRAGMENT
PAGE SIZE (KB))
Toont de fragmentpaginagrootte die van
toepassing is op een internetfaxoverdracht. NEE
BERICHTTEKST VERZENDEN (BODY STRING
TRANSMISSION)
Toont of het verzenden van de berichttekst is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BESTEMMING AAN/BCC (TO/BCC DESTINATION) Toont de bestemmingsinstelling van de
internetfaxoverdracht. NEE
TTI Toont of TTI is ingeschakeld. JA
RTI Toont of RTI is ingeschakeld. JA
VAN ADRES (FROM ADDRESS) Toont het e-mailadres van de afzender dat van
toepassing is op een internetfaxoverdracht. NEE
VAN NAAM (FROM NAME) Toont de naam van de afzender die van toepassing
is op een internetfaxoverdracht. NEE
DOMEINNAAM ONTVANGER (RECIPIENT DOMAIN
NAME)
Toont of het automatisch toevoegen van de
domeinnaam is in- of uitgeschakeld als een adres
wordt ingevoerd.
NEE
AANTAL POGINGEN (NUMBER OF RETRY) Toont hoeveel keer dit apparaat probeert een
internetfax te verzenden na een mislukte poging. NEE
INTERVAL NIEUWE POGING (RETRY INTERVAL) Toont het interval van de internetfaxoverdracht. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
188 Afdruklijst
RAPPORTINSTELLING (REPORT SETTING)
DOORSTUREN ONTVANGEN INTERNETFAX -
AGENT1 (INTERNET FAX RECEIVED FORWARD -
AGENT1)
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen internetfax is geregistreerd. NEE
INTERNET FAX RECEIVED FORWARD - AGENT2 Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen internetfax is geregistreerd. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LOGBOEK - AUTO (JOURNAL - AUTO) Toont of de functie Logboek automatisch
afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
LOGBOEK - VERZENDLOGBOEK (JOURNAL - TX
JOURNAL)
Toont hoeveel verzendingen zullen worden
afgedrukt in een verzendlogboek. NEE
LOGBOEK - ONTVANGSTLOGBOEK (JOURNAL - RX
JOURNAL)
Toont hoeveel ontvangsten zullen worden
afgedrukt in een ontvangstlogboek. NEE
FAX RAPPORTAGE - VERZENDEN UIT GEHEUGEN
(JOURNAL - RX JOURNAL)
Toont de voorwaarden om een
geheugenoverdrachtrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - DIRECT TX (REPORT - DIRECT
TX)
Toont de voorwaarden om een directe
overdrachtrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - MEERV. VERZENDING (REPORT
- MULTI TX)
Toont de voorwaarden om een multi-
overdrachtrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORT- AFROEP (REPORT - POLLING) Toont de voorwaarden om een polling-rapport af
te drukken. NEE
FAX RAPPORT (REPORT) - RELAY ORIGINATOR Toont de voorwaarden om een
relaisoorsprongrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORT (REPORT) - RELAY STATION Toont de voorwaarden om een
relaisstationrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORT (REPORT) - RELAY DESTINATION Toont de voorwaarden om een
relaisbestemmingrapport af te drukken. NEE
ONTVANGSTLIJST - LOKAAL (RECEPTION LIST -
LOCAL)
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden
afgedrukt na het reserveren van een document
naar een mailbox in het apparaat.
NEE
ONTVANGSTLIJST - AFSTAND (RECEPTION LIST -
REMOTE)
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden
afgedrukt na het reserveren van een document
naar een mailbox in het apparaat vanop afstand
vanaf een andere fax.
NEE
ONTVANGSTLIJST - RELAISSTATION (RECEPTION
LIST - RELAY STATION)
Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal worden
afgedrukt na het ontvangen van een
relaisoverdracht van een afzender zoals een
relaishub.
NEE
OUTPUT-INSTELLING - PRINT (OUTPUT SETTING -
PRINT)
Toont het outputformaat van het
communicatierapport. NEE
OUTPUT-INSTELLING - BESTAND (OUTPUT
SETTING - FILE)
Toont het outputformaat van het
communicatierapport. NEE
OUTPUT-INSTELLING - E-MAIL (OUTPUT SETTING -
EMAIL)
Toont het outputformaat van het
communicatierapport. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 189
APPENDIX
PRINTER/E-FILING
*1 Niet voor alle modellen beschikbaar.
INSTELLING BEDRADE 802.1X (WIRED 802.1X SETTING)
DRAADLOOS INSTELLEN (WIRELESS SETTINGS) *1
*1 Wordt alleen afgedrukt als de draadloze LAN-/ Bluetoothmodule is geïnstalleerd.
BLUETOOTH INSTELLINGEN (BLUETOOTH SETTINGS) *1
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE
(AUTOMATIC CHANGE OF PAPER SOURCE)
Toont of de functie Automatisch wisselen van
papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PAPIER MET VERSCHILLENDE RICHTING (PAPER
OF DIFFERENT DIRECTION) *1
Toont of de functie Papier van andere richting is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEFORCEERD DOORGAAN BIJ ONGELDIG PAPIER
(ENFORCEMENT CONTINUE OF ILLEGAL PAPER) *1
Toont of de functie Geforceerd doorgaan bij
ongeldig papier is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AUTOM. WISS. UITVOERBAK (CASCADEAFDRUK.)
(AUTO EXIT TRAY CHANGE (CASCADE PRINT)) *1
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade
wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
PRINTER PAUZEREN BIJ LEGE NIETMACHINE
(SUSPEND PRINTING IF STAPLER EMPTY) *1
Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt
wanneer de nietmachine leeg is. NEE
DOORG MET AFDRUK ALS OPVANG PERF. VOL IS
(PRINT CONTINUATION AS PUNCH DUST FULL) *1
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken als
de perforatorafvalbak vol is. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
802.1X AAN (ENABLE 802.1X) Toont of de bedrade 802.1X-verificatie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
EAP-METHODE (EAP-METHOD) Toont de huidige EAP-methode. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DRAADLOZE LAN (WIRELESS LAN) Toont of de Draadloze LAN-functie is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
Bluetooth Toont of de Bluetooth functie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Bluetooth NAAM (Bluetooth NAME) Toont de Bluetooth naam NEE
APPARAATADRES (DEVICE ADDRESS) Toont het Bluetooth adres. NEE
DISCOVERY TOEGESTAAN (ALLOW DISCOVERY) Toont of het opsporen van Bluetooth apparaten is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BEVEILIGING (SECURITY) Toont of de communicatie-bescherming met
pincode is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PIN VEREIST (REQUIRED PIN) Toont de PIN-code. NEE
5.APPENDIX
190 Afdruklijst
*1 Wordt alleen afgedrukt als de draadloze LAN-/ Bluetoothmodule is geïnstalleerd.
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING)
NETWERKINSTELLING - ALGEMEEN PRODUCT - ALGEMEEN (NETWORK SETTING -
GENERAL PRODUCT - ALGEMEEN)
NETWERKINSTELLING - NETWERK - TCP/IP (NETWORK SETTING - NETWORK -
TCP/IP)
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPv6 (NETWORK SETTING - NETWORK - IPv6)
DATA ENCRYPTIE (DATA ENCRYPTION) Toont of het versleutelen van communicatie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
NETWERKSAMENSTELLING (NETWORK
COMPOSITION)
Toont de samenstelling van de geselecteerde
netwerken. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DUPLEX MODE ETHERNET SNELHEID (ETHERNET
SPEED DUPLEX MODE)
Toont de Ethernetsnelheidsinstelling. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ADRESMODUS (ADDRESS MODE) Toont de TCP/IP-adresmodus. NEE
HOSTNAAM (HOST NAME) Toont de TCP/IP-adresmodus. NEE
IP-ADRES (IP ADDRESS) Toont het IP-adres van dit apparaat. NEE
SUBNETMASKER (SUBNET MASK) Toont het subnetmasker van dit apparaat. NEE
STANDAARDGATEWAY (DEFAULT GATEWAY) Toont het default gateway-adres van dit apparaat. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPv6 INSCHAKELEN (ENABLE IPv6) Toont of het IPv6-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
LLMNR Toont of de LLMNR (Linklocal Multi-cast Name
Resolution) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ADRESMODUS (ADDRESS MODE) Toont de IPv6 -adresmodus. NEE
LOKAAL ADRES KOPPELEN (LINK LOCAL ADDRESS) Toont het link local-adres van dit apparaat. NEE
IP-ADRES (IP ADDRESS) Toont het IPv6-adres van dit apparaat. NEE
LENGTE VAN PREFIX (PREFIX LENGTH) Toont de prefixlengte van het IPv6-adres. NEE
STANDAARDGATEWAY (DEFAULT GATEWAY) Toont het default gateway-adres van dit apparaat. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 191
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPX/SPX (NETWORK SETTING - NETWORK -
IPX/SPX)
GEBRUIK DHCPv6 SERVER VOOR OPTIES (USE
DHCPv6 SERVER FOR OPTIONS)
Toont of de optionele informatie wordt verkregen
van de DHCPv6-server. NEE
GEBRUIK STATELESS VOOR IP-ADRES
(M-VLAGGEN) (USE STATELESS FOR IP ADDRESS(M
FLAGS))
Toont of het stateless-gebruik (IP-adresverwerving
M flag) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIK STATELESS VOOR OPTIES (O-VLAGGEN)
(USE STATELESS FOR OPTIONS(O FLAGS))
Toont of het stateless-gebruik (verwerving
optionele informatie O flag) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
IP-ADRES1 (IP ADDRESS1) Het IP-adres, de prefixlengte en de default gateway
die worden toegewezen door routers.
NEE
LENGTE VAN PREFIX1 (PREFIX LENGTH1) NEE
STANDAARDGATEWAY 1 (DEFAULT GATEWAY 1) NEE
IP-ADRES2 (IP ADDRESS2) NEE
LENGTE VAN PREFIX2 (PREFIX LENGTH2) NEE
STANDAARDGATEWAY 2 (DEFAULT GATEWAY 2) NEE
IP-ADRES3 (IP ADDRESS3) NEE
LENGTE VAN PREFIX3 (PREFIX LENGTH3) NEE
STANDAARDGATEWAY 3 (DEFAULT GATEWAY 3) NEE
IP-ADRES4 (IP ADDRESS4) NEE
LENGTE VAN PREFIX4 (PREFIX LENGTH4) NEE
STANDAARDGATEWAY 4 (DEFAULT GATEWAY 4) NEE
IP-ADRES5 (IP ADDRESS5) NEE
LENGTE VAN PREFIX5 (PREFIX LENGTH5) NEE
STANDAARDGATEWAY 5 (DEFAULT GATEWAY 5) NEE
IP-ADRES6 (IP ADDRESS6) NEE
LENGTE VAN PREFIX6 (PREFIX LENGTH6) NEE
STANDAARDGATEWAY 6 (DEFAULT GATEWAY 6) NEE
IP-ADRES7 (IP ADDRESS7) NEE
LENGTE VAN PREFIX7 (PREFIX LENGTH7) NEE
STANDAARDGATEWAY 7 (DEFAULT GATEWAY 7) NEE
GEBRUIK STATEFUL VOOR IP-ADRES (USE
STATEFUL FOR IP ADDRESS)
Toont of het stateful-gebruik (IP-adresverwerving)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIK STATEFUL VOOR OPTIES (USE STATEFUL
FOR OPTIONS)
Toont of het stateful-gebruik (verwerving optionele
informatie) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPX/SPX AAN (ENABLE IPX/SPX) Toont of het IPX/SPX-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
192 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING - SESSIE - LDAP-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION -
LDAP SESSION)
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DNS-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION - DNS
SESSION)
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DDNS-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION -
DDNS SESSION)
FRAME TYPE (FRAME TYPE) Toont het frametype dat moet worden
geselecteerd. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LDAP INSCHAKELEN (ENABLE LDAP) Toont of LDAP is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
KENMERK 1 (ATTRIBUTE 1) Toont de naam van het schema dat overeenkomt
met de LDAP-serverconfiguratie. NEE
KENMERK 2 (ATTRIBUTE 2) Toont de naam van het schema dat overeenkomt
met de LDAP-serverconfiguratie. NEE
ZOEKMETHODE (SEARCH METHOD) Toont de zoekvoorwaarden voor LDAP-zoeken. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DNS INSCHAKELEN (ENABLE DNS) Toont of de DNS is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVERADRES (PRIMARY DNS
SERVER ADDRESS)
Toont het primaire DNS-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVERADRES (SECONDARY
DNS SERVER ADDRESS)
Toont het secundaire DNS-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVERADRES (IPv6) (PRIMARY
DNS SERVER ADDRESS (IPv6))
Toont het primaire DNS-server IPv6-adres indien
het is ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVERADRES (IPv6)
(SECONDARY DNS SERVER ADDRESS (IPv6))
Toont het secundaire DNS-server IPv6-adres indien
het is ingesteld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DDNS INSCHAKELEN (ENABLE DDNS) Toont of DDNS is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
HOSTNAAM (HOST NAME) Toont de hostnaam van dit apparaat. NEE
DOMEINNAAM (DOMAIN NAME) Toont de domeinnaam van dit apparaat. NEE
BEV.METHODE (SECURITY METHOD) Toont de beveiligingsmethode van dit apparaat. NEE
PRIMAIRE LOGIN-NAAM (PRIMARY LOGIN NAME) Toont de primaire loginnaam als GSS-TSIG
geselecteerd is als beveiligingsmethode. NEE
SECUNDAIRE LOGIN-NAAM (SECONDARY LOGIN
NAME)
Toont de secundaire loginnaam als GSS-TSIG
geselecteerd is als beveiligingsmethode. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 193
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SMB-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION - SMB
SESSION)
NETWERKINSTELLING - SESSIE - NETWARE-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION -
NETWARE SESSION)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMB SERVER PROTOCOL Toont of het SMB-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
SMB 1.0 ONDERSTEUNING VOOR SERVER (SMB 1.0
SUPPORT FOR SERVER)
Toont of de SMB 1.0 ondersteuning voor server is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SMB 1.0 ONDERSTEUNING VOOR CLIENT (SMB 1.0
SUPPORT FOR CLIENT)
Toont of de SMB 1.0 ondersteuning voor client is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BEPERKING (RESTRICTION) Toont of de functies Printer delen / Bestand delen
al dan niet beperkt zijn. NEE
NETBIOS-NAAM (NETBIOS NAME) Toont de NetBIOS-naam van dit apparaat. NEE
LOGIN (LOGON) Toont de inloginstelling. NEE
WERKGROEP (WORKGROUP) Toont de werkgroep van dit apparaat. NEE
DOMEIN (DOMAIN) Toont de domeinnaam van dit apparaat. NEE
PRIMAIRE DOMAIN CONTROLLER (PRIMARY
DOMAIN CONTROLLER)
Toont het primaire domain controller-adres indien
het is ingesteld. NEE
BACK-UP DOMAIN CONTROLLER (BACKUP
DOMAIN CONTROLLER)
Toont het back-up domain controller-adres indien
het is ingesteld. NEE
LOGIN NAAM (LOGON USER NAME) Toont de aanmelding gebruikersnaam van dit
apparaat voor het domein indien deze is ingesteld. NEE
PRIMAIRE WINS SERVER (PRIMARY WINS SERVER) Toont het primaire WINS-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
SECUNDAIRE WINS SERVER (SECONDARY WINS
SERVER)
Toont het secundaire WINS-serveradres indien het
is ingesteld. NEE
AANMELDING GAST (GUEST LOGON) Toont of gasten kunnen inloggen op de SMB-
server. NEE
GEBRUIKERSNAAM (USER NAME) Toont de gebruikersnamen van de gasten die op de
SMB-server kunnen inloggen. NEE
AUTHENTICATIE VAN SMB CLIENT
(AUTHENTICATION OF SMB CLIENT)
Toont de verificatiemethode voor SMB-client. NEE
HOST ANN TX IN SUPER SLAAPMODUS (HOST ANN
TX IN SUPER SLEEP MODE)
Toont of de hostmelding tijdens super slaapmodus
is verzonden. NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN DE SMB-SERVER (SMB
SIGNING OF SMB SERVER)
Toont de instelling van de SMB-ondertekening van
de SMB-server. NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN DE SMB-CLIENTE
(SMB SIGNING OF SMB CLIENT)
Toont de instelling van de SMB-ondertekening van
de SMB-client. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BINDERY INSCHAKELEN (ENABLE BINDERY) Toont of de bindery-modus is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
5.APPENDIX
194 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING - SESSIE - BONJOUR-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION -
BONJOUR SESSION)
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SLP-SESSIE (NETWORK SETTING - SESSION - SLP
SESSION)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - HTTP-NETWERKSERVICE (NETWORK
SETTING - NETWORK SERVICE - HTTP NETWORK SERVICE)
NDS INSCHAKELEN (ENABLE NDS) Toont of de NDS-modus is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
CONTEXT Toont de NDS-context. NEE
TREE Toont de NDS-structuur. NEE
VOORKEURSBESTANDSSERVER (PREFERRED FILE
SERVER)
Toont de naam van de preferred file-server. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BONJOUR INSCHAKELEN (ENABLE BONJOUR) Toont of Bonjour is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
LOKALE HOSTNAAM (LINK-LOCAL HOST NAME) Toont de lokale hostnaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
SERVICENAAM (SERVICE NAME) Toont de servicenaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
CHROME OS AFDRUKKEN (CHROME OS PRINT) Toont of de Chrome OS afdrukken is in- of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Gebruik
-er
SLP INSCHAKELEN (ENABLE SLP) Toont of SLP (Service Location Protocol) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
TTL Toont de TTL (Time To Live, een scope in het
netwerk dat SLP-service levert). NEE
BEREIK (SCOPE) Toont de scope voor het opgeven van de groepen
die SLP-services leveren. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
HTTP-SERVER INSCHAKELEN (ENABLE HTTP
SERVER)
Toont of de HTTP-netwerkservice is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
NR. PRIMAIRE POORT (PRIMARY PORT NUMBER) Toont het primaire poortnummer voor de HTTP-
netwerkservice. NEE
NR. SECUNDAIRE POORT (SECONDARY PORT
NUMBER)
Toont het secundaire poortnummer voor de HTTP-
netwerkservice. NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor de HTTP-netwerkservice is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 195
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP CLIENT-NETWERKSERVICE
(NETWORK SETTING - NETWORK SERVICE - SMTP CLIENT NETWORK SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP SERVER-NETWERKSERVICE
(NETWORK SETTING - NETWORK SERVICE - SMTP SERVER NETWORK SERVICE)
SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS -poortnummer voor de HTTP-
netwerkservice. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMTP CLIENT INSCHAKELEN (ENABLE SMTP
CLIENT)
Toont of de SMTP-client is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIE (AUTHENTICATION) Toont of de SMTP-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP BEFORE SMTP Toont of POP Before SMTP is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
SMTP-SERVERADRES (SMTP SERVER ADDRESS) Toont het IP-adres van de SMTP-server dat is
toegewezen. NEE
LOGINNAAM (LOGIN NAME) Toont de loginnaam gebruikt voor SMTP-
verificatie. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor het verzenden van een e-mail of internetfax
naar de SMTP-server.
NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor de SMTP-client is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL/TLS Toont het protocol dat wordt gebruikt voor SSL/
TLS. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMTP-SERVER INSCHAKELEN (ENABLE SMTP
SERVER)
Toont of de SMTP-server is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor het ontvangen van internetfaxen met behulp
van het SMTP-protocol.
NEE
OFFRAMP GATEWAY INSCHAKELEN (ENABLE
OFFRAMP) GATEWAY
Toont of de offramp gateway is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
OFFRAMP-BEVEILIGING INSCHAKELEN (ENABLE
OFFRAMP SECURITY)
Toont of de offramp-beveiliging is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
OFFRAMP PRINT INSCHAKELEN (ENABLE
OFFRAMP PRINT)
Toont of de offramp print-functie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
E-MAILADRES (E-MAIL ADDRESS) Toont het e-mailadres van dit apparaat indien de
SMTP-server is ingeschakeld en het is ingesteld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
196 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - IP-BEVEILIGINGSSERVICE (NETWORK
SETTING - NETWORK SERVICE -IP SECURITY SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - POP3-NETWERKSERVICE (NETWORK
SETTING - NETWORK SERVICE - POP3 NETWORK SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP CLIENT-NETWERKSERVICE
(NETWORK SETTING - NETWORK SERVICE - FTP CLIENT NETWORK SERVICE)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IP-BEVEILIGING INSCHAKELEN (ENABLE IP
SECURITY)
Toont of de IP-beveiligingsfunctie is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
BELEIDSNAAM (POLICY NAME) Toont de beleidsnaam van de IP-
beveiligingsfunctie. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
POP3-CLIENT INSCHAKELEN (ENABLE POP3
CLIENT)
Toont of de POP3-client is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP3-SERVERADRES (POP3 SERVER ADDRESS) Toont het IP-adres van de POP3-server indien het is
toegewezen. NEE
VERIFICATIE (AUTHENTICATION) Toont of de POP3-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP3-LOGINTYPE (TYPE POP3 LOGIN) Toont het POP3-logintype. NEE
ACCOUNTNAAM (ACCOUNT NAME) Toont de POP3-accountnaam indien deze is
ingesteld. NEE
SCANSNELHEID (SCAN RATE) Toont het scaninterval waarmee de POP3-server
moet controleren op nieuwe berichten (in
minuten).
NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor toegang tot de POP3-server. NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor de POP3-netwerkdienst is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de POP3-server. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SSL/TLS-INSTELLING (SSL/TLS SETTING) Toont de status van de FTP SSL/TLS-instelling. NEE
STANDAARD POORTNUMMER (DEFAULT PORT
NUMBER)
Toont het standaard poortnummer dat moet
worden gebruikt voor het opslaan van een
document naar de netwerkmap met behulp van
FTP.
NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 197
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP SERVER-NETWERKSERVICE
(NETWORK SETTING - NETWORK SERVICE - FTP SERVER NETWORK SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - WEB SERVICES-INSTELLING (NETWORK
SETTING - NETWORK SERVICE - WEB SERVICES SETTING)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FTP-SERVER INSCHAKELEN (ENABLE FTP SERVER) Toont of de FTP-serverservice is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
STANDAARD POORTNUMMER (DEFAULT PORT
NUMBER)
Toont het standaardpoortnummer dat moet
worden gebruikt voor het ontvangen van gegevens
met behulp van FTP.
NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor de FTP-netwerkdienst is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de FTP-server. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor Web Services is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BESCHRIJVENDE NAAM (FRIENDLY NAME) Toont de weergegeven naam van dit apparaat. NEE
WEBSERVICEPRINTER (WEB SERVICES PRINTER) Toont of de Web Service print-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PRINTERNAAM (PRINTER NAME) Toont de printernaam van dit apparaat. NEE
PRINTERINFORMATIE (PRINTER INFORMATION) Toont de printerinformatie van dit apparaat. NEE
WEBSERVICESCANNER (WEB SERVICES SCANNER) Toont of de Web Service scan-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SCANNERNAAM (SCANNER NAME) Toont de scannernaam van dit apparaat. NEE
SCANNERINFORMATIE (SCANNER INFORMATION) Toont de scannerinformatie van dit apparaat. NEE
VERIFICATIE PC-GEÏNITIEERDE SCAN
(AUTHENTICATION FOR PC INITIATED SCAN)
Toont de verificatie-instelling wanneer dit
apparaat taken ontvangt. NEE
5.APPENDIX
198 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SYSLOG -INSTELLING (NETWORK
SETTING - NETWORK SERVICE - SYSLOG SETTING)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNTP-SERVICE (NETWORK SETTING -
NETWORK SERVICE - SNMP NETWORK SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNTP-SERVICE (NETWORK SETTING -
NETWORK SERVICE - SNTP SERVICE)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SYSLOG INSCHAKELEN (ENABLE SYSLOG) Toont of syslog is verzonden. NEE
IP-ADRES SERVER (SERVER IP ADDRESS) Toont het IP-adres van de syslog server. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer die door de syslog-server
wordt benut. NEE
PROTOCOL Toont het communicatieprotocol. NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS is ingeschakeld. NEE
NIVEAU - FOUT (SEVERITY - ERROR) Toont de fout in de syslog. NEE
NIVEAU - WAARSCHUWING (SEVERITY - WARNING) Toont de waarschuwing in de syslog. NEE
NIVEAU - INFORMATIE (SEVERITY - INFORMATION) Toont de informatie in de syslog. NEE
FACILITEIT - VEILIGHEID/AUTORISATIE (FACILITY -
SECURITY/ AUTHORIZATION)
Toont de veiligheid/autorisatie in de syslog. NEE
FACILITEIT - LOKAAL GEBRUIK0 (FACILITY - LOCAL
USE0)
Toont het lokale gebruik0 in de syslog. NEE
FACILITEIT - LOKAAL GEBRUIK1 (TAAKLOG)
(FACILITY - LOCAL USE1 (JOB LOG))
Toont het lokale gebruik1 (taaklog) in de syslog. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SNMP INSCHAKELEN (ENABLE SNMP) Toont of SNMP is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
READ COMMUNITY Toont de read community-naam. NEE
SNMP V3 AAN (ENABLE SNMP V3) Toont of SNMP V3 is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SNMP V3-TRAP AAN (ENABLE SNMP V3 TRAP) Toont of de SNMP V3 trap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIE-TRAP INSCHAKELEN (ENABLE
AUTHENTICATION TRAP)
Toont of de verificatie-trap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
WAARSCHUWINGEN TRAP INSCHAKELEN (ENABLE
ALERTS TRAP)
Toont of de waarschuwingen-trap is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
IP-TRAPADRES1 (IP TRAP ADDRESS1) Toont het IP-adres dat is ingesteld voor IP-
trapadres 1. NEE
IP TRAP COMMUNITY Toont de IP Trap community-naam. NEE
IPX TRAP-ADRES (IPX TRAP ADDRESS) Toont het IPX trap-adres. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SNTP INSCHAKELEN (ENABLE SNTP) Toont of SNTP is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 199
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - TELNET-SERVICE (NETWORK SETTING -
NETWORK SERVICE - TELNET SERVICE)
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FILTERING (NETWORK SETTING -
NETWORK SERVICE - FILTERING)
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - NETWORK SERVICE (NETWORK
SERVICE) - SSL/TLS-INSTELLING (SSL/TLS SETTING)
PRIMAIR SNTP-ADRES (PRIMARY SNTP ADDRESS) Toont het primaire SNTP-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
SECUNDAIR SNTP-ADRES (SECONDARY SNTP
ADDRESS)
Toont het secundaire SNTP-serveradres indien het
is ingesteld. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor toegang tot de SNTP-server. NEE
SCANSNELHEID (SCAN RATE) Toont het scaninterval waarmee de SNTP-server
moet worden gecontroleerd voor het aanpassen
van de tijdsinstelling.
NEE
NTP-VERIFICATIE (NTP AUTHENTICATION) Toont of de NTP-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
TELNET AAN (ENABLE TELNET) Toont of de TELNET-service is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor de TELNET-service. NEE
GEBRUIKERSNAAM (USER NAME) Toont de gebruikersnaam voor de TELNET-service. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IP FILTERING AAN (ENABLE IP FILTERING) Toont of IP-filtering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
MAC-ADRESFILTERING AAN (ENABLE MAC
ADDRESS FILTERING)
Toont of MAC-adresfiltering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
TLS-VERSIES (TLS VERSIONS) Toont of TLS 1.2 en TLS 1.3 zijn in- of uitgeschakeld. NEE
CIPHER INSTELLINGEN VOOR TLS 1.2 (CIPHER
SETTINGS FOR TLS 1.2) -
SLEUTELUITWISSELINGEN (KEY EXCHANGES)
Toont of ECDHE, DHE en RSA zijn in- of
uitgeschakeld. NEE
CIPHER INSTELLINGEN VOOR TLS 1.2 (CIPHER
SETTINGS FOR TLS 1.2) - ENCRYPTIE-ALGORITMEN
(ENCRYPTION ALGORITHMS)
Toont of AES256-GCM, AES128-GCM, AES256, en
AES128 in- of uitgeschakeld zijn. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
200 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - GENERAL PRODUCT (SECUNDAIR)
(GENERAL PRODUCT (SECONDARY)) - ALGEMEEN (GENERAL)
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - NETWERK (SECUNDAIR) (NETWORK
(SECONDARY)) - TCP/IP
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - NETWERK (SECUNDAIR) (NETWORK
(SECONDARY)) - IPv6
CIPHER INSTELLINGEN VOOR TLS 1.2 (CIPHER
SETTINGS FOR TLS 1.2) - HASH-ALGORITMEN
(HASH ALGORITHMS)
Toont of SHA384, SHA256, en SHA1 in- of
uitgeschakeld zijn. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DUPLEX MODE ETHERNET SNELHEID (ETHERNET
SPEED DUPLEX MODE)
Toont de Ethernetsnelheidsinstelling. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ADRESMODUS (ADDRESS MODE) Toont de TCP/IP-adresmodus. NEE
IP-ADRES (IP ADDRESS) Toont het IP-adres van dit apparaat. NEE
SUBNETMASKER (SUBNET MASK) Toont het subnetmasker van dit apparaat. NEE
STANDAARDGATEWAY (DEFAULT GATEWAY) Toont het default gateway-adres van dit apparaat. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPv6 INSCHAKELEN (ENABLE IPv6) Toont of het IPv6-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
LLMNR Toont of de LLMNR (Linklocal Multi-cast Name
Resolution) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ADRESMODUS (ADDRESS MODE) Toont de IPv6 -adresmodus. NEE
LOKAAL ADRES KOPPELEN (LINK LOCAL ADDRESS) Toont het link local-adres van dit apparaat. NEE
IP-ADRES (IP ADDRESS) Toont het IPv6-adres van dit apparaat. NEE
LENGTE VAN PREFIX (PREFIX LENGTH) Toont de prefixlengte van het IPv6-adres. NEE
STANDAARDGATEWAY (DEFAULT GATEWAY) Toont het default gateway-adres van dit apparaat. NEE
GEBRUIK DHCPv6 SERVER VOOR OPTIES (USE
DHCPv6 SERVER FOR OPTIONS)
Toont of de optionele informatie wordt verkregen
van de DHCPv6-server. NEE
GEBRUIK STATELESS VOOR IP-ADRES (M-
VLAGGEN) (USE STATELESS FOR IP ADDRESS(M
FLAGS))
Toont of het stateless-gebruik (IP-adresverwerving
M flag) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIK STATELESS VOOR OPTIES (O-VLAGGEN)
(USE STATELESS FOR OPTIONS(O FLAGS))
Toont of het stateless-gebruik (verwerving
optionele informatie O flag) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 201
APPENDIX
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - SESSION (SECUNDAIR) (SESSION
(SECONDARY)) - DNS-SESSIE (DNS SESSION)
IP-ADRES1 (IP ADDRESS1) Het IP-adres, de prefixlengte en de default gateway
die worden toegewezen door routers.
NEE
LENGTE VAN PREFIX1 (PREFIX LENGTH1) NEE
STANDAARDGATEWAY 1 (DEFAULT GATEWAY 1) NEE
IP-ADRES2 (IP ADDRESS2) NEE
LENGTE VAN PREFIX2 (PREFIX LENGTH2) NEE
STANDAARDGATEWAY 2 (DEFAULT GATEWAY 2) NEE
IP-ADRES3 (IP ADDRESS3) NEE
LENGTE VAN PREFIX3 (PREFIX LENGTH3) NEE
STANDAARDGATEWAY 3 (DEFAULT GATEWAY 3) NEE
IP-ADRES4 (IP ADDRESS4) NEE
LENGTE VAN PREFIX4 (PREFIX LENGTH4) NEE
STANDAARDGATEWAY 4 (DEFAULT GATEWAY 4) NEE
IP-ADRES5 (IP ADDRESS5) NEE
LENGTE VAN PREFIX5 (PREFIX LENGTH5) NEE
STANDAARDGATEWAY 5 (DEFAULT GATEWAY 5) NEE
IP-ADRES6 (IP ADDRESS6) NEE
LENGTE VAN PREFIX6 (PREFIX LENGTH6) NEE
STANDAARDGATEWAY 6 (DEFAULT GATEWAY 6) NEE
IP-ADRES7 (IP ADDRESS7) NEE
LENGTE VAN PREFIX7 (PREFIX LENGTH7) NEE
STANDAARDGATEWAY 7 (DEFAULT GATEWAY 7) NEE
GEBRUIK STATEFUL VOOR IP-ADRES (USE
STATEFUL FOR IP ADDRESS)
Toont of het stateful-gebruik (IP-adresverwerving)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIK STATEFUL VOOR OPTIES (USE STATEFUL
FOR OPTIONS)
Toont of het stateful-gebruik (verwerving optionele
informatie) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DNS INSCHAKELEN (ENABLE DNS) Toont of de DNS is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVERADRES (PRIMARY DNS
SERVER ADDRESS)
Toont het primaire DNS-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVERADRES (SECONDARY
DNS SERVER ADDRESS)
Toont het secundaire DNS-serveradres indien het is
ingesteld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVERADRES (IPv6) (PRIMARY
DNS SERVER ADDRESS (IPv6))
Toont het primaire DNS-server IPv6-adres indien
het is ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVERADRES (IPv6)
(SECONDARY DNS SERVER ADDRESS (IPv6))
Toont het secundaire DNS-server IPv6-adres indien
het is ingesteld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
202 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - SESSION (SECUNDAIR) (SESSION
(SECONDARY)) - BONJOUR SESSION
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - NETWORK SERVICE (SECUNDAIR)
(NETWORK SERVICE (SECONDARY)) - SNMP-NETWERKSERVICE (SNMP NETWORK
SERVICE)
NETWERKINSTELLING (NETWORK SETTING) - NETWORK SERVICE (SECUNDAIR)
(NETWORK SERVICE (SECONDARY)) - FILTERING
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - RAW TCP PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - RAW TCP PRINT)
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - LPD PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - LPD PRINT)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BONJOUR INSCHAKELEN (ENABLE BONJOUR) Toont of Bonjour is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
LOKALE HOSTNAAM (LINK-LOCAL HOST NAME) Toont de lokale hostnaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
SERVICENAAM (SERVICE NAME) Toont de servicenaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SNMP INSCHAKELEN (ENABLE SNMP) Toont of SNMP is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IP FILTERING AAN (ENABLE IP FILTERING) Toont of IP-filtering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
MAC-ADRESFILTERING AAN (ENABLE MAC
ADDRESS FILTERING)
Toont of MAC-adresfiltering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
RAW TCP INSCHAKELEN (ENABLE RAW TCP) Toont of de Raw TCP print-functie is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor Raw TCP printing. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LPD INSCHAKELEN (ENABLE LPD) Toont of LPR printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor LPR printing. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 203
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - MULTI STATION AFDRUK
(NETWORK SETTING - PRINT SERVICE SETTING - MULTI STATION PRINT) *1
*1 Wordt alleen afgedrukt als de Multi Station-optie is geïnstalleerd.
BANNERS Toont of een banner zal worden afgedrukt voor
elke LPR-afdrukopdracht. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MULTI STATION AFDRUK ACTIVEREN (ENABLE
MULTI STATION PRINT)
Toont of de multi station afdruk-functie is
ingeschakeld. NEE
VERVALTIJD DOCUMENT (DOCUMENT EXPIRED
TIME)
Toont de periode waarvoor het document is
opgeslagen. NEE
NUMMER WEERGEGEVEN TAAK (NUMBER OF
DISPLAY JOB)
Toont het nummer van de weergegeven taak. NEE
SORTEERVOLGORDE (SORT ORDER) Toont de volgorde voor weergave. NEE
AFDRUKVOLGORDE (PRINT ORDER) Toont de volgorde voor afdrukken. NEE
AFGEDRUKTE TAKEN ACTIVEREN (ENABLE
PRINTED JOBS)
Toont of het afdrukken van afgedrukte taken is
ingeschakeld. NEE
VERBINDINGSINSTELLING - POORTNUMMER
(CONNECTION SETTING - PORT NUMBER)
Toont het poortnummer voor de multi station
afdruk. NEE
VERBINDINGSINSTELLING - SSL/TLS
INSCHAKELEN (CONNECTION SETTING - ENABLE
SSL/TLS)
Toont of SSL/TLS is ingeschakeld of uitgeschakeld.
NEE
VERBINDINGSINSTELLING - VERIFICATIE
(CONNECTION SETTING - AUTHENTICATION)
Toont of de SSL/TLS-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
VERBINDINGSINSTELLING - GEBRUIKERSNAAM
(CONNECTION SETTING - USER NAME)
Toont de gebruikersnamen voor de multi station
afdruk. NEE
VERBINDING MFP1 tot 10 (CONNECTION MFP1 to
10)
Toont de aangesloten MFP 1 tot 10. NEE
VERBINDING MET GROEP AAN (GROUP
CONNECTION ENABLE)
Geeft aan of de functie groepsverbinding is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
NAAM EIGEN GROEP (OWN GROUP NAME) Toont de naam van de groep waartoe het apparaat
behoort. NEE
VERBINDING GROEP1 tot 9 - NAAM GROEP
(CONNECTION GROUP1 to 9 - GROUP NAME)
Toont de naam van de groep 1 - 9. NEE
VERBINDING GROEP1 tot 9 - PRIMAIR IP-ADRES /
HOSTNAAM (CONNECTION GROUP1 to 9 - PRIMARY
IP ADDRESS / HOST NAME)
Toont het primaire adres/hostnaam van de
groep 1 - 9. NEE
VERBINDING GROEP1 tot 9 - SECONDAIR IP-ADRES
/ HOSTNAAM (CONNECTION GROUP1 to 9 -
SECONDARY IP ADDRESS / HOST NAME)
Toont het secundaire adres/hostnaam van de
groep 1 - 9. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
204 Afdruklijst
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - IPP PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - IPP PRINT)
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - FTP PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - FTP PRINT)
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - NETWARE PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - NETWARE PRINT)
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - E-MAIL PRINT (NETWORK
SETTING - PRINT SERVICE SETTING - E-MAIL PRINT)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPP INSCHAKELEN (ENABLE IPP) Toont of IPP printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORT80 INSCHAKELEN (ENABLE PORT80) Toont of Poort80 wordt gebruikt voor IPP printing. NEE
POORTNUMMER (PORT NUMBER) Toont het poortnummer dat moet worden gebruikt
voor IPP printing. NEE
URL Toont de URL voor IPP printing. NEE
VERIFICATIE (AUTHENTICATION) Toont of de verificatie voor IPP printing is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSNAAM (USER NAME) Toont de gebruikersnaam voor verificatie. NEE
SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS voor IPP printing is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS-poortnummer dat moet worden
gebruikt voor IPP printing. NEE
SSL/TLS URL Toont de SSL/TLS URL voor IPP printing. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FTP PRINT INSCHAKELEN (ENABLE FTP PRINT) Toont of FTP printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
PRINTGEBRUIKERSNAAM (PRINT USER NAME) Toont de gebruikersnaam voor FTP printing. NEE
PRINTWACHTWOORD (PRINT PASSWORD) Toont het wachtwoord voor FTP printing. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
NAAM PRINTSERVER (PRINT SERVER NAME) Toont de printservernaam van dit apparaat. NEE
WACHTWOORD (PASSWORD) Toont het wachtwoord voor de NetWare-fileserver. NEE
SCANINTERVAL AFDRUKWACHTRIJ (PRINT QUEUE
SCAN RATE)
Toont hoe vaak het apparaat de wachtrij scant op
de NetWare-fileserver (in seconden). NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
KOP AFDRUKKEN INSCHAKELEN (ENABLE PRINT
HEADER)
Toont of de kop al dan niet zal worden afgedrukt
voor e-mail printing. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 205
APPENDIX
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - USB KABEL PRINT MODUS
(NETWORK SETTING - PRINT SERVICE SETTING - USB CABLE PRINT)
AFDRUKGEGEVENSCONVERTER (PRINT DATA CONVERTER)
OFF DEVICE CUSTOMIZATION ARCHITECTURE
BERICHTTEKST AFDRUKKEN INSCHAKELEN
(ENABLE PRINT MESSAGE BODY)
Toont of de eigenlijke berichttekst al dan niet zal
worden afgedrukt voor e-mail printing. NEE
MAXIMUM E-MAILTEKST AFDRUKKEN (MAXIMUM
E-MAIL BODY PRINT)
Toont het maximum aantal pagina's om de body-
strings van de ontvangen e-mailafdrukopdracht af
te drukken.
NEE
E-MAILFOUT AFDRUKKEN INSCHAKELEN (ENABLE
PRINT E-MAIL ERROR)
Toont of er al dan niet een e-mailfoutenrapport zal
worden afgedrukt. NEE
E-MAILFOUT DOORSTUREN INSCHAKELEN
(ENABLE E-MAIL ERROR FORWARD)
Toont of er al dan niet een e-mailfoutbericht zal
worden verzonden. NEE
VERZENDADRES E-MAILFOUT (E-MAIL ERROR
TRANSFER ADDRESS)
Toont het e-mailadres waarnaar een e-mailfout-
bericht zal worden verzonden, indien het moet
worden ingesteld.
NEE
GEDEELTELIJKE E-MAIL INSCHAKELEN (ENABLE
PARTIAL E-MAIL)
Toont of het apparaat afdrukken van een deels
ontvangen e-mailopdracht toelaat. NEE
GEDEELTELIJKE WACHTTIJD (PARTIAL WAIT TIME) Toont hoe lang het apparaat zal wachten op het
ontvangen van gegevens van een gedeeltelijke
e-mailopdracht alvorens af te drukken (in
seconden).
NEE
MDN-ANTWOORD (MDN REPLY) Toont of de MDN Reply-functie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
USB-KABEL PRINT MODUS (USB CABLE PRINT
MODE)
Toont de modus voor USB-kabel afdrukken. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AFDRUKGEGEVENSCONVERTER INSCHAKELN
(ENABLE PRINT DATA CONVERTER)
Toont of de printdataconvertor is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SOAP - POORT INSCHAKELEN (ENABLE PORT) Toont of de poort is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SOAP - POORT NR. (PORT NUMBER) Toont het poortnummer. NEE
SOAP - SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SOAP - SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS-poortnummer. NEE
SOAP - SESSIETIME-OUT (SESSION TIMEOUT) Toont de sessietime-out-duur. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
206 Afdruklijst
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - AFDELINGSINSTELLING (SECURITY
SETTING - AUTHENTICATION - DEPARTMENT SETTING)
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - GEBRUIKERSVERIFICATIE-INSTELLING
(SECURITY SETTING - AUTHENTICATION - USER AUTHENTICATION SETTING)
REST - POORT INSCHAKELEN (ENABLE PORT) Toont of de poort is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
REST - POORT NR. (PORT NUMBER) Toont het poortnummer. NEE
REST - SSL/TLS INSCHAKELEN (ENABLE SSL/TLS) Toont of SSL/TLS is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
REST - SSL/TLS-POORTNUMMER (SSL/TLS PORT
NUMBER)
Toont het SSL/TLS-poortnummer. NEE
REST - SESSIETIME-OUT (SESSION TIMEOUT) Toont de sessietime-out-duur. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AFDELINGSCODE (DEPARTMENT CODE) Toont of het afdelingscodebeheer is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - KOPIE (DEPARTMENT CODE -
COPY)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor kopiëren)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - FAX (DEPARTMENT CODE - FAX) Toont of het afdelingscodebeheer (voor faxen) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - AFDRUK (DEPARTMENT CODE -
PRINT)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor afdrukken)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - SCANNEN (DEPARTMENT CODE
- SCAN)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor scannen) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - LIJST (DEPARTMENT CODE -
LIST)
Toont of het afdelingscodebeheer (voor lijsten) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSCODE - GEBRUIKERSFUNCTIES
(DEPARTMENT CODE - USER FUNCTIONS)
Toont of het afdelingscodebeheer
(gebruikersfuncties) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
AFDELINGSCODE - EWB (DEPARTMENT CODE -
EWB)
Toont of het afdelingscodebeheer (EWB) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSNR. IN GEBR. REGISTRATIE VERPLICHT
(REQUIRE DEPARTMENT NUMBER IN USER
REGISTRATION)
Toont of al dan niet een afdelingsnummer bij
gebruikersregistratie is vereist. NEE
ONGELDIGE AFDELINGSCODE-AFDRUKTAAK
(INVALID DEPARTMENT CODE PRINT JOB)
Toont de afhandelingsmethode voor ongeldige
afdruktaken. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GEBRUIKERSVERIFICATIE (USER
AUTHENTICATION)
Toont of de gebruikersverificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE
(USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION)
Toont of de functiegebonden gebruikersverificatie
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
Afdruklijst 207
APPENDIX
*1 De standaardinstelling verschilt van verzending tot verzending.
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILVERIFICATIE-INSTELLING
(SECURITY SETTING - AUTHENTICATION - EMAIL AUTHENTICATION SETTING)
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
KOPIE (USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION - COPY)
Toont of de gebruikersverificatie (kopie) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
FAX (USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION - FAX)
Toont of de gebruikersverificatie (fax) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
AFDRUK (USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION - PRINT)
Toont of de gebruikersverificatie (afdruk) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
SCANNEN (USER AUTHENTICATION ACCORDING
TO FUNCTION - SCAN)
Toont of de gebruikersverificatie (scan) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
LIJST (USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION - LIST)
Toont of de gebruikersverificatie (lijst) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
GEBRUIKERSFUNCTIES (USER AUTHENTICATION
ACCORDING TO FUNCTION - USER FUNCTIONS)
Toont of de gebruikersverificatie
(gebruikersfuncties) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
FUNCTIEGEBONDEN GEBRUIKERSVERIFICATIE -
EWB (USER AUTHENTICATION ACCORDING TO
FUNCTION - EWB)
Toont of de gebruikersverificatie (EWB) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIEMETHODE BEHEERDER
(AUTHENTICATION METHOD FOR ADMIN)
Toont de verificatiemethode voor beheerder. NEE
VERIFICATIE AFDRUKTAAK IS MISLUKT
(AUTHENTICATION FAILED PRINT JOB)
Toont de afhandelingsmethode van afdruktaken
waarvoor de verificatie mislukt is. NEE
AUTOM. VRIJGAVE BIJ INLOGGEN (AUTO RELEASE
ON LOGON)
Toont of de functie Automatisch vrijgeven bij
aanmelden is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PROJECTBEHEER (PROJECT MANAGEMENT) Toont of projectbeheer is ingeschakeld. NEE
AFDRUKTAAK (ZONDER PROJECTCODE) (PRINT
JOB (WITHOUT PROJECT CODE))
Toont hoe de taak zonder projectcode wordt
verwerkt wanneer het projectbeheer is
ingeschakeld.
NEE
EIGEN ACCOUNT VERWIJDEREN (DELETE OWN
ACCOUNT) *1
Toont of het verwijderen van de eigen account
door de gebruiker is ingeschakeld. NEE
GASTGEBRUIKER INSCHAKELEN (ENABLE GUEST
USER)
Toont of bediening door gastgebruikers al dan niet
wordt toegestaan. NEE
VERIFICATIETYPE (AUTHENTICATION TYPE) Toont het verificatietype. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
E-MAILVERIFICATIE (EMAIL AUTHENTICATION) Toont of de e-mailverificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
5.APPENDIX
208 Afdruklijst
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILADRESINSTELLING (SECURITY
SETTING - AUTHENTICATION - EMAIL ADDRESS SETTING)
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - SINGLE SIGN ON-INSTELLING (SECURITY
SETTING - AUTHENTICATION - SINGLE SIGN ON SETTING)
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - HOME DIRECTORY-INSTELLING
(SECURITY SETTING - AUTHENTICATION - HOME DIRECTORY SETTING)
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - INSTELL. BEHEER GED. GEBRUIKER
(SECURITY SETTING - AUTHENTICATION - SHARED USER MANAGEMENT SETTING)
BEVEILIGINGSINSTELLING (SECURITY SETTING) - AUTHENTICATIE
(AUTHENTICATION) - VERIFICATIE-INSTELLING OPENBARE BOX (PUBLIC BOX
AUTHENTICATION SETTING)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
VAN-ADRESINSTELLING (FROM ADDRESS
SETTING)
Toont het ingestelde afzenderadres. NEE
VAN NAAM (FROM NAME) Toont de ingestelde afzendernaam. NEE
BEPERKINGSINSTELLING VOOR BESTEMMING
(RESTRICTION SETTING FOR DESTINATION)
Toont de beperkingsinstelling voor een
bestemming. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AANMELDEN MET ÉÉN KLIK VOOR SCANNEN NAAR
E-MAIL (SINGLE SIGN ON FOR SCAN TO EMAIL)
Toont of de functie Single Sign ON voor Scannen
naar e-mail (Scan to E-mail) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
HOME FOLDER INSCHAKELEN (ENABLE HOME
DIRECTORY)
Toont of de basismap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
HOME FOLDER SERVER (HOME DIRECTORY
SERVER)
Toont de te gebruiken basismapserver. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BEHEER GEDEELDE GEBRUIKER (SHARED USER
MANAGEMENT)
Toont of gedeeld gebruikersbeheer is
ingeschakeld. NEE
TIME-OUT VERBINDING (CONNECTION TIMEOUT) Toont de verbindingstime-out NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
VERIFICATIE OPENBARE BOX (PUBLIC BOX
AUTHENTICATION)
Toont of de verificatie van de openbare box is
ingeschakeld. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 209
APPENDIX
BEVEILIGINGSINSTELLING - CERTIFICAATBEHEER (SECURITY SETTING -
CERTIFICATE MANAGEMENT)
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR GEBRUIKERS
(SECURITY SETTING - PASSWORD POLICY - POLICY FOR USERS)
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR BEHEERDER,
AUDITOR (SECURITY SETTING - PASSWORD POLICY - POLICY FOR ADMINISTRATOR,
AUDITOR)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
APPARAATCERTIFICATEN (DEVICE CERTIFICATES) Toont het apparaatcertificaattype. NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE (MINIMUM
PASSWORD LENGTH)
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte. NEE
TOE TE PASSEN EISEN (REQUIREMENTS TO APPLY) Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING (LOCKOUT SETTING) Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
AANTAL POGINGEN (NUMBER OF RETRY) Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD (LOCKOUT TIME) Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
BESCHIKBARE PERIODE (AVAILABLE PERIOD) Toont of het instellen van de geldigheidsduur van
het wachtwoord is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
VERVALDAG(EN) (EXPIRATION DAY(S)) Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in
dagen). NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE (MINIMUM
PASSWORD LENGTH)
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte. NEE
TOE TE PASSEN EISEN (REQUIREMENTS FOR
APPLY)
Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING (LOCKOUT SETTING) Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN (NUMBER OF RETRY) Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD (LOCKOUT TIME) Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
BESCHIKBARE PERIODE (AVAILABLE PERIOD) Toont of het instellen van de geldigheidsduur van
het wachtwoord is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
VERVALDAG(EN) (EXPIRATION DAY(S)) Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in
dagen). NEE
5.APPENDIX
210 Afdruklijst
BEVEILIGINGSINSTELLING (SECURITY SETTING) - WACHTWOORDBELEID
(PASSWORD POLICY) - BELEID VOOR E-FILING, BEVEILIGDE PDF, SNMP V3,
DUPLICEREN, BEVEILIGDE ONTVANGST (POLICY FOR E-FILING, SECURE PDF, SNMP
V3, CLONING, SECURE RECEIVE)
BEVEILIGINGSINSTELLING - BEVEILIGINGSSTEMPEL (SECURITY SETTING -
SECURITY STAMP)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE (MINIMUM
PASSWORD LENGTH) - E-FILING-BOXEN (E-FILING
BOXES)
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte.
NEE
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE (MINIMUM
PASSWORD LENGTH) - BEVEILIGDE PDF, SNMP V3,
DUPLICEREN, BEVEILIGDE ONTVANGST
(SECUREPDF, SNMPV3, CLONING, SECURE
RECEIVE)
Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte.
NEE
TOE TE PASSEN EISEN (REQUIREMENTS TO APPLY) Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING (LOCKOUT SETTING) Toont of de blokkeringsinstelling is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
AANTAL POGINGEN (NUMBER OF RETRY) Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD (LOCKOUT TIME) Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AFDRUKKEN - KOPIËREN (PRINT - COPY) Toont de toevoeging aan kopieertaken. NEE
AFDRUKKEN - PRINTER (PRINT - PRINTER) Toont de toevoeging aan afdruktaken. NEE
AFDRUKKEN - E-FILING (PRINT - E-FILING) Toont de toevoeging aan e-Filing-box. NEE
FAX - TRANSMISSIE (FAX - TRANSMISSION) Toont de toevoeging aan faxverzendtaken. NEE
OPTIES - DATUM EN TIJD (OPTIONS - DATE & TIME) Toont de toevoeging van datum en tijd NEE
OPTIES - KAART-ID (OPTIONS - CARD ID) Toont de toevoeging van ID-kaart. NEE
OPTIES - GEBRUIKERSNAAM (OPTIONS - USER
NAME)
Toont de toevoeging van gebruikersnaam. NEE
OPTIES - TAAK ID (OPTIONS - JOB ID) Toont de toevoeging van taak ID. NEE
OPTIES - SERIENUMMER (OPTIONS - SERIAL
NUMBER)
Toont de toevoeging van het serienummer. NEE
OPTIES - AFDELINGSNAAM (OPTIONS -
DEPARTMENT NAME)
Toont de toevoeging van afdelingsnaam. NEE
OPTIES - OPTIONELE TEKST (OPTIONS - OPTIONAL
TEXT)
Toont de toevoeging van optionele tekst. NEE
5.APPENDIX
Afdruklijst 211
APPENDIX
ADRESBOEK (ADDRESS BOOK)
INSTELLINGEN GEGEVENSBACK-UP (DATA BACKUP SETTINGS)
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GEDEELDE INSTELLING - GEDEELD ADRESBOEK
(SHARED SETTING - SHARED ADDRESS BOOK)
Toont of gedeeld adresboek is ingeschakeld. NEE
GEDEELDE INSTELLING - TIME-OUT VERBINDING
(SHARED SETTING - CONNECTION TIMEOUT)
Toont de verbindingstime-out. NEE
PRIMAIRE MFP-INSTELLING - SECUNDAIRE MFP1
tot 10 (PRIMARY MFP SETTING - SECONDARY MFP1
to 10)
Toont secundaire MFP 1 tot 10.
NEE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GEGEVENSBACK-UP (DATA BACKUP) Toont of de gegevensback-up is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
GEBRUIK EXTERNE SERVER (USE EXTERNAL
SERVER)
Toont of de externe server is ingeschakeld of
uitgeschakeld voor de gegevensback-up. NEE
TIJDSCHEMA GEGEVENSBACK-UP (AUTO)
(SCHEDULE OF DATA BACKUP (AUTO))
Toont de statusinstelling (ingeschakeld/
uitgeschakeld/periodiek) van de automatische
back-up.
NEE
TIJDSCHEMA GEGEVENSBACK-UP (AUTO)
(SCHEDULE OF DATA BACKUP (AUTO)) - WEEKDAG
(DAY OF WEEK)
Toont de instelling van de dag voor de
automatische back-up. NEE
TIJDSCHEMA GEGEVENSBACK-UP (AUTO)
(SCHEDULE OF DATA BACKUP (AUTO)) - TIJD
(TIME)
Toont de instelling van het tijdstip voor de
automatische back-up. NEE
5.APPENDIX
212 Afdruklijst
INDEX 213
INDEX
Cijfers
2de Fax (2nd Fax) ............................................................. 25
2e lijn voor FAX-eenheid ............................................... 105
2in1/4in1 .......................................................................... 14
802.1X ..................................................................... 128, 141
802.1X-instellingen (802.1X Settings) ........................... 140
A
Aan/uit schakelklok (Weekly Timer) ............................... 41
Aang. onderwerp (Custom Subject) ............................. 111
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ........ 138
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ....... 63
Aanmaken van duplicaatbestanden .............................. 65
Aanpassen van de weergave-instelling .......................... 11
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze
netwerk ...................................................................... 132
Achtergrond afstellen (Background Adjustment) ......... 19
Achternm. (Last Name) ................................................... 24
ACS-aanpassing (ACS Adjustment) .......................... 14, 18
Activeren van de licentie ................................................. 51
Adres (Address) ............................................................... 24
Adresboek (Address Book) .............................................. 21
Adresmodus (Address Mode) .........................86, 87, 89, 91
Afdeling (Dept.) ................................................................ 24
Afdelings beheer (Department Management) ............. 152
Afdelingscodes bewerken ............................................. 156
Afdelingscodes inschakelen ......................................... 154
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen ... 154
Afdelingscodes verwijderen ......................................... 158
Afdelingsteller (Department Counter) ......................... 150
Afdr.limiet (Discard) ...................................................... 105
Afdrukformaat lijsten .................................................... 174
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter) ........ 149
Afdrukkwaliteit voor zwart In ACS
(Image Quality for Black In Acs) .................................. 18
Afroep (Polling) .............................................................. 123
Afzendergegevens ................................................. 102, 103
Algemeen (General) ..............................................11, 20, 37
Alle afdelingscodes verwijderen ................................... 161
Alle afdelingstellers resetten ........................................ 161
Alleen ontvangen (24hr) (Rx Only (24HR)) .................... 105
Alleen ontvangen (timer) (Rx Only (Timer)) ................. 105
Antimalware instellen ................................................... 120
Auto ................................................................................ 122
Auto afsluiten (Auto Close Time) .................................... 46
Auto spaarstand (Auto Power Save) ............................... 41
Auto uitvoer wissel cascade afdruk
(Auto Exit Tray Change (Cascade Print)) ........... 100, 127
Autom. 2-zijdig (Auto 2-Side Mode) ................................ 99
Autom. detectie strepen glasplaat
(Original Glass Streaks Auto Detection) ...................... 73
Autom. Vrijgeven privé/vastgehouden afdrukken
(Auto Release Private/Hold Print) ............................. 127
Automatisch instellen van het IPv6-protocol
'Stateful' netwerkomgeving ........................................ 91
'Stateless' netwerkomgeving ...................................... 89
Automatisch wisselen van papierbron
(Automatic Change of Paper Source) ................. 99, 126
B
Bedrijf (Corp.) .................................................................. 24
Beginscherm instellingen ............................................. 170
Beheer bericht (Admin. Message) ...................................39
Beheer taak onderbreken (Job Interrupt Control) ........69
Beheer van certificaten .................................................113
Beheer van de optielicenties ...........................................47
Beheer wachtwoord (Master Password) ......................116
Bekijken van de licentie-informatie ...............................48
Bekijken van de productinformatie ................................47
Beleidsnaam (Policy Name) ............................................97
Belichting (Exposure) .......................................... 13, 15, 19
Belichting voor kleur (Exposure for color) .....................13
Belichting voor zwart (Exposure for black) ....................13
Beperking (Restriction) ...................................................95
Bericht (Body) ........................................................ 110, 112
Berichttekst verzenden
(Body String Transmission) ............................... 110, 112
Bestand (File) .................................................................109
Bev.ontv. forceren (Secure Receive Forced Setting) .....16
Beveiligde ontvangst (Secure Receive) ........................107
Beveiliging (Security) .....................................................113
Bevest. printen vanuit handinv.
(Confirmation of Bypass Printing) .............................127
Bevestigen van groepsleden ...........................................27
Bewegingssensor (Motion Sensor) ........................... 42, 45
Bewerken of verwijderen van contactpersonen ............26
Bewerken of verwijderen van groepen ...........................27
Bijwerken van uw systeem ..............................................60
Bindery inschakelen (Enable Bindery) ...........................94
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) ................133
Bluetooth printen ............................................................30
Boek lay-out (Book Layout) ............................................19
Boek->2 (Book->2) ...........................................................14
Brochure (Magazine Sort) ...............................................14
C
Centale type (Dial Type) ................................................104
Centrale type (Lijn2) (Dial Type (Line2)) .......................104
Coderingsniveau (Encryption Level) ............................116
Compressie (Compress) ..................................................18
Contact informatie (Contact Information) .....................39
Contactpersonen beheren in het adresboek .................24
Contactpersonen registreren ..........................................24
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten ..............25
Contactpersonen zoeken ................................................26
Context .............................................................................94
Contr. e-mail (Check E-mail) ...........................................28
Controleren van het netwerk ..........................................98
Controlleer instell. (Check Settings) .............................141
Correctie dichtheidsverschil
(Density Unevenness Correction) ..............................168
D
Datum notatie (Date Format) ..........................................41
Datum/tijd (Date / Time) .................................................41
De afdelingscodelijst afdrukken ...................................153
De apparaatinformatie instellen .....................................39
De back-upgegevens op een externe server herstellen .78
De back-upgegevens op een externe server opslaan ....76
De back-upgegevens op USB-media herstellen .............77
De back-upgegevens op USB-media opslaan ................74
De bewegingssensor instellen ........................................45
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen 160
De gegevensback-up en herstel instellen .......................74
214 INDEX
De geregistreerde quota instellen ................................ 160
De instellingen van het toetsenbord wijzigen ............... 71
De kennisgeving instellen ............................................... 39
De klok instellen .............................................................. 41
De soepelheid van het afdrukken wijzigen .................... 45
De tellers van de afdelingen terugzetten ..................... 159
De weergavevolgorde instellen van de
zoekresultaten voor contactpersonen ....................... 26
De zelftest interval instellen ........................................... 73
Deactiveren van de licentie ............................................ 55
Deel van berichtgrootte (KB)
(Fragment Message Size (KB)) ................................... 110
DHCP inschakelen (IP adres)
(Enable DHCP (IP Address)) ................................... 90, 92
DHCP inschakelen (Opties)
(Enable DHCP (Options)) ..................................88, 90, 92
Digitale handtekening op PDF plaatsen ...................... 120
Dik papier geplaatst (Thick Paper Set) ........................... 72
Direct Tx ......................................................................... 123
Display niveau (Display Level) ........................................ 46
Draadloos instellen (Wireless Settings) ....................... 128
Draadloze LAN instellen ................................................ 129
Draadloze LAN-verbindingsmethoden ......................... 128
Dubbele invoer (Double feed) ......................................... 32
Dubbelzijdig (Duplex Print) ........................................... 105
Duplex mode Ethernet snelheid
(Ethernet Speed Duplex Mode) ................................... 96
E
EAP gebr. naam (EAP User Name) ................................ 143
EAP-MD5 ........................................................................ 140
EAP-MSCHAP v2 ............................................................. 140
EAP-TLS .......................................................................... 140
EAP-TTLS ....................................................................... 140
ECM voor G3 ..................................................................... 16
Een certificaat importeren ............................................ 113
Een nieuwe afdelingscode registreren ......................... 154
e-Filing ............................................................................. 20
E-mail ....................................................................... 25, 110
Encryptie forceren (Forced Encryption) ....................... 116
Enkel / 2-zijdige scan (Single/ 2-Sided Scan) ................. 18
Exporteren van de licentie .............................................. 56
Exporteren van het apparaatcertificaat ....................... 115
Exporteren van logs ........................................................ 67
Extern toetsenbord lay-out
(External Keyboard Layout) ........................................ 71
Externe server (External Server) ..................................... 74
F
Fabriek instelling (Factory Default) .................97, 134, 141
Fax ............................................................................ 15, 102
Fax nr. (Fax No.) ............................................................... 25
Foto (Photograph) ........................................................... 20
FQDN-bijwerkmethode (FQDN Update Method) ..... 90, 92
FQDN-optie (FQDN Option) ....................................... 90, 92
Fragment paginaformaat (KB)
(Fragment Page Size (KB)) ......................................... 112
Frametype (Frame Type) ................................................ 93
FUNCTIE LIJST (Beheerder)
(FUNCTION LIST (Administrator)) ............................. 176
FUNCTIE LIJST (FUNCTION LIST) ................................... 21
G
Gateway ..................................................................... 86, 88
Gebr. authenticatiecode als wachtwoord
(Use Authentication Code as Password) ...................116
Gebr. wachtwoord (User Password) .............................116
Gebruik gebruikersnaam van algemene naam
in het gebruikerscertificaat (Use Username from
Common Name in the User Certificate) ....................143
Gebruiker .........................................................................21
Gebruikersteller (User Counter) ....................................162
Gedrag na herstel oorzaak onderbreking
(Behavior after recovering suspended cause) ............69
Geforceerd doorgaan (ongeldig papier)
(Enforcement Continue (Illegal Paper)) ....................126
Geheugen Tx (Memory Tx) ............................................123
Gereedtoon volume (Completion Tone Volume) .........104
Groep nummer (Group Numbers) ...................................21
Groepen beheren in het adresboek ................................27
Groepen zoeken ...............................................................27
H
Handmatge invoer (Copy Bypass Feed) .........................13
Handmatige instelling van het IPv6-protocol ................87
Herstart na aanmelden eigenaar
(Restart only when owner logs in) ...............................69
Herstelinstelling (Recovery Setting) ...............................44
Het e-mailadres registreren ............................................39
HTTP server inschakelen (Enable HTTP server) .............96
I
ID-naam ..........................................................................102
Index .................................................................................24
Inhoud lijstweergave (List View Display Content) .........17
Inloggen (Logon) ..............................................................95
Installeren van de duplicaatgegevens ............................63
Installeren van een optie .................................................49
Instellen van beveiligde PDF-bestanden ......................116
Instellen van de aan/uit-schakelklok .............................42
Instellen van de automatische energiebesparende
stand .............................................................................43
Instellen van de automatische wisfunctie .....................46
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie ..............106
Instellen van de energiebesparende standen ................41
Instellen van de Ethernetsnelheid ..................................96
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen ..73
Instellen van de HTTP-netwerkservice ...........................96
Instellen van de LDAP-directoryservice ..........................97
Instellen van de ontvangstlijst ......................................124
Instellen van de pop-upberichten ..................................72
Instellen van de slaapstand of super-slaapstand ..........43
Instellen van de standaardtaal .......................................60
Instellen van de statusmelding .......................................46
Instellen van de weergave met hoog contrast ...............11
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte .................12
Instellen van het communicatierapport ......................123
Instellen van het IPX/SPX-protocol .................................93
Instellen van het rapport ...............................................121
Instellen van het SMB-protocol ......................................95
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) .................................97
Instellen van uitvoer van het verzend- /
ontvangstlogboek ......................................................122
Instelling (Authority) .....................................................116
INDEX 215
Instelling van de NetWare-instellingen .......................... 94
Instelling van het TCP/IP-protocol
IPv4 ............................................................................... 86
IPv6 ............................................................................... 87
Internetfax (Internet Fax) .............................................. 112
IP-adres (IP Address) ................................................. 86, 88
IP-filtering aan (Enable IP Filtering) ............................... 97
IPv6 Protocol ........................................................87, 89, 91
IPX / SPX inschakelen (Enable IPX / SPX) ....................... 93
ITU mailbox (ITU Mailbox) .............................................. 21
K
Kaartlezer reactiemode (Card Reader response mode) 45
Kalibratie (Calibration) ................................................. 166
Kenmerk (Keyword) ........................................................ 24
Key Backup (Key Backup) ............................................. 119
Kleurmode (Color Mode) ........................................... 13, 18
Kleurregistratie (Color Registration) ............................ 167
Kopie (Copy) .............................................................. 13, 99
Kopie centreren (Centering Copy) ................................ 101
L
LDAP inschakelen (Enable LDAP) ................................... 97
Legacy apparaatverbinding
(Legacy Device Connection) ........................................ 31
Lijnmonitor (Line Monitor) ........................................... 104
Lijst (List) ......................................................................... 21
Lijst / rapport (List/Report) ........................................... 121
Lijsten afdrukken .......................................................... 125
Link-down detectie (Link Down Detection) ................... 97
Linkerlade (LCF) geen papier melding
(Left Drawer (LCF) Paper Empty Message) ................. 46
LLMNR ...................................................................87, 89, 91
Locatie (Location) ........................................................... 39
Logboeken exporteren .................................................... 67
Lokaal (Local) ................................................................ 125
Lokaal adres koppelen (Link local Address) .......87, 89, 91
M
Mac-adresfiltering inschakelen
(Enable Mac Address Filtering) .................................... 97
Max. kopieën (Maximum Copies) .................................... 99
Meerv. best. bevestigen (Multi Dest.Confirmation) ....... 16
Meerv. verz. (Multi Tx) ................................................... 123
Melding geen papier (Paper Empty Message) ................ 46
Melding toner is bijna op (Toner Near Empty Message) 46
Monitor volume (Monitor Volume) ............................... 104
N
Naam (From Name) ............................................... 110, 112
Naam bestandsserver (File Server Name) ...................... 94
NDS inschakelen (Enable NDS) ....................................... 94
NetBIOS-naam (NetBIOS Name) .................................... 95
NetWare inschakelen (Enable NetWare) ........................ 94
Netwerk (Network) .......................................................... 84
Netwerksamenstelling .................................................... 84
NIC-configuratiepagina (NIC configuration page) ....... 174
Nieuwe contactpersonen creëren .................................. 24
Nieuwe groepen creëren ................................................. 27
Niveaucorrectie voor weglaten
(Drop Out Level Adjustment) ................................. 14, 19
Numeriek toetsenpaneel op scherm ............................ 173
O
Onderwerp (Subject) .....................................................110
Ontv. Eindtoon. (RX End Tone) .....................................104
Ontv/Verz (Tx / Rx) .........................................................105
Ontvangen (Rx Journal) ................................................122
Ontvangergegevens .............................................. 102, 103
Oorspronkeljke instellingen ..........................................104
Op afstand (Remote) .....................................................125
Opslag onderhoud (Storage Maintenance) ..................109
Opstarten in Veilige modus instellen ............................118
Orginele mode voor auto kleur
(Original Mode for Auto Color) .....................................13
Origin. modus (Original Mode) ............................ 13, 15, 19
Originele mode voor kleur (Original Mode for Color) ....13
Originele mode voor zwart (Original Mode for Black) ...13
P
Papier uit verschillende richting
(Paper of Different Direction) ............................ 100, 126
Papierlade (Drawer Set) ..................................................72
Papierlade (Drawer) ................................................ 22, 137
Papierstoring herstellen (Paper Misfeed Recovery) ......72
[Pauze (Pause)] ..............................................................102
PEAP ...............................................................................140
Perforatie opvangbak is vol
(Waste Hole Punch Tray Full) ............................. 100, 127
Prefix ................................................................................88
Presentatie (Presentation) ..............................................20
Primair poortnummer (Primary Port Number) ..............96
Primaire netwerkinstellingen .........................................85
Print wachtwoord (Print Password) .............................107
Printer pauzeren bij lege nietmachine
(Suspend Printing if Stapler Empty) .................. 100, 126
Printer/e-Filing ...............................................................126
Q
Quotumbeheer (Quota Management) ..........................156
R
Reinigen (Cleaning) .......................................................165
Reinigen van de hoofdladers en de LED printkoppen ...72
Relais bestemming (Relay Destination) .......................123
Relais oorsprong (Relay Origination) ...........................123
Relais station (Relay Station) ................................ 123, 124
Reset verbindingen (Flush Connections) .......................97
Resetten van het servicewachtwoord ............................40
Resolutie (Resolution) ............................................... 15, 19
Roteren (Rotate Sort) ....................................................106
Roteren (Rotation) ...........................................................18
RTI voor G3 .......................................................................16
RX-afdrukken .................................................................105
S
Scan ..................................................................................18
Scherm instelling (Display Setting) ................................46
Schermbeheer (Screen Control) .....................................42
Schermbeheer instellen ..................................................44
Schermtoetsenbord ......................................................172
Secondair poortnummer (Secondary Port Number) .....96
Secundaire netwerkinstellingen .....................................85
Service telefoon nummer (Service Phone Number) ......39
Sla lege pagina over aanpassing
(Omit Blank Page Adjustment) .............................. 14, 18
216 INDEX
Slaap/Superslaap (Sleep/Super Sleep) .......................... 41
Slaapstand (Sleep mode) ................................................ 43
Slaaptimer (Sleep Timer) ................................................ 43
SMB Protocol ................................................................... 95
Snelh.limiet ontv. (Rx Speed Limit) ................................ 17
Snelh.limiet verz. (Tx Speed Limit) ................................. 16
Soft toetsenbord (Soft Keyboard) .................................. 71
SSL/TLS inschakelen (Enable SSL/TLS) ......................... 96
Standaard adresboek (Default Address Book) ........ 17, 19
Standaard e-mailonderwerp instellen ......................... 111
Standaard mode voor auto kleur
(Default Mode of Auto Color) ..................................... 100
Standaardweergave voor enkel
(Default View For Single) ....................................... 17, 19
Standaardweergave voor groep
(Default View For Group) ....................................... 17, 19
Standby-marge (Standby Margin) .................................. 45
Std onderwerp (Default Subject) .................................. 111
Subnetmasker (Subnet Mask) ........................................ 86
Super slaap (Super Sleep) ............................................... 43
Systeemupdates uitvoeren ............................................. 60
T
Taak direct overslaan (Job Skip Immediately) .............. 69
Taak overslaan instellen (Job Skip Control) .................. 69
Taakbeheer instellen ...................................................... 69
Tekening (Line Art) .......................................................... 20
Tekens invoeren ............................................................ 172
Toegang tot het menu beeld herstel ............................ 164
Toegang tot menu Beheerder ........................................ 35
Toegang tot menu Gebruiker ......................................... 10
Toegang tot menu Teller .............................................. 146
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .............. 57
Toevoegen van een taal .................................................. 57
Toewijzen van de functies van de programmeerbare
toetsen ......................................................................... 73
Totaal teller (Total Counter) ......................................... 147
TPM instellen ................................................................. 119
Tree .................................................................................. 94
TTI voor G3 ....................................................................... 16
U
Uitgestelde verzending activeren ................................. 106
Uitschakelinstellingen configureren .............................. 67
Uitschakelscherm (Power Off Screen) ........................... 67
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ..... 160
Uitvoeren van de integriteitscontrole .......................... 117
USB kabel print (USB Cable Print) ................................ 136
USB Media ........................................................................ 74
V
Van adres (From Address) ..................................... 110, 112
"Van naam (From Name)" instellen ............................. 108
Verkleinen (Reduction) ................................................. 106
Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction) ....................................... 73
Verminderingsniveau (Reduction Level) ........................ 73
Verwijderen van een taal ................................................ 59
Verz. eindtoon (TX End Tone) ....................................... 104
Verz. Type (Tx Type) ........................................................ 15
Verzend mode (Rx Mode) .............................................. 104
Verzonden (Tx Journal) ................................................. 122
Voorbeeldinstelling (Preview Setting) ...................... 16, 18
Voorkeur sorteermodus (Sort Mode Priority) .................99
Voornaam (First Name) ...................................................24
W
Wachtwoord wijzigen (Change User Password) ..........139
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode 151
Weergave printteller .............................................. 147, 148
Weergave printteller voor afdelingscode .....................150
Weergave scanteller ......................................................148
Weergave scanteller voor afdelingscode .....................151
Weergave standby scherm (Idle Screen Display) ...........44
Weergave van de functies van de programmeerbare
toetsen ..........................................................................12
Weergavepositie (Display Position) ................................46
Weergeven printteller ....................................................151
WEP ................................................................................129
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) .................31
Wijzigen van de weergavetaal .........................................11
Wijzigen van het beheerderswachtwoord ......................40
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en
resetten van het servicewachtwoord ..........................40
WINS primair (WINS Primary) ..........................................95
WINS secondair (WINS Secondary) .................................95
Wis blanco pagina (Omit Blank Page) ...................... 13, 18
Wis buitenzijde van het origineel
(Original Outside Erase) .............................................101
WPA/WPA2 Enterprise ...................................................128
WPA/WPA2 Personal ......................................................129
WPA2 Enterprise ............................................................128
WPA2 Personal ...............................................................129
WPA3 Enterprise ............................................................128
WPA3 Enterprise 192-bit Security .................................128
WPA3 Personal ...............................................................129
Z
Zwart/wit aanpassing voor standaard
(B/W Adjustment for Standard) ...................................19
e-STUDIO2020AC/2520AC
e-STUDIO2525AC/3025AC/3525AC/4525AC/5525AC/6525AC
e-STUDIO2528A/3028A/3528A/4528A/5528A/6528A
1-11-1, OSAKI, SHINAGAWA-KU, TOKYO, 141-8562, JAPAN
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
Gebruikersfuncties
© 2022 Toshiba Tec Corporation Alle rechten voorbehouden
Patent; http://www.toshibatec.com/en/patent/ Ver00 F1 2022-02
210

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Toshiba e-STUDIO 2528A wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Toshiba e-STUDIO 2528A

Toshiba e-STUDIO 2528A Kurzanleitung - Deutsch - 18 seiten

Toshiba e-STUDIO 2528A Bedienungsanleitung - Englisch - 216 seiten

Toshiba e-STUDIO 2528A Bedienungsanleitung - Holländisch - 134 seiten

Toshiba e-STUDIO 2528A Kurzanleitung - Holländisch - 19 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info