529374
689
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/696
Nächste Seite
08-2013
01651-03013-02
Yaris / Yaris Hybrid Handleiding
Yaris / Yaris Hybrid
Handleiding
INHOUDSOPGAVE
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1
1
Voordat u gaat
rijden
Informatie over het hybridesysteem (hybrideauto) en
het afstellen en bedienen van systemen als de
portiersloten, spiegels en stuurkolom.
2
Tijdens
het rijden
Rijden, stoppen en informatie over veilig rijden.
3
Interieur
Airconditioning en audiosystemen, en andere systemen
in het interieur die het rijden tot een comfortabele
ervaring maken.
4
Onderhoud en
verzorging
Schoonmaken en beschermen van uw auto, uitvoeren
van doe-het-zelfonderhoud en onderhoudsinformatie.
5
Bij problemen
Wat moet u doen als de auto gesleept moet worden,
een lekke band krijgt of betrokken raakt bij een
aanrijding.
6
Specificaties
Gedetailleerde informatie over de auto.
Trefwoordenlijst
Alfabetisch overzicht van de informatie in deze
handleiding.
Vertaling en productie: WK Automotive BV, Oosterhout (NB)
WKA-13D214-03013-02
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2
1-1. Hybridesysteem
(hybrideauto)
Kenmerken
hybridesysteem..................... 36
Voorzorgsmaatregelen
hybridesysteem..................... 40
Energiemonitor/
verbruiksscherm.................... 45
Rijden met een hybrideauto .... 50
1-2. Informatie over sleutels
Sleutels.................................... 52
1-3. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Smart entry-systeem met
startknop ............................... 57
Startknopsysteem.................... 82
Afstandsbediening................... 93
Portieren................................ 102
Achterklep ............................. 107
1-4. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels,
stuurwiel)
Voorstoelen ........................... 112
Achterstoelen ........................ 115
Hoofdsteunen........................ 119
Veiligheidsgordels ................. 121
Stuurwiel................................ 128
Binnenspiegel met
antiverblindingsstand .......... 129
Buitenspiegels....................... 132
1-5. Openen en sluiten
van de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten................................... 135
1-6. Tanken
Openen van de tankdop........ 139
1-7. Antidiefstalsysteem
Startblokkering...................... 143
Supervergrendeling............... 150
1-8. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter
het stuur.............................. 152
SRS-airbags.......................... 154
Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag ... 165
Baby- en kinderzitjes............. 169
Plaatsen van een baby-
of kinderzitje........................ 178
1
Voordat u gaat rijden
1
2
3
4
5
6
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto ................ 190
Contactslot (behalve
hybrideauto [auto's zonder
Smart entry-systeem en
startknop])........................... 210
Contactslot (behalve
hybrideauto [auto's met
Smart entry-systeem en
startknop])........................... 214
Contactslot (hybrideauto
[auto's zonder elektronische
sleutel])................................ 224
Contactslot (hybrideauto
[auto's met elektronische
sleutel])................................ 229
EV-modus (hybrideauto) ....... 236
Hybridetransmissie................ 238
Multidrive CVT....................... 241
Multi-Mode Transmissie ........ 246
Handgeschakelde
transmissie.......................... 251
Richtingaanwijzer-
schakelaar........................... 255
Parkeerrem............................ 256
Claxon ................................... 257
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers.................... 258
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ....... 263
Multi-informatiedisplay........... 270
2-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar..................... 277
Schakelaar mistlampen......... 286
Ruitenwissers en -sproeier ... 288
Achterruitenwisser en
-sproeier.............................. 293
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control........................ 295
Snelheidsbegrenzer.............. 299
Stop & Start-systeem............ 302
Ondersteunende
systemen ............................ 310
Hill Start Assist Control
(hybrideauto)....................... 316
Roetfilter................................ 318
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage ................. 320
Rijden in de winter ................ 322
Rijden met een
aanhangwagen
(hybrideauto)....................... 326
Rijden met een
aanhangwagen
(behalve hybrideauto)......... 327
2
Tijdens het rijden
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning..................... 340
Automatische
airconditioning..................... 347
Extra verwarming .................. 356
Achterruit- en
buitenspiegelverwarming .... 358
3-2. Gebruik van het
audiosysteem
Soorten audiosystemen......... 360
Gebruik van de radio............. 365
Gebruik van de CD-speler..... 369
Afspelen van discs met
MP3- en WMA-bestanden... 374
Bedienen van een iPod ......... 380
Bedienen van een
USB-geheugen.................... 388
Optimaal gebruik maken
van het audiosysteem ......... 395
Gebruik van de
AUX-aansluiting .................. 397
Gebruik van de
audiotoetsen op het
stuurwiel.............................. 398
3-3. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting............... 401
Leeslampjes en
interieurverlichting ............ 402
Interieurverlichting ............ 403
3-4. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ......... 404
Dashboardkastje.............. 405
Dashboardkastje en
bekerhouders................... 406
Bekerhouders................... 407
Fleshouders ..................... 408
3-5. Overige voorzieningen
in het interieur
Zonnekleppen ....................... 409
Make-upspiegels................... 410
Klok....................................... 412
Buitentemperatuurmeter ....... 413
Uitneembare asbak............... 414
Aansteker.............................. 415
Accessoireaansluiting ........... 416
Stoelverwarming ................... 418
Armsteun............................... 420
Zonnescherm
panoramadak...................... 421
Handgrepen .......................... 422
Vloermat................................ 423
Voorzieningen in de
bagageruimte...................... 425
3
Interieur
1
2
3
4
5
6
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
5
4-1. Onderhoud en verzorging
Reiniging en bescherming
van het exterieur ................. 430
Schoonmaken en
beschermen van het
interieur ............................... 435
4-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie ........ 438
4-3. Zelf uit te voeren
onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
het zelf uitvoeren van
onderhoud en controles ...... 441
Motorkap ............................... 445
Plaatsen van een
garagekrik ........................... 447
Motorruimte ........................... 450
12V-accu (hybrideauto)......... 469
Banden.................................. 475
Bandenspanning ................... 479
Velgen ................................... 481
Interieurfilter .......................... 483
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel............ 486
Controleren en vervangen
van zekeringen.................... 491
Lampen ................................. 515
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten .............. 532
Als uw auto moet worden
gesleept .............................. 533
Als u denkt dat er iets
mis is................................... 542
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(behalve hybrideauto
[alleen benzinemotor]) ........ 543
4
Onderhoud en verzorging
5
Bij problemen
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
6
5-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt.................................... 544
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
reservewiel)......................... 562
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
bandenreparatieset)............ 575
Als de motor niet wil aanslaan
(behalve hybrideauto) ........ 600
Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
(hybrideauto)....................... 603
Als de selectiehendel niet uit
stand P kan worden gehaald
(auto's met hybridetransmissie
of Multidrive CVT) ............... 605
Als de selectiehendel niet in
een andere stand gezet kan
worden (auto's met Multi-
Mode Transmissie).............. 606
Als u uw sleutels verliest ....... 607
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt ........ 608
Als de accu ontladen is
(behalve hybrideauto) ......... 613
Als de 12V-accu van de auto
ontladen is (hybrideauto)..... 619
Als uw auto oververhit is
(behalve hybrideauto) ......... 624
Als uw auto oververhit is
(hybrideauto)....................... 628
Als u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat (alleen
dieselmotoren) .................... 633
Als de auto vastzit ................. 635
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet
worden gebracht ................. 638
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) .... 642
Informatie over brandstof...... 668
6-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met
mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen.......... 671
6
Specificaties
1
2
3
4
5
6
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
7
Lijst met afkortingen.................... 676
Alfabetische index........................ 677
Wat moet u doen als..................... 687
Trefwoordenlijst
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
8
Koplampen (dim- en grootlicht)
Blz. 277
Overzicht
Exterieur
Mistlampen voor
Blz. 286
Motorkap
Blz. 445
Ruitenwisser
Blz. 288
Buitenspiegels
Blz. 132
Parkeerlichten voor
Blz. 277
Richtingaanwijzers voor
Blz. 255
3-deurs uitvoeringen (behalve hybrideauto)
Zonnescherm panoramadak
Blz. 421
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 255
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
9
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
Banden
Wisselen
Vervangen
Tijdelijk repareren
Bandenspanning
Blz. 475
Blz. 562
Blz. 575
Blz. 661
Achterklep
Blz. 107
Portieren
Blz. 102
Tankdopklep
Blz. 139
Richtingaanwijzers achter
Blz. 255
Achterruitverwarming
Blz. 358
Kentekenplaatverlichting
Blz. 277
Rem-/achterlichten
Blz. 277
Achterruitenwisser
Blz. 293
Mistachterlicht
Blz. 286
Camera Rear View Monitor-
systeem
*
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
10
Parkeerlichten voor
Blz. 277
Overzicht
Exterieur
Mistlampen voor
Blz. 286
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 255
Buitenspiegels
Blz. 132
Ruitenwisser
Blz. 288
Motorkap
Blz. 445
5-deurs uitvoeringen (behalve hybrideauto)
Zonnescherm panoramadak
Blz. 421
Koplampen (dim- en grootlicht)
Blz. 277
Richtingaanwijzers voor
Blz. 255
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
11
Achterruitenwisser
Blz. 293
Banden
Wisselen
Vervangen
Tijdelijk repareren
Bandenspanning
Blz. 475
Blz. 562
Blz. 575
Blz. 661
Achterklep
Blz. 107
Portieren
Blz. 102
Achterruitverwarming
Blz. 358
Kentekenplaatverlichting
Blz. 277
Tankdopklep
Blz. 139
Rem-/achterlichten
Blz. 277
Richtingaanwijzers achter
Blz. 255
Mistachterlicht
Blz. 286
Camera Rear View
Monitor-systeem*
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
12
Parkeerlichten voor
Blz. 277
Overzicht
Exterieur
Mistlampen voor
Blz. 286
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 255
Buitenspiegels
Blz. 132
Ruitenwisser
Blz. 288
Motorkap
Blz. 445
5-deurs uitvoeringen (hybrideauto)
Zonnescherm panoramadak
Blz. 421
Koplampen (dim- en grootlicht)
Blz. 277
Richtingaanwijzers voor
Blz. 255
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
13
Achterruitenwisser
Blz. 293
Banden
Wisselen
Vervangen
Tijdelijk repareren
Bandenspanning
Blz. 475
Blz. 562
Blz. 575
Blz. 661
Achterklep
Blz. 107
Portieren
Blz. 102
Achterruitverwarming
Blz. 358
Kentekenplaatverlichting
Blz. 277
Tankdopklep
Blz. 139
Rem-/achterlichten
Blz. 277
Richtingaanwijzers achter
Blz. 255
Mistachterlicht
Blz. 286
Camera Rear View
Monitor-systeem*
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
14
Overzicht
Interieur
Bestuurdersairbag
Blz. 154
Veiligheidsgordels
Blz. 121
Voorstoelen
Blz. 112
Side airbags
Blz. 154
Vloermatten
Blz. 423
Voorpassagiers-
airbag
Blz. 154
3-deurs uitvoeringen (behalve hybrideauto)
Achterstoelen
Blz. 115
Afdekplaat
Blz. 425
Bagageafdekking
Blz. 427
Aan/uit-schakelaar airbag
Blz. 165
Hoofdsteunen
Blz. 119
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
15
Voorpassagiers-
airbag
Blz. 154
Bestuurdersairbag
Blz. 154
Voorstoelen
Blz. 112
Side airbags
Blz. 154
Armsteun
Blz. 420
Hoofdsteunen
Blz. 119
Bagageafdekking
Blz. 427
Aan/uit-schakelaar airbag
Blz. 165
Vloermatten
Blz. 423
Afdekplaat
Blz. 425
Achterstoelen
Blz. 115
: Indien aanwezig
5-deurs uitvoeringen
Veiligheidsgordels
Blz. 121
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
16
Binnenspiegel met antiverblindingsstand
Blz. 129
Make-upspiegels
Blz. 410
Leeslampjes
Interieurverlichting
Blz. 402
Blz. 402
Zonnekleppen*
Blz. 409
Overzicht
Interieur
Middelste veiligheids-
gordel achter
Blz. 122
Curtain airbags
Blz. 154
Handgrepen
Blz. 422
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
17
Blokkeerschakelaar
ruitbediening
Blz. 135
Schakelaar centrale
vergrendeling
Blz. 103
Vergrendelknoppen portier
Blz. 103
Fleshouders
Blz. 408
Schakelaars ruitbediening
Blz. 135
: Indien aanwezig
*: Gebruik NOOIT een baby- of kinderzitje
waarbij het kind achteruit kijkt op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, om-
dat het KIND anders ERNSTIG LETSEL kan
oplopen als de airbag wordt geactiveerd.
(Blz. 185)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
18
Schakelaar VSC OFF
Blz. 312
Toets SPORT
Toets Es
Toets EV MODE
Blz. 242
Blz. 247
Blz. 236
Bekerhouders
Uitneembare asbak
Blz. 406
Blz. 414
Selectiehendel
Blz. 238, 241, 246, 251
Parkeerremhendel
Blz. 256
Bekerhouders
Blz. 406
Uitschakeltoets
Stop & Start-systeem
Toets ECO MODE
Blz. 303
Blz. 239
Schakelaar stoelverwarming
Blz. 418
Deblokkeerschakelaar
: Indien aanwezig
Overzicht
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
19
Ontgrendelingshendel motorkap
Blz. 445
Meters en tellers
Multi-informatiedisplay
Blz. 258
Blz. 270
Knie-airbag bestuurder
Blz. 154
Tankdopklepontgrendeling
Blz. 139
Aansteker
Accessoireaansluiting
Blz. 415
Blz. 416
Overzicht
Instrumentenpaneel
Dashboardkastje
Blz. 405
AUX-aansluiting en
USB-aansluiting
Blz. 380, 388, 397
: Indien aanwezig
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
20
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Airconditioning
Blz. 340
Controlelampje PASSENGER AIR BAG
Blz. 165
Schakelaar achterruitverwarming/
schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Blz. 358
Audiosysteem
Touchscreen
*
Blz. 360
Schakelaar alarmknipperlichten
Blz. 532
Overzicht
Instrumentenpaneel
Microfoon*
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
21
Auto's met automatische airconditioning
Airconditioning
Blz. 347
Controlelampje PASSENGER AIR BAG
Blz. 165
Schakelaar achterruitverwarming/
schakelaar achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
Blz. 358
Audiosysteem
Touchscreen
*
Blz. 360
Schakelaar alarmknipperlichten
Blz. 532
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
Microfoon*
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
22
Startknop
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Blz. 214
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier
Blz. 293
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
Blz. 288
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop)
Blz. 210
Overzicht
Instrumentenpaneel
Behalve hybrideauto
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
23
Startknop
(auto's met elektronische
sleutel)
Blz. 229
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier
Blz. 293
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
Blz. 288
Hybrideauto
: Indien aanwezig
Contactslot
(auto's zonder elektronische sleutel)
Blz. 224
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
24
Schakelaar extra verwarming
Blz. 356
Draaiknop koplampverstelling
Blz. 279
Ontgrendelingshendel stuurverstelling
Blz. 128
Schakelaars buitenspiegels
Blz. 132
Richtingaanwijzerschakelaar
Blz. 255
Schakelaar mistlampen/
schakelaar mistachterlicht
Blz. 286
Lichtschakelaar
Blz. 277
Overzicht
Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
25
Telefoontoets*
Paddle shift-schakelaars
Blz. 243, 244, 247, 248
Audiotoetsen*
Blz. 398
Claxon
Blz. 257
Cruise control-schakelaar
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Blz. 299
: Indien aanwezig
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
26
Ter informatie
Handleiding
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle moge-
lijke opties zijn in dit boekje opgenomen. Er zullen dan ook ongetwijfeld onder-
werpen worden beschreven die niet op uw Toyota van toepassing zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota streeft
er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden ons dan
ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoering door te
voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificatie kan de in de afbeeldingen getoonde auto afwijken
van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en accessoires
voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of accessoire uit de
Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele Toyota-onder-
delen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook andere onderdelen of accessoi-
res van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Toyota kan geen garantie geven of
betrouwbaarheid garanderen voor onderdelen en accessoires die geen origineel
Toyota-product zijn en ook niet voor het vervangen door of monteren van derge-
lijke onderdelen. Bovendien is het mogelijk dat schade aan of slechte prestaties
van niet-originele Toyota-onderdelen niet onder de garantie vallen.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
27
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie (behalve hybrideauto)
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie kan elektronische systemen beïn-
vloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Cruise control-systeem (indien aanwezig)
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking tot de
inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposities en
montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek beschikbaar
bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie (hybrideauto)
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie kan elektronische systemen beïn-
vloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Cruise control-systeem (indien aanwezig)
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking tot de
inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposities en
montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek beschikbaar
bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
28
De hoogspanningsonderdelen en kabels van hybrideauto's stralen ongeveer net
zoveel elektromagnetische golven uit als conventionele auto's met een benzine-
motor of huishoudelijke elektronische apparatuur, ook al zijn ze elektromagne-
tisch afgeschermd.
De ontvangst via een zend-/ontvanginstallatie kan in sommige gevallen gestoord
worden.
Opslaan voertuiginformatie
Uw Toyota is uitgerust met een aantal geavanceerde computers die bepaalde
informatie opslaan, zoals:
Motortoerental
Toerental elektromotor (toerental tractiemotor)
1
*
Status gaspedaal
Status rempedaal
Rijsnelheid
Schakelstand (behalve handgeschakelde transmissie)
Status batterijpakket (tractiebatterij)
De opgeslagen informatie is afhankelijk van de uitvoering en de aanwezige
opties van de auto. De computers slaan geen gesprekken, geluiden of beelden
op.
Gebruik van gegevens
Toyota kan de gegevens die door deze computers worden opgeslagen, gebrui-
ken om storingen vast te stellen, onderzoek te doen en de kwaliteit van haar pro-
ducten te verbeteren.
Toyota stelt de gegevens die zijn opgeslagen niet beschikbaar aan derden,
behalve:
Met toestemming van de eigenaar van de auto of, wanneer het een leaseauto
betreft, van de leaser van de auto
Op officieel verzoek van de politie, de rechtbank of een ander overheidsor-
gaan
Voor onderzoek waarbij de gegevens niet worden gekoppeld aan een
bepaalde auto of eigenaar
1: Indien aanwezig
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
29
Black box
Deze auto is uitgerust met een black box. De belangrijkste taak van de black box
is om bij bepaalde aanrijdingen of bijna-aanrijdingen, bijvoorbeeld wanneer de
airbag wordt geactiveerd of er tegen een obstakel wordt gereden, gegevens op
te slaan waarmee kan worden achterhaald hoe de systemen van de auto hebben
gefunctioneerd. De black box is ontworpen om gedurende korte tijd, meestal 30
seconden of minder, gegevens op te slaan met betrekking tot het dynamische
gedrag en de veiligheidssystemen van de auto.
De black box in deze auto is ontworpen om gegevens op te slaan zoals:
Hoe de diverse systemen in uw auto functioneerden;
Of en hoe ver de bestuurder het gaspedaal en/of het rempedaal heeft inge-
trapt; en
Hoe hard de auto reed.
Deze gegevens kunnen inzicht geven in de omstandigheden waaronder de aan-
rijding plaatsvond en welk letsel daarbij optrad.
OPMERKING: De black box slaat uitsluitend gegevens op wanneer er een aanrij-
ding plaatsvindt; de black box slaat onder normale rijomstandigheden dus geen
gegevens op. De black box slaat nooit persoonlijke gegevens op (zoals naam,
geslacht, leeftijd, plaats van de aanrijding). Andere partijen, zoals ordehandha-
vers, kunnen de gegevens van de black box echter koppelen aan persoonlijke
gegevens die bij een onderzoek naar een aanrijding worden verkregen.
Om de gegevens die door de black box zijn opgeslagen uit te lezen, is speciale
apparatuur nodig en is toegang tot de auto of de black box vereist. Naast de
autofabrikant beschikken ook andere partijen, zoals ordehandhavers, over speci-
ale apparatuur om de gegevens uit te lezen, mits zij toegang hebben tot de auto
of de black box.
Openbaarmaking van gegevens van de black box
Toyota stelt de gegevens die door de black box zijn opgeslagen niet beschikbaar
aan derden, behalve:
Met toestemming van de eigenaar van de auto (of, wanneer het een leaseauto
betreft, van de leaser van de auto)
Op officieel verzoek van de politie, de rechtbank of een ander overheidsor-
gaan
Voor gebruik door Toyota in een rechtszaak
Indien noodzakelijk kan Toyota echter:
De gegevens gebruiken voor onderzoek naar de veiligheid van de auto
De gegevens voor onderzoek beschikbaar stellen aan derden, zonder daarbij
specifieke informatie te verstrekken over de auto of de eigenaar
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
30
Vernietigen van uw Toyota
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemicaliën.
Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl het airbag-
systeem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de vernietiging een
ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het airbagsysteem en
de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze gescheiden
worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden afgevoerd (richtlijn
2006/66/EG).
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
31
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs gebruikt
hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaardigheid. Alcohol
en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het beoordelingsvermo-
gen en hebben een negatieve invloed op de coördinatie, waardoor aanrijdingen
kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere bestuur-
ders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wellicht een onge-
luk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het verkeer.
Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het veranderen van
instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding waarbij u, de
andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kunnen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kinde-
ren
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel spe-
len.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in te
schakelen. Ook kunnen kinderen zich bezeren als ze met de aansteker, de elek-
trisch bedienbare ruiten, het zonnescherm van het panoramadak of andere sys-
temen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen
of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
32
WAARSCHUWING
Batterijpakket (tractiebatterij)
U mag het batterijpakket nooit doorverkopen, overdragen aan iemand anders of
op een of andere manier aanpassen. Om ongevallen te voorkomen, moeten bat-
terijpakketten worden ingezameld door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Voer het batterijpakket niet zelf af.
Als het batterijpakket niet wordt ingeleverd bij een Lexus-dealer of erkende repa-
rateur, kan er het volgende mee gebeuren, wat kan resulteren in ernstig letsel:
Het batterijpakket kan illegaal worden verkocht of ergens worden gedumpt en
iemand kan een onderdeel aanraken dat onder hoogspanning staat en een
elektrische schok krijgen.
Het batterijpakket is bedoeld om uitsluitend te worden gebruikt in uw hybride-
auto. Als het batterijpakket buiten uw auto wordt gebruikt of op een of andere
manier wordt aangepast, kunnen er ongelukken mee gebeuren: iemand kan
een elektrische schok krijgen, het batterijpakket kan hitte en rook genereren,
er kan zich een ontploffing voordoen en er kan elektrolyt uit het batterijpakket
lekken.
Vooral na de verkoop of overdracht van uw auto is de kans op een ongeval
groot, omdat de nieuwe eigenaar zich mogelijk niet bewust is van deze gevaren.
Afvoeren van het batterijpakket (tractiebatterij)
Als uw auto wordt afgevoerd zonder dat het batterijpakket is verwijderd, bestaat
de kans op zware elektrische schokken als hoogspanningsonderdelen, kabels
en aansluitingen hiervan aangeraakt worden. Neem contact op met uw Toyota-
dealer of erkende reparateur om het batterijpakket te laten verwijderen als uw
auto afgevoerd moeten worden. Als het batterijpakket niet op de juiste manier
wordt afgevoerd, kan dit elektrische schokken veroorzaken, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
33
Symbolen die in dit handboek gebruikt worden
Waarschuwingen en opmerkingen
Symbolen die in de afbeeldingen worden gebruikt
WAARSCHUWING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen. U wordt
geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen om het risico op letsel bij u
en bij anderen te verminderen.
OPMERKING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan
veroorzaken. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen om
schade aan uw Toyota en de uitrusting ervan te vermijden of het risico te verminde-
ren.
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent dat
er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedienen
van schakelaars en dergelijke (drukken,
draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een handeling aan
(er wordt bijvoorbeeld een klep geopend).
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
34
1
Voordat u gaat rijden
35
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-1. Hybridesysteem
(hybrideauto)
Kenmerken
hybridesysteem................... 36
Voorzorgsmaatregelen
hybridesysteem................... 40
Energiemonitor/
verbruiksscherm ................. 45
Rijden met een hybrideauto .. 50
1-2. Informatie over sleutels
Sleutels ................................. 52
1-3. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Smart entry-systeem met
startknop............................. 57
Startknopsysteem ................. 82
Afstandsbediening................. 93
Portieren.............................. 102
Achterklep ........................... 107
1-4. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels,
stuurwiel)
Voorstoelen......................... 112
Achterstoelen ...................... 115
Hoofdsteunen...................... 119
Veiligheidsgordels............... 121
Stuurwiel ............................. 128
Binnenspiegel met
antiverblindingsstand........ 129
Buitenspiegels..................... 132
1-5. Openen en sluiten
van de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten ................................. 135
1-6. Tanken
Openen van de tankdop ...... 139
1-7. Antidiefstalsysteem
Startblokkering..................... 143
Supervergrendeling ............. 150
1-8. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter
het stuur ............................ 152
SRS-airbags ........................ 154
Handmatig in-/
uitschakelsysteem
airbag ................................ 165
Baby- en kinderzitjes ........... 169
Plaatsen van een baby-
of kinderzitje ...................... 178
36
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
Kenmerken hybridesysteem
De eigenschappen van een hybrideauto zijn anders dan die van conven-
tionele auto's. Zorg ervoor dat u de eigenschappen van uw auto goed
leert kennen en gebruik de functies voorzichtig.
Bij het hybridesysteem werken een benzinemotor en een elektromotor
(tractiemotor) samen, afhankelijk van de rijomstandigheden, om het
brandstofverbruik en de uitstoot van uitlaatgassen te verminderen.
Benzinemotor
Elektromotor (tractiemotor)
37
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht gegenereerd terwijl tegelijkertijd het batte-
rijpakket (tractiebatterij) wordt opgeladen.
Het gaspedaal is losgelaten.
Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl de selectiehendel in stand D of B staat.
Bij stilstand/tijdens wegrijden
Wanneer de auto stilstaat, wordt de benzinemotor uitgeschakeld
*.
Bij het wegrijden wordt de auto aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor). Bij het rijden met lage snelheid of bij het afrijden van
een flauwe helling wordt de benzinemotor uitgeschakeld
* en wordt
de elektromotor gebruikt.
*: Wanneer het batterijpakket (tractiebatterij) echter opgeladen moet wor-
den of wanneer de motor wordt opgewarmd, wordt de benzinemotor
mogelijk niet automatisch uitgeschakeld. (Blz. 38)
Tijdens normaal rijden
De auto wordt voornamelijk aangedreven door de benzinemotor. De
elektromotor (tractiemotor) laadt zo nodig het batterijpakket (tractie-
batterij) op.
Tijdens sterk accelereren
De energie van het batterijpakket (tractiebatterij) wordt toegevoegd
aan de energie die de benzinemotor levert via de elektromotor
(tractiemotor).
Tijdens het remmen (regeneratief remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt het batterijpakket (tractiebatte-
rij) op.
38
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controlelampje EV
Omstandigheden waarin de benzinemotor mogelijk niet wordt uitgescha-
keld
De benzinemotor wordt automatisch gestart en uitgeschakeld. De benzinemotor
stopt echter mogelijk niet automatisch onder de volgende omstandigheden:
Tijdens de opwarmfase van de benzinemotor
Tijdens het opladen van het batterijpakket (tractiebatterij)
Als de temperatuur van het batterijpakket (tractiebatterij) hoog of laag is
Als de verwarming is ingeschakeld
Opladen van het batterijpakket (tractiebatterij)
Omdat het batterijpakket (tractiebatterij) indien nodig door de benzinemotor
wordt opgeladen, hoeft deze niet door een externe bron te worden opgela-
den. Als de auto echter gedurende lange tijd wordt geparkeerd, loopt het bat-
terijpakket langzaam leeg. Daarom moet u ervoor zorgen dat er elke paar
maanden gedurende minimaal 30 minuten of 16 km met de auto gereden
wordt. Als de hybridebatterij geheel ontladen raakt en de auto niet meer
gestart kan worden door hulpstartkabels op de 12V-accu aan te sluiten,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de selectiehendel in stand N staat, wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen. Zet de selectiehendel altijd in stand P als de auto wordt stil-
gezet. Zet de selectiehendel in druk verkeer in stand D of B om ontlading van
het batterijpakket te vermijden.
Opladen van de 12V-accu
Blz. 619
Het controlelampje EV gaat branden wan-
neer de auto alleen door de elektromotor
(tractiemotor) wordt aangedreven.
Het controlelampje EV kan worden geacti-
veerd of gedeactiveerd. (Blz. 276)
39
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als de 12V-accu leeg is, vervangen is of verwijderd is geweest
De benzinemotor stopt mogelijk niet, ook niet als de auto op het batterijpakket
(tractiebatterij) rijdt. Neem, als dit gedurende enkele dagen aanhoudt, contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Geluiden en trillingen die bij een hybrideauto voorkomen
Mogelijk zijn er geen motorgeluiden hoorbaar of trillingen voelbaar terwijl de auto
wel kan rijden. Activeer na het parkeren uit veiligheidsoverwegingen de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P.
De volgende geluiden of trillingen kunnen hoorbaar of voelbaar zijn als het hybri-
desysteem in werking is en deze duiden niet op een defect:
Er kunnen motorgeluiden hoorbaar zijn uit het motorcompartiment.
Bij het inschakelen of uitschakelen van het hybridesysteem kan er geluid
hoorbaar zijn dat afkomstig is van het batterijpakket (tractiebatterij) onder de
achterstoelen.
Als de achterklep open is, kunnen er geluiden van het hybridesysteem hoor-
baar zijn.
Als de benzinemotor start of stopt, bij rijden met lage snelheden of als de
motor met stationair toerental draait, kunnen er geluiden hoorbaar zijn van de
transmissie.
Bij sterk accelereren kunnen er motorgeluiden hoorbaar zijn.
Als het rempedaal wordt ingetrapt en het gaspedaal wordt losgelaten, kun-
nen er geluiden hoorbaar zijn die worden veroorzaakt door het regeneratief
remmen.
Als de benzinemotor start of stopt, kunnen trillingen voelbaar zijn.
U kunt via de ventilatieopening onder aan de zijkant van de linker achterstoel
geluid horen dat afkomstig is van de koelventilator.
Onderhoud, reparatie, recycling en afvoer
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur betreffende
onderhoud, reparatie, recycling en afvoer. Voer de auto niet zelf af.
40
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorzorgsmaatregelen hybridesysteem
Wees voorzichtig met het hybridesysteem, aangezien dit een hoogspan-
ningssysteem (max. ongeveer 520 V) bevat, evenals onderdelen die
extreem heet worden als het hybridesysteem in werking is. Volg de aan-
wijzingen op de waarschuwingslabels op.
Waarschuwingslabel
Servicestekker
Aircocompressor
Elektromotor (tractiemotor)
Vermogensregeleenheid met
DC/DC-converter
Batterijpakket (tractiebatterij)
Hoogspanningskabels
(oranje)
41
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ventilatieopening batterijpakket
Onder aan de zijkant van de linker
achterstoel zit een ventilatieope-
ning voor de koeling van het batte-
rijpakket (tractiebatterij). Als deze
ventilatieopening wordt afgedekt,
kan het batterijpakket (tractiebatte-
rij) oververhit raken, waardoor het
door het batterijpakket geleverde
vermogen afneemt.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor noodgevallen zorgt ervoor dat het hoog-
spanningssysteem en de brandstofpomp worden uitgeschakeld als de
botsingssensor een aanrijding met een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om de kans op kortsluiting en brand-
stoflekkage tot een minimum te beperken. Als het uitschakelsysteem
voor noodgevallen in werking is getreden, kunt u uw auto niet meer star-
ten. Neem, om het hybridesysteem weer te kunnen starten, contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als een waarschuwingslampje gaat branden of de 12V-accu wordt losgeno-
men
Mogelijk start het hybridesysteem niet. Probeer in dat geval het systeem
opnieuw te starten. Neem als het controlelampje READY niet gaat branden con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het hybridesysteem niet kan worden gestart, vult u de
tank met ten minste de hoeveelheid brandstof die nodig is om het waarschu-
wingslampje laag brandstofniveau (Blz. 549) uit te laten gaan. Als er slechts
een kleine hoeveelheid brandstof in de tank zit, kan het hybridesysteem mogelijk
niet worden gestart. (De minimale hoeveelheid brandstof die moet worden bijge-
tankt om het waarschuwingslampje laag brandstofniveau te doven is ongeveer
7,0 liter, als de auto op een vlakke ondergrond staat. Deze waarde kan afwijken
als de auto op een helling staat.)
42
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Elektromagnetische golven
De hoogspanningsonderdelen en -kabels van hybrideauto's zijn voorzien van
een afscherming voor elektromagnetische golven, en zenden ongeveer net
zoveel elektromagnetische golven uit als conventionele auto's met een ben-
zinemotor of elektronische huishoudapparatuur.
Uw auto kan storingen veroorzaken in niet-originele audio-onderdelen.
Batterijpakket (tractiebatterij)
De levensduur van het batterijpakket (tractiebatterij) is beperkt. De levensduur
van het batterijpakket (tractiebatterij) kan veranderen afhankelijk van de rijstijl en
de rijomstandigheden.
Declaration of conformity
De uitstoot van waterstof van dit model voldoet aan reglement ECE100 (voor de
veiligheid van elektrisch aangedreven auto's met batterijen).
WAARSCHUWING
Voorschriften voor het omgaan met hoogspanning
De auto heeft zowel hoogspanningssystemen (wissel- en gelijkspanning) als een
12V-systeem. Beide hoogspanningssystemen (wissel- en gelijkspanning) zijn
zeer gevaarlijk en kunnen zeer ernstig letsel, ernstige brandwonden en elektri-
sche schokken veroorzaken.
Verwijder of vervang nooit hoogspanningscomponenten, hoogspanningska-
bels en de stekkers ervan, raak ze niet aan en haal ze niet uit elkaar.
Het hybridesysteem wordt na het starten heet, aangezien het systeem
gebruikmaakt van hoogspanning. Wees alert op zowel hoogspanning als hoge
temperaturen en volg altijd de aanwijzingen op waarschuwingslabels op.
De servicestekker zit op het batterijpakket
(tractiebatterij). De servicestekker, waar
hoogspanning op staat, wordt alleen
gebruikt bij onderhoud aan de auto.
Raak de servicestekker nooit aan, omdat
u een elektrische schok kunt krijgen wan-
neer u er verkeerd mee omgaat.
43
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Waarschuwingen voor het geval de auto bij een ongeluk betrokken raakt
Neem, om de kans op ernstig letsel te beperken, de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht wanneer uw auto betrokken is bij een aanrijding:
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand om een ongeval te voorko-
men, zet de selectiehendel in stand P, activeer de parkeerrem en schakel het
hybridesysteem uit. (Blz. 225, 230)
Raak de hoogspanningsonderdelen, -kabels en -stekkers niet aan.
Als binnen of buiten de auto elektrische bedrading blootligt, kan er een elektri-
sche schok optreden. Raak blootliggende elektrische bedrading nooit aan.
Raak bij een eventuele vloeistoflekkage de vloeistof niet aan omdat het gecon-
centreerde alkalische elektrolyt uit het batterijpakket (tractiebatterij) kan zijn.
Was vloeistof die op uw huid of in uw ogen terecht is gekomen direct af met
veel water of, indien mogelijk, met boorwater. Schakel onmiddellijk medische
hulp in.
Stap zo snel mogelijk uit als er brand uitbreekt in de hybrideauto. Gebruik nooit
een brandblusser die niet is bedoeld voor het blussen van brand als gevolg
van een elektrische storing. Zelfs het gebruik van een geringe hoeveelheid
water om te blussen kan al gevaarlijk zijn.
Als uw auto gesleept moet worden, dient dit te gebeuren met de voorwielen
van de grond. Als de wielen die gekoppeld zijn aan de elektromotor (tractiemo-
tor), tijdens het slepen de grond raken, kan de elektromotor elektriciteit blijven
opwekken. Hierdoor kan elektriciteit weglekken en brand ontstaan.
(Blz. 533)
Controleer het wegdek/de bodem onder de auto zorgvuldig. Als er vloeistoflek-
kage waarneembaar is, kan het brandstofsysteem beschadigd zijn. Verlaat de
auto zo snel mogelijk en laat de auto nakijken door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Nikkel-metaalhydride batterij
Uw auto is uitgerust met een gesloten nikkel-metaalhydride batterij. Als deze op
een onjuiste manier wordt afgevoerd, kan er schade voor het milieu ontstaan en
bestaat er kans op ernstige brandwonden, elektrische schokken en ernstig letsel.
44
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Ventilatieopening batterijpakket
Dek de ventilatieopening niet af en plaats
er geen voorwerpen voor. Het batterijpak-
ket (tractiebatterij) kan oververhit en
beschadigd raken.
Reinig de ventilatieopening regelmatig
om oververhitting van het batterijpakket
(tractiebatterij) te voorkomen.
Zorg dat vocht of andere verontreinigin-
gen niet in de ventilatieopening binnen
kunnen dringen omdat hierdoor kortslui-
ting kan ontstaan en het batterijpakket
(tractiebatterij) beschadigd kan raken.
Vervoer geen grote hoeveelheden water,
zoals een gevuld reservoir voor een
waterdispenser, in de auto. Als er water
op het batterijpakket (tractiebatterij) komt,
kan het batterijpakket beschadigd raken.
45
1
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Energiemonitor/verbruiksscherm
1
1: Indien aanwezig
U kunt de status van het hybridesysteem bekijken op het touchscreen.
46
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Energiemonitor
Druk op CAR.
Als het scherm “Ritinformatie” of
“Vorige data” wordt weergegeven,
druk dan op “Energie”.
Touchscreen
Wanneer de auto wordt aange-
dreven door de elektromotor
(tractiemotor)
Wanneer de auto wordt aange-
dreven door de benzinemotor
Wanneer de auto wordt aange-
dreven door de benzinemotor
en de elektromotor
(tractiemotor)
47
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen afwijken van de
werkelijke situaties.
Wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt
opgeladen
Wanneer er geen energie-
overdracht plaatsvindt
Status batterijpakket
(tractiebatterij)
Minimaal Vol
Touchscreen
48
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Scherm ritinformatie
Druk op CAR. (Blz. 46)
Als het scherm “Energiemonitor” of “Vorige data” wordt weergegeven, druk
dan op “Ritinformatie”.
Gemiddelde rijsnelheid
Verstreken tijd
Actieradius
Het brandstofverbruik gedu-
rende de laatste 15 minuten
Actueel brandstofverbruik
Ritinformatie resetten
Scherm “Vorige data” weerge-
ven
Scherm “Energiemonitor” weer-
geven
De geregenereerde energie
gedurende de laatste 15 minu-
ten
Eén symbool staat voor 30 Wh.
Er worden maximaal 5 symbolen
getoond.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en kan afwijken van de werkelijke situa-
tie.
49
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Scherm Vorige data
Druk op CAR. (Blz. 46)
Als het scherm “Energiemonitor” of “Ritinformatie” wordt weergegeven, druk
dan op “Vorige data”.
Vorig opgeslagen brandstofver-
bruik
Actueel brandstofverbruik
Beste opgeslagen brandstofver-
bruik
Vorige data bijwerken
Vorige data resetten
Scherm “Ritinformatie” weerge-
ven
Scherm “Energiemonitor” weer-
geven
De afbeelding is slechts een voorbeeld en kan afwijken van de werkelijke situa-
tie.
Resetten van de verbruiksgegevens
Als u “Wissen” kiest op het scherm “Ritinformatie”, worden het brandstofverbruik
en de geregenereerde energie van de laatste 15 minuten gereset. Door “Wissen”
te selecteren op het scherm “Vorige data”, worden de vorige data en het beste
opgeslagen brandstofverbruik gereset. Als u “Ja” kiest op het volgende scherm,
worden alle gegevens gereset.
50
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden met een hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende punten om zuinig en milieuvriende-
lijk te rijden:
Gebruik van de ECO-modus
Blz. 239
Gebruik van de hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de naald van de hybridesysteemindica-
tor binnen de Eco-zone te houden. (Blz. 261)
Tijdens het remmen
Rem tijdig en rustig. Er kan meer elektrische energie bewaard blijven tij-
dens het decelereren.
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren en ook langdurig wachten bij ver-
keerslichten veroorzaakt een hoog verbruik. Controleer de verkeersberich-
ten en vermijd files zo veel mogelijk. Laat als u in een file komt te staan het
rempedaal rustig los zodat de auto zachtjes vooruitrijdt en vermijd overma-
tig gebruik van het gaspedaal. Dit helpt het benzineverbruik te beperken.
Rijden op de snelweg
Denk om uw snelheid en rijd met een constante snelheid. Neem als u
ergens moet stoppen de tijd voor het loslaten van het gaspedaal en trap
rustig het rempedaal in. Er kan meer elektrische energie bewaard blijven tij-
dens het decelereren.
Airconditioning
Maak alleen gebruik van de airconditioning als dat nodig is. Dit helpt het
benzineverbruik te beperken.
In de zomer: Gebruik bij hoge temperaturen de stand recirculatie. Dit
beperkt de belasting van de airconditioning en vermindert ook het brand-
stofverbruik.
In de winter: De benzinemotor wordt pas automatisch uitgeschakeld als de
benzinemotor en het interieur warm zijn en verbruikt dus brandstof. Het
brandstofverbruik kan worden verminderd door overmatig gebruik van de
verwarming te vermijden, bijvoorbeeld zoals wanneer de temperatuur te
hoog wordt ingesteld.
51
1-1. Hybridesysteem (hybrideauto)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controleren van bandenspanning
Controleer de bandenspanning regelmatig. Een onjuiste bandenspanning
kan leiden tot een hoog brandstofverbruik.
Winterbanden kunnen veel wrijving veroorzaken en kunnen als ze worden
gebruikt op droge wegen dus ook een hoger verbruik veroorzaken. Gebruik
banden die geschikt zijn voor het seizoen.
Bagage
Zware bagage kan leiden tot een hoger brandstofverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee. Een groot imperiaal kan ook leiden tot een hoger
brandstofverbruik.
Opwarmen voor het rijden
Opwarmen van de motor is niet nodig, omdat de benzinemotor als hij koud
is automatisch start en weer wordt uitgeschakeld. Als vaak korte afstanden
worden gereden, warmt de motor herhaaldelijk op en ook dat leidt tot een
hoger brandstofverbruik.
52
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-2. Informatie over sleutels
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een
startknopsysteem (type A)
Sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een
startknopsysteem (type B)
Sleutel (met afstandsbedie-
ning)
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 93)
Sleutel (zonder afstandsbe-
diening)
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een
startknopsysteem (type C)
Sleutels
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 93)
Plaatje met sleutelnummer
53
1-2. Informatie over sleutels
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met Smart entry-systeem en startknop (type A)
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 57)
Gebruik van de afstandsbe-
diening (Blz. 93)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's met Smart entry-systeem en startknop (type B)
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 57)
Gebruik van de afstandsbe-
diening (Blz. 93)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's met startknopsysteem
Elektronische sleutels
Bedienen van het startkno-
psysteem (Blz. 82)
Gebruik van de afstandsbe-
diening (Blz. 93)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
54
1-2. Informatie over sleutels
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-
systeem en startknop of een startknopsysteem)
Type A
Schuif het ontgrendelknopje opzij
om de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te verwijde-
ren.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel.
Zorg dat u de mechanische sleutel
en de elektronische sleutel bij u
hebt. Als de elektronische sleutel
niet goed werkt of de batterij ervan
leeg is, bent u op de mechanische
sleutel aangewezen. (Blz. 608)
Type B
Druk op het ontgrendelknopje om
de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te halen.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel.
Zorg dat u de mechanische sleutel
en de elektronische sleutel bij u
hebt. Als de elektronische sleutel
niet goed werkt of de batterij ervan
leeg is, bent u op de mechanische
sleutel aangewezen. (Blz. 608)
55
1-2. Informatie over sleutels
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatje met sleutelnummer
Bewaar het plaatje met het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de auto.
Als u een sleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een start-
knopsysteem) of mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop of een startknopsysteem) kwijtraakt, kunt u een nieuwe sleutel laten
bijmaken. Hiervoor kunt u met het sleutelnummer terecht bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur. (Blz. 607)
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de knoppen van de sleutel met
afstandsbediening. Zorg dat de knoppen niet per ongeluk kunnen worden inge-
drukt als de sleutel zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen van de
sleutel wordt gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die de werking
van de vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
OPMERKING
Beschadiging van de sleutel voorkomen
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon reini-
gingsbad of iets dergelijks.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsysteem: Beves-
tig geen metalen of magnetische voorwerpen aan de sleutels en houd de sleu-
tels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Neem de sleutels niet uit elkaar.
Bevestig geen stickers en dergelijke op de sleutel.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsysteem: Houd
de sleutels uit de buurt van magnetische velden (bijvoorbeeld televisietoestel-
len, audiosystemen, inductiekookplaten en medische apparatuur zoals laag-
frequente therapeutische apparatuur).
56
1-2. Informatie over sleutels
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
De elektronische sleutel bij u dragen (auto's met Smart entry-systeem en
startknop of een startknopsysteem)
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de buurt van ingescha-
kelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezonden door elektri-
sche apparaten die zich minder dan 10 cm van de elektronische sleutel vandaan
bevinden, kunnen de correcte werking van de sleutel hinderen.
Wat te doen bij een storing in het Smart entry-systeem met startknop of
een startknopsysteem of bij andere problemen met betrekking tot de sleu-
tels (auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsys-
teem)
Laat uw auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Bij verlies van een autosleutel (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop of een startknopsysteem)
Hoe langer de sleutel zoek blijft, hoe groter het risico dat de auto gestolen wordt.
Ga onmiddellijk met alle overgebleven sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
uw Toyota-dealer of erkende reparateur.
57
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektroni-
sche sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak.
(De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Behalve hybrideauto
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren (Blz. 59)
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep (Blz. 60)
Starten van de motor (Blz. 214)
Elektronische
sleutel
Elektronische
sleutel
Elektronische
sleutel
58
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren (Blz. 59)
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep (Blz. 60)
Inschakelen van het hybridesysteem (Blz. 229)
Elektronische
sleutel
Elektronische
sleutel
Elektronische
sleutel
59
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren (alleen handgrepen
voorportieren)
Pak de portiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kun-
nen gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgren-
deld.
Raak de vergrendelsensor (de uit-
holling aan de zijkant van de por-
tiergreep) aan om de portieren te
vergrendelen.
60
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep
Druk op de toets om de achterklep
te ontgrendelen.
De portieren kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen
niet worden ontgrendeld.
Druk op de toets om de achterklep
te vergrendelen.
61
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaats en bereik van antenne
Plaats van antenne
Antennes buiten het interieur
Antenne aan de binnenzijde
Antenne buiten de bagage-
ruimte
62
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetec-
teerd)
Vergrendelen of ontgrende-
len van de portieren
Het systeem kan worden
bediend als de elektronische
sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van een van de portier-
grepen van de voorportieren
of de achterklep bevindt.
(Alleen de portieren die de
sleutel detecteren, kunnen
worden geopend of gesloten.)
Behalve hybrideauto: Bij het
starten van de motor of het
wijzigen van de stand van
het contact
Hybrideauto: Bij het star-
ten van het hybridesysteem
of het wijzigen van de
stand van het contact
Het systeem werkt als de elek-
tronische sleutel zich in de
auto bevindt.
63
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bedieningssignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn vergren-
deld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Als het portier niet kan worden vergrendeld via de vergrendelsensor
Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen en waarschu-
wingslampjes zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door een
onjuiste bediening worden voorkomen. Neem afhankelijk van het waarschu-
wingslampje dat gaat branden de juiste maatregelen. (Blz. 555)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
Raak de vergrendelsensor aan met uw
duim.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Buiten de auto
hoorbaar alarm
klinkt één keer
gedurende
5 seconden
Er is geprobeerd de portie-
ren te vergrendelen met het
Smart entry-systeem met
startknop terwijl de elektroni-
sche sleutel zich nog in de
auto bevond.
Neem de elektroni-
sche sleutel uit de
auto en vergrendel de
portieren opnieuw.
Er is geprobeerd de auto te
vergrendelen terwijl er nog
een portier geopend was.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze
opnieuw.
64
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt 1 keer
en het buiten de
auto hoorbare
alarm klinkt 1 keer
gedurende
5 seconden
Er is geprobeerd een van de
voorportieren te vergrende-
len door een portier te ope-
nen en de vergrendelknop
aan de binnenzijde in de ver-
grendelstand te zetten, en
het portier vervolgens te slui-
ten door aan de buitenpor-
tiergreep te trekken terwijl de
elektronische sleutel zich
nog steeds in de auto
bevond.
Neem de elektroni-
sche sleutel uit de
auto en vergrendel de
portieren opnieuw.
Het alarm in de
auto klinkt 1 keer
en het buiten de
auto hoorbare
alarm klinkt 1 keer
gedurende 5
seconden (bij som-
mige uitvoeringen)
Er is geprobeerd de portie-
ren te vergrendelen zonder
gebruik van het Smart entry-
systeem met startknop terwijl
de elektronische sleutel zich
nog in de auto bevond.
Neem de elektroni-
sche sleutel uit de
auto en vergrendel de
portieren opnieuw.
Het
alarm in
de auto
klinkt
continu
Behalve
hybride-
auto
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier geopend
was (of het bestuurderspor-
tier werd geopend terwijl het
contact in stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
Hybri-
deauto
Het contact werd in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier geopend
was (of het bestuurderspor-
tier werd geopend terwijl het
contact in stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
65
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*: Alleen auto's met Multidrive CVT
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld. (Afhankelijk van de locatie van de elektronische sleutel wordt
echter mogelijk vastgesteld dat de sleutel in de auto is. In dit geval blijft de auto
mogelijk ontgrendeld.)
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de batte-
rij van de elektronische sleutel en de accu leegraken wanneer de auto gedu-
rende langere tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met het
Smart entry-systeem ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier worden
ontgrendeld.
Pak in dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de
afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te ontgrende-
len.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de
auto klinkt continu
*
Het bestuurdersportier werd
geopend terwijl een andere
stand dan P was geselec-
teerd en het contact niet UIT
was gezet.
Zet de selectiehendel
in stand P.
66
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart Key-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogolven.
In de volgende situaties wordt de communicatie tussen de elektronische sleutel
en de auto mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart entry-systeem met start-
knop, de afstandsbediening en de startblokkering niet goed werken.
(Oplossing: Blz. 608)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven
aanwezig zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die radiogolven uitzendt) in
de buurt gebruikt wordt
Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende apparaten
die radiogolven uitzenden
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere auto die
radiogolven uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elektro-
nische apparaten wordt gehouden
67
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of portiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergrendeld of ont-
grendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich op het dashboard, op de bagageaf-
dekking (indien aanwezig) of de vloer, in de portiervakken, het dashboard-
kastje of het opbergvakje in het dashboard of in of bij de voorste
bekerhouder wanneer:
•Behalve hybrideauto: de motor wordt gestart of de stand van het contact
wordt gewijzigd.
•Hybrideauto: het hybridesysteem wordt gestart of de stand van het con-
tact wordt gewijzigd.
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van
de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de aan-
wezige radiogolven wordt door de antenne mogelijk waargenomen dat de
sleutel zich buiten de auto bevindt en wordt de auto vergrendeld, waardoor
de elektronische sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan de motor
(behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybrideauto) mogelijk gestart
worden als de elektronische sleutel zich in de buurt van de ruit bevindt.
De portieren worden mogelijk ontgrendeld als er een grote hoeveelheid water
op de portiergreep terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een zware regenbui of in
een wasstraat wanneer de elektronische sleutel zich binnen het detectiege-
bied bevindt. (De portieren zullen na ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld worden als ze niet geopend en gesloten worden.)
Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, worden de por-
tieren mogelijk niet ontgrendeld.
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen ter-
wijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt, bestaat
de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worden door de instapfunc-
tie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te ontgrendelen.)
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval de
portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u
opnieuw aan de portiergreep trekt.
68
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aanwijzingen voor het vergrendelen van de portieren
Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen draagt,
kan de reactie van het systeem trager zijn of worden de portieren mogelijk
niet ontgrendeld. Trek de handschoenen uit en raak de vergrendelsensor
opnieuw aan.
Wanneer bij een hybrideauto een vergrendelactie wordt uitgevoerd met de
vergrendelsensor, wordt er maximaal twee opeenvolgende keren een beves-
tigingssignaal getoond. Vervolgens worden geen identificatiesignalen gege-
ven.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep tij-
dens het wassen van de auto nat wordt, klinkt er buiten de auto een zoemer.
Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
De vergrendelsensor werkt mogelijk niet goed wanneer deze in contact komt
met ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de vergrendelsensor schoon en probeer
deze nogmaals te bedienen.
Aanwijzingen voor het ontgrendelen
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval de
portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u
opnieuw aan de portiergreep trekt.
Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, worden de por-
tieren mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw handschoenen uit en raak de sen-
sor aan de achterzijde van de greep opnieuw aan.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het ontgrendelen van de portieren nadat een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 671)
69
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld.
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem bedient.
Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het systeem van bui-
tenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk worden vergren-
deld, werkt wellicht niet.)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische
sleutel. (Blz. 608)
Starten van de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybride-
auto): Blz. 609, 611
Levensduur batterij elektronische sleutel
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij zwak wordt, klinkt er een alarm in de auto als de motor
(behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybrideauto) wordt uitgescha-
keld. (Blz. 555)
Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebruikt. De vol-
gende verschijnselen geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel
mogelijk ontladen is. Vervang de batterij indien nodig. (Blz. 486)
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het LED-controlelampje in de sleutel gaat niet aan.
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de elektro-
nische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende elektrische
apparaten met een magnetisch veld:
Televisietoestellen
Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Inductiekookplaten
Tafellampen
70
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als de batterij van de elektronische sleutel volledig ontladen is
Blz. 486
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de afstandsbedie-
ning of de mechanische sleutel. (Blz. 93, 608)
Starten van de motor en wijzigen van de stand van het contact (behalve
hybrideauto): Blz. 609
Starten van het hybridesysteem en wijzigen van de stand van het contact
(hybrideauto): Blz. 611
Uitschakelen van de motor (behalve hybrideauto): Blz. 217
Uitschakelen van het hybridesysteem (hybrideauto):Blz. 230
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (van bijvoorbeeld het Smart entry-systeem met startknop) kun-
nen worden gewijzigd.
(Persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 671)
71
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
(behalve hybrideauto)
72
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
73
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
74
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop (hybrideauto)
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this B94UM is in compliance with the essen-
tial requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
.
75
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
76
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this BA7EQ is in compliance with the essen-
tial requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
77
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
78
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
79
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
80
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
81
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische appara-
tuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers of hartdefibrillators moeten vol-
doende afstand bewaren tot de antennes van het Smart entry-systeem met
startknop. (Blz. 61)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor de fre-
quenties van de radiosignalen en de momenten waarop deze worden uitge-
zonden contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of de instapfunctie mag worden gebruikt.
Gebruikers van medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pacemakers
en geïmplanteerde hartdefibrillatoren moeten contact opnemen met de fabri-
kant of leverancier van deze producten om te informeren of radiogolven
invloed uitoefenen op deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van derge-
lijke medische apparatuur.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer infor-
matie over het uitschakelen van de instapfunctie.
82
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Startknopsysteem
: Indien aanwezig
Het hybridesysteem kan worden gestart en gestopt door simpelweg de
elektronische sleutel bij u te dragen, bijvoorbeeld in uw zak. (Blz. 229)
(De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Elektronische sleutel
83
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaats en bereik van de antennes
Plaats van antenne
Antenne in het interieur
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetec-
teerd)
Starten van het hybridesysteem of
veranderen van de standen van
het contact
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich in de auto bevindt.
84
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Alarmsignalen en waarschuwingen
Door een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen wordt de
kans op diefstal van de auto en ongevallen als gevolg van onjuist gebruik tot een
minimum beperkt. Neem afhankelijk van het waarschuwingslampje dat gaat
branden de juiste maatregelen. (Blz. 555)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Blz. 66
Aanwijzing voor het startknopsysteem
Zelfs wanneer de elektronische sleutel zich binnen het effectieve bereik
(detectiegebied) bevindt, werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk
niet juist.
De elektronische sleutel ligt op het dashboard, op de bagageafdekking, op
de vloer of in het dashboardkastje wanneer het hybridesysteem wordt gestart
of de stand van het contact wordt gewijzigd.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan het hybri-
desysteem mogelijk worden gestart als de elektronische sleutel zich in de
buurt van de ruit bevindt.
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk worden vergren-
deld, werkt wellicht niet goed.)
Als het startknopsysteem niet goed werkt
Blz. 611
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 69
Alarm Situatie Correctieprocedure
Buiten de auto hoor-
baar alarm klinkt
één keer gedu-
rende 5 seconden
Er wordt geprobeerd de
portieren te vergrendelen
terwijl er een portier open-
staat
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw
85
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als de batterij van de elektronische sleutel volledig ontladen is
Blz. 486
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bv. van het startknopsysteem) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische appara-
tuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers of hartdefibrillatoren moeten vol-
doende afstand bewaren tot de antennes van het startknopsysteem. (Blz.
83)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan het startknopsysteem worden uitgeschakeld. Neem voor de
frequenties van de radiosignalen en de momenten waarop deze worden uitge-
zonden contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of het startknopsysteem zou moeten wor-
den uitgeschakeld.
Gebruikers van medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pacemakers
en geïmplanteerde hartdefibrillatoren moeten contact opnemen met de fabri-
kant of leverancier van deze producten om te informeren of radiogolven
invloed uitoefenen op deze apparatuur. Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van dergelijke medische apparatuur.
Neem voor meer informatie over het uitschakelen van het startknopsysteem con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
86
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this B94UM is in compliance with the essen-
tial requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
.
87
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
88
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this BA7EQ is in compliance with the essen-
tial requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.
89
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
90
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
91
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
92
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
93
1
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afstandsbediening
: Indien aanwezig
Met de afstandsbediening kan de auto worden vergrendeld en ontgren-
deld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een start-
knopsysteem
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Auto's met Smart entry-systeem en startknop (type A)
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Auto's met Smart entry-systeem en startknop (type B)
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
94
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bedieningssignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn vergren-
deld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Zoemer centrale vergrendeling (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop of een startknopsysteem)
Als een portier niet volledig gesloten is, klinkt er constant een zoemer als gepro-
beerd wordt de portieren te vergrendelen. Sluit het portier volledig om de zoemer
uit te schakelen en vergrendel de portieren opnieuw.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld.
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een startknopsys-
teem
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
Wanneer de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven
aanwezig zijn
U draagt een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos commu-
nicatiemiddel bij u
Auto's met startknopsysteem
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
95
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De elektronische sleutel wordt tegen een metalen voorwerp gehouden of is
ermee bedekt
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die radiogolven uitzendt) in
de buurt gebruikt wordt
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsysteem
Blz. 66
Als de afstandsbediening niet goed werkt (auto's met Smart entry-systeem
en startknop of een startknopsysteem)
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische sleu-
tel. (Blz. 608)
Levensduur sleutelbatterij
Als de afstandsbediening niet werkt, is de batterij mogelijk leeg. Vervang de bat-
terij indien nodig. (Blz. 486)
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 69
Als de batterij van de sleutel volledig leeg is
Blz. 486
Controle van het aantal geregistreerde sleutels (auto's met Smart entry-
systeem en startknop of een startknopsysteem)
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Neem contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer informatie.
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijvoorbeeld van de afstandsbediening) kunnen worden gewij-
zigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
96
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor de afstandsbediening (auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop of een startknopsysteem)
Behalve hybrideauto
97
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
98
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
99
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
100
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
101
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
102
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Portieren
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, afstandsbediening, sleutel of schakelaar voor de centrale
vergrendeling.
Instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 59
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Blz. 93
Sleutels (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of
een startknopsysteem)
Het vergrendelen en ontgrendelen van de portieren met behulp van de
sleutel gaat als volgt:
Bestuurdersportier
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Voorpassagiersportier (auto's met slotcilinder)
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
103
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Elektronische sleutels (auto's met Smart entry-systeem en
startknop of een startknopsysteem)
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (Blz. 608)
Schakelaar centrale vergrendeling
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelknoppen portier
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
De voorportieren kunnen worden
geopend door aan de binnenpor-
tiergreep te trekken, ook al staat
de vergrendelknop in de stand
vergrendeld.
104
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Vergrendelen van de voorportieren van buitenaf zonder gebruik te
maken van een sleutel
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde
stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop of een startknop-
systeem (hybrideauto)
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het contact
bevindt.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsys-
teem (hybrideauto)
Behalve hybrideauto: Het portier kan niet worden vergrendeld als het
contact in stand ACC of AAN staat of als de elektronische sleutel in de
auto is achtergelaten.
Hybrideauto: Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in
de stand ACC of AAN staat of als de elektronische sleutel in de auto is
achtergelaten.
De sleutel wordt mogelijk niet juist gesignaleerd waardoor het portier wellicht
vergrendeld wordt.
STAP
1
STAP
2
105
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Kindersloten achterportieren (alleen 5-deurs uitvoeringen)
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is
geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kin-
deren per ongeluk de achterportie-
ren openen. Druk de schakelaars
op de portieren naar beneden om
de kindersloten te activeren.
Systeem voor ontgrendeling bij aanrijdingen
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren ont-
grendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en
startknop of een startknopsysteem)
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de mechani-
sche sleutel. (Blz. 608)
Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt (indien aanwezig)
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 93, 608)
106
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorkom ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat er
per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de portiergreep.
De portieren worden dan mogelijk geopend, waardoor passagiers uit de auto
kunnen vallen en ernstig letsel kunnen oplopen.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren. Deze portieren kunnen zelfs wor-
den geopend als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld staan.
Activeer de kindersloten op de achterportieren als er kinderen achter in de
auto vervoerd worden.
107
1
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Achterklep
De achterklep kan op de volgende manieren vergrendeld/ontgrendeld en
geopend worden.
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep
Sleutels (van de achterklep: auto's met achterklep met slotcilin-
der)
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelen van alle portie-
ren
Sleutels (van het bestuurdersportier)
Blz. 102
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Blz. 93
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 103
Instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 59
Openen van de achterklep van buitenaf
Trek de achterklep omhoog ter-
wijl u de ontgrendelschakelaar
van de achterklep ingedrukt
houdt.
De achterklep kan niet direct
nadat de ontgrendelschakelaar
van de achterklep is ingedrukt,
worden gesloten.
108
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met
behulp van de achterklepgreep
aan de binnenzijde en druk de
achterklep van buitenaf naar
beneden om deze te sluiten.
Bagageruimteverlichting
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 93, 608)
De bagageruimteverlichting gaat branden
als de achterklep wordt geopend.
109
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep gesloten is tijdens het rijden.
Als de achterklep open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken of
kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer scha-
delijk kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de achter-
klep is gesloten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterklep goed is gesloten. Als de achter-
klep niet volledig gesloten is, kan deze tijdens het rijden opengaan, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. In het geval van
plotseling remmen of een aanrijding kunnen personen in de bagageruimte ern-
stig letsel oplopen.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het bevan-
gen worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterklep niet openen of sluiten.
De achterklep kan mogelijk onverwachts in beweging komen of er kan een
lichaamsdeel bekneld raken.
110
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bedienen van de achterklep
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Verwijder sneeuw en ijs van de achterklep voordat u deze opent. Als u dat niet
doet, kan de achterklep na het openen plotseling weer dichtvallen.
Controleer voordat u de achterklep sluit goed of de omgeving veilig is.
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u de
achterklep gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterklep bij sterke wind,
aangezien de achterklep als gevolg van sterke wind plotseling kan bewegen.
Als de achterklep niet helemaal wordt
geopend, kan deze plotseling dichtvallen.
Op een helling is het moeilijker om de
achterklep te openen of te sluiten dan op
een horizontale ondergrond. Let dus op
dat de achterklep niet plotseling vanzelf
open- of dichtgaat. Controleer voordat u
de bagageruimte gebruikt of de achter-
klep volledig geopend en veilig is.
Let bij het sluiten van de achterklep goed
op dat er geen vingers enz. bekneld
raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
klep altijd of deze goed gesloten is door
er even op te drukken. Als de achterklep-
greep wordt gebruikt om de achterklep
volledig te sluiten, kunnen uw handen of
armen bekneld raken.
111
1-3. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Trek nooit aan de gasdemper van de achterklep om deze te sluiten en hang
niets aan de gasdemper.
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdemper
afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar onder-
deel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen plotseling dichtvallen
waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan optreden. Wij
raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken wanneer u acces-
soires op de achterklep wilt monteren.
OPMERKING
Achterklepgasdempers
De achterklep is voorzien van gasdempers die de achterklep op zijn plaats hou-
den.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de gasdempers van de achterklep beschadigd raken, waardoor
deze niet meer werken.
Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
gasdemper.
Raak de binnenpoot van de gasdemper
nooit aan met handschoenen of andere
stoffen voorwerpen.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires aan de achterklep.
Plaats uw handen nooit op de steun van
de gasdemper en oefen hierop nooit zij-
delingse krachten uit.
112
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voorstoelen
Hendel stoelpositieverstelling
Hendel rugleuningverstelling
Hendel hoogteverstelling
(indien aanwezig)
Ontgrendelingshendel rug-
leuningverstelling (alleen 3-
deurs uitvoeringen)
113
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Toegang tot de achterbank (alleen 3-deurs)
Instappen
Gebruik de ontgrendelingshendel van de rugleuningverstelling om de
toegang tot de achterstoelen te vergemakkelijken. Als de ontgrende-
lingshendel van de rugleuningverstelling wordt gebruikt, wordt de oor-
spronkelijke stand van de stoel opgeslagen. Op die manier kan de
stoel weer in de oorspronkelijke stand kan worden teruggezet. Als
echter de hendel van de rugleuningverstelling wordt gebruikt, zal de
stoel niet in de oorspronkelijke stand terugkeren.
Trek de ontgrendelingshendel van
de rugleuningverstelling omhoog.
De rugleuning wordt naar voren
geklapt en de stoel wordt ontgren-
deld en kan worden verschoven.
Beweeg de stoel helemaal naar
voren.
Uitstappen
Beweeg de ontgrendelingshendel
van de rugleuningverstelling of de
hendel van de rugleuningverstel-
ling omhoog.
De rugleuning wordt naar voren
geklapt en de stoel wordt ontgren-
deld en kan worden verschoven.
Beweeg de stoel helemaal naar
voren.
114
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Nadat de passagiers in de auto zijn gestapt (alleen 3-deurs)
Schuif de stoel naar achteren en klap de rugleuning omhoog. De stoel komt weer
terug in zijn oorspronkelijke positie en wordt automatisch vergrendeld. Als de
stoel niet in zijn oorspronkelijke positie kan worden teruggeschoven omdat er
onvoldoende ruimte is vanwege het feit dat er een passagier achterin zit of er
bagage achter de stoel staat, wordt de stoel in zijn huidige positie vergrendeld en
wordt de geheugenfunctie gedeactiveerd.
Om de oorspronkelijke positie weer in te stellen moet de ontgrendelingshendel
van de rugleuningverstelling omhoog worden getrokken nadat de bagage verwij-
derd is of de passagier is uitgestapt of op de juiste manier is gaan zitten, zodat
de stoel weer in zijn oorspronkelijke positie kan worden teruggeschoven. Als u
de stoel met de hendel voor de stoelpositieverstelling echter verder naar achte-
ren schuift dan de oorspronkelijke positie, wordt deze vorige positie overschre-
ven.
WAARSCHUWING
Stoel afstellen
Let erop dat de stoel geen passagiers of bagage raakt.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan strikt
noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heupge-
deelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw buik
wordt uitgeoefend of kan het schoudergedeelte van de gordel in contact
komen met uw nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de stoelen niet tijdens het rijden, aangezien de stoelen dan onver-
wachts kunnen bewegen. Daardoor kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld.
Zorg ervoor dat nooit iemand de ontgrendelingshendel aanraakt tijdens het rij-
den.
Zorg, als er iemand in de buurt is, dat deze persoon niet te dicht bij de rugleu-
ning staat en meld dat u de stoel gaat verschuiven.
Nadat de rugleuning weer is opgeklapt
Controleer of de rugleuning goed is vergrendeld door de rugleuning vooruit en
achteruit te duwen. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan
ernstig letsel tot gevolg hebben.
115
1
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Achterstoelen
: Indien aanwezig
De rugleuningen van de achterstoelen kunnen worden neergeklapt.
Berg de gordelsluitingen van de achterstoelen op zoals aan-
gegeven.
Berg de veiligheidsgordels op.
Midden
Blz. 122
Buitenste
Steek de gespen in de gesp-
houders om te voorkomen dat
de gordels in de weg zitten.
STAP
1
STAP
2
116
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand.
Trek de ontgrendelingshendel
van de rugleuning naar u toe en
klap de rugleuning neer.
De delen van de rugleuning kun-
nen afzonderlijk worden neerge-
klapt.
STAP
3
STAP
4
117
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het neerklappen van de rugleuningen van de achterstoelen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Klap de rugleuningen niet omlaag tijdens het rijden.
Breng de auto op een horizontale ondergrond tot stilstand, activeer de par-
keerrem en zet de selectiehendel in stand P (auto's met hybridetransmissie of
Multidrive CVT), E, M of R (auto's met Multi-Mode Transmissie) of N (auto's
met handgeschakelde transmissie).
Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de bagageruimte zit-
ten tijdens het rijden.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Laat niemand op de middelste achterstoel zitten als de achterstoel rechts is
neergeklapt, omdat de gordelsluiting van de middelste achterstoel dan onder
de neergeklapte rugleuning zit en niet kan worden gebruikt.
Zorg ervoor dat uw hand niet klem komt te zitten bij het neerklappen van de
rugleuningen van de achterstoelen.
De voorstoelen kunnen, afhankelijk van hun positie, het neerklappen van de
rugleuningen van de achterstoelen belemmeren. Zet de voorstoel in dat geval
in een andere positie.
Nadat de rugleuning van de achterstoel rechtop is gezet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de gordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de rugleuning.
Controleer of de rugleuning goed ver-
grendeld is door de rugleuning voorzichtig
naar voren en naar achteren te drukken.
Als de rugleuning niet goed vergrendeld
is, is de rode markering zichtbaar op de
ontgrendelingshendel van de rugleuning-
verstelling. Zorg dat het rode merkteken
niet zichtbaar is.
118
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Opbergen van de veiligheidsgordels
Berg de veiligheidsgordels altijd op voor u de rugleuningen van de achterstoelen
neerklapt.
119
1
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hoofdsteunen
Verwijderen van de hoofdsteunen
Hoofdsteunen voor en midden achter
Hoofdsteunen buitenzijde achter
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendelknop
ingedrukt.
Ontgrendelknop
Trek de hoofdsteun omhoog en houd daar-
bij de ontgrendelknop ingedrukt.
Ont-
grendel-
knop
Trek aan de ontgrendelingshendel en klap
de rugleuning omlaag tot de positie waarin
de hoofdsteunen verwijderd kunnen wor-
den.
Trek de hoofdsteun omhoog en houd daar-
bij de ontgrendelknop ingedrukt.
STAP
1
STAP
2
Ontgrendelknop
120
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen van de voorstoelen
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen van de achterstoelen
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd minimaal in op de op een na laagste
stand.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of ze
goed geborgd zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden
van de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij
de bovenzijde van uw oren bevindt.
121
1
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheidsgor-
del dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Trek het schoudergedeelte
zo ver naar buiten dat de gor-
del goed tegen de schouder
aan ligt en niet van de schou-
der af glijdt of tegen de nek
aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van
de gordel zo laag mogelijk
over de heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel
zitten met uw rug stevig
tegen de leuning.
Zorg ervoor dat de veilig-
heidsgordel niet gedraaid zit.
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Om de veiligheidsgordel vast
te maken, duwt u de gesp in
de gordelsluiting tot u een klik
hoort.
De veiligheidsgordel kan wor-
den losgemaakt door de ont-
grendelknop in te drukken.
Ontgren-
delknop
122
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Middelste veiligheidsgordel achter
De middenste veiligheidsgordel achter is een driepuntsgordel met 2 gor-
delsluitingen. Beide gordelsluitingen dienen goed te zijn geplaatst en de
gespen dienen goed aan te grijpen om een goede werking te waarbor-
gen.
Controleer of de gordelsluiting
goed is vergrendeld als de middel-
ste veiligheidsgordel wordt
gebruikt.
Hierin past de gesp met het
haakvormige uiteinde (gesp A).
Hierin past de gesp met het
open uiteinde (gesp B).
Losmaken
De middelste veiligheidsgordel achter kan volledig worden losgemaakt
als dit nodig is, bijvoorbeeld bij het neerklappen van de achterstoel.
Gesp B kan worden losgemaakt
door de ontgrendelknop in te
drukken.
Gesp A kan worden losgemaakt
door de sleutel of gesp B in de
opening in de gordelsluiting te
steken.
Laat de gordel oprollen wanneer u
de gordel losmaakt en opbergt.
A
B
STAP
1
A
A
B
B
123
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
.
Berg de gordelgespen op in het
dak zoals aangegeven.
Uitrollen van de gordel
Verwijder de gespen uit de houder.
STAP
2
124
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gordelspanners (voorstoelen)
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de inzit-
tenden doordat ze de gordels snel
strak tegen het lichaam aantrek-
ken bij bepaalde soorten ernstige
frontale aanrijdingen.
De gordelspanner wordt mogelijk
niet geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen, aanrijdingen van
opzij, aanrijdingen van achteren of
wanneer de auto over de kop slaat.
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel vanzelf als u zeer krachtig remt of
betrokken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking tre-
den als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u zich vrij kunt bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik door
volwassenen.
Gebruik een passend veiligheidssysteem voor kinderen tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken.
(Blz. 169)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier te
dragen, volg dan de instructies op Blz. 121 met betrekking tot het gebruik van
de veiligheidsgordel op.
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem dan
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het vervangen of
plaatsen van veiligheidsgordels.
125
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij plotse-
ling remmen, plotseling uitwijken of een aanrijding te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig let-
sel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door een persoon gebruikt worden. Gebruik
geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als de tweede
persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen achterin plaatsnemen en altijd op de juiste
manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het veiligheidssysteem
voor kinderen.
Laat om de juiste zitpositie in te stellen de rugleuning niet verder achterover
hellen dan nodig is. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de inzit-
tenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heupen.
Zwangere vrouwen
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 121)
Win medisch advies in en draag de veilig-
heidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 121)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel zo laag
mogelijk over de heupen dragen, net als de
andere inzittenden. Trek het schouderge-
deelte over de schouder en draag de gordel
over de borst. Vermijd dat de gordel over de
buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf maar ook het ongebo-
ren kind ernstig letsel oplopen.
126
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel om
de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door met
een schaar.
Gordelspanners
Plaats geen voorwerpen, zoals een kussen, op de voorpassagiersstoel. Het
kan voorkomen dat de gordelspanner van de voorpassagiersstoel in geval van
een aanrijding niet wordt geactiveerd.
Het waarschuwingslampje airbagsysteem gaat branden als een gordelspanner
is geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt
en moet worden vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de riem,
de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de carrosserie.
Controleer de veiligheidsgordels regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels en op losse onderdelen. Gebruik een beschadigde veilig-
heidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk vervangen. Een beschadigde
veiligheidsgordel kan de veiligheid van de desbetreffende inzittende niet waar-
borgen.
Controleer of de gordel en de gesp vastzitten en of de gordel niet gedraaid is.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoel en de veiligheidsgordels na een ernstig ongeval altijd vervangen,
ook als er geen zichtbare schade kan worden vastgesteld.
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen of
demonteren of af te voeren. Laat reparaties altijd uitvoeren bij een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur. Een onjuiste behandeling van de gordelspanner kan
de werking in negatieve zin beïnvloeden, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
127
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Gebruik van de middelste veiligheidsgordel achter
Laat niemand op de middelste achterstoel zitten als de achterstoel rechts is
neergeklapt, omdat de gordelsluiting van de middelste achterstoel dan onder
de neergeklapte rugleuning zit en niet kan worden gebruikt.
Gebruik de middelste gordel achter niet
als één van de gespen niet in de sluiting
is vergrendeld.
Het gebruik van slechts één van de ges-
pen kan bij een noodstop of een aanrij-
ding leiden tot ernstig letsel.
128
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Stuurwiel
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, wat kan leiden tot ongevallen en
ernstig letsel.
Het stuurwiel kan in een comfortabele positie worden ingesteld.
Houd het stuurwiel vast en druk
de hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale
positie door het in horizontale
en verticale richting te bewe-
gen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te bor-
gen.
STAP
1
STAP
2
129
1
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Binnenspiegel met antiverblindingsstand
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel (auto's met binnen-
spiegel met automatische antiverblindingsstand)
Stel de hoogte van de binnenspie-
gel af door de spiegel omhoog of
omlaag te bewegen.
Antiverblindingsstand
Auto's met binnenspiegel met handmatig bediende antiverblin-
dingsstand
Verblinding door de koplampen van achteropkomend verkeer kan wor-
den beperkt door de lip te verstellen.
Normale stand
Antiverblindingsstand
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de de
bestuurder vanuit zijn zitpositie voldoende zicht naar achteren heeft.
130
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver-
keer.
Wijzigen modus automatische
antiverblindingsstand
AAN/UIT
Wanneer de automatische antiver-
blindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop:
De functie wordt iedere keer wan-
neer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld. Druk op de toets om
de functie uit te schakelen. (Het
controlelampje gaat ook uit.)
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop:
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet. Druk op de toets om
de functie uit te schakelen. (Het
controlelampje gaat ook uit.)
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
De functie wordt iedere keer wan-
neer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld. Druk op de toets om
de functie uit te schakelen. (Het
controlelampje gaat ook uit.)
Auto's met elektronische sleutel:
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet. Druk op de toets om
de functie uit te schakelen. (Het
controlelampje gaat ook uit.)
131
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorkom een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnenspiegel
met automatische antiverblindingsstand)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook
niet, omdat hierdoor de werking van de sen-
soren in negatieve zin beïnvloed kan wor-
den.
132
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Buitenspiegels
De spiegelhoek kan worden versteld.
Auto's met handmatig verstelbaar type
Kantel de spiegel omhoog,
omlaag, naar links of rechts
door op het spiegeloppervlak te
duwen.
Auto's met elektrisch verstelbaar type
Druk op de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
Links
Rechts
Verstel de buitenspiegel met de
schakelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
STAP
1
STAP
2
133
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Inklappen van de buitenspiegels
Klap de buitenspiegel naar de ach-
terzijde van de auto in.
Werkingsvoorwaarden spiegel (auto's met elektrisch verstelbaar type)
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat in stand ACC of AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat in stand ACC of AAN.
Als de spiegels beslagen zijn (auto's met buitenspiegelverwarming)
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming. Door
de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwarming inge-
schakeld. (Blz. 358)
134
1-4. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn weggeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn inge-
steld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel wordt versteld (auto's met elektrisch verstelbaar
type)
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel en het
spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Wanneer de spiegelverwarming ingeschakeld is (auto's met buitenspiegel-
verwarming)
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
135
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-5. Openen en sluiten van de ruiten
Elektrisch bedienbare ruiten
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Druk de schakelaar in om de scha-
kelaars voor de ruiten van de pas-
sagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per onge-
luk een ruit openen of sluiten.
: Indien aanwezig
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de schakelaars.
Bedienen van de schakelaar beweegt de ruiten als volgt:
Sluiten
One-touch sluiten (alleen
bestuurderszijde)
*
Openen
One-touch openen (alleen
bestuurderszijde)
*
*: De ruit stopt in een tussenstand
door de schakelaar in de andere
richting te bewegen.
136
1-5. Openen en sluiten van de ruiten
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Bedienen van de portierruiten na het uitschakelen van de motor (behalve
hybrideauto) of het hybridesysteem (hybrideauto)
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog ongeveer 45 seconden na het in
stand ACC of UIT zetten van het contact worden bediend. Ze kunnen echter niet
meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen nog ongeveer 45 seconden na het in
stand ACC of UIT zetten van het contact worden bediend. Ze kunnen echter niet
meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC of
UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen echter niet
meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Auto's met elektronische sleutel:
Zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is gezet, kunnen de elektrisch
bedienbare ruiten nog gedurende ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend als een van de voorportieren wordt
geopend.
Klembeveiliging (alleen bestuurderszijde)
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruitframe,
stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
137
1-5. Openen en sluiten van de ruiten
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als de elektrisch bedienbare ruit niet normaal sluit
Als de klembeveiliging niet goed werkt en een ruit niet kan worden gesloten, voer
dan de volgende handelingen uit met de schakelaar ruitbediening van het
bestuurdersportier.
Behalve hybrideauto (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop):
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, kan de ruit worden gesloten door de
schakelaar van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpo-
sitie terwijl het contact AAN wordt gezet.
Behalve hybrideauto (auto's met Smart entry-systeem en startknop):
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, kan de ruit worden gesloten door de
schakelaar van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpo-
sitie terwijl het contact AAN wordt gezet.
Hybrideauto (auto's zonder elektronische sleutel):
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, kan de ruit worden gesloten door de
schakelaar van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpo-
sitie terwijl het contact AAN wordt gezet.
Hybrideauto (auto's met elektronische sleutel):
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, kan de ruit worden gesloten door de
schakelaar van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpo-
sitie terwijl het contact AAN wordt gezet.
Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de bovenstaande stap nog steeds niet
kan worden gesloten, initialiseer dan de functie via de volgende procedure.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 6 seconden
ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening in de one-touch openpositie. Blijf,
nadat de ruit volledig is geopend, de schakelaar gedurende 2 seconden
ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening weer in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 2 seconden
ingedrukt houden.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
138
1-5. Openen en sluiten van de ruiten
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten terwijl
de ruit nog in beweging was.
Als de ruit ook na het uitvoeren van bovenstaande procedure sluit, maar vervol-
gens weer iets opent, laat dan uw auto controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Sluiten van de ruiten
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel naar
buiten steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
Laat de elektrisch bedienbare ruiten niet bedienen door kinderen.
Een onjuiste bediening van de elektrisch bedienbare ruiten kan ernstig letsel
veroorzaken.
Klembeveiliging (alleen bestuurderszijde)
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembeveiliging
werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet meer werkt als de ruit bijna gesloten
is.
139
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-6. Tanken
Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen:
Voor het tanken
Behalve hybrideauto (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop):
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo-
ten zijn.
Behalve hybrideauto (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop):
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo-
ten zijn.
Hybrideauto (auto's zonder elektronische sleutel):
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo-
ten zijn.
Hybrideauto (auto's met elektronische sleutel):
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten geslo-
ten zijn.
Controleer de brandstofsoort. (Blz. 140)
Openen van de tankdop
Trek de ontgrendeling van de
tankdopklep omhoog.
STAP
1
140
1-6. Tanken
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof
de tankdop tot u een klik hoort. Als
u de dop loslaat, zal hij iets in de
andere richting draaien.
Draai de tankdop langzaam
open.
STAP
2
Brandstofsoort
Benzinemotor
EU:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal
(RON) 95 of hoger
Behalve EU:
Loodvrije benzine met een RON (research-octaangetal) van 95 of hoger
141
1-6. Tanken
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dieselmotor
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of minder en een cetaange-
tal van 48 of hoger
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte benzine/
ethanol-mengsel een octaangetal heeft dat overeenkomt met het bovenstaande.
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdop een
ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te voe-
ren. Het is belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat u gaat tan-
ken, omdat vonken als gevolg van statische elektriciteit brandstofdampen tot
ontbranding kunnen brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar zijn.
Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijderen. Bij
hoge buitentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektriciteit
van zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgesloten
brandstoftank komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
142
1-6. Tanken
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de
brandstoftank overstroomt:
Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp
Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit klikt
Vul de brandstoftank niet tot de rand
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er brand
ontstaan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden tot ernstig
letsel.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van het
emissieregelsysteem of beschadiging van de onderdelen van het brandstofsys-
teem of van de lak.
143
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-7. Antidiefstalsysteem
Startblokkering
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip
van een andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transponderchips
die voorkomen dat de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesys-
teem (hybrideauto) gestart kan worden met een sleutel die niet in een
eerder stadium geregistreerd is in de boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter.
Startblokkering (behalve hybrideauto)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: het systeem wordt
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contactslot is verwijderd. Het
systeem wordt uitgeschakeld zodra de geregistreerde sleutel in het
contactslot is gestoken.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: het systeem wordt inge-
schakeld zodra het contact UIT is gezet. Het systeem wordt uitge-
schakeld nadat het contact in stand ACC of AAN is gezet.
Startblokkering (hybrideauto)
Auto's zonder elektronische sleutel: Het systeem treedt in werking
zodra de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd. Het systeem
wordt uitgeschakeld zodra de geregistreerde sleutel in het contactslot
is gestoken.
Auto's met elektronische sleutel: Het systeem treedt in werking zodra
het contact UIT is gezet. Het systeem wordt uitgeschakeld nadat het
contact in stand ACC of AAN is gezet.
144
1-7. Antidiefstalsysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor de startblokkering (behalve hybrideauto)
“Hereby, TRCZ s.r.o., declares that this RI-37BTY is in compliance
with the essential requirements and other relevant provisions of
Directive 1999/5/EC.”
145
1-7. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
146
1-7. Antidiefstalsysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
147
1-7. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor de startblokkering (hybrideauto)
148
1-7. Antidiefstalsysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
149
1-7. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Om ervoor te zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of tijdelijk verwijderen
kan de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
150
1-7. Antidiefstalsysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Supervergrendeling
De supervergrendeling inschakelen
Behalve hybrideauto (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop):
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of
alle portieren zijn gesloten.
Behalve hybrideauto (auto's met Smart entry-systeem en startknop): Zet
het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of alle
portieren zijn gesloten.
Hybrideauto (auto's zonder elektronische sleutel):
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of
alle portieren gesloten zijn.
Hybrideauto (auto's met elektronische sleutel):
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of
alle portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en
startknop):
Raak binnen 5 seconden tweemaal het sensorgebied van de buitenpor-
tiergreep aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrendelen
van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk te
maken.
Auto's die met dit systeem zijn
uitgerust, zijn voorzien van
labels op de ruiten van de beide
voorportieren.
151
1-7. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De supervergrendeling uitschakelen
Bij gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en
startknop):
Houd een van de portiergrepen aan de buitenzijde vast of druk de ont-
grendelschakelaar van de achterklep omhoog.
Gebruik van de afstandsbediening: Druk op .
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen voor de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden geopend.
152
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1-8. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter het stuur
Stel op onderstaande wijze de juiste zitpositie in:
Ga zo rechtop mogelijk in de
stoel zitten met uw rug stevig
tegen de leuning. (Blz. 112)
Schuif de stoel zo ver naar
voren of naar achteren dat u
de pedalen goed kunt berei-
ken en voldoende ver kunt
intrappen. (Blz. 112)
Stel de rugleuning zo in dat u
de bedieningsorganen ge-
makkelijk kunt bedienen.
(Blz. 112)
Stel het stuurwiel zodanig in
hoogte en diepte af dat de
airbag op uw borst gericht is.
(Blz. 128)
Vergrendel de hoofdsteun
met het midden zo dicht
mogelijk bij de bovenkant van
uw oren. (Blz. 119)
Draag de veiligheidsgordel
op de juiste wijze.
(Blz. 121)
153
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleuning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in negatieve zin
beïnvloedt kan worden en de bestuurder of voorpassagier ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan. Verder kan het
stelmechanisme beschadigd raken.
Afstellen van de zitpositie
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de overige
inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel zouden
kunnen oplopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onderdelen
om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmechanisme.
154
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
SRS-airbags
De airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij aanrijdin-
gen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot ern-
stig letsel voor de inzittenden. Ze werken samen met de
veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken.
Airbags
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Beschermen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voor-
passagier tegen contact met onderdelen van het interieur
Knie-airbag voor de bestuurder (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder te beschermen
Side airbags en curtain airbags
Side airbags
Helpen het bovenlichaam van de inzittenden vóór te beschermen
Curtain airbags (indien aanwezig)
Beschermen primair het hoofd van de inzittenden op de buitenste
zitplaatsen
155
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onderdelen SRS-airbagsysteem
De belangrijkste onderdelen van het airbagsysteem zijn hierboven afge-
beeld. Het airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij
het activeren van de airbags zorgt een chemische reactie in de ontste-
kingsmechanismen ervoor dat de airbags snel gevuld worden met niet-
giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen beperken.
Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
5-deurs uitvoeringen:
Sensoren aanrijding opzij
(voor)
Side airbags
Curtain airbags
(indien aanwezig)
Sensoren aanrijding opzij
(achter) (indien aanwezig)
3-deurs uitvoeringen:
Sensoren aanrijding opzij
(voorportier)
Bestuurdersairbag
Waarschuwingslampje SRS
Knie-airbag bestuurder
(indien aanwezig)
Airbag-ECU
Sensor frontale aanrijding
Aan/uit-schakelaar airbag
Voorpassagiersairbag
Controlelampje
PASSENGER AIR BAG
156
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als de airbags worden geactiveerd (opgeblazen)
Het contact met een geactiveerde airbag kan leiden tot kneuzingen en
schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Auto's zonder curtain airbags: gedurende enkele minuten na het activeren
van de airbags kunnen de onderdelen van de airbag (stuurwielnaaf, afdek-
kap van de airbag, opblaasmechanisme) en de voorstoelen nog heet zijn. De
airbag zelf kan ook heet zijn.
Auto's met curtain airbags: gedurende enkele minuten na het activeren van
de airbags kunnen de onderdelen (stuurwielnaaf, dashboard, voorstoelen,
delen van de voor- en achterstijlen en het dak) nog heet zijn. De airbag zelf
kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Voorwaarden voor activering van de airbag (airbags voor)
De airbags vóór worden pas geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een snel-
heid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan bewegen of
vervormen).
De drempelwaarde voor snelheid kan in de volgende situaties echter veel
hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals een
geparkeerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding is het mogelijk dat alleen de gordelspan-
ners worden geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de airbag (side airbags en curtain airbags
[indien aanwezig])
De side airbags en curtain airbags worden pas geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met ter plaatse van het pas-
sagierscompartiment aangereden worden met een snelheid van ongeveer 20 -
30 km/h door een ongeveer 1.500 kg wegend voertuig, komend vanuit een rich-
ting die haaks staat op de positie van de auto).
157
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Omstandigheden waarbij de airbags geactiveerd kunnen worden, anders
dan bij een aanrijding
De airbags vóór kunnen ook geactiveerd worden bij zware stoten tegen de
onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags soms niet geactiveerd worden
(airbags voor)
Het airbagsysteem vóór treedt over het algemeen niet in werking bij aanrijdingen
van opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een frontale aanrij-
ding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding voldoende voorwaartse
deceleratie veroorzaakt, wordt de airbag mogelijk geactiveerd.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
158
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de
curtain airbags [indien aanwezig] soms niet geactiveerd worden
De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrijdin-
gen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt geraakt.
De side airbags en curtain airbags treden over het algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van voren of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een
aanrijding van opzij op lage snelheid.
Wanneer moet u uw auto laten nakijken door een Toyota-dealer of erkende
reparateur
In de volgende gevallen kan controle en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Nadat de airbags zijn geactiveerd (opgeblazen).
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van voren
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
Bij schade aan de voorzijde van de auto
ten gevolge van een aanrijding die niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
159
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bij schade aan een portier ten gevolge
van een aanrijding die niet van zodanige
aard was dat de side airbags en curtain
airbags (indien aanwezig) werden geacti-
veerd.
Auto's zonder knie-airbag voor de
bestuurder: Krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het middelste deel van
het stuurwiel of het dashboard ter plaatse
van de voorpassagiersairbag.
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der: Krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het middelste deel van
het stuurwiel, het dashboard ter plaatse
van de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het instrumenten-
paneel.
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan de zijkant van de leuning
van een voorstoel met een side airbag.
Auto's met curtain airbags: bij krassen,
scheuren of andere beschadigingen in
het deel van de voorstijl, de achterstijl of
de daklijstbekleding met de curtain air-
bags.
160
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dragen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheidsgor-
dels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm; door
een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden, hanteert u
een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden van het stuur-
wiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van de airbag zit, kunt
u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog goed
kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover. Hoewel auto's verschillen, verkrijgen
veel bestuurders, zelfs met de bestuurdersstoel helemaal naar voren, de
afstand van 250 mm door simpelweg de rugleuning iets achterover te zet-
ten. Als u door het achterover zetten van uw stoel de weg niet goed meer
kunt zien, kunt u een stevig, niet-glad kussen gebruiken om hoger te zitten,
of uw stoel hoger zetten wanneer uw auto deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de auto
nog steeds goed bediend kan worden.
De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht geactiveerd
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voorpassagier zich
dicht bij de airbag bevindt. De passagiersstoel dient zo ver mogelijk van de air-
bag af te staan, met de rugleuning rechtop.
161
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Kinderen die niet (goed) op de stoel zitten en/of geen gordel dragen of de gor-
del niet op de juiste manier dragen, kunnen letsel oplopen door een in werking
tredende airbag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit voor baby's of kleine kin-
deren. Gebruik hiervoor speciale baby- of kinderzitjes. Toyota beveelt ten zeer-
ste aan dat alle kinderen achterin plaatsnemen en de veiligheidsgordels altijd
op de juiste manier dragen. Achterin zitten kinderen veiliger dan op de voor-
passagiersstoel. (Blz. 169)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de passagiersstoel
staan of bij een voorpassagier op schoot
zitten.
Sta niet toe dat voorpassagiers voorwer-
pen op hun knieën vasthouden.
Auto's zonder curtain airbags: leun niet
tegen het voorportier.
Auto's met curtain airbags: Leun niet
tegen het portier, de dakstijl of de voor-,
midden- of achterstijl.
162
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Laat niemand knielen op de passagiers-
stoel in de richting van het portier, of
hoofd en handen buiten de auto steken.
Auto's zonder knie-airbag voor de
bestuurder: Bevestig niets aan en laat
niets rusten tegen componenten als het
dashboard of het stuurwielkussen.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of er tegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag en de voorpassagier-
sairbag geactiveerd worden.
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der: Bevestig niets aan en laat niets rus-
ten tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of het
onderste deel van het dashboard.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of er tegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de air-
bag voor de bestuurder, de airbag voor de
voorpassagier en de knie-airbag voor de
bestuurder geactiveerd worden.
Auto's zonder curtain airbags: bevestig
niets aan gedeeltes zoals portier, voorruit
of portierruit.
Auto's met curtain airbags: bevestig niets
aan het portier, de voorruit, de portierruit,
de voor- en achterstijl, de dakstijl of de
handgreep. (Behalve het label voor de
snelheidsbeperking Blz. 583, 590)
163
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met curtain airbags: hang geen kleerhangers of andere harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een projectiel
gelanceerd worden en ernstig letsel veroorzaken wanneer de curtain airbags
geactiveerd worden.
Auto's met knie-airbag voor de bestuurder: Verwijder een eventueel aanwe-
zige afdekking op de plaats waar de knie-airbag voor de bestuurder uit het
dashboard komt.
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel afdek-
ken waarin de side airbags geplaatst zijn, omdat dat een negatieve invloed kan
hebben op een juiste werking van de side airbags. Dergelijke accessoires kun-
nen tot resultaat hebben dat de side airbags niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd worden of per ongeluk geactiveerd worden,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Sla niet, en oefen ook geen overmatige kracht uit, op onderdelen waarin air-
bags aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er defecten aan de airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de airbags
geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren moeilijkheden met de ademhaling ondervindt, open dan
een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten of verlaat de auto als u dat op
een veilige manier kunt doen. Als er poederdeeltjes op uw huid zijn terechtge-
komen, was deze er dan zo snel mogelijk af om huidirritatie te voorkomen.
Auto's zonder curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onder-
gebracht zijn, zoals het stuurwielkussen, beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der, maar zonder Smart entry-systeem en
startknop of startknopsysteem: Bevestig
geen zware, scherpe of harde voorwer-
pen zoals sleutels of accessoires aan de
contactsleutel. De voorwerpen kunnen
het opblazen van de knie-airbag voor de
bestuurder hinderen, of weggeslingerd
worden door de kracht waarmee de air-
bag wordt geactiveerd en gevaar opleve-
ren.
164
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onderge-
bracht zijn, zoals het stuurwielkussen en de bekleding van de voor- en achter-
stijlen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zonder
eerst een Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen. De airbags kunnen
defect raken of per ongeluk worden geactiveerd (opgeblazen), waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
Plaatsing, verwijdering, demontage en reparatie van de airbags
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel, instru-
mentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden- en ach-
terstijlen en het dak
Reparaties of wijzigingen aan het voorscherm, de voorbumper of de zijkant
van het passagierscompartiment
Plaatsen van een sneeuwploeg, lier, bull bar, enz. aan de voorzijde van de
auto
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
Montage van elektronische apparatuur, zoals een zend- en ontvanginstallatie
of cd-speler
165
1
1-8. Veiligheidsinformatie
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Handmatig in-/uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de voor-
passagiersstoel gebruikt wordt.
Controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop:
Het controlelampje gaat branden
als het airbagsysteem is inge-
schakeld (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met Smart entry-systeem
en startknop:
Het controlelampje gaat branden
als het airbagsysteem is inge-
schakeld (alleen als het contact
AAN staat).
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische
sleutel:
Dit controlelampje gaat branden
als het airbagsysteem is inge-
schakeld (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met elektronische sleutel:
Dit controlelampje gaat branden
als het airbagsysteem ingescha-
keld is (alleen als het contact
AAN staat).
166
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorpassagiersairbag uitschakelen
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop:
Steek de sleutel in de slotcilinder
en zet de slotcilinder in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat bran-
den (alleen als het contact AAN
staat).
Auto's met Smart entry-systeem
en startknop:
Steek de mechanische sleutel in
de slotcilinder en zet de slotcilin-
der in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat bran-
den (alleen als het contact AAN
staat).
Aan/uit-schakelaar airbag
167
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleu-
tel:
Steek de sleutel in de slotcilinder
en zet de slotcilinder in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat bran-
den (alleen als het contact AAN
staat).
Auto's met elektronische sleutel:
Steek de mechanische sleutel in
de slotcilinder en zet de slotcilin-
der in de stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat bran-
den (alleen als het contact AAN
staat).
Informatie over indicator PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing in
het systeem ontstaan. Laat uw auto controleren bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
ON noch OFF gaat branden.
Het controlelampje reageert niet wanneer de aan/uit-schakelaar van stand
ON naar OFF wordt gezet.
168
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd op een achter-
bank. Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag er een baby- of kinder-
zitje op de voorstoel worden gemonteerd zo lang het handmatig in-/
uitschakelsysteem van de airbag in stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is uitgeschakeld, kan de kracht die met het active-
ren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de passagiersstoel is geplaatst
Controleer of het handmatig in-/uitschakelsysteem voor de airbag in stand ON
staat.
Als het systeem uitgeschakeld blijft, zal de airbag in geval van een aanrijding niet
worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
169
1
1-8. Veiligheidsinformatie
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden
Studies hebben uitgewezen dat het plaatsen van een baby- of kinderzitje
op de achterstoel veel veiliger is dan op de voorpassagiersstoel.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij uw auto en dat geschikt is
voor de leeftijd en de lengte van het kind.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant van het zitje.
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen. (Blz. 178)
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzitjes,
neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur
voor het vervangen of plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met het keurmerk ECE R44.
Baby- en kinderzitjes
Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby- en
kinderzitjes:
Groep 0: Minder dan 10 kg (0 - 9 maanden)
Groep 0
+
: Minder dan 13 kg (0 - 2 jaar)
Groep I: 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar)
Groep II: 15 - 25 kg (4 - 7 jaar)
Groep III: 22 - 36 kg (6 jaar - 12 jaar)
In deze handleiding wordt het plaatsen van 3 veel gebruikte typen zitjes
die vast kunnen worden gezet met de veiligheidsgordel nader uitgelegd:
Toyota raadt sterk aan gebruik te maken van zitjes.
170
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Babyzitje
Komt overeen met groep 0 en 0
+
van ECE R44
Kinderzitje
Komt overeen met groep 0
+
en I
van ECE R44
Zitkussen
Komt overeen met groep II en III
van ECE R44
171
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes in
verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Voorpassagiersstoel
Achterstoel
Aan/uit-schakelaar
airbag
AAN UIT Buitenste Midden
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
X
Niet toegestaan
L1, L2, L3 U L1, L2
0
+
Tot 13 kg
(0 - 2 jaar)
X
Niet toegestaan
L1, L2, L3 U L1, L2
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
Tegen
de rijrichting in
X
Niet toegestaan
UF
*
1
UL4*
2
In de rijrichting
UF*
1
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UF
*
1
UF*
1
UL5*
2
, L6*
2
Gewichts
groepen
Zitpositie
172
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” zitje dat is
goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L1: Geschikt voor een TOYOTA G 0+ BABYSAFE-zitje (0 - 13 kg) dat is
goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L2: Geschikt voor een TOYOTA G 0+ BABYSAFE PLUS-zitje (0 - 13 kg)
dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L3: Geschikt voor een zitje van het type TOYOTA G 0+, BABYSAFE
PLUS met VEILIGHEIDSGORDELBEVESTIGING, BASE PLAT-
FORM (0 - 13 kg) dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
L4: Geschikt voor een TOYOTA DUO+-zitje (zonder ISOfix, 9 - 18 kg)
dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L5: Geschikt voor een TOYOTA KID-zitje (15 - 36 kg) dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
L6: Geschikt voor een TOYOTA KIDFIX-zitje (15 - 36 kg) dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
*
1
: Zet de rugleuning van de voorstoel zo ver mogelijk rechtop. Zet de
zitting van de voorstoel helemaal naar achteren.
*
2
: Verwijder de hoofdsteun wanneer u een zitje op deze positie
gebruikt.
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de tabel of
ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raadpleeg hiervoor de fabri-
kant of de leverancier van het kinderzitje.
173
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(met ISOfix-bevestigingssysteem)
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes in
verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Gewichtsgroepen
Grootte-
klasse
Bevestiging
ISOfix-posities auto
Buitenste zitplaats
achter
Reiswieg
FISO/L1 X
GISO/L2 X
(1) X
Groep 0
Minder dan 10 kg
EISO/R1 IL1*
1
(1) X
Groep 0
+
Tot 13 kg
EISO/R1 IL1*
1
DISO/R2 X
CISO/R3 X
(1) X
Groep I*
3
9 - 18 kg
DISO/R2 X
CISO/R3 X
B ISO/F2 IUF*
2
B1 ISO/F2X IUF*
2
A ISO/F3 IUF*
2
(1) X
Groep II
15 - 25 kg
(1) X
Groep III
22 - 36 kg
(1) X
174
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
(1) Voor zitjes zonder ISO/XX grootteklasse-indeling (A - G) voor de
gewichtsgroep moet de fabrikant van de auto de voertuigspecifieke
ISOfix-baby- of kinderzitje(s) voor elke positie aangeven.
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een universeel, in de rijrichting geplaatst ISOfix
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL1: Geschikt voor een zitje van het type TOYOTA G 0+, BABYSAFE
PLUS met ISOFIX-BEVESTIGING, BASE PLATFORM (0 to 13 kg)
dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in deze
gewichtsgroep en/of grootteklasse.
*
1
: Als het kinderzitje achter een voorstoel met hoogteverstelling is
geplaatst en de voorstoel onder de middelste hoogte wordt inge-
steld, zet dan de hoofdsteun van de voorstoel in de hoogste stand.
*
2
: Verwijder de hoofdsteun wanneer u een zitje op deze positie
gebruikt.
*
3
: Geschikt voor een TOYOTA DUO+ (met ISOFIX en BOVENSTE
GORDEL, 9 - 18 kg) dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep. Als u gebruikmaakt van dit type kinderzitje, zet het
dan zo ver mogelijk achterover.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes kunnen even-
eens gebruikt worden als gecontroleerd is of ze geschikt zijn voor
gebruik in uw auto.
175
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst
Kiezen van een geschikt baby- of kinderzitje
Gebruik een passend veiligheidssysteem voor kinderen tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken.
Als het kind te groot is voor een zitje, laat het dan plaatsnemen op de achter-
stoel en gebruik de veiligheidsgordel in de auto. (Blz. 121)
WAARSCHUWING
Gebruik van een baby- of kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is voor deze auto vormt
geen goede bescherming voor het kind. Het kind kan dan (bij plotseling remmen
of bij een aanrijding) ernstig letsel oplopen.
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij hard
remmen, is het gebruik van een veiligheidssysteem dat is afgestemd op de
grootte en het gewicht van het kind. Het vasthouden van een kind in de armen
is geen vervanging voor een veiligheidssysteem. Bij een ongeval kan een kind
dan de voorruit raken of (als u geen veiligheidsgordel om hebt) klem komen te
zitten tussen u en het dashboard.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat past bij
de lengte van het kind en dat achterin geplaatst is. In ongevallenstatistieken is
aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als zij achterin zitten.
Als u een zitje op de voorpassagiersstoel
moet gebruiken, moet u deze stoel als volgt
instellen:
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop
Zet de stoel in de achterste stand
176
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op de
passagiersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de passagiersairbag AAN
staat. (Blz. 165)
Bij een ongeval kan het kind letsel oplopen door de kracht waarmee de airbag
wordt geactiveerd.
Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje alleen op de voorpas-
sagiersstoel als het niet anders kan. Plaats nooit baby- of kinderzitjes die aan
de bovenzijde vastgemaakt moeten worden op de voorpassagiersstoel, aan-
gezien deze stoel niet van bovenste bevestigingspunten is voorzien. Zet de
rugleuning zo ver mogelijk omhoog en naar achteren, omdat de voorpassa-
giersairbag met aanzienlijke snelheid en kracht wordt geactiveerd. Hierdoor
kan ernstig letsel ontstaan.
Auto's zonder curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig ander
deel van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel leunen ter
plaatse van de positie van de side airbags, ook niet als het in een baby- of kin-
derzitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de
side airbags worden opgeblazen.
Auto's met curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig ander deel
van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel, de voor- en ach-
terstijl of de dakstijl leunen ter plaatse van de positie van de side airbags of de
curtain airbags, ook niet als het in een baby- of kinderzitje zit. Anders kan het
kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de side airbags of de curtain
airbags worden geactiveerd.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de fabrikant
en controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is bevestigd. Als het
zitje niet stevig vastzit, kan het kind bij hard remmen of uitwijken of bij een aan-
rijding letsel oplopen.
177
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel om
de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door met
een schaar.
Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
Laat het zitje goed vastzitten op de stoel zelfs als het niet wordt gebruikt.
Plaats het kinderzitje niet los in het passagierscompartiment.
Als het zitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit de auto of berg het
veilig op in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzittenden hierdoor bij hard
remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
178
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen van een baby- of kinderzitje
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het zitje. Zet het zitje stevig
vast op de zitplaatsen met de veiligheidsgordel of de ISOFIX-bevestigin-
gen. Zet het baby- of kinderzitje indien nodig ook aan de bovenzijde
vast.
Veiligheidsgordels (bij een gor-
del zonder vergrendelmogelijk-
heid is een borgclip noodzake-
lijk)
Auto's met achterstoelen:
ISOfix-bevestigingssysteem
(voor ISOfix baby- of kinderzitje)
De buitenste achterstoelen zijn
voorzien van lage bevestigings-
punten. (Labels geven aan waar
de bevestigingspunten zich in de
stoelen bevinden.)
Auto's met achterstoelen:
Bevestigingspunten (bovenste
gordel)
De buitenste achterstoelen zijn
voorzien van bevestigingspun-
ten.
179
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen van een baby- of kinderzitje met behulp van een veilig-
heidsgordel
Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje/kinderzitje
Plaats het zitje achterin, zodat het
kind naar achteren kijkt.
Voer de veiligheidsgordel door het
zitje en steek de gesp in de gordel-
sluiting. Controleer of de gordel
niet gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de gesp
van de schouder- en heupgordel
en haal de gordel door de openin-
gen van de blokkeerclip. Maak de
gordel weer vast. Maak de gordel
als deze niet goed strak getrokken
is weer los en plaats de blokkeer-
clip weer.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
180
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Kinderzitje waarin het kind met het gezicht in de rijrichting zit
Verwijder de hoofdsteun. (Blz. 119)
Plaats het zitje zodanig op de stoel
dat het kind in de rijrichting kijkt.
Voer de veiligheidsgordel door het
zitje en steek de gesp in de gordel-
sluiting. Controleer of de gordel
niet gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de gesp
van de schouder- en heupgordel
en haal de gordel door de openin-
gen van de blokkeerclip. Maak de
gordel weer vast. Maak de gordel
als deze niet goed strak getrokken
is weer los en plaats de blokkeer-
clip weer.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
181
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zitkussen
Plaats het zitje zodanig op de stoel
dat het kind in de rijrichting kijkt.
Plaats het kind op het zitkussen.
Zet het kind vast met de veilig-
heidsgordel volgens de aanwijzin-
gen van de fabrikant en steek de
gesp in de gordelsluiting. Contro-
leer of de gordel niet gedraaid is.
Controleer of de schoudergordel
goed over de schouder van het kind
loopt en het heupgedeelte zo laag
mogelijk ligt. (Blz. 121)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
STAP
1
STAP
2
182
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-zitje) (auto's met
achterstoelen)
Maak de opening tussen
de zitting en de rugleuning
iets groter.
Bevestig de sluitingen aan
de stang.
Als het kinderzitje een lus aan
de bovenzijde heeft, moet
deze worden vastgezet aan
het bovenste bevestigings-
punt.
STAP
1
STAP
2
183
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zitjes met een gordel aan de bovenzijde (auto's met achterstoelen)
Auto's met bagageafdekking: Verwijder de bagageafdekking.
(Blz. 427)
Verwijder de hoofdsteun. (Blz. 119)
Maak het baby- of kinderzitje vast met een veiligheidsgordel of
met het ISOfix-bevestigingssysteem.
Open het klepje van het bovenste
bevestigingspunt, zet de haak vast
aan het bevestigingspunt en trek
de bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit.
Auto's met bagageafdekking: Plaats de bagageafdekking weer
terug.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
Wanneer u een baby- of kinderzitje plaatst met een veiligheidsgordel
Voor het plaatsen van een baby- of kinderzitje met een veiligheidsgordel is een
speciale blokkeerclip nodig. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby-
of kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen
bij een Toyota-dealer of erkende reparateur:
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje (Onderdeelnr. 73119-22010)
STAP
5
184
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje en
zet het kinderzitje goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een andere
passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrijding ernstig
letsel oplopen.
Plaats het zitje op de rechter zitplaats
achter als de bestuurdersstoel contact
maakt met het zitje en verhindert dat het
zitje goed kan worden geplaatst.
Verstel de passagiersstoel zodanig dat
deze geen contact maakt met het baby- of
kinderzitje.
Als er een zitje waarin het kind met het
gezicht in de rijrichting zit op de passa-
giersstoel wordt geplaatst, moet de stoel
zo ver mogelijk naar achteren worden
geschoven.
Als dat niet gedaan wordt, kan er ernstig
letsel ontstaan als de airbags geactiveerd
worden.
185
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de pas-
sagiersstoel als de aan/uit-schakelaar
voor de passagiersairbag AAN staat.
(Blz. 165)
In geval van een ongeluk kan de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag wordt
opgeblazen ernstig letsel bij het kind ver-
oorzaken.
Een waarschuwingslabel op de zonne-
klep aan passagierszijde geeft aan dat
het niet is toegestaan om een tegen de rij-
richting in geplaatst baby- of kinderzitje
op de voorpassagiersstoel te plaatsen.
In onderstaande afbeelding is het label in
detail te zien.
186
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzitjes, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor het vervan-
gen of plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel over
het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet langs de
nek van het kind lopen maar mag ook niet van de schouder van het kind val-
len. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind bij plotseling
remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar achte-
ren om te controleren of het goed is geplaatst.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwijzing
van de fabrikant.
Plaats de hoofdsteun niet wanneer er een baby- of kinderzitje met een lus aan
de bovenzijde is geplaatst. De hoofdsteun kan de bovenste lus belemmeren,
waardoor het baby- of kinderzitje niet goed vastgezet kan worden.
Berg de verwijderde hoofdsteun op een veilige plaats op wanneer u een baby-
of kinderzitje op de achterstoel plaatst.
Laat niemand plaatsnemen op de middel-
ste zitplaats als de rechter stoel voor een
kinderzitje wordt gebruikt. De werking van
de veiligheidsgordel kan verminderd zijn
omdat deze bijvoorbeeld te hoog
geplaatst is of te los zit, hetgeen bij plot-
seling remmen of bij een aanrijding ern-
stig letsel kan veroorzaken.
187
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Het correct vastzetten van het zitje aan de bevestigingspunten
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de gordel
niet klem zit achter het baby- of kinderzitje. Controleer of het zitje goed vastzit.
Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een andere passagier bij hard rem-
men of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
188
1-8. Veiligheidsinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2
Tijdens het rijden
189
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto.............. 190
Contactslot (behalve
hybrideauto [auto's
zonder Smart entry-
systeem en startknop]) ..... 210
Contactslot (behalve
hybrideauto [auto's met
Smart entry-systeem en
startknop])......................... 214
Contactslot (hybrideauto
[auto's zonder
elektronische sleutel]) ....... 224
Contactslot (hybrideauto
[auto's met elektronische
sleutel]) ............................. 229
EV-modus (hybrideauto) ..... 236
Hybridetransmissie.............. 238
Multidrive CVT..................... 241
Multi-Mode Transmissie...... 246
Handgeschakelde
transmissie........................ 251
Richtingaanwijzer-
schakelaar ........................ 255
Parkeerrem ......................... 256
Claxon................................. 257
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers.................. 258
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes..... 263
Multi-informatiedisplay ........ 270
2-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar.................... 277
Schakelaar mistlampen ....... 286
Ruitenwissers en -sproeier .. 288
Achterruitenwisser en
-sproeier ............................ 293
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control ...................... 295
Snelheidsbegrenzer............. 299
Stop & Start-systeem........... 302
Ondersteunende
systemen........................... 310
Hill Start Assist Control
(hybrideauto) ..................... 316
Roetfilter .............................. 318
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage................ 320
Rijden in de winter............... 322
Rijden met een
aanhangwagen
(hybrideauto) ..................... 326
Rijden met een
aanhangwagen
(behalve hybrideauto)........ 327
190
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesys-
teem (hybrideauto)
Blz. 210, 214, 224, 229
Rijden
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(Blz. 238, 241)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in
stand E of M. (Blz. 246)
Als de selectiehendel in stand E wordt gezet: Controleer of op het dis-
play van de positie-indicator E wordt weergegeven.
Als de selectiehendel in stand M wordt gezet: Controleer of op het
display van de positie-indicator 1 wordt weergegeven.
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de 1e
versnelling. (Blz. 251)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tegelij-
kertijd het gaspedaal langzaam in om de auto in beweging te
brengen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
192
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Parkeren van de auto
Auto's met hybridetransmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal
in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 238)
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Auto's zonder elektronische sleutel:
Zet het contact UIT om het hybridesysteem uit te schakelen.
Auto's met elektronische sleutel:
Druk op de startknop om het hybridesysteem uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de
elektronische sleutel bij u hebt.
Auto's met Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal
in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 241)
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
193
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand E of M staat, het rem-
pedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet de selectiehendel in stand E, M of R. (Blz. 246)
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Druk op de
startknop om de motor uit te schakelen.
Verzeker u ervan dat op het instrumentenpaneel de 1e versnelling of
de achteruit weergegeven wordt.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 251)
Zet de auto bij het parkeren op een helling in de 1e versnelling of de
achteruit en plaats indien nodig wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Druk op de
startknop om de motor uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
194
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wegrijden op een helling
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem terwijl u het rempedaal intrapt en zet de
selectiehendel vervolgens in stand D.
Laat het rempedaal opkomen en trap het gaspedaal geleidelijk
in.
Deactiveer de parkeerrem.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Trap het rempedaal in, activeer de parkeerrem en zet de selec-
tiehendel in stand E of M.
Als de selectiehendel in stand E wordt gezet: Controleer of op het dis-
play van de positie-indicator E wordt weergegeven.
Als de selectiehendel in stand M wordt gezet: Controleer of op het dis-
play van de positie-indicator 1 wordt weergegeven.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal in
en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal in en laat tegelijkertijd het koppelingspedaal
geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten besla-
gen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
195
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motortoerental tijdens het rijden (behalve handgeschakelde transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog oplo-
pen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar gelang de
rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Behalve hybrideauto
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Als het rempedaal wordt ingetrapt terwijl de sportmodus (auto's met Multi-
drive CVT) of de Es-modus (Easy sports) (auto's met Multi-Mode Transmis-
sie) is geselecteerd
Hybrideauto
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
Behalve hybrideauto
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
Hybrideauto
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 1600 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
196
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien na het rijden met hoge snelheden of oprijden
van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
Milieubewust rijden (auto's met Multidrive CVT)
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met hoge
snelheid
Constante snelheid van
ongeveer 80 km/h
Ongeveer 20 seconden
Constante snelheid van
ongeveer 100 km/h
Ongeveer 1 minuut
Rijden op een steile helling of rijden met een con-
stante snelheid van 100 km/h of meer (rijden op
een circuit, enz.)
Ongeveer 2 minuten
Tijdens milieuvriendelijk accelereren (ECO-
rijden) gaat het ECO-controlelampje bran-
den. Wanneer het gaspedaal ver wordt
ingetrapt en wanneer de auto tot stilstand
wordt gebracht, gaat het controlelampje uit.
In de volgende gevallen werkt het ECO-
controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan D.
De sportmodus is ingesteld.
De paddle shift-schakelaar wordt bediend
terwijl de selectiehendel in stand D staat.
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
Het ECO-controlelampje kan worden in- en
uitgeschakeld. (Blz. 275)
197
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende wet-
telijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 649)
Voor efficiënt gebruik (hybrideauto)
Zet de selectiehendel tijdens het rijden in stand D.
In stand N werkt de benzinemotor, maar kan er geen elektriciteit worden
opgewekt. Het batterijpakket (tractiebatterij) raakt hierdoor ontladen, zodat
onnodig vermogen van de benzinemotor nodig is om deze weer op te laden.
Rijd zo vloeiend mogelijk.
Voorkom onnodig snel accelereren en hard remmen. Wanneer geleidelijk
wordt geaccelereerd en gedecelereerd, worden de voordelen van de elektro-
motor (tractiemotor) beter benut, zodat het brandstofverbruik van de benzine-
motor lager is.
Voorkom herhaaldelijk accelereren.
Herhaaldelijk accelereren put het batterijpakket (tractiebatterij) uit waardoor
de auto uiteindelijk minder snel accelereert. Het batterijpakket kan worden
opgeladen door tijdens het rijden het gaspedaal iets te laten opkomen.
Zet de selectiehendel in stand P als de auto geparkeerd staat.
In stand N wordt de hybridebatterij (tractiebatterij) niet geladen. Als de trans-
missie gedurende langere tijd in stand N blijft staan, kan het batterijpakket
ontladen raken. Als het batterijpakket ontladen is, kan er niet met de auto
gereden worden.
198
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het wegrijden met de auto
Houd het rempedaal bij auto's met hybridesysteem bij stilstand altijd ingetrapt
wanneer het hybridesysteem in werking is. Dit voorkomt kruipen van de auto.
Houd bij auto's met Multidrive CVT het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stil-
staat en de motor draait. Dit voorkomt kruipen van de auto.
Houd bij auto's met Multi-Mode Transmissie het rempedaal altijd ingetrapt als de
auto stilstaat en de motor draait. Dit voorkomt onverwachts bewegen van de
auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal kunt
vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt, kan
de onverwachte acceleratie leiden tot een ongeval, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedienen
van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed kunt
bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal met
uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd worden,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
In een hybrideauto moet de bestuurder vooral goed op voetgangers letten als
de auto alleen wordt aangedreven door de elektromotor (tractiemotor). Omdat
er geen motorgeluiden zijn, kunnen voetgangers de beweging van de auto
misschien onjuist inschatten.
199
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Rijd niet met de auto over brandbare materialen en parkeer de auto ook niet in
de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar materiaal aan-
wezig is.
Laat bij auto's met een hybridetransmissie de auto niet achteruit rollen als een
van de vooruitversnellingen is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selectie-
hendel in stand R staat.
Als u dit toch doet, kan een ongeval of schade aan de auto het gevolg zijn.
Laat bij auto's met Multidrive CVT of Multi-Mode Transmissie de auto niet ach-
teruit rollen als de vooruitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de
selectiehendel in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de auto niet op de juiste
manier op rem- en stuurcommando's reageren, waardoor een aanrijding of
schade aan de auto kan ontstaan.
Als u in de auto uitlaatgas ruikt, open dan de ruiten en controleer of de achter-
klep gesloten is. Door grote hoeveelheden uitlaatgassen in de auto kan de
bestuurder slaperig worden en een ongeval veroorzaken, hetgeen kan resulte-
ren in ernstig letsel. Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Zet bij auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT de selectiehendel nooit
in stand P terwijl de auto nog rijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het vooruitrijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel nooit in stand D (auto's met hybridetransmissie of Multi-
drive CVT), E (auto's met Multi-Mode Transmissie) of in de 1e versnelling
(auto's met handgeschakelde transmissie) wanneer de auto achteruitrijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
200
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Behalve hybrideauto: Wanneer u de selectiehendel tijdens het rijden in stand
N zet, wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken. Als
de transmissie in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
Hybrideauto: Wanneer u de selectiehendel tijdens het rijden in stand N zet,
wordt het hybridesysteem losgekoppeld. Er kan niet op de motor worden afge-
remd als het hybridesysteem is uitgeschakeld.
Behalve hybrideauto: Schakel de motor tijdens normaal rijden niet uit. Door de
motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over het stuur-
wiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer.
Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 638
Hybrideauto: Schakel het hybridesysteem tijdens normaal rijden niet uit. Door
het uitschakelen van het hybridesysteem tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van
deze systemen niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder
gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 638
Gebruik de motorremwerking (schakel terug [behalve hybrideauto] of gebruik
schakelstand B [hybrideauto]) om bij het afdalen van een steile helling een vei-
lige snelheid te bewaren.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een ver-
minderde remwerking. (Blz. 239, 242, 246)
Trap tijdens het stilstaan op een helling het rempedaal in en activeer de par-
keerrem om te voorkomen dat de auto voor- of achteruit rolt en een aanrijding
wordt veroorzaakt.
Verstel het stuurwiel, de stoel of de binnen- of buitenspiegel niet tijdens het rij-
den.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen met ernstig letsel
tot gevolg.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaamsdelen
binnen de auto houden omdat ze anders ernstig letsel kunnen oplopen.
201
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies en mogelijk een ongeval tot gevolg.
Door plotseling wijzigen van het motortoerental, bijvoorbeeld bij bruusk accele-
reren of afremmen op de motor, kunnen de banden hun grip verliezen en kan
de auto in een slip raken. Dit kan leiden tot een ongeval.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om ervoor
te zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan de rem-
werking afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn en niet goed
werken, kunnen de besturing bemoeilijken met mogelijk een ongeval tot
gevolg.
Bedienen van de selectiehendel (auto's met hybridetransmissie, Multidrive
CVT of Multi-Mode Transmissie)
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is ingetrapt. Als
de selectiehendel in een andere stand dan P (alleen auto's met hybridetransmis-
sie of Multidrive CVT) of N wordt gezet, kan de auto onverwachts snel accelere-
ren, waardoor een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd vervan-
gen worden.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de slijta-
gelimiet te dicht genaderd zijn, is gevaarlijk.
202
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij stilstaande auto
Behalve hybrideauto: Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
Als de transmissie in een andere stand dan P (alleen auto's met Multidrive
CVT) of N staat, kan de auto onverwachts in beweging komen, waardoor er
een aanrijding kan ontstaan.
Hybrideauto: Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de transmissie in een andere stand dan P of N staat, kan de auto onver-
wachts accelereren, waardoor er een aanrijding kan ontstaan.
Behalve hybrideauto: Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Parkeer de auto als het niet anders kan op een open plek en zorg ervoor dat er
geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Hybrideauto: Laat het hybridesysteem bij stilstand niet langdurig ingeschakeld.
Parkeer de auto als het niet anders kan op een open plek en zorg ervoor dat er
geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Voorkom bij auto's met Multidrive CVT of Multi-Mode Transmissie het ontstaan
van ongelukken door het wegrollen van de auto en houd het rempedaal altijd
ingetrapt als de motor draait, activeer indien nodig de parkeerrem.
Voorkom ongelukken door het wegrollen van de auto door bij auto's met hybri-
detransmissie altijd het rempedaal ingetrapt te houden zolang het controle-
lampje READY brandt. Activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom voor- of achteruit wegrijden van de auto bij stoppen op een helling:
trap altijd het rempedaal in en activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het uit-
laatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er brand-
baar materiaal aanwezig is.
203
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto lig-
gen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan ont-
staan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillenglazen
en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen open barsten, waardoor de inhoud in het interieur
terechtkomt; bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektrische com-
ponenten veroorzaken.
Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dashboard-
kastje of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er bagage
wordt geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroorzaken.
Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen reser-
voirs zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard. Deze
parkeerschijven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand veroorza-
ken in de auto.
Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende gebou-
wen voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zilverkleurige
folie. Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en brand veroorza-
ken.
Activeer bij auto's met hybridetransmissie altijd de parkeerrem, zet de selectie-
hendel in stand P, schakel het hybridesysteem uit en sluit de auto af.
Laat uw auto niet onbeheerd achter als het hybridesysteem in werking is.
Ook als de hybrideauto gereed is om weg te rijden, kunnen geluiden of trillin-
gen niet opgemerkt worden (wanneer het controlelampje READY brandt).
Activeer bij auto's met Multidrive CVT altijd de parkeerrem, zet de selectiehen-
del in stand P, zet de motor uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
204
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Activeer bij auto's met Multi-Mode Transmissie altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand E, M of R, schakel de motor uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Behalve hybrideauto: Raak de uitlaatpijpen niet aan als de motor draait of
direct na het uitschakelen van de motor.
De uitlaat is heet waardoor u zich kunt branden.
Hybrideauto: Raak de uitlaatpijpen en de diffusers in de achterbumper niet aan
als het hybridesysteem in werking is of direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem.
De uitlaat is heet waardoor u zich kunt branden.
Behalve hybrideauto: Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw
de afvoer van de uitlaatgassen zou kunnen hinderen. Als zich sneeuw rond de
auto ophoopt terwijl de motor draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en
in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
Hybrideauto: Laat het hybridesysteem niet in werking op een plaats waar
sneeuw de afvoer van de uitlaatgassen zou kunnen hinderen. Als sneeuw de
afvoer van uitlaatgassen hindert wanneer het hybridesysteem in werking is,
kan er uitlaatgas in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
Auto's met Multi-Mode Transmissie: Zet de motor niet uit totdat de eerste ver-
snelling of de achteruit volledig is ingeschakeld. Gebruik de positie-indicator
om te controleren of de versnelling correct is ingeschakeld.
Als u dat niet doet, kan de auto in beweging komen waardoor een ongeluk kan
ontstaan.
205
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos
en reukloos gas. Het inademen van uitlaatgassen kan zeer schadelijk zijn voor
de gezondheid.
Behalve hybrideauto: Als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving
bevindt, zet dan de motor uit. In een afgesloten ruimte, zoals een garage, kun-
nen uitlaatgassen zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit kan zeer
schadelijk zijn voor de gezondheid.
Hybrideauto: Als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving bevindt,
schakel dan het hybridesysteem uit. In een afgesloten ruimte, zoals een
garage, kunnen uitlaatgassen zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit
kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
Het uitlaatsysteem dient regelmatig gecontroleerd te worden. Laat uw auto
nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur bij gaten of scheuren
als gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbindingsstukken, of bij een
abnormaal geluid van het uitlaatsysteem. Anders zouden er uitlaatgassen in
de auto terecht kunnen komen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid.
Als u even gaat slapen in de auto
Behalve hybrideauto: Schakel altijd de motor uit. Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel uit de vrijstand kunnen zetten of het gaspedaal in kunnen trap-
pen, waardoor de motor oververhit zou kunnen raken en brand kan ontstaan.
Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk kan zijn voor de gezondheid.
Hybrideauto: Schakel altijd het hybridesysteem uit. Anders zou u per ongeluk
de selectiehendel kunnen verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeluk veroorzaakt zou kunnen worden of het hybridesysteem
oververhit zou kunnen raken, waardoor brand kan ontstaan. Verder kunnen
uitlaatgassen in een slecht geventileerde omgeving in de auto terechtkomen,
hetgeen zeer schadelijk kan zijn voor de gezondheid.
206
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht ertoe
leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de andere
kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in negatieve zin beïn-
vloed worden.
Als de hydraulische regeleenheid (hybrideauto) of rembekrachtiger (behalve
hybrideauto) niet werkt, rijd dan niet te dicht achter andere auto's en vermijd
hellingen en scherpe bochten die krachtig afremmen noodzakelijk maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. De remweg zal ook langer zijn.
Rem niet “pompend” als de motor afgeslagen is.
Elke keer dat het rempedaal wordt ingetrapt, wordt er weer een gedeelte van
de reserveremdruk verbruikt.
Behalve hybrideauto: Het remsysteem bestaat uit 2 afzonderlijke hydraulische
systemen: als een van de systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel.
In dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk
en neemt ook de remweg toe. Rijd in dit geval niet verder. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
Hybrideauto: Het remsysteem bestaat uit 2 afzonderlijke hydraulische syste-
men: als een van de systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk en
neemt ook de remweg toe. Rijd in dit geval niet verder. Als tijdens het rijden
het waarschuwingslampje van het remsysteem (rood controlelampje) gaat
branden en de zoemer klinkt, breng de auto dan onmiddellijk tot stilstand op
een veilige plaats en neem contact op met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
207
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Tijdens het rijden
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktijdig in.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Gebruik niet het gaspedaal of de wegrijhulp om de auto op een helling op zijn
plaats te houden.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal helemaal is
ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal geleidelijk opkomen.
Anders kunnen de koppeling en de transmissie beschadigd raken.
Let op het volgende om te voorkomen dat de koppeling beschadigd raakt.
Laat de voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Dit kan overmatige slijtage van het koppelingspedaal tot gevolg hebben.
Gebruik voor het wegrijden alleen de eerste versnelling.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt. Anders kunnen
de koppeling en de transmissie beschadigd raken.
208
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Parkeren van de auto (auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT)
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Anders kan de auto onverwachts accele-
reren als het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingspomp ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan de
wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat na het rijden met hoge snelheden of het oprijden van
een helling de motor stationair draaien. Zet de motor pas af als de turbo is
afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties. Houd
het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de auto tot stil-
stand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band (Blz. 562,
575)
209
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nagekeken
door een Toyota-dealer of erkende reparateur:
Remwerking
Behalve hybrideauto: Veranderingen in het peil en de kwaliteit van de motor-
olie, transmissievloeistof, enz.
Hybrideauto: Veranderingen in het peil en de kwaliteit van de olie en vloeistof-
fen voor de motor, de hybridetransmissie, enz.
Smering van de lagers en de wielophanging (indien mogelijk) en de werking
van alle koppelingen, lagers, enz.
210
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Contactslot (behalve hybrideauto [auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop])
Starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Trap het rempedaal stevig in en zet de selectiehendel in stand
N. (Blz. 246)
Zet het contact AAN.
Het controlelampje gaat branden.
Als het controlelampje uitgaat, zet dan het contact in
stand START om de motor te starten.
Auto's met handgeschakelde transmissie (benzinemotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
211
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met handgeschakelde transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact AAN.
Het controlelampje gaat branden.
Als het controlelampje uitgaat, zet dan het contact in
stand START om de motor te starten.
Veranderen van de standen van het contact
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en
de sleutel kan worden verwij-
derd. (Auto's met Multidrive CVT:
de sleutel kan alleen worden
verwijderd als de selectiehendel
in stand P staat.)
ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
START
Motor starten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
212
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P (auto's met Multidrive CVT), E, M of R
(auto's met Multi-Mode Transmissie) of N (auto's met handgeschakelde
transmissie). (Blz. 241, 246, 251)
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 143)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Functie sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of UIT
staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet verwijde-
ren.
STAP
1
Druk de sleutel dieper in het slot en draai
deze naar UIT.
STAP
2
Soms kan de sleutel bij het starten moeilijk
vanuit UIT worden gedraaid. Draai het
stuurwiel enigszins naar links of naar rechts
om het stuurslot te ontgrendelen.
213
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspedaal
in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT. Als in een noodgeval de motor moet worden uitgezet
terwijl de auto nog rijdt, zet dan het contact in stand ACC. Als de motor wordt uit-
geschakeld tijdens het rijden kan een ongeluk het gevolg zijn. (Blz. 638)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wanneer
de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders
kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
214
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Contactslot (behalve hybrideauto [auto's met Smart entry-systeem en
startknop])
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische sleu-
tel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van het contact veran-
derd.
Starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Als de selectiehendel niet in stand P staat, kan de motor mogelijk niet
worden gestart. (Blz. 241)
Trap het rempedaal stevig in.
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop
(groen) gaat branden. Als het controlelampje niet gaat branden, kan
de motor niet worden gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpo-
ging maximaal 30 seconden
duurt.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
de motor draait.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden gestart.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
215
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Trap het rempedaal stevig in, druk eenmaal op de startknop
en zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 246)
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop
(groen) gaat branden. Als het controlelampje niet gaat branden, kan
de motor niet worden gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpo-
ging maximaal 30 seconden
duurt.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
de motor draait.
Het controlelampje gaat
branden. De motor start zodra
het controlelampje is gedoofd.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden gestart.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
216
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met een handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in de vrijstand staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop
(groen) gaat branden. Als het controlelampje niet gaat branden, kan
de motor niet worden gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpo-
ging maximaal 30 seconden
duurt.
Houd het koppelingspedaal
ingetrapt tot de motor draait.
Alleen dieselmotor: Het controle-
lampje gaat branden. De
motor start zodra het controle-
lampje is gedoofd.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden gestart.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
217
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitzetten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het rempedaal los.
Druk op de startknop.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) uit is.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand E, M of R.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het rempedaal los.
Druk op de startknop.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) uit is.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand terwijl u het koppelingspedaal
intrapt.
Zet de selectiehendel in stand N.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Laat het koppelingspedaal los.
Druk op de startknop.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) uit is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
218
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wijzigen van de stand van de startknop
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zon-
der het rempedaal (behalve auto's met handgeschakelde transmissie)
of koppelingspedaal (auto's met handgeschakelde transmissie) in te
trappen. (De stand verandert iedere keer dat op de knop wordt
gedrukt.)
UIT*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) is uit.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) knippert langzaam.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) knippert langzaam.
*:Auto's met Multidrive CVT: Als de
selectiehendel in een andere
stand dan stand P staat als de
motor uit gezet wordt, gaat het
contact naar stand ACC en niet
UIT.
219
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van de motor als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat (auto's met Multidrive CVT)
Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel in een andere stand
dan P staat, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT. Voer de vol-
gende procedure uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) langzaam knippert en druk de startknop
vervolgens eenmaal in.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) uit is.
Auto power off-functie
Auto's met Multidrive CVT
Als het contact gedurende meer dan een uur in stand ACC of AAN (zonder dat
de motor draait) staat met de selectiehendel in stand P, schakelt het systeem het
contact automatisch UIT. Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de
accu ontladen kan raken. Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan zonder dat de motor draait.
Auto's met Multi-Mode Transmissie en handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan een uur in stand ACC of AAN (zonder dat
de motor draait) staat, schakelt het systeem het contact automatisch UIT. Deze
functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de accu ontladen kan raken. Laat het
contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat de
motor draait.
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 69
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
220
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Blz. 66
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Blz. 67
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 143)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten, wordt
het stuurwiel geblokkeerd door de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op de start-
knop drukt, wordt het stuurslot automatisch weer uitgeschakeld.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Auto's met Multidrive CVT: Controleer of de
selectiehendel goed in stand P staat. Moge-
lijk kan de motor niet worden gestart als de
selectiehendel niet in stand P staat. Het
controlelampje van het Smart entry-sys-
teem met startknop (groen) gaat snel knip-
peren.
Het controlelampje van het Smart entry-sys-
teem met startknop (groen) gaat snel knip-
peren.
Auto's met Multidrive CVT
Controleer of de selectiehendel in stand P
staat. Druk op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts beweegt.
Auto's met Multi-Mode Transmissie en
handgeschakelde transmissie
Druk op de startknop terwijl u het stuurwiel
naar links en naar rechts beweegt.
221
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Oververhitting van de stuurslotmotor voorkomen
Om te voorkomen dat de stuurslotmotor oververhit raakt, kan het voorkomen dat
de werking van de stuurslotmotor wordt onderbroken als de motor in een korte
tijd herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht in dat geval met het starten of
uitzetten van de motor. Na ongeveer 10 seconden zal de stuurslotmotor weer
functioneren.
Wanneer het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop
geel knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct controle-
ren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 486
Bediening van de startknop
Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te
bedienen. Als de startknop niet op de juiste manier wordt bediend, kan het voor-
komen dat de motor niet start of dat de stand van het contact niet verandert. U
hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671
222
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspedaal
in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als zich een storing voordoet in de motor terwijl de auto rijdt, vergrendel of open
de portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot stilstand is gekomen. Als
onder deze omstandigheden het stuurslot wordt geactiveerd, kan dit leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de start-
knop gedurende ten minste 3 seconden ingedrukt of druk hem ten minste drie-
maal achter elkaar kort in. (Blz. 638)
Bedien de startknop echter uitsluitend in noodgevallen tijdens het rijden. Door de
motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel
of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hier-
door zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval
de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
223
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder
dat de motor draait.
Als het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen)
brandt, is het contact niet UIT. Controleer voordat u uitstapt of het contact UIT
is.
Auto's met Multidrive CVT: Zet de motor niet uit als de selectiehendel in een
andere stand dan P staat. Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel
in een andere stand staat, wordt het contact niet UIT, maar in stand ACC
gezet. Als het contact in stand ACC blijft staan, kan de accu ontladen raken.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Symptomen die kunnen duiden op een probleem met de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van de startknop niet helemaal gaat zoals u
gewend bent, bijvoorbeeld als de startknop bij het indrukken niet goed terug-
komt, kan dit duiden op een defect. Laat in dit geval uw auto zo snel mogelijk
nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
224
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Contactslot (hybrideauto [auto's zonder elektronische sleutel])
Starten van het hybridesysteem
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact in stand START
om het hybridesysteem te star-
ten.
Blijf het rempedaal ingetrapt
houden tot het hybridesysteem
volledig gestart is.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst knippert en vervolgens blijft
branden en de zoemer klinkt, dan start het hybridesysteem normaal.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het controlelampje READY brandt, kunt u wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De benzinemotor start of stopt auto-
matisch in overeenstemming met de toestand van de auto.)
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
225
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van het hybridesysteem
Breng de auto volledig tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 238)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Zet het contact UIT om het hybridesysteem uit te schakelen.
Laat het rempedaal langzaam opkomen en controleer of het
controlelampje READY uit is.
Veranderen van de standen van het contact
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en
de sleutel kan worden verwij-
derd. (De sleutel kan alleen wor-
den verwijderd als de
selectiehendel in stand P staat.)
ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
START
Voor het starten van het hybride-
systeem.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
226
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van het hybridesysteem met de selectiehendel in een
andere stand dan P
Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld terwijl de selectiehendel in
een andere stand dan P staat, dan wordt het contact niet UIT gezet,
maar in stand ACC gezet. Voer de volgende procedure uit om het hybri-
desysteem uit te schakelen:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 238)
Zet het contact UIT om het hybridesysteem uit te schakelen.
Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 238)
Geluiden en trillingen die bij een hybrideauto voorkomen
Blz. 39
Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Kan het langer duren voordat de indicator READY gaat branden.
Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 143)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
Druk de sleutel dieper in het slot en draai
deze naar UIT.
STAP
2
227
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Het controlelampje READY gaat niet branden.
Als het controlelampje READY niet gaat branden wanneer u het contact in stand
START zet terwijl de selectiehendel in stand P staat en het rempedaal ingetrapt
is, neem dan direct contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wanneer er een storing in het hybridesysteem aanwezig is
Blz. 545, 547
Functie sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of UIT
staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet verwijde-
ren.
WAARSCHUWING
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten wanneer u het hybridesysteem start. Trap
onder geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten van het hybride-
systeem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT. Als het hybridesysteem in een noodgeval moet worden
uitgezet terwijl de auto nog rijdt, zet het contact dan alleen in stand ACC om het
hybridesysteem uit te schakelen. Als het hybridesysteem tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld kan er een ongeluk ontstaan. (Blz. 638)
Bij het starten van het hybridesysteem kan
de sleutel moeilijk uit UIT worden gedraaid.
Draai het stuurwiel enigszins naar links of
naar rechts om het stuurslot te ontgrende-
len.
228
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wanneer
het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Starten van het hybridesysteem
Als het hybridesysteem moeilijk te starten is, laat uw auto dan onmiddellijk con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
229
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Contactslot (hybrideauto [auto's met elektronische sleutel])
Door de volgende handelingen wordt het hybridesysteem gestart of wij-
zigt de stand van het contact wanneer u de elektronische sleutel bij u
draagt.
Starten van het hybridesysteem
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Als de selectiehendel niet in stand P staat, kan het hybridesysteem
niet worden gestart. ( Blz. 238)
Trap het rempedaal stevig in.
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop
(groen) gaat branden. Als het controlelampje niet gaat branden, kan
het hybridesysteem niet worden gestart.
Druk op de startknop.
Blijf het rempedaal ingetrapt
houden tot het hybridesysteem
volledig gestart is.
Het hybridesysteem kan vanuit
iedere stand worden gestart.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
230
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst knippert en vervolgens blijft
branden en de zoemer klinkt, dan start het hybridesysteem normaal.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het controlelampje READY brandt, kunt u wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De benzinemotor start of stopt auto-
matisch in overeenstemming met de toestand van de auto.)
Uitschakelen van het hybridesysteem
Breng de auto volledig tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 256)
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal langzaam opkomen en controleer of het
controlelampje READY uit is.
STAP
5
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
231
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wijzigen van de standen van het contact
De standen kunnen worden gewijzigd door op de startknop te drukken
als het rempedaal niet ingetrapt is. (De stand verandert iedere keer
dat op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) is uit.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) knippert langzaam.
Stand AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje van het
Smart entry-systeem met start-
knop (groen) knippert langzaam.
*:Als de selectiehendel niet in
stand P staat en het hybridesys-
teem wordt uitgezet, wordt het
contact in stand ACC gezet in
plaats van UIT.
232
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van het hybridesysteem met de selectiehendel in een
andere stand dan P
Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het contact niet UIT maar in stand
ACC gezet. Voer de volgende procedure uit om het contact UIT te zet-
ten:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) langzaam knippert en druk de startknop
vervolgens eenmaal in.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem
met startknop (groen) uit is.
Auto power off-functie
Wanneer de selectiehendel in stand P staat en het contact meer dan een 20
minuten in stand ACC of een uur in stand AAN staat, terwijl het hybridesysteem
niet in werking is, dan wordt het contact automatisch UIT gezet. Deze functie kan
echter niet geheel uitsluiten dat de 12V-accu ontladen raakt. Laat de auto niet
gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan terwijl het hybridesysteem
niet is ingeschakeld.
Geluiden en trillingen die bij een hybrideauto voorkomen
Blz. 39
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 69
Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Kan het langer duren voordat de indicator READY gaat branden.
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Blz. 66
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
233
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Blz. 67
Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 143)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten, wordt
het stuurwiel vergrendeld door de stuurslotfunctie. Door de startknop nogmaals
in te drukken wordt het stuurslot automatisch ontgrendeld.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Oververhitting van de stuurslotmotor voorkomen
Om te voorkomen dat de elektromotor van het stuurslot oververhit raakt, kan de
werking worden onderbroken als het hybridesysteem in korte tijd herhaaldelijk
wordt in- en uitgeschakeld. Schakel het hybridesysteem in dat geval niet in of uit.
Na ongeveer 10 seconden zal de stuurslotmotor weer functioneren.
Controleer of de selectiehendel goed in
stand P staat. Het hybridesysteem kan niet
worden gestart als de selectiehendel niet
goed in stand P staat. Het controlelampje
van het Smart entry-systeem met startknop
(groen) zal snel knipperen.
Het controlelampje van het Smart entry-sys-
teem met startknop (groen) gaat snel knip-
peren.
Controleer of de selectiehendel in stand P
staat. Druk op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts beweegt.
234
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Het controlelampje READY gaat niet branden.
Als het controlelampje READY niet gaat branden wanneer u op de startknop
drukt terwijl de selectiehendel in stand P staat en het rempedaal is ingetrapt,
neem dan direct contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wanneer er een storing in het hybridesysteem aanwezig is
Blz. 545, 547
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 486
Bedienen van de startknop
Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te
bedienen. Als de startknop niet op de juiste manier wordt ingedrukt, kan het
voorkomen dat het hybridesysteem niet start of dat de stand van het contact
niet verandert. U hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
Als u probeert het hybridesysteem te herstarten direct nadat het contact UIT
is gezet, dan start het hybridesysteem in sommige gevallen mogelijk niet.
Wacht nadat u het contact UIT hebt gezet een paar seconden voordat u het
hybridesysteem herstart.
Als het Smart entry-systeem met startknop of het startknopsysteem is uit-
geschakeld via de persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671
WAARSCHUWING
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten wanneer u het hybridesysteem start. Trap
onder geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten van het hybride-
systeem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem zich voordoet terwijl de auto rijdt, ver-
grendel of open de portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot stilstand
gekomen is. Anders kan het stuurslot worden geactiveerd, wat kan leiden leiden
tot een geval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
235
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Uitschakelen van het hybridesysteem in noodgevallen
Als u in een noodgeval het hybridesysteem tijdens het rijden wilt stoppen, houdt
u de startknop langer dan 3 seconden ingedrukt of drukt u deze minstens 3 keer
kort achter elkaar in. (Blz. 638)
Raak de startknop echter tijdens het rijden niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het hybridesysteem tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze
systemen niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat het contact niet gedurende een langere periode in stand ACC of AAN
staan zonder het hybridesysteem in te schakelen.
Als het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen)
brandt, is het contact niet UIT. Controleer voordat u uitstapt of het contact UIT
is.
Schakel het hybridesysteem niet uit als de selectiehendel in een andere stand
dan P staat. Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld met de selectiehen-
del in een andere stand, dan wordt het contact niet in stand UIT, maar in stand
ACC gezet. Als de auto wordt achtergelaten met het contact in stand ACC, kan
de 12V-accu ontladen raken.
Starten van het hybridesysteem
Als het hybridesysteem moeilijk te starten is, laat uw auto dan onmiddellijk con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Symptomen van een defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbeeld als de knop iets
blijft hangen, kan de startknop defect zijn. Laat in dit geval uw auto zo snel
mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
236
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
EV-modus (hybrideauto)
De EV-modus inschakelen wanneer de benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het hybridesysteem wordt gestart, wordt na
korte tijd automatisch de benzinemotor gestart, zodat deze op temperatuur kan
komen. In dat geval kan de EV-modus niet worden ingeschakeld.
Druk zodra het hybridesysteem is gestart en het controlelampje READY brandt
en voordat de benzinemotor start op de schakelaar EV MODE om de EV-modus
in te schakelen.
Omstandigheden waarin de EV-modus niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus mogelijk niet worden ingeschakeld.
Als de modus niet ingeschakeld kan worden, klinkt er een zoemer.
De temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto heeft lang in de zon gestaan of na het oprijden van een helling, het
rijden met hoge snelheid, enz.
De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto heeft bijvoorbeeld lang in een omgeving met een temperatuur lager
dan 0°C gestaan, enz.
De benzinemotor is aan het opwarmen.
In de EV-modus wordt de auto aangedreven door de elektromotor (trac-
tiemotor), die zijn energie uit het batterijpakket (tractiebatterij) haalt.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts of in de vroege morgen door
woonwijken rijden of het rijden in een parkeergarage, enz. zonder dat u
zich zorgen hoeft te maken over geluidsoverlast of uitlaatgassen.
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt inge-
schakeld, gaat het controle-
lampje EV-modus branden. Door
in de EV-modus de schakelaar in
te drukken, wordt teruggekeerd
naar normaal rijden (aandrijving
door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
237
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Het batterijpakket (tractiebatterij) is (bijna) ontladen.
Wanneer het controlelampje tractiebatterij ontladen brandt.
Wanneer de resterende lading van het batterijpakket (tractiebatterij) die
wordt weergegeven op het touchscreen laag is. (Blz. 46)
Rijsnelheid is hoog.
Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een helling, enz.
De voorruitverwarming is ingeschakeld.
Automatische uitschakeling van de EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus, kan in de volgende gevallen automatisch de
benzinemotor worden gestart. Als de EV-modus wordt uitgeschakeld, klinkt een
zoemer en knippert het controlelampje EV-modus, waarna het uitgaat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) raakt leeg. (Blz. 46, 547)
De rijsnelheid neemt toe.
Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een helling, enz.
Maximale rijafstand in EV-modus
In de EV-modus kan maximaal ongeveer 2 km worden gereden bij een rijsnel-
heid van ongeveer 45 km/h of lager.
(De maximale rijafstand is afhankelijk van de laadtoestand van het batterijpakket
(tractiebatterij) en de rijomstandigheden.)
Brandstofverbruik
Uw auto is ontworpen voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik onder nor-
male rijomstandigheden (aandrijving door benzinemotor en elektromotor [tractie-
motor]). Als de EV-modus vaker wordt gebruikt dan nodig is, zal het
brandstofverbruik hoger zijn.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de EV-modus zorgvuldig de omgeving van de
auto. Omdat er geen motorgeluiden zijn, merken voetgangers, fietsers of andere
verkeersdeelnemers en voertuigen in de omgeving mogelijk niet dat de auto
wegrijdt of hen nadert. Wees dus tijdens het rijden extra alert.
238
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybridetransmissie
: Indien aanwezig
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's zonder elektronische sleutel
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
Schakelen van P naar een andere stand; van D naar R of P; of van R
naar P, D of B: zorg ervoor dat het rempedaal is ingetrapt en de auto
stilstaat.
Auto's met elektronische sleutel
Zet, terwijl het contact AAN staat en het rempedaal is inge-
trapt, de selectiehendel in een andere stand.
Schakelen van P naar een andere stand; van D naar R of P; of van R
naar P, D of B: zorg ervoor dat het rempedaal is ingetrapt en de auto
stilstaat.
239
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Doel van de schakelstanden
*: Zet onder normale omstandigheden de selectiehendel in stand D voor een
zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke geluidsproduc-
tie.
Selecteren van de ECO-modus
Geschikt voor het verminderen van het brandstofverbruik, omdat
het koppel dat correspondeert met de mate waarin het gaspedaal
wordt ingetrapt geleidelijker wordt afgegeven dan onder normale
omstandigheden en de werking van het airconditioningsysteem
(verwarmen/koelen) wordt geminimaliseerd.
ECO-modus
Als de ECO-modus wordt inge-
schakeld, gaat het controle-
lampje ECO MODE branden.
Druk nogmaals op toets ECO
MODE om de ECO-modus uit te
schakelen.
Schakelstand Functie
P
Parkeren van de auto/inschakelen van het
hybridesysteem
R Achteruit
N Vrijstand
D Normaal rijden*
B Stand voor motorremwerking
240
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Werking van de airconditioning in de ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het
airconditioningsysteem om brandstof te besparen. (Blz. 352) Stel om de air-
conditioning harder te laten werken de temperatuur of aanjagersnelheid in of
schakel de ECO-modus uit.
Tijdens filerijden
Als de selectiehendel in stand N staat, wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen. Laat de selectiehendel niet langer dan nodig is in stand N staan,
om te voorkomen dat het batterijpakket ontladen raakt.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan stand P gezet kan wor-
den
Blz. 605
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Niet abrupt wegrijden of schakelen.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken hetgeen
een ongeluk kan veroorzaken.
241
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Multidrive CVT
: Indien aanwezig
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de
selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
242
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de schakelstand
*
1
: Zet de selectiehendel onder normale rijomstandigheden in stand D voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke geluids-
productie.
*
2
: Door in stand M met de selectiehendel een versnelling te kiezen, kunt u
de motorremwerking regelen.
Selecteren van een rijmodus
Druk op de schakelaar.
Voor snelle acceleratie en rijden
in bergachtige gebieden.
Het controlelampje SPORT gaat
branden.
Druk nogmaals op deze schake-
laar om terug te gaan naar de
normale modus.
Schakelstand Functie
P Parkeren van de auto/starten van de motor
R Achteruit
N Vrijstand
D Normaal rijden*
1
M
Sequentiële shiftmatic-sportmodus
met 7 versnellingen*
2
(Blz. 243)
243
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Schakelen in de sequentiële shiftmatic-sportmodus met 7 versnel-
lingen
Zet de selectiehendel in stand M en bedien de selectiehendel of de pad-
dle shift-schakelaar.
Opschakelen
Terugschakelen
Telkens wanneer de selectiehen-
del of een paddle shift-schakelaar
wordt bediend, wordt één versnel-
ling op- of teruggeschakeld.
De geselecteerde versnelling, van
1 tot en met 7, wordt weergegeven
in het multi-informatiedisplay.
De versnellingen worden echter zelfs in stand M automatisch gewij-
zigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
Schakelfuncties
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 7 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere remkracht dan een hogere
versnelling en het toerental wordt ook hoger.
244
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Tijdelijk handmatig schakelen in stand D
Bedien de paddle shift-schakelaars - en + om tijdelijk handmatig een ver-
snelling in te schakelen. De versnelling kan worden geselecteerd door
de paddle shift-schakelaars - en + te bedienen. U kunt met de paddle
shift-schakelaars een versnelling selecteren om de motorremwerking te
regelen.
Opschakelen
Terugschakelen
Telkens wanneer een paddle shift-
schakelaar wordt bediend, wordt
één versnelling op- of terugge-
schakeld.
De geselecteerde versnelling, van
1 tot en met 7, wordt weergegeven
in het multi-informatiedisplay
Schakelfuncties
Blz. 243
Blokkering van het tijdelijk inschakelen van versnellingen in stand D
Onder de volgende omstandigheden wordt het tijdelijk inschakelen van versnel-
lingen in stand D geblokkeerd:
Als de auto tot stilstand komt
Als het gaspedaal in één versnelling langer dan een bepaalde periode wordt
ingedrukt
Wanneer de paddle shift-schakelaar + gedurende een bepaalde periode
wordt ingedrukt
245
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wanneer met cruise control wordt gereden (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise control
niet wordt uitgeschakeld.
Terugschakelen naar 6, 5 of 4 tijdens het rijden in stand D of in de sequenti-
ele shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen. (Blz. 243)
Als tijdens het rijden in stand D de SPORT-modus wordt ingeschakeld.
(Blz. 242)
Wanneer de auto tot stilstand komt terwijl met de selectiehendel stand M is
geselecteerd
Zodra de auto tot stilstand is gekomen, zal de transmissie terugschakelen
naar M1.
Vervolgens zal de auto in stand M1 beginnen te rijden.
Wanneer de auto tot stilstand is gekomen, wordt de transmissie in M1 gezet.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan stand P gezet kan wor-
den
Blz. 605
Als het controlelampje M knippert of er piepsignalen klinken nadat de
selectiehendel in stand M is gezet
Dit duidt mogelijk op een storing in de Multidrive CVT. Laat uw auto direct contro-
leren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(In deze situatie werkt de transmissie alsof de selectiehendel in stand D staat.)
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid (auto's
met sequentieel shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te beïn-
vloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden teruggescha-
keld. Onder sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of paddle shift-schakelaars. (Er klinkt
tweemaal een zoemer.)
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Accelereer of schakel niet plotseling.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken hetgeen
een ongeluk kan veroorzaken.
246
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Multi-Mode Transmissie
: Indien aanwezig
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Schakelen
Doel van de schakelstanden
*
1
: De meest geschikte versnelling wordt automatisch ingeschakeld aan de
hand van de stand van het gaspedaal en de rijsnelheid.
*
2
: De versnellingen moeten handmatig worden geselecteerd. Afhankelijk
van de rijsnelheid kan echter automatisch een geschikte versnelling wor-
den geselecteerd.
Schakelstand Functie
R Achteruit
N Vrijstand of starten van de motor
E Rijden in de automatische stand (E)*
1
M
Rijden in de handgeschakelde stand (M)*
2
(Blz. 247)
247
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Schakelen in stand M
Als de selectiehendel in stand M staat, kan deze of kunnen de paddle
shift-schakelaars als volgt worden bediend:
Selectiehendel
Opschakelen
Terugschakelen
Mogelijk wordt afhankelijk van de
rijsnelheid het schakelen beperkt.
Selecteren van de Es-modus (Easy sports) (alleen wanneer de
selectiehendel in stand E staat)
In de Es-modus beschikt de auto over superieure rijprestaties en
accelereert hij sneller dan in stand E.
Es-modus (Easy sports) in-/uit-
schakelen
Maak voor een zo laag mogelijk
brandstofverbruik zo weinig
mogelijk gebruik van de Es-
modus.
248
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Paddle shift-schakelaars
Opschakelen
Terugschakelen
Mogelijk wordt afhankelijk van de
rijsnelheid het schakelen beperkt.
Schakelen in stand E of Es
Wanneer stand E of Es is geselecteerd, kan met de paddle shift-schake-
laars tijdelijk een versnelling worden geselecteerd.
Opschakelen
Terugschakelen
De versnelling wordt weergege-
ven.
Houd de paddle shift-schakelaar +
enige tijd ingedrukt om terug te
keren naar de stand E of Es.
Mogelijk wordt afhankelijk van de
rijsnelheid het schakelen beperkt.
249
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Maximaal toegestane snelheden
Houd de onderstaande maximumsnelheden voor elke versnelling in acht:
Automatisch uitschakelen van de Es-modus
De Es-modus wordt automatisch uitgeschakeld nadat het contact UIT is gezet na
het rijden in de Es-modus.
Wanneer er niet kan worden geschakeld
Met de selectiehendel in stand N
Trap het rempedaal in om de selectiehendel in een andere stand te kunnen
zetten. Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden ter-
wijl u het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. (Blz. 606)
Met de selectiehendel in een andere stand dan N
Blz. 606
Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend met de selectiehendel in
een andere stand dan N en de motor draait
Er klinkt dan een zoemer. Sluit het bestuurdersportier.
Als de parkeerrem wordt geactiveerd terwijl de selectiehendel in een ander
stand dan N staat en de motor draait
Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend
Er klinkt een zoemer en binnen 10 seconden zal automatisch stand N wor-
den ingeschakeld.
Wanneer het bestuurdersportier wordt gesloten
Er klinkt een zoemer en binnen 90 seconden zal automatisch stand N wor-
den ingeschakeld.
Versnelling
Maximale snelheid
km/h
143
280
3117
4 158
5
250
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als het controlelampje M niet gaat branden nadat de selectiehendel in
stand M is gezet
Dit kan duiden op een storing in de Multi-Mode Transmissie. Laat uw auto direct
controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(In deze situatie werkt de transmissie alsof de selectiehendel in stand E staat.)
Als het controlelampje N knippert
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand N. Wacht enkele seconden en zet de selectie-
hendel in de gewenste stand.
Als de motor niet is uitgezet
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN. Trap
het rempedaal in en zet de selectiehendel in stand N en vervolgens in de
gewenste stand.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact AAN. Trap het
rempedaal in en zet de selectiehendel in stand N en vervolgens in de
gewenste stand.
Als het controlelampje nog steeds knippert na het uitvoeren van bovenstaande
handelingen, zet dan de selectiehendel in stand N en start de motor. Zet vervol-
gens de selectiehendel in de gewenste stand.
Als het controlelampje N knippert en er een waarschuwingszoemer hoor-
baar is
Zet de selectiehendel in stand N en vervolgens in stand E, M of R.
Waarschuwingszoemer achteruitrijden
Wanneer de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt een zoemer om aan te
geven dat de selectiehendel in stand R staat.
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid (in stand E
[met de paddle shift-schakelaar] of in stand M)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te beïn-
vloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden teruggescha-
keld. Onder sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of paddle shift-schakelaars. (Er klinkt
tweemaal een zoemer.)
251
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Handgeschakelde transmissie
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
Auto's met een transmissie met 5 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het bedienen van de selectiehendel
helemaal in en laat het langzaam opkomen.
Als het inschakelen van de achteruitversnelling moeilijk gaat, zet dan de
selectiehendel in stand N, laat de koppeling even opkomen en probeer het
dan opnieuw.
252
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met transmissie met 6 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het bedienen van de selectiehendel
helemaal in en laat het langzaam opkomen.
Selectiehendel in achteruit zetten (auto's met een transmissie
met 6 versnellingen)
Trek om de selectiehendel in de
achteruit te zetten de ring onder
de selectiehendelknop omhoog.
253
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator dient om het brandstofverbruik en de uitlaat-
gasemissie te verlagen binnen de grenzen van het motorvermogen.
Opschakelen
Terugschakelen
Display schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw voet op
het koppelingspedaal rust.
Maximale snelheid voor terugschakelen
Schakel niet terug bij hogere snelheden dan in onderstaande tabel zijn aangege-
ven om te voorkomen dat de motor met een te hoog toerental gaat draaien.
Schakel-
stand
Maximale snelheid
km/h (mph)
1KR-FE motor 1NR-FE motor 1ND-TV motor
1 45 (28) 46 (29) 43 (27)
2 84 (52) 85 (53) 80 (50)
3 123 (76) 124 (77) 117 (73)
4 157 (98) 158 (98) 158 (98)
254
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator
Raadpleeg het display rekening houdend met de wegcondities en de verkeers-
omstandigheden. Anders kan dit leiden tot een ongeval.
OPMERKING
Om schade aan de transmissie te voorkomen (auto's met een transmissie
met 6 versnellingen)
Trek de ring onder de pookknop alleen omhoog om de achteruitversnelling in
te schakelen.
Schakel de achteruitversnelling alleen in nadat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
Zet de selectiehendel niet in stand R zon-
der eerst het koppelingspedaal in te trap-
pen.
255
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Richtingaanwijzerschakelaar
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een gloeilamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorge-
brand.
De richtingaanwijzerschakelaar kan worden gebruikt om aan te geven
wat de bestuurder van plan is:
Rechts afslaan
Linksaf slaan
Wisselen van rijstrook, naar
rechts (duw de schakelaar
iets naar boven en houd hem
in die stand vast)
De richtingaanwijzers rechts blij-
ven knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.
Rijstrookwisseling naar links
(druk de hendel iets naar
beneden en houd hem in die
stand vast)
De richtingaanwijzers links blij-
ven knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.
256
2-1. Rijprocedures
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Parkeerrem
Gebruik in de winter
Blz. 322
OPMERKING
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in negatieve zin
kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsysteem sneller slijten.
Activeer de parkeerrem door
de parkeerremhendel hele-
maal aan te trekken terwijl u
het rempedaal intrapt.
Deactiveer de parkeerrem
door de hendel iets omhoog
te trekken en deze dan volle-
dig naar beneden te drukken
terwijl u de knop op de hen-
del ingedrukt houdt.
257
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Claxon
Na het afstellen van het stuurwiel
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Als het stuurwiel niet goed vergrendeld is, klinkt de claxon wellicht niet.
(Blz. 128)
Druk op of vlak bij het merkte-
ken om de claxon te
laten klinken.
258
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers
Behalve hybrideauto
Auto's zonder toerenteller (type A):
Auto's zonder toerenteller (type B):
259
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met toerenteller (type A):
Auto's met toerenteller (type B):
260
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
Klok
Blz. 412
Weergave buitentemperatuur
Blz. 413
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank zit.
Knop wijzigen weergave
Blz. 271
Kilometerteller, dagteller en multi-informatiedisplay
Blz. 270
Knoppen instellen tijd
Blz. 412
Hybridesysteemindicator
Geeft uitgaande vermogen en regeneratieniveau hybridesysteem weer
261
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De tellers en het display werken wanneer
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Hybridesysteemindicator
Als u probeert om de naald tijdens het rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
In het oplaadgebied wordt de regeneratiestatus* aangegeven. De geregene-
reerde energie wordt gebruikt om het batterijpakket te laden.
*:Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van bewegings-
energie van de auto in elektrische energie bedoeld.
Power-gebied
Geeft aan dat het gebruikte vermogen de
bovenlimiet voor milieubewust rijden
overschrijdt.
Eco-gebied
Geeft aan dat er milieubewust wordt
gereden.
Hybrid Eco-gebied
Geeft aan dat er zodanig wordt gereden,
dat de auto vaak alleen elektrisch wordt
aangedreven. (Wanneer de auto licht
belast wordt, zoals bij langzaam rijden,
betekent binnen het Hybrid Eco-gebied
blijven dat er milieubewust wordt gere-
den.)
Oplaadgebied
Geeft aan dat er regeneratief wordt bijge-
laden.
262
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Om schade aan de motor en onderdelen van de motor te voorkomen
Auto's met toerenteller: Laat de naald van de toerenteller niet in het rode
gebied komen dat het maximale toerental aangeeft.
Als het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur knip-
pert of gaat branden, is de motor mogelijk oververhit. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en controleer de motor
nadat deze volledig is afgekoeld. (
Blz. 624, 628)
263
2-2. Instrumentenpaneel
2
When driving
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
De controlelampjes en waarschuwingslampjes op het instrumentenpa-
neel en middenpaneel informeren de bestuurder over de status van de
diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeel-
ding alle controle- en waarschuwingslampjes brandend afgebeeld.
Behalve hybrideauto
Instrumentenpaneel (auto's zonder toerenteller type A):
Instrumentenpaneel (auto's zonder toerenteller type B):
264
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Instrumentenpaneel (auto's met toerenteller type A):
Instrumentenpaneel (auto's met toerenteller type B):
265
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Instrumentenpaneel:
Middenpaneel
266
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus
van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (Blz. 255)
(auto's met
Multidrive
CVT)
Positie-indicatoren
(Blz. 241)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 279)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
achterlicht (Blz. 277)
(auto's met
Multi-Mode
Transmissie)
Positie-indicatoren
(Blz. 246)
(indien
aanwezig)
Controlelampje mistlam-
pen voor (Blz. 287)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 286, 287)
(auto's met
Multidrive
CVT)
Controlelampje SPORT
(Blz. 242)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 214, 229)
*
1
(auto's met
handgescha-
kelde
transmissie)
Schakeladviesindicator
(Blz. 253)
*
3
Controlelampje lage
koelvloeistoftemperatuur
(dieselmotor)
Controlelampje voor-
gloeien (Blz. 210, 214)
(indien aan-
wezig)
Controlelampje cruise
control
(Blz. 295)
*
1
(indien
aanwezig)
ECO-controlelampje
(Blz. 196)
(indien
aanwezig)
Controlelampje SET
(Blz. 295)
267
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*
1
: Behalve hybrideauto: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact
AAN wordt gezet om aan te geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is aangeslagen of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een storing in een systeem aanwezig
zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat uw auto con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
(auto's met
hybridetrans-
missie)
Schakelstandindicator
(Blz. 238)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(Blz. 299)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje
Stop & Start-systeem
(Blz. 302)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje uitge-
schakeld Stop & Start-
systeem (Blz. 303)
(hybrideauto)
Controlelampje
EV MODE (Blz. 236)
*
1,
*
2, 4
(indien
aanwezig)
Controlelampje Traction
Control (Blz. 311)
*
2
(hybrideauto)
Controlelampje
ECO MODE (Blz. 239)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje
TRC OFF (Blz. 312)
(hybrideauto)
Controlelampje EV
(Blz. 38)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje
VSC OFF (Blz. 312)
(hybrideauto)
Controlelampje READY
(Blz. 224, 229)
Controlelampje PASSENGER
AIR BAG (Blz. 165)
268
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*
2
: Hybrideauto: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN
wordt gezet om aan te geven dat er een systeemcontrole wordt uitge-
voerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem ingeschakeld is of na
enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat uw auto controleren
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
3
: Het lampje gaat branden wanneer de koelvloeistoftemperatuur te laag
is.
*
4
: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in
de systemen van de auto. (Blz. 544)
(rood) (indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
(geel:
hybride-
auto)
(indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
(diesel-
motor)
(indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
(indien
aanwezig)
(diesel-
motor)
(diesel-
motor)
(hybride-
auto)
(hybride-
auto)
(hybride-
auto)
(hybride-
auto)
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1,
*
2
*
1,
*
2,
*
2
*
5,
*
7
*
1, 5
*
1
*
3
*
4
*
1
*
1
*
2
*
2
*
2
*
2
269
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat bran-
den
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem zoals het antiblok-
keersysteem en airbagsysteem niet gaat branden als u de motor (behalve hybri-
deauto) of het hybridesysteem (hybrideauto) start, kan dit betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om een bijdrage te leveren aan uw bescherming
in geval van een aanrijding, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur als
dit gebeurt.
*
1
: Behalve hybrideauto: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact
AAN wordt gezet om aan te geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is aangeslagen of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een storing in een systeem aanwezig
zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat uw auto con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
2
: Hybrideauto: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN
wordt gezet om aan te geven dat er een systeemcontrole wordt uitge-
voerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem ingeschakeld is of na
enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat uw auto controleren
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
3
: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet om
aan te geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven
nadat de motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken
zijn.
*
4
: Het lampje knippert geel om een storing aan te geven. Het groene
lampje knippert snel om aan te geven dat het stuurslot niet is ontgren-
deld.
*
5
: Behalve hybrideauto: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*
6
: Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
*
7
: Hybrideauto: Het lampje gaat geel branden om een storing aan te
geven.
270
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Multi-informatiedisplay
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende rijge-
relateerde informatie.
Kilometerteller (Blz. 271)
Dagteller (Blz. 272)
Werkingsduur Stop & Start-
systeem (indien aanwezig)
(Blz. 272)
Totale werkingsduur Stop &
Start-systeem (indien aanwe-
zig) (Blz. 273)
Ritinformatie (Blz. 271)
Geeft de actieradius, het brand-
stofverbruik en de overige infor-
matie met betrekking tot het
rijden weer.
Dimmer dashboardverlichting
(Blz. 275)
ECO-controlelampje aanpas-
sen aan persoonlijke voor-
keur (behalve hybrideauto
[indien aanwezig])
(Blz. 275)
Controlelampje EV aanpas-
sen aan persoonlijke voor-
keur (hybrideauto)
(Blz. 276)
271
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wijzigen van de weergave
De onderwerpen die worden weer-
gegeven, kunnen worden gewij-
zigd door op de knop voor het
wijzigen van de weergave te druk-
ken.
Onderwerpen die worden weergegeven
Kilometerteller
Type A Geeft de totale afstand weer die met de auto gere-
den is.
Type B
272
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dagteller
Werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Type A Geeft de afstand weer die met de auto gereden is
sinds de teller de laatste keer op nul is gezet. Dagtel-
ler A en B kunnen onafhankelijk van elkaar worden
gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Door de knop voor het wijzigen van de weergave inge-
drukt te houden terwijl de dagteller wordt weergegeven,
wordt de dagteller gereset.
Type B
Type C
Type A Geeft de tijd aan dat de motor is gestopt door wer-
king van het Stop & Start-systeem tijdens de huidige
rit.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Type B
273
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Totale werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Actueel brandstofverbruik
Gemiddeld brandstofverbruik
Type A Geeft de totale tijd aan dat de motor is gestopt door
werking van het Stop & Start-systeem sinds het sys-
teem voor het laatst is gereset.
Houd de knop ingedrukt om te resetten.
Type B
Type A Geeft het actuele brandstofverbruik aan.
Type B
Type A Weergave van het gemiddelde brandstofverbruik
sinds de functie is gereset.
De functie kan worden gereset door de knop voor het
wijzigen van de weergave ingedrukt te houden als
het gemiddelde brandstofverbruik wordt weergege-
ven.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is
een globale waarde.
Type B
274
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Actieradius
Type A Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog
met de in de tank aanwezige brandstof kan worden
gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het
gemiddelde brandstofverbruik. Hierdoor kan de wer-
kelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken
van de weergegeven afstand.
Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt
getankt, wordt de weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet voor het tanken het contact UIT. Als er wordt
getankt terwijl het contact niet UIT staat, wordt het
display mogelijk niet bijgewerkt.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet voor het tanken het contact UIT. Als er wordt
getankt terwijl het contact niet UIT staat, wordt het
display mogelijk niet bijgewerkt.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Zet voor het tanken het contact UIT. Als er wordt
getankt terwijl het contact niet UIT staat, wordt het
display mogelijk niet bijgewerkt.
Auto's met elektronische sleutel:
Zet voor het tanken het contact UIT. Als brandstof
wordt getankt terwijl het contact niet UIT staat, wordt
het display mogelijk niet bijgewerkt.
Type B
275
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gemiddelde rijsnelheid
Dimmer dashboardverlichting
ECO-controlelampje aanpassen aan persoonlijke voorkeur
(behalve hybrideauto [indien aanwezig])
Type A Geeft de gemiddelde rijsnelheid weer sinds het star-
ten van de motor (behalve hybrideauto) of het hybri-
desysteem (hybrideauto) of sinds het resetten van
de functie.
De functie kan worden gereset door de knop voor het
wijzigen van de weergave ingedrukt te houden als de
gemiddelde rijsnelheid wordt weergegeven.
Type B
Geeft de lichtsterkte van de dashboardverlichting bij
ingeschakelde verlichting aan.
Door de toets ingedrukt te houden wordt de lichtsterkte
van de dashboardverlichting gewijzigd.
Het ECO-controlelampje kan worden in- of uitge-
schakeld door de knop voor het wijzigen van de
weergave in te drukken als het display voor de per-
soonlijke voorkeursinstellingen van het ECO-contro-
lelampje wordt weergegeven.
U kunt het display voor de persoonlijke voorkeursinstel-
lingen van het ECO-controlelampje wijzigen door de
kilometerteller weer te geven en de knop voor het wijzi-
gen van de weergave ingedrukt te houden tot de weer-
gave wijzigt.
276
2-2. Instrumentenpaneel
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controlelampje EV aanpassen aan persoonlijke voorkeur
(hybrideauto)
Het controlelampje EV kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd door de knop voor het wijzigen van de
weergave in te drukken als het display voor de per-
soonlijke voorkeursinstellingen van het controle-
lampje EV wordt weergegeven.
Om het display voor het aanpassen van controlelampje
EV aan de persoonlijke voorkeur te wijzigen, houdt u,
wanneer de kilometerteller wordt weergegeven, de
knop voor het wijzigen van de weergave ingedrukt tot
de weergave verandert.
Bij het losnemen en aansluiten van de accu (behalve hybrideauto) of de
12V-accu (hybrideauto)
De volgende gegevens worden gereset:
Totale werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Gemiddeld brandstofverbruik
Actieradius
Gemiddelde rijsnelheid
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het informatiedis-
play te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het informatiedisplay tra-
ger reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging weergegeven.
277
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in te
schakelen:
Behalve hybrideauto
De parkeerlichten
voor, achterlichten,
kentekenplaat- en
dashboardverlichting
gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
lichten gaan branden.
Auto's zonder Smart
entry-systeem en
startknop: De koplam-
pen, de parkeerlichten
voor, enz. gaan auto-
matisch aan en uit (als
het contact AAN
staat).
Auto's met Smart
entry-systeem en
startknop: De koplam-
pen, de parkeerlichten
voor, enz. gaan auto-
matisch aan en uit
(wanneer het contact
AAN (IG) staat).
(indien aanwezig)
(indien
aanwezig)
278
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
De parkeerlichten
voor, achterlichten,
kentekenplaat- en
dashboardverlichting
gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
lichten gaan branden.
Auto's zonder elektro-
nische sleutel: De
koplampen, de par-
keerlichten voor, de
dagrijverlichting, enz.
gaan automatisch aan
en uit (als het contact
AAN staat).
Auto's met elektroni-
sche sleutel: De kop-
lampen, de parkeer-
lichten voor, de dagrij-
verlichting, enz. gaan
automatisch aan en
uit (wanneer het con-
tact AAN staat).
(indien aanwezig)
(indien
aanwezig)
279
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Inschakelen van grootlicht
Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en
laat deze meteen weer los om
één keer met het grootlicht te
knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Draaiknop koplampverstelling
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers in
de auto en de mate van belading.
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
280
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Voertuigcategorie M1
*
Voertuigcategorie N1*
*
: Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar
Alleen bestuurder of bestuurder en voor-
passagier
0
Maximaal aantal passagiers 1,5
Maximaal aantal passagiers en maximale
belading in bagageruimte.
2
Bestuurder en maximale belading in de
bagageruimte
4
Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar
Alleen bestuurder of bestuurder en voor-
passagier
0
Bestuurder en maximale belading in de
bagageruimte
3,5
281
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dagrijverlichting
Behalve hybrideauto (indien aanwezig)
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, worden de
koplampen en achterlichten automatisch ingeschakeld als de motor gestart
wordt. Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Hybrideauto
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld wanneer de parkeerrem wordt gede-
activeerd, als het hybridesysteem in werking is. (Deze verlichting wordt echter
gedimd wanneer de lichtschakelaar handmatig wordt bediend of als het automa-
tische koplampsysteem de achterlichten inschakelt.) Dagrijverlichting is niet ont-
worpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Automatisch uitschakelsysteem verlichting (indien aanwezig)
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Als de lichtschakelaar in de stand of staat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat: De koplampen en alle
andere lichten worden automatisch uitgeschakeld wanneer het contact UIT
wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de lichtschake-
laar eenmaal in de stand UIT en daarna weer in stand of .
De werking van de sensor kan in negatieve
zin beïnvloed worden als er iets over de
sensor heen geplaatst wordt of als er iets op
de ruit wordt aangebracht waardoor de sen-
sor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht sig-
naleren, waardoor het automatische kop-
lampsysteem mogelijk onjuist functioneert.
282
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Als de lichtschakelaar in de stand of staat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
Als de lichtschakelaar in de stand staat: De koplampen en alle
andere lichten worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT wordt
gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de lichtschake-
laar een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand of .
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Als de lichtschakelaar in de stand of staat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat: De koplampen en alle
andere lichten worden automatisch uitgeschakeld wanneer het contact UIT
wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de lichtschake-
laar eenmaal in de stand UIT en daarna weer in stand of .
Auto's met elektronische sleutel:
Wanneer de lichtschakelaar in stand of staat: De koplampen
worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: De koplampen en achter-
lichten worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet en het bestuurdersportier geopend wordt.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtscha-
kelaar een keer in stand UIT en daarna terug in stand of .
283
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zoemer verlichting
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Als de sleutel uit het contact is genomen en het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de verlichting ingeschakeld is, zal er een zoemer klinken.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Als het contact UIT staat en het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de ver-
lichting is ingeschakeld, zal er een zoemer klinken.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Als de sleutel uit het contact is genomen en het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de verlichting ingeschakeld is, zal er een zoemer klinken.
Auto's met elektronische sleutel:
Er klinkt een zoemer wanneer het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en
het bestuurdersportier geopend wordt terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Energiebesparende functie
Onder de volgende omstandigheden gaan de koplampen en overige verlichting
na 20 minuten automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt:
Behalve hybrideauto: Het contact staat UIT.
Hybrideauto: Het contact staat in stand ACC of UIT.
De koplampen en/of achterlichten branden.
De lichtschakelaar staat in stand of .
284
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Deze functie wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
Behalve hybrideauto: Wanneer het contact AAN wordt gezet.
Hybrideauto: Wanneer het contact AAN wordt gezet.
Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend.
Wanneer een portier wordt geopend of gesloten.
De dimlichten inschakelen wanneer de auto op een donkere plaats gepar-
keerd staat
Schakel de motor (behalve hybrideauto) of
het hybridesysteem (hybrideauto) uit terwijl
de lichtschakelaar in de stand of UIT
staat en trek de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los. De dimlichten gaan gedu-
rende ongeveer 30 seconden branden om
de omgeving van de auto te verlichten.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop:
Het contact wordt AAN gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en start-
knop:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingeschakeld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe en
laat hem los.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact wordt AAN gezet.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingeschakeld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe en
laat hem los.
285
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
OPMERKING
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het hybride-
systeem niet is ingeschakeld.
286
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijomstan-
digheden, zoals bij regen of mist.
Schakelaar mistachterlicht
Schakelt het mistachterlicht
uit
Schakelt het mistachterlicht
in
Als de schakelaar los wordt
gelaten, keert de ring terug naar
de oorspronkelijke stand.
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, wordt de ver-
lichting uitgeschakeld.
287
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen worden ingeschakeld.
Auto's met schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: de mistlampen voor zijn ingeschakeld.
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht (indien aanwezig)
Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht uit
Schakelt de mistlampen voor
in
Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring los wordt
gelaten, keert de ring terug naar
de stand .
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, worden alleen
de mistlampen achter uitgescha-
keld.
288
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ruitenwissers en -sproeier
Ruitenwisser met intervalstand (indien aanwezig)
De werking van de ruitenwisser wordt geselecteerd door de hendel als
volgt te bewegen:
Intervalstand
Lage snelheid ruitenwissers
Hoge snelheid ruitenwissers
Enkele slag
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking is
getreden.
289
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ruitenwisser met regensensor (indien aanwezig)
Wanneer de stand AUTO is geselecteerd, begint de ruitenwisser auto-
matisch te wissen als de sensor signaleert dat het regent. De wissnel-
heid wordt automatisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag en de
rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoeligheid van de sensor als volgt worden
ingesteld door de schakelaarring te draaien:
Regensensorstand (AUTO)
Lage snelheid ruitenwissers
Hoge snelheid ruitenwissers
Enkele slag
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
290
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking is
getreden.
(Na enkele slagen volgt een
pauze en maken de wissers nog
een slag om de laatste druppels
te verwijderen.)
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische sen-
sor. Deze werkt mogelijk niet goed als
zonlicht van de opkomende of onder-
gaande zon af en toe op de voorruit valt
of als er insecten o.i.d. op de voorruit zit-
ten.
291
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het con-
tact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de
stand AUTO is geactiveerd.
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de gevoeligheid is verhoogd.
Als de temperatuur van de regensensor 90°C of hoger is, of -15°C of lager is,
werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar in
dat geval in een andere stand dan AUTO.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop of een startknopsysteem
Behalve hybrideauto: Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO wordt
gezet terwijl het contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan
te geven dat stand AUTO is geactiveerd.
Hybrideauto: Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO wordt gezet ter-
wijl het contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat stand AUTO is geactiveerd.
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de gevoeligheid is verhoogd.
Als de temperatuur van de regensensor 90°C of hoger is, of -15°C of lager is,
werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar in
dat geval in een andere stand dan AUTO.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en con-
troleer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in de
stand AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwachts in werking treden als de sensor wordt
aangeraakt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de ruitenwis-
sers in de stand AUTO staan. Let erop dat uw vingers, enz. niet bekneld raken
als de ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit warm
is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht belemmeren.
Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
292
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet omdat hierdoor de voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de sproeierpomp oververhit kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Laat in dat geval uw auto echter wel zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd raken.
293
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Achterruitenwisser en -sproeier
: Indien aanwezig
De werking van de ruitenwisser wordt geselecteerd door de hendel als
volgt te bewegen:
Intervalstand ruitenwissers
Normale stand ruitenwissers
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking is
getreden.
294
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN (IG) staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat AAN.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer,
als dat het geval is, of de sproeierkop niet verstopt is.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de achterruit droog is omdat de achterruit hier-
door beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de sproeierpomp oververhit kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Laat in dat geval uw auto echter wel zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd raken.
295
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Cruise control
: Indien aanwezig
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehouden
zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
Instellen van de rijsnelheid
Druk op de toets ON-OFF om
de cruise control in te schake-
len.
Het controlelampje cruise control
gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
de cruise control uit te schake-
len.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal gaan
branden.
De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt losgela-
ten, wordt de ingestelde snel-
heid.
STAP
1
STAP
2
296
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de
hendel kort in de gewenste rich-
ting.
Grote wijziging: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
Als u de hendel naar u toe
trekt, wordt de constante-
snelheidsregeling geannu-
leerd.
De snelheidsregeling wordt ook
uitgeschakeld als het rempedaal
of het koppelingspedaal (alleen
handgeschakelde transmissie)
wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten van de cruise control
is mogelijk vanaf een rijsnelheid
van ongeveer 40 km/h of meer.
298
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de cruise control te vermijden
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snelheid
overschrijden.
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
299
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Snelheidsbegrenzer
: Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de cruise
control-schakelaar. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de
ingestelde snelheid overschrijdt.
Display
Controlelampje
Schakelaar snelheidsbegren-
zer
Instellen van de rijsnelheid
Druk op de schakelaar om de
snelheidsbegrenzer in te scha-
kelen.
Het controlelampje van de snel-
heidsbegrenzer gaat branden.
Druk opnieuw op de schakelaar
om de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
STAP
1
300
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt losgela-
ten, wordt de ingestelde snel-
heid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de
hendel kort in de gewenste rich-
ting.
Grote wijziging: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hen-
del vastgehouden wordt
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
Als u de hendel naar u toe
trekt, wordt de snelheidsbe-
grenzer uitgeschakeld.
Als u de hendel omhoog
duwt, wordt de snelheidsbe-
grenzer hervat.
STAP
2
301
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De snelheidsbegrenzer kan bij elke snelheid worden ingesteld. Als de snelheids-
begrenzer echter wordt ingesteld wanneer de rijsnelheid lager is dan 30 km/h,
wordt de snelheidsbegrenzer ingesteld op 30 km/h.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende situatie overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid en gaan
de karakters op het multi-informatiedisplay knipperen:
Automatisch uitschakelen van snelheidsbegrenzing
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise con-
trol geactiveerd wordt.
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer te vermijden
Schakel de snelheidsbegrenzer met de schakelaar uit wanneer u de snelheids-
begrenzer niet gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
Op door regen, ijs of sneeuw gladde wegen
Op steile hellingen
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
Wanneer u het gaspedaal volledig intrapt
Wanneer u bergaf rijdt
302
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Stop & Start-systeem
: Indien aanwezig
Auto's met Multidrive CVT:
Het Stop & Start-systeem zet bij het tot stilstand komen van de auto de
motor uit en start deze weer. De werking van het systeem is afhankelijk
van de stand van de selectiehendel en of het rempedaal is ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Het Stop & Start-systeem zet bij het tot stilstand brengen van de auto de
motor uit als het koppelingspedaal wordt ingetrapt en start de motor
weer zodra de bestuurder het koppelingspedaal laat opkomen.
Uitzetten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Trap terwijl u in de stand D of M rijdt het rempedaal volledig in
en breng de auto tot stilstand.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
Wanneer de selectiehendel in
stand N of P staat, blijft de motor
uitgeschakeld terwijl het rempe-
daal niet wordt ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is. Zet vervolgens de selectiehendel in stand N.
Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
303
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
Druk op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop
& Start-systeem uit te schakelen.
Het controlelampje van het Stop &
Start-systeem zal gaan branden.
De motor zal niet elke keer worden
uitgeschakeld bij het tot stilstand
komen en intrappen van het rempe-
daal (auto's met Multidrive CVT) of
koppelingspedaal (auto's met hand-
geschakelde transmissie)
(Blz. 302).
Druk nogmaals op de toets om het
Stop & Start-systeem weer in te
schakelen.
Opnieuw starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT
Laat het rempedaal los. Trap wanneer de selectiehendel in stand N
of P staat het rempedaal in en zet de selectiehendel in stand D of
M.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-
systeem dooft.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het koppe-
lingspedaal in.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-
systeem dooft. (In dit geval wordt de motor niet uitgezet als het koppe-
lingspedaal wordt losgelaten.)
304
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de
motor weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem te drukken.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld), zal de motor niet
worden uitgezet.
Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitschakel-
toets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het sys-
teem weer ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor wor-
den uitgezet.
Voorwaarden voor inschakelen van systeem
Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
De motor is op bedrijfstemperatuur.
De laadtoestand van de accu is voldoende.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Auto's met Multidrive CVT: De veiligheidsgordel van de bestuurder is vast-
gemaakt.
De motorkap is gesloten.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
De selectiehendel staat niet in stand R.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitgescha-
keld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het Stop
& Start-systeem.
De temperatuur van de koelvloeistof of van de transmissievloeistof is te
laag of te hoog.
De airconditioning wordt gebruikt om het interieur af te koelen als de tem-
peratuur in het interieur extreem hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de
brandende zon stond geparkeerd.
Alleen auto's met een automatische airconditioning: De voorruitverwarming
wordt gebruikt.
De accu is niet voldoende opgeladen of wordt opgeladen.
Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvuldig
tot stilstand, waardoor de hoeveelheid tijd dat de motor is uitgezet door het
Stop & Start-systeem extreem oploopt.
Het rempedaal is niet stevig ingetrapt.
305
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De auto staat stil op een steile helling.
Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Op grote hoogte.
Als de bovenstaande omstandigheden zich niet meer voordoen, zal het Stop &
Start-systeem de volgende keer dat de auto tot stilstand komt de motor weer uit-
zetten en starten.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk zelfs gestart
zonder dat het rempedaal (auto's met Multidrive CVT) wordt losgelaten of het
koppelingspedaal (auto's met handgeschakelde transmissie) wordt ingetrapt.
Het rempedaal wordt pompend of diep ingetrapt.
De airconditioning wordt ingeschakeld.
Auto's met een automatische airconditioning: De voorruitverwarming wordt
ingeschakeld.
De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
De auto begint te rollen op een helling.
Auto's met Multidrive CVT: De motorkap wordt geopend terwijl de selectie-
hendel in stand N of P staat.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Auto's met Multidrive CVT: Het bestuurdersportier wordt geopend.
Auto's met Multidrive CVT: De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt.
In de volgende gevallen kan het langer duren voordat het Stop & Start-sys-
teem wordt ingeschakeld:
De accu is ontladen.
De accupolen zijn losgenomen en weer aangesloten nadat de accu is ver-
vangen, enz.
De koelvloeistoftemperatuur is laag.
Automatisch opnieuw inschakelen van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden ingescha-
keld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden ingescha-
keld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
306
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Beveiliging van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem automa-
tisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden blijft voor
de werking van het Stop & Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om het
audiosysteem weer in te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem automa-
tisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden blijft voor
de werking van het Stop & Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om het
audiosysteem weer in te schakelen.
Bediening stuurwiel
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan de besturing van
de auto zwaarder worden.
Motorkap
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, kan de motor niet worden gestart door het Stop & Start-systeem of de
automatische startfunctie van de motor. Start de motor door het contactslot of de
startknop te bedienen. (Blz. 210, 214)
Auto's met Multidrive CVT: Als de motorkap wordt geopend terwijl de motor door
het Stop & Start-systeem is uitgezet en de selectiehendel in stand N of P staat,
wordt de motor weer gestart.
Hill Start Assist Control (auto's met Multidrive CVT)
Op een steile opwaartse helling kan de auto achteruit gaan rollen zodra de
Hill Start Assist Control wordt uitgeschakeld. Activeer in dat geval de par-
keerrem en trap het rempedaal in wanneer u wegrijdt.
Dit systeem werkt zowel op vlakke oppervlakken als op steile hellingen.
Als de motor wordt afgezet doordat het Stop & Start-systeem in werking
treedt, is er mogelijk meer of minder kracht nodig om het rempedaal in te
trappen. Dit duidt niet op een storing.
Gebruik van het Stop & Start-systeem
Gebruik het Stop & Start-systeem wanneer de auto tijdelijk wordt stilgezet, bij-
voorbeeld bij verkeerslichten of kruispunten. Zet de motor volledig uit wanneer
de auto voor langere tijd wordt stilgezet.
307
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Waarschuwingszoemer Stop & Start-systeem
Als de motor door het Stop & Start-systeem wordt uitgeschakeld en een van de
volgende handelingen wordt uitgevoerd, zal er een zoemer klinken en zal het
controlelampje van het Stop & Start-systeem gaan knipperen (auto's met Multi-
drive CVT) of zal er een zoemer klinken (auto's met handgeschakelde transmis-
sie). Dit geeft aan dat de motor alleen is uitgeschakeld door het Stop & Start-
systeem en niet helemaal is uitgezet.
Auto's met Multidrive CVT: Het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de
selectiehendel in stand D of M staat.
Auto's met Multidrive CVT: De selectiehendel wordt in een andere stand dan
N of P gezet met het rempedaal niet ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie: De selectiehendel wordt als het
koppelingspedaal niet is ingetrapt in een andere stand dan stand N gezet.
Als het controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het Stop & Start-systeem aanwezig. Neem contact
op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de voorruit is beslagen terwijl de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem
Auto's met een automatische airconditioning
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor wordt gestart door de automati-
sche startfunctie van de motor.) (Blz. 349)
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Auto's met Multidrive CVT: Start de motor door het rempedaal los te laten
(wanneer de selectiehendel in stand D of M staat) of trap het rempedaal in
en zet de selectiehendel in stand D of M (wanneer de selectiehendel in
stand N of P staat) (Blz. 303), of door op de uitschakeltoets van het Stop
& Start-systeem te drukken, en zet de draaiknop voor de keuze van de uit-
stroomopening in stand . (Blz. 341)
Auto's met handgeschakelde transmissie: Start de motor door het koppe-
lingspedaal in te trappen (Blz. 303) of door op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem te drukken, en zet de draaiknop voor de keuze van
de uitstroomopening in stand . (Blz. 341)
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem om het systeem uit te schakelen.
308
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Weergave werkingsduur Stop & Start-systeem en totale werkingsduur Stop
& Start-systeem
Blz. 272, 273
Batterij vervangen
De geplaatste batterij is speciaal voor het Stop & Start-systeem. De batterij mag
alleen worden vervangen door een soortgelijk type.
Neem voor meer informatie contact op met een Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
WAARSCHUWING
Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld
Houd de selectiehendel in stand N en bedien het rempedaal of de parkeerrem
als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem (het controlelampje
Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt gestart
door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Verlaat de auto niet als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem
(zolang het controlelampje Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt gestart
door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Zorg ervoor dat de motor niet wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem als
de auto zich in een slecht geventileerde ruimte bevindt. Anders kan de motor
worden gestart door de automatische startfunctie, waardoor er uitlaatgassen in
de auto terecht kunnen komen die zeer schadelijk kunnen zijn voor de gezond-
heid.
309
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Om ervoor te zorgen dat het systeem goed werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet goed.
Laat uw auto in dat geval zo snel mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder en
voorpassagier knippert, terwijl de veiligheidsgordel van de bestuurder is vast-
gemaakt.
Zelfs wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt,
blijft het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder en
voorpassagier uit.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier gesloten is, gaat het waarschuwings-
lampje open portier/achterklep branden of de interieurverlichting gaat branden
terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier open is, gaat het waarschuwingslampje
open portier/achterklep niet branden of de interieurverlichting gaat niet bran-
den terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
310
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw
auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking
treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter rekening
mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in al te sterke
mate op deze systemen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
Vehicle Stability Control (VSC) (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkmanoeu-
vres en het maken van bochten op een glad wegdek
TRC (Traction Control) (indien aanwezig)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Hill Start Assist Control
Behalve hybrideauto (auto's met Stop & Start-systeem en Multidrive
CVT)
Voorkomt dat de auto achteruit rolt wanneer het rempedaal wordt losgela-
ten om de motor weer te starten
Hybrideauto
Blz. 316
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te verminderen
311
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wanneer de TRC-/VSC-systemen in werking zijn
(behalve hybrideauto)
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert om aan te geven dat
de VSC/TRC-systemen in wer-
king zijn.
Wanneer een van de regelsystemen TRC, VSC, ABS of Hill Start
Assist in werking is (hybrideauto)
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert wanneer de TRC/
VSC/ABS of de Hill Start Assist in
werking is.
De remlichten en het derde remlicht
gaan branden als de Hill Start
Assist Control in werking is.
312
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelen van de TRC-/VSC-systemen (behalve hybrideauto)
Als u met uw auto vast komt te zitten in verse sneeuw of modder, kunnen
de TRC en de VSC het aandrijfvermogen van de motor naar de wielen
beperken. In dat geval kan het nodig zijn om het systeem uit te schake-
len, zodat u de auto vrij kunt maken door te “schommelen”.
Alleen TRC uitschakelen
Schakel de TRC uit door de knop
snel in te drukken en weer los te
laten.
Het controlelampje TRC OFF gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om het
systeem weer in te schakelen.
TRC en VSC uitschakelen
Houd de toets meer dan 3 secon-
den ingedrukt terwijl de auto stil-
staat om TRC en VSC uit te
schakelen.
De controlelampjes TRC OFF en
VSC OFF gaan branden.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de systemen weer in te schake-
len.
313
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Werkingsvoorwaarden Hill Start Assist Control (behalve hybrideauto)
De selectiehendel staat in stand D of M.
Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Wanneer het controlelampje TRC OFF zelfs gaat branden als de toets VSC
OFF niet is ingedrukt (behalve hybrideauto)
De TRC en de Hill Start Assist kunnen niet in werking worden gesteld. Neem
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt door het ABS, de Brake Assist, de
TRC en de VSC
Het is mogelijk dat u tijdens het starten van de motor of bij het wegrijden een
geluid in de motorruimte hoort wanneer het rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een storing in een van deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromo-
tor hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeer-
systeem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor (zoe-
mend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Opnieuw activeren van de TRC/VSC-systemen na het uitschakelen van de
motor (behalve hybrideauto)
Zelfs nadat het TRC-/VSC-systeem is uitgeschakeld, wordt het TRC-/VSC-sys-
teem automatisch weer ingeschakeld zodra de motor UIT en AAN wordt gezet.
Opnieuw activeren van het TRC-systeem op basis van de rijsnelheid
(behalve hybrideauto)
Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld, wordt het weer ingeschakeld als
de rijsnelheid toeneemt. Als de TRC en VSC echter beide zijn uitgeschakeld,
worden de systemen niet ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
314
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Beperkte bekrachtiging door EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere tijd veel
stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing zwaar aanvoe-
len. Probeer als dat het geval is minder te sturen of breng de auto tot stilstand en
zet de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybrideauto) uit. Het
EPS-systeem moet binnen 10 minuten weer normaal werken.
Als het controlelampje Traction Control gaat branden
Dit kan duiden op een storing in de ondersteunende systemen. Neem contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld versleten
banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale omstan-
digheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd in de
volgende gevallen altijd voldoende afstand tot uw voorligger:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als er gereden wordt over wegen met putdeksels of andere grote oneffenhe-
den
De Traction Control werkt niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht op
de weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kan worden, zelfs niet als
de TRC in werking is.
Rijd niet met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de aandrijf-
kracht verloren kunnen gaan.
De Hill Start Assist Control werkt niet effectief wanneer
Ga er niet vanuit dat de Hill Start Assist Control de auto altijd op zijn plaats kan
houden. De Hill Start Assist Control werkt niet altijd effectief op steile hellingen
en op met ijs bedekte wegen.
315
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als het Vehicle Stability Control-systeem (VSC) geactiveerd is
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos
rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het controle-
lampje knippert.
Wanneer de TRC/VSC-systemen zijn uitgeschakeld (behalve hybrideauto)
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek aan.
Schakel de TRC/VSC alleen in geval van nood uit, aangezien deze systemen
zorgen voor de voertuigstabiliteit en aandrijfkracht door automatische regeling
van het rem- en motorvermogen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en het-
zelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle banden de
aanbevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken niet goed als er verschillende banden
onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer infor-
matie over het vervangen van de wielen of banden.
Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben een
negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing veroorza-
ken.
316
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hill Start Assist Control (hybrideauto)
Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
Het systeem werkt onder de volgende omstandigheden:
De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
De parkeerrem is niet geactiveerd.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
De Hill Start Assist Control werkt niet wanneer het controlelampje van de
Traction Control brandt.
Hill Start Assist Control
Wanneer de Hill Start Assist Control in werking is, blijven de remmen auto-
matisch geactiveerd nadat de bestuurder het rempedaal heeft losgelaten. De
remlichten en het derde remlicht gaan branden.
De Hill Start Assist Control werkt gedurende ongeveer 2 seconden nadat het
rempedaal is losgelaten.
Als het controlelampje Traction Control niet gaat knipperen en de zoemer
niet klinkt wanneer het rempedaal volledig wordt ingetrapt, verminder dan
licht de druk op het rempedaal (laat de auto niet achteruitrollen) en trap het
vervolgens weer stevig in. Als het systeem dan nog niet werkt, controleer dan
of aan de hiervoor behandelde voorwaarden voor werking is voldaan.
Assisteert bij het wegrijden en houdt zelfs na het loslaten van het rempe-
daal kort de remdruk vast bij het wegrijden op een (gladde) helling.
Schakel de Hill Start Assist
Control in door het rempedaal
helemaal in te trappen wanneer
de auto volledig stilstaat.
Er klinkt eenmaal een zoemer
om aan te geven dat het sys-
teem is ingeschakeld. Ook gaat
het controlelampje Traction Con-
trol knipperen.
317
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zoemer Hill Start Assist Control
Wanneer de Hill Start Assist Control wordt geactiveerd, klinkt de zoemer een-
maal.
In de volgende situaties wordt de Hill Start Assist Control uitgeschakeld en
klinkt de zoemer tweemaal.
Er wordt binnen ongeveer 2 seconden nadat het rempedaal is losgelaten
niet weggereden.
De selectiehendel wordt in stand P gezet.
De parkeerrem wordt geactiveerd.
Het rempedaal wordt weer ingetrapt.
Het rempedaal werd gedurende ten minste 3 minuten ingetrapt.
Als een andere zoemer dan de zoemer van de Hill Start Assist Control klinkt,
klinkt de zoemer van de Hill Start Assist Control niet.
Als het controlelampje Traction Control gaat branden
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Hill Start Assist Control
Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De Hill Start Assist
Control werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs bedekte
wegen.
In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Control niet bedoeld
om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te houden. Gebruik de Hill
Start Assist Control niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden
omdat dat kan leiden tot een ongeval.
318
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Roetfilter
: Indien aanwezig
Olie verversen
Blz. 454
Als er zich een vooraf bepaalde hoeveelheid afzetting in het filter
bevindt, wordt het filter automatisch gereinigd.
Reinigen van het roetfilter
Het roetfilter wordt indien nodig gereinigd, afhankelijk van de rijom-
standigheden.
Eigenschappen
Het roetfiltersysteem heeft de volgende eigenschappen:
Het stationair toerental neemt tijdens het reinigen toe
De geur van de uitlaatgassen verandert
Wanneer de motor wordt gestart, wordt tijdens het reinigen
mogelijk witte stoom (waterdamp) uitgestoten
Mogelijk zal de acceleratie tijdens het reinigen verslechteren
319
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Uitlaatpijp
Raak de uitlaatpijp tijdens het reinigen niet aan, aangezien de uitlaatpijp en de
uitlaatgassen erg warm kunnen worden. Zorg dat er zich geen personen of ont-
vlambare materialen in de buurt van de uitlaatpijp bevinden wanneer de auto stil-
staat.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan brandwonden of brand
veroorzaken.
OPMERKING
Storingen in het roetfiltersysteem voorkomen
Gebruik geen andere brandstof dan het aangegeven type brandstof
Gebruik geen andere motorolie dan het aanbevolen type motorolie
Breng geen wijzigingen aan de uitlaatpijp aan
320
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte ver-
voerd worden:
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
Zulke voorwerpen kunnen bij plotseling remmen of bij een ongeval wegschie-
ten en letsel veroorzaken.
Plaats geen goederen in of op de volgende plaatsen omdat ze dan onder het
koppelings-, rem- of gaspedaal terecht kunnen komen, waardoor de pedalen
niet ver genoeg ingetrapt kunnen worden. Ook kan het zicht voor de bestuur-
der belemmerd worden of kunnen de bestuurder of passagiers geraakt worden
door de goederen, waardoor een ongeval kan ontstaan:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op elkaar
gestapeld worden)
Op de bagageafdekking
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laadvermo-
gen en belading zorgvuldig door:
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Zorg ervoor dat de bagage stevig vastligt.
Verdeel de bagage gelijkmatig over de bagageruimte om de balans
van de auto tijdens het rijden te bewaren.
Neem geen onnodige bagage mee. Dit helpt u brandstof te bespa-
ren.
321
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Zet goederen die in het passagierscompartiment vervoerd worden altijd goed
vast omdat ze anders bij een aanrijding, een uitwijkmanoeuvre of plotseling
afremmen door de auto geslingerd kunnen worden.
Auto's met achterstoelen: Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange
voorwerpen direct achter de voorstoelen.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagageruimte
is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen plaats te
nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te doen. Anders
neemt de kans op letsel bij hard remmen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en bij
een ongeval sterk toe.
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel de belading altijd gelijkmatig.
Een slechte gewichtsverdeling kan de bestuurbaarheid of remwerking van de
auto nadelig beïnvloeden, met ongevallen of ernstig letsel tot gevolg.
322
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbereidingen
en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd aan de actu-
ele weersomstandigheden aan.
Voorbereidingen voor de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandighe-
den.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Koelvloeistof stroomregelaar (hybrideauto)
Behalve hybrideauto: Laat de toestand van de accu controleren
door een monteur.
Hybrideauto: Laat de toestand van de 12V-accu controleren door
een monteur.
Laat winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen aan.
Zorg ervoor dat alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk
zijn en een niet veel van elkaar verschillend slijtagepatroon hebben.
Zorg er ook voor dat de sneeuwkettingen bij het formaat van de banden
passen.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen
uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet
de ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten
voor de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking
van de aanjager van het airconditioningsysteem.
323
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de
verlichting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond
de banden of op de remmen, en verwijder deze indien dat het
geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoe-
nen voordat u in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd afstand tot uw voorganger en
pas de snelheid aan aan de conditie van de weg.
De auto parkeren ('s winters of in koude gebieden)
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (auto's met
hybridetransmissie of Multidrive CVT), E, M of R (auto's met Multi-
Mode Transmissie) of de 1e versnelling of de achteruit (auto's met
handgeschakelde transmissie) zonder de parkeerrem te activeren.
De parkeerrem kan vastvriezen en bij het deactiveren niet vrij
komen. Blokkeer de wielen indien nodig, om wegglijden of kruipen
te voorkomen.
324
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Keuze van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
Behalve 175/65R14 banden:
diameter 3 mm
175/65R14 banden: diameter
4mm
Dwarsketting
Behalve 175/65R14 banden:
diameter 4 mm
175/65R14 banden: diameter
5mm
Wetgeving met betrekking tot gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen ver-
schilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van deze voorschrif-
ten alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwijde-
ren van sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Verwijder de eventueel aanwezige wieldoppen voordat u de sneeuwkettingen
monteert, om beschadigingen te voorkomen.
325
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidslimiet
die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Gebruik geen banden met verschillende slijtagepatronen.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snelheid de
laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling sterk accelereren, sturen, remmen en vermijd schakelacties
die voor plotseling veel motorremwerking zorgen.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u zeker
weet dat de auto bestuurbaar blijft.
326
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden met een aanhangwagen (hybrideauto)
Toyota adviseert u geen aanhangwagen met uw auto te trekken. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te laten monteren voor het gebruik
van bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw Toyota is niet ontworpen voor
het trekken van een aanhangwagen of het gebruik van op de trekhaak
bevestigde fietsendragers en dergelijke.
327
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden met een aanhangwagen (behalve hybrideauto)
Uw auto is in eerste instantie ontworpen voor het vervoer van personen
en hun bagage. Het rijden met een aanhangwagen zal een negatief effect
hebben op de rijeigenschappen, prestaties, remvermogen, duurzaam-
heid en het brandstofverbruik. Met name bij het trekken van een aan-
hangwagen hangen uw veiligheid en comfort af van de juiste uitrusting
en een voorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid en die van anderen, mag
de aanhangwagen niet te zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en houd u aan
de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het bedrijfsmatig
rijden met een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u een aanhangwagen gaat trekken eerst een Toyota-
dealer of erkende reparateur voor meer informatie. In sommige landen
zijn er namelijk wettelijke voorschriften voor het trekken van aanhang-
wagens.
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht, het
maximaal toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de maximaal toe-
laatbare asbelasting (MPAC), en de maximaal toelaatbare kogel-
druk voordat u een aanhangwagen gaat trekken. (Blz. 642)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota trek-
haak/afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere geschikte en
kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt.
328
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aanhang-
wagen
Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toegestane
kogeldruk
Totaalgewicht van de aanhang-
wagen
Het gewicht van de aanhangwagen
plus het gewicht van de lading mag
het maximale aanhangwagenge-
wicht niet overschrijden. Het is
gevaarlijk om deze waarde te over-
schrijden.
(Blz. 642)
Als u met een aanhangwagen rijdt,
raden wij u aan een stabilisator te
gebruiken.
Maximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat
de kogeldruk hoger is dan 25 kg of
4% van het maximale aanhangwa-
gengewicht. Laat de kogeldruk de
aangegeven waarde niet overschrij-
den. (Blz. 642)
329
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Informatielabel (typeplaatje)
Type A
Maximaal toelaatbaar voertuig-
gewicht
Maximale toelaatbare achteras-
belasting
Type B
Maximaal toelaatbaar voertuig-
gewicht
Maximale toelaatbare achteras-
belasting
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
Auto's uit categorie M1*:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak,
auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet
met meer dan 100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te
overschrijden.
Auto uit categorie N1*:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak,
auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet
overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
330
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Maximale toelaatbare achterasbelasting
Auto's uit categorie M1
*:
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting niet met
meer dan 15% overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te over-
schrijden.
Auto's uit de categorie N1
*
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting niet
overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
Het maximale aanhangwagengewicht is bepaald bij tests op zeeniveau.
Houd er rekening mee dat het motorvermogen en het maximale aan-
hangwagengewicht op grotere hoogten lager zijn.
*: Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
WAARSCHUWING
Als de limiet voor het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of de maxi-
male asbelasting overschreden is (auto's uit categorie M1*)
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwagen.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en
ernstig letsel.
331
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Montagepositie* voor de trekhaak/afneembare trekhaak
434 mm
434 mm
*: Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht en standaard bandenmaat
Vraag de categorie van de auto na bij een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
332
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
655 mm
602 mm
468 mm
313 mm
397 mm
26,2 mm
333
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Informatie over banden
Overtuig u ervan dat de banden de juiste spanning hebben. Breng de banden
indien nodig op de juiste spanning. (Blz. 661)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aanhang-
wagengewicht en belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaanwij-
zers en de remlichten goed werken. Kortsluiting in de bedrading van de aan-
hangwagen kan schade aan het elektrische systeem van uw auto veroorzaken
en ervoor zorgen dat de remlichten niet goed werken.
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800 km
als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of de maximale kogeldruk voor de trekhaak/trekhaak met afneem-
bare kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat het gewicht
van de aanhangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht van de auto.
Controleer ook of het totale gewicht van de auto binnen het maximaal toege-
stane gewicht blijft. (Blz. 328)
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de stan-
daard buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de armen van
deze extra spiegels aan beide zijden zo af dat u maximaal zicht hebt op de
weg achter u.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet er
vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast wordt
dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden alle
bouten van de trekhaak nogmaals vast.
334
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt. Neem
de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voor-
komen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwagen
en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben en
controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de aan-
hangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zonder
of met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aanvoelt bij
het keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai
het stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te sturen
en linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Verdraai
het stuur niet te veel tegelijk om stuurfouten te voorkomen. Laat
iemand u bij het achteruitrijden begeleiden om de kans op een
ongeval te beperken.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met het
aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie die
te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte verzwakt
wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contactvlak een roestwe-
rend middel aan.
335
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Vergroten van de afstand tot de voorligger
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger mini-
maal gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aanhangwa-
gen. Voorkom plotselinge remmanoeuvres die tot een slip zouden
kunnen leiden. Als de auto in een slip raakt, zou u de controle over de
auto kunnen verliezen. De kans hierop is vooral aanwezig tijdens het
rijden op een nat of glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Reduceer
uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met een
zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van boch-
ten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan de
wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou doen
als u geen aanhangwagen trekt.
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en het rij-
gedrag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote vracht-
wagens of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen, kunnen
de aanhangwagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het rijden langs
dergelijke voertuigen veelvuldig in uw spiegels. Verminder vaart door
voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u ziet dat de aanhang-
wagen gaat slingeren. Houd tijdens het remmen het stuurwiel altijd in
de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhangwagen
en zorg ervoor dat er voldoende ruimte is voordat u van rijstrook ver-
andert.
336
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Informatie over de transmissie
Auto's met Multidrive CVT en Multi-Mode Transmissie:
Zet, om efficiënt op de motor af te remmen de transmissie niet in stand
D. De selectiehendel moet in stand 4 van stand M staan. (Blz. 241,
246)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Zet, om efficiënt op de motor af te remmen de transmissie niet in de
5e of 6e versnelling (auto's met handgeschakelde transmissie met 6
versnellingen). (Blz. 251)
Als de motor oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een lange helling bij buitentem-
peraturen hoger dan 30°C kan ertoe leiden dat de motor oververhit
raakt. Schakel als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftempe-
ratuur knippert of gaat branden direct de airconditioning uit en breng
de auto op een veilige plaats tot stilstand. (Blz. 624)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aanhang-
wagen. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand P
(Multidrive CVT), stand E, M of R (Multi-Mode Transmissie) of de 1e
versnelling of de achteruit (handgeschakelde transmissie).
337
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op. Anders kunnen zich ongevallen voor-
doen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toegestane
gewichten niet worden overschreden.
(Blz. 328)
Rijsnelheid bij het rijden met een aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel bij het afdalen van een lange of steile
helling echter niet plotseling terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode achtereen
in.
Hierdoor kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking teruglopen.
Om ongelukken of letsel te voorkomen
Auto's met cruise control: Gebruik de cruise control niet als achter de auto een
aanhangwagen is gekoppeld.
Auto's met compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen wanneer
het compacte reservewiel onder uw auto is gemonteerd.
Auto's met bandenreparatieset: Rijd niet met een aanhangwagen wanneer een
band is gemonteerd die is gerepareerd met de bandenreparatieset.
338
2-5. Rijinformatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3
Interieur
339
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning................... 340
Automatische
airconditioning................... 347
Extra verwarming................ 356
Achterruit- en
buitenspiegelverwarming .. 358
3-2. Gebruik van het
audiosysteem
Soorten audiosystemen ...... 360
Gebruik van de radio........... 365
Gebruik van de CD-speler... 369
Afspelen van discs met
MP3- en WMA-bestanden 374
Bedienen van een iPod....... 380
Bedienen van een
USB-geheugen ................. 388
Optimaal gebruik maken
van het audiosysteem....... 395
Gebruik van de
AUX-aansluiting................ 397
Gebruik van de
audiotoetsen op het
stuurwiel............................ 398
3-3. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting............. 401
Leeslampjes en
interieurverlichting .......... 402
Interieurverlichting .......... 403
3-4. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden........ 404
• Dashboardkastje............. 405
Dashboardkastje en
bekerhÅouders ............... 406
• Bekerhouders ................. 407
• Fleshouders.................... 408
3-5. Overige voorzieningen
in het interieur
Zonnekleppen...................... 409
Make-upspiegels ................. 410
Klok...................................... 412
Buitentemperatuurmeter...... 413
Uitneembare asbak ............. 414
Aansteker ............................ 415
Accessoireaansluiting.......... 416
Stoelverwarming.................. 418
Armsteun ............................. 420
Zonnescherm
panoramadak .................... 421
Handgrepen......................... 422
Vloermat .............................. 423
Voorzieningen in de
bagageruimte .................... 425
340
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
Handmatig bediende airconditioning
: Indien aanwezig
Draaiknop aanjagersnelheid
Draaiknop uitstroomopening
Toets koel- en ontvochtigingsfunctie
aan/uit (indien aanwezig)
Draaiknop temperatuurregeling
Draaiknop luchttoevoer
341
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wijzigen van de instellingen
Om de aanjagersnelheid aan te passen draait u de knop voor de
aanjagersnelheid rechtsom (hoger) of linksom (lager).
Door de knop naar “0” te draaien wordt de aanjager uitgeschakeld.
Auto's zonder toets koel- en ontvochtigingsfunctie aan/uit:
Draai de knop voor de temperatuurregeling rechtsom om de tem-
peratuur te verhogen.
Auto's met toets koel- en ontvochtigingsfunctie aan/uit:
Draai de draaiknop voor de temperatuurregeling rechtsom
(warm) of linksom (koud) om de temperatuur te wijzigen.
Als niet is ingedrukt, blaast het systeem lucht met de omge-
vingstemperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
Draai de knop voor de uitstroomopening in de gewenste stand
om de uitstroomopeningen te selecteren.
Met de standen voor de hieronder weergegeven uitstroomopeningen
kan ook een verfijnde afstelling worden geselecteerd.
Ontwasemen van de voorruit
Draai de knop voor de uitstroom-
opening in stand .
Zet, wanneer de recirculatiemodus
is ingeschakeld, de draaiknop voor
de luchttoevoer in de buitenlucht-
modus.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
342
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voer dienovereenkomstig de volgende handelingen uit:
Draai aan de knop voor de aanjagersnelheid om de aanjager-
snelheid aan te passen.
Draai de draaiknop voor de temperatuurregeling om de tempe-
ratuur te wijzigen.
Als de ontvochtigingsfunctie niet werkt, druk dan op om
de ontvochtigingsfunctie in te schakelen.
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Uitstroomopeningen en luchtstroom
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam.
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam en de voeten.
: Sommige uitvoeringen
STAP
2
343
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Er stroomt voornamelijk lucht naar
de voeten.
: Sommige uitvoeringen
Er stroomt lucht naar de voeten en
de voorruitverwarming is in wer-
king.
Zet de draaiknop voor de luchttoe-
voer in (buitenluchtmodus).
: Sommige uitvoeringen
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Zet de draaiknop voor de luchttoevoer in (buitenluchtmodus) of
(recirculatiemodus).
344
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen en
sluiten
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
Openen van de uitstroomope-
ning.
Sluiten van de uitstroomope-
ning.
345
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk
beslaan. Wanneer wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de uit-
stroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ontwa-
semd.
Als u uitschakelt zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Luchttoevoer
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de draai-
knop voor de luchttoevoer in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er
buitenlucht de auto instroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemodus
wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto efficiënt gekoeld.
Wanneer het controlelampje in uit zichzelf dooft (auto's met toets
koel- en ontvochtigingsfunctie aan/uit)
Druk op om de koel- en ontvochtigingsfunctie uit en weer in te schakelen.
Er kan een storing aanwezig zijn in de airconditioning als het controlelampje
weer dooft. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wanneer de buitentemperatuur tot bijna 0°C daalt (auto's met toets koel- en
ontvochtigingsfunctie aan/uit)
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op wordt
gedrukt.
346
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zetten
voordat u de motor uitschakelt.
Er komt een geur vrij uit de airconditioning doordat het Stop & Start-sys-
teem in werking is (auto's met Stop & Start-systeem)
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan een muffe geur
vrijkomen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Interieurfilter
Blz. 483
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het verschil
tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor dat
de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor
niet draait.
347
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Automatische airconditioning
Gebruik van de automatische modus
Druk op .
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Weergave temperatuur links
Toets aanjagersnelheid
Toets OFFToets AUTO
Weergave aanjagersnelheid
Toets keuze uitstroomopeningenLuchttoevoertoets
Toets voorruit-
verwarming
Toets koel- en
ontwasemings-
functie aan/uit
Draaiknop temperatuur-
regeling links
Weergave uitstroomopening
Draaiknop temperatuur-
regeling rechts
Weergave temperatuur rechts
Toets
gescheiden
bediening
STAP
1
348
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Draai rechtsom om de temperatuur te verhogen en draai
linksom om de temperatuur te verlagen.
Wanneer wordt ingedrukt (controlelampje in brandt) of
wordt verdraaid, kan de temperatuur voor de bestuurderszijde
en voorpassagierszijde afzonderlijk worden ingesteld.
Druk op .
De koel- en ontvochtigingsfunctie wordt in- en uitgeschakeld telkens
wanneer wordt ingedrukt.
Handmatig wijzigen van de instellingen
Pas de aanjagersnelheid aan door op op te drukken om
de aanjagersnelheid te verhogen en op om de aanjagersnel-
heid te verlagen.
Druk op om de aanjager uit te schakelen.
Draai rechtsom om de temperatuur te verhogen en draai
linksom om de temperatuur te verlagen.
Wanneer wordt ingedrukt (controlelampje in brandt) of
wordt verdraaid, kan de temperatuur voor de bestuurderszijde
en voorpassagierszijde afzonderlijk worden ingesteld.
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
349
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als niet is ingedrukt, blaast het systeem lucht met de omge-
vingstemperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
Druk op om de uitstroomopeningen te wijzigen.
Iedere keer dat er op wordt gedrukt, worden andere uitstroom-
openingen geselecteerd.
Ontwasemen van de voorruit
Druk op
.
De ontvochtigingsfunctie werkt en
de aanjagersnelheid neemt toe.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de luchttoevoertoets
in de buitenluchtmodus. (Mogelijk
gaat dit automatisch.) Verhoog de
aanjagersnelheid en de tempera-
tuur om de voorruit en zijruiten
sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwa-
semd nogmaals op om
terug te keren naar de vorige
modus.
STAP
3
350
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitstroomopeningen en luchtstroom
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam.
Er stroomt lucht naar het bovenli-
chaam en de voeten.
: Sommige uitvoeringen
Er stroomt voornamelijk lucht naar
de voeten.
: Sommige uitvoeringen
351
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Er stroomt lucht naar de voeten en
de voorruitverwarming is in wer-
king.
: Sommige uitvoeringen
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus
Druk op .
Iedere keer als er op de toets wordt gedrukt, wordt er geschakeld tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje brandt niet) en de recirculatiemodus (con-
trolelampje brandt).
De stand van de uitstroomopeningen afstellen en deze openen en
sluiten
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
352
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
Openen van de uitstroomope-
ning.
Sluiten van de uitstroomope-
ning.
Werking van de airconditioning in de ECO-modus (hybrideauto)
In de ECO-modus wordt de airconditioning als volgt bediend voor een laag
brandstofverbruik:
De verwarmings- en koelingscapaciteit is beperkt.
De buitenluchtmouds/recirculatiemodus kan, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur of de temperatuur in de auto, automatisch worden ingeschakeld.
De aanjagersnelheid wordt beperkt wanneer stand AUTO wordt geselec-
teerd.
Doe het volgende om de prestaties van de airconditioning te verbeteren:
Wijzig de aanjagersnelheid of de ingestelde temperatuur.
Schakel de ECO-modus uit.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De regeling van de airconditioning in de ECO-modus kan hetzelfde worden inge-
steld als die in de normale rijmodus.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
353
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen tem-
peratuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de aanjager even worden uitgeschakeld
tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk
beslaan. Wanneer wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de uit-
stroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ontwa-
semd.
Als u uitschakelt zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Luchttoevoer
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
luchttoevoertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er buiten-
lucht de auto instroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemodus
wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto efficiënt gekoeld.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch inge-
schakeld afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de
auto.
Wanneer de buitentemperatuur tot bijna 0°C daalt
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op wordt
gedrukt.
354
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wanneer het controlelampje in uit zichzelf uitgaat
Druk op om de koel- en ontvochtigingsfunctie uit en weer in te schakelen.
Er kan een storing aanwezig zijn in de airconditioning als het controlelampje
weer dooft. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem controleren door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Geuren airconditioning
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zet-
ten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager even vertraagd direct
nadat de airconditioning in de stand AUTO wordt ingeschakeld.
Er komt een geur vrij uit de airconditioning doordat het Stop & Start-sys-
teem in werking is (auto's met Stop & Start-systeem)
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan een muffe geur
vrijkomen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Interieurfilter
Blz. 483
WAARSCHUWING
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het ver-
schil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt
ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt
belemmerd.
355
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor
niet draait.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is.
356
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Extra verwarming
: Indien aanwezig
De extra verwarming kan worden bediend als
De motor draait.
Normale verschijnselen bij werking van de extra verwarming
De volgende omstandigheden duiden niet op een storing:
Als de extra verwarming in- of uitgeschakeld wordt, kan enige witte rook of
een lichte geur vrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uitlaat.
Bij het gebruik onder extreem koude omstandigheden kan tevens wat con-
dens uit de uitlaat komen.
Het is mogelijk dat gedurende 2 minuten nadat de extra verwarming is uitge-
schakeld in de motorruimte een geluid hoorbaar is.
Nadat de verwarming is uitgeschakeld
Het verdient aanbeveling om de extra verwarming niet binnen 10 minuten
opnieuw in te schakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt. Anders kan de extra
verwarming geluid maken wanneer deze werkt.
Bij het tanken
De motor moet zijn afgezet. Wanneer u de motor afzet, wordt de extra verwar-
ming uitgeschakeld.
Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder koude
omstandigheden.
Schakelt de extra verwarming
in/uit
De extra verwarming gaat onge-
veer 25 seconden na het indruk-
ken van de toets werken, en het
duurt nog ongeveer 85 secon-
den voordat hij volledig is opge-
warmd.
357
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Om brandwonden of schade aan uw auto te voorkomen
OPMERKING
Om schade aan de auto te voorkomen
Schakel de extra verwarming niet herhaaldelijk in en uit binnen een tijdsinter-
val van 5 minuten omdat dat de levensduur kan verkorten. Zet de toets van de
extra verwarming uit als de motor vaak opnieuw gestart wordt (zoals bij bezor-
gingen).
Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een
Toyota-dealer of erkende reparateur te raadplegen. Dit kan leiden tot storingen
aan de verwarming of tot brand.
Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de
brandstofpomp van de verwarming. Dit kan storingen aan de verwarming ver-
oorzaken.
Houd de in- en uitlaat van de verwarming vrij van water, sneeuw, ijs, modder,
enz. Wanneer deze verstopt raken, kan de verwarming niet meer goed wer-
ken.
Als u iets ongewoons opvalt, zoals een vloeistoflek, rook of een slechte wer-
king, schakel dan de extra verwarming uit en laat de auto nakijken door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Raak de verwarming en de uitlaat niet
aan omdat deze heet zijn. U zou zich kun-
nen branden.
Houd brandbare materialen zoals brand-
stof weg van de verwarming en de uitlaat.
Anders kan brand ontstaan.
358
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Achterruit- en buitenspiegelverwarming
: Indien aanwezig
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de ach-
terruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buiten-
spiegels te verwijderen.
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Schakelt de achterruit- en bui-
tenspiegelverwarming in/uit
De achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming wor-
den na ongeveer 15 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Auto's met automatische airconditioning
Schakelt de achterruit- en bui-
tenspiegelverwarming in/uit
Behalve hybrideauto: De achter-
ruit- en buitenspiegelverwar-
ming worden na de
werkingsduur ervan automa-
tisch uitgeschakeld. De wer-
kingsduur bedraagt tussen 15
minuten en 1 uur, afhankelijk van
de buitentemperatuur en de rij-
snelheid.
Hybrideauto: De achterruitver-
warming en de buitenspiegelver-
warming worden na ongeveer
15 minuten automatisch uitge-
schakeld.
359
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
De achterruit- en buitenspiegelverwarming kunnen worden gebruikt als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
De Buitenspiegelverwarming (indien aanwezig)
Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Wanneer de buitenspiegelverwarming is ingeschakeld (indien aanwezig)
Raak het glas van de buitenspiegels niet aan omdat dit heet kan zijn.
360
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-2. Gebruik van het audiosysteem
Soorten audiosystemen
: Indien aanwezig
Auto's met touchscreen
Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen voor meer informatie
indien uw auto is uitgerust met een touchscreen.
361
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's zonder touchscreen
CD-speler met AM/FM-radio
Titel Bladzijde
Gebruik van de radio Blz. 365
Gebruik van de CD-speler Blz. 369
Afspelen van discs met MP3- en
WMA-bestanden
Blz. 374
Bedienen van een iPod Blz. 380
Bedienen van een USB-geheugen Blz. 388
Optimaal gebruikmaken van
het audiosysteem
Blz. 395
Gebruik van de AUX-aansluiting Blz. 397
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel Blz. 398
362
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de luid-
sprekers als het audiosysteem ingeschakeld is.
363
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor Bluetooth
®
(auto's met touchscreen)
De meest recente CONFORMITEITSVERKLARING is beschikbaar via het
adres in de conformiteitsverklaring.
364
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Over Bluetooth
®
(auto's met touchscreen)
OPMERKING
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor
niet draait.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Laat, als het hybridesysteem is uitgeschakeld, het audiosysteem niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
Het Bluetooth-beeldmerk en -logo zijn
eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en wor-
den door Fujitsu Ten Limited gebruikt onder
licentie. Overige handelsmerken en -namen
zijn eigendom van de respectievelijke eige-
naren.
365
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de radio
Vastleggen van voorkeuzezenders
Stem af op de gewenste zender door de knop te ver-
draaien of op het gedeelte of van te drukken.
Houd de toets (van [1] tot [6]) waaronder u de zen-
der wilt opslaan ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
: Indien aanwezig
Volume
Weergeven
zenderlijst
Voorkeuzetoetsen
Zoeken
van frequentie
Afstellen
frequentie
of items
Toets AM/FM
AAN/UIT
Instellen AF/regiocode/TA
Terugtoets
STAP
1
STAP
2
366
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de zenderlijst
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op (UPDATE) om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Vervol-
gens worden op het display de beschikbare zenders weergegeven.
Druk op om het bijwerken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai om een zender te selecteren.
Druk op om op de zender af te stemmen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
RDS (Radio Data Systeem)
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai afhankelijk van de gewenste stand naar FM AF of
“Region code” (regiocode).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
367
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Druk op om ON of OFF te selecteren.
Stand FM AF ON: De radiozender van hetzelfde netwerk met
de sterkste ontvangst wordt geselecteerd.
Stand regiocode AAN: De radiozender van hetzelfde netwerk met
de sterkste ontvangst die hetzelfde pro-
gramma uitzendt wordt geselecteerd.
Verkeersinformatie
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai naar de stand FM TA.
Druk op om ON of OFF te selecteren.
Stand TP: Het systeem schakelt automatisch over naar een zender
waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra deze
informatie wordt ontvangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggescha-
keld naar de zender waarop was afgestemd.
Stand TA: Het systeem schakelt automatisch over naar een zender
waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra deze
informatie wordt ontvangen. In stand FM wordt de geluids-
weergave onderbroken als verkeersinformatie wordt uitge-
zonden.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggescha-
keld naar de zender waarop was afgestemd.
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
368
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van verkeers-
meldingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeersin-
formatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding) staat,
schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de EON AF-lijst
zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Wanneer de accu (behalve hybrideauto) of de 12V-accu (hybrideauto)
wordt losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de
steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en de
aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstations, enz.
De radioantenne is bevestigd op de achterzijde van het dak. De antenne kan
van de voet worden verwijderd door deze te draaien.
Digital Audio Broadcast (DAB) radio
De optionele radioantenne en ontvanger zijn noodzakelijk voor het gebruik van
de Digital Audio Broadcast (DAB) radio.
OPMERKING
Verwijder de antenne om beschadigingen te voorkomen in de volgende
situaties.
Als de auto in een garage het plafond raakt.
Als het dak wordt afgedekt.
369
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de CD-speler
Laden van CD's
Plaats een CD.
Uitwerpen van CD's
Druk op en verwijder de CD.
Een muziekstuk selecteren
Draai aan of druk op om naar het vorige of op van om
naar het volgende muziekstuk te gaan totdat het gewenste nummer op
het display wordt weergegeven.
: Indien aanwezig
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Afspelen
Uitwerpen van CD
Weergeven overzicht
muziekstukken
Terugtoets
VolumeAAN/UIT
Selecteren van
een muziekstuk,
vooruit- of
terugspoelen
Een muziekstuk
selecteren of
tekst weergeven
370
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selecteren van een muziekstuk uit een afspeellijst
Druk op .
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een muziekstuk te selecteren.
Druk op of om terug te keren naar de vorige
weergave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op (RDM).
Druk nogmaals op (RDM) om te annuleren.
Herhalen
Druk op (RPT).
Druk opnieuw op (RPT) om te annuleren.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en titel van de CD worden op
het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
STAP
1
STAP
2
371
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Display
Er kunnen maximaal 24 karakters worden weergegeven.
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weerge-
geven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
ERROR
(fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CHECK CD
(controleer CD):De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
WAIT
(wachten): Het afspelen wordt afgebroken vanwege de hoge temperatuur
in de speler. Wacht enige tijd en druk op de toets .
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur
als de CD nog steeds niet afgespeeld kan worden.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, krassen,
vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het afspelen
automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de CD
gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
372
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Verklaring voor de CD-speler
Dit product is een klasse I laserproduct.
Verwijder nooit de kap van de speler en probeer de speler nooit zelf te repare-
ren. Laat reparaties uitvoeren door deskundig personeel.
Laserstralen: niet schadelijk
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende CD's of 8 cm CD-adapters of dubbelzijdig beschreven CD's
niet.
Anders kan de CD-speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijderen
bemoeilijkt worden.
CD's met een andere diameter dan 12 cm
Inferieure en vervormde CD's
373
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot beschadi-
ging van de CD's of van de speler zelf.
Plaats geen andere voorwerpen dan CD's in de opening van de CD-speler.
Probeer de CD-speler niet met olie te smeren.
Stel CD's niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de CD-speler niet uit elkaar te nemen.
CD's met een transparant of lichtdoorla-
tend opnamegedeelte
CD's waar tape, stickers of CD-R-labels
op geplakt zijn of CD's waarvan het label
heeft losgelaten
374
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Laden en uitwerpen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Blz. 369
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of van de toets om de gewenste map te selecteren.
: Indien aanwezig
Selecteren
van een map
VolumeAAN/UIT
Selecteren van
een muziekstuk,
vooruit- of
terugspoelen
Een bestand
selecteren of
tekst weergeven
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Afspelen
Uitwerpen van disc
Weergeven overzicht
mappen
Terugtoets
375
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een map en bestand te selecte-
ren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Selecteren van bestanden
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (RDM) drukt, worden de standen als volgt gewij-
zigd:
Map in willekeurige volgorde afspelen Disc in willekeurige volgorde
afspelen Uit.
Herhalen
Wanneer u op (RPT) drukt, worden de standen als volgt gewij-
zigd:
Herhalen bestand Herhalen map* Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is
geselecteerd
STAP
1
STAP
2
376
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3) wor-
den op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Weergeven
Er kunnen maximaal 24 karakters worden weergegeven.
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weerge-
geven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
ERROR
(fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CHECK CD
(controleer CD): De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
NO SUPPORT
(geen ondersteuning): Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestand op de CD
staat.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, krassen,
vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het afspelen
automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de CD
gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
377
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot ongeveer
1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner dan
bestanden die met behulp van de MP3-techniek worden gecomprimeerd.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de media/for-
maten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afgespeeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaards
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaals stereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaards
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192, 256, 320 (kbps)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en WMA-
bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk van
de eigenschappen van de CD. Bij discs die gekrast zijn of waar vingerafdruk-
ken op aanwezig zijn, kan het geluid overspringen of is afspelen in sommige
gevallen helemaal niet mogelijk.
378
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Compatibele disc-formaten
De volgende formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten:CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 level 1, level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestands-
namen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben zijn
als volgt.
Maximum mapstructuur: 8 niveaus
Maximum lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximum aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximum aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en die
kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of .wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieopna-
men, kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestanden.
Alleen de eerste sessie kan echter worden afgespeeld.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz. op
te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3 ID3-tags.
(Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
379
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst,
worden eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle vol-
tooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de bestands-
controle niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere
bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op de disc op te nemen en geen
onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audio-opnames en MP3- of WMA-gege-
vens, kunnen alleen audio-opnames worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere bestan-
den dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist herkend
worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit kan leiden tot
storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, advise-
ren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en een
samplingfrequentie van of 44,1 kHz.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze soft-
ware kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin van
de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kunnen de bestanden
zelfs helemaal niet worden weergegeven.
Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc staan,
kan het langer duren voordat de bestanden op de disc herkend worden en
in sommige gevallen kan de disc wellicht helemaal niet worden afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt (Blz. 372)
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler (Blz. 373)
380
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bedienen van een iPod
: Indien aanwezig
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luidspre-
kers van de auto.
Aansluiten van een iPod
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Open het afdekkapje en sluit
een iPod aan met behulp van
een iPod-kabel.
Als de iPod niet is ingeschakeld,
schakel deze dan alsnog in.
Sluit het dashboardkastje en druk op .
STAP
1
STAP
2
STAP
3
381
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selecteren van een afspeelfunctie
Druk op (MENU) om het iPod-menu te selecteren.
Door rechtsom te verdraaien, verandert de afspeelmodus
als volgt:
Playlists (afspeellijsten) Artists (artiesten) Albums
Songs (muziekstukken) PodcastsGenres
Composers (componisten) Audiobooks (audioboeken)
Druk op om de gewenste afspeelfunctie te selecteren.
Bedieningspaneel
iPod-menu
VolumeAAN/UIT
Selecteren van
een muziekstuk,
vooruit- of
terugspoelen
Een iPod-menu/
muziekstuk
selecteren of
tekst weergeven
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Afspelen
Overzicht van
muziekstukken
weergeven
Terugtoets
STAP
1
STAP
2
STAP
3
383
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Muziekstukken selecteren
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste muziekstuk te selecteren.
Selecteren van een muziekstuk in het overzicht
Druk op .
Het overzicht van de muziekstukken wordt weergegeven.
Draai om een muziekstuk te selecteren.
Druk op om het muziekstuk af te spelen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
384
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (RDM) drukt, worden de standen als volgt gewij-
zigd:
Muziekstukken in willekeurige volgorde afspelen Album in willekeu-
rige volgorde afspelen Uit.
Herhalen
Druk op
(RPT).
Druk opnieuw op (RPT) om de functie te annuleren.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel worden op het dis-
play weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Regelen van de geluidskwaliteit en de balans
Druk op om het iPod-menu weer te geven.
Door te draaien, veranderen de geluidsinstellingen.
(Blz. 395)
STAP
1
STAP
2
385
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Informatie over iPod
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van dit
apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor veiligheid
en regelgeving.
iPod is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS en in andere
landen.
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in iPod-
modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Als een functie niet beschikbaar is van-
wege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan het hel-
pen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de nor-
male wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningselementen
van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt u
de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat resetten.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw iPod voor instructies bij het resetten
van uw iPod.
Display
Blz. 371
Foutmeldingen
ERROR
(fout): Dit geeft aan dat er een probleem is met de iPod of
de aansluiting ervan.
NO SONGS
(geen muziekstukken): Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opnames
bevat.
NO PLAYLIST
(GEEN AFSPEELLIJST): Dit geeft aan dat sommige beschikbare muziekstuk-
ken niet kunnen worden gevonden in de geselec-
teerde afspeellijst.
UPDATE YOUR IPOD
(BIJWERKEN VAN IPOD): Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet compati-
bel is. Actualiseer uw iPod-software naar de nieuw-
ste versie.
386
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Compatibele modellen
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn som-
mige van de genoemde modellen mogelijk niet compatibel met dit systeem.
iPods van de 4e generatie en eerdere modellen zijn niet compatibel met dit sys-
teem.
iPod mini, iPod shuffle en iPod photo zijn niet compatibel met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben, zijn als
volgt:
Maximum aantal lijsten in apparaat: 9999
Maximum aantal muziekstukken in apparaat: 65535
Maximum aantal muziekstukken per lijst: 65535
Uitvoering Generatie Software-versie
iPod 5e generatie Versie 1.3.0 of hoger
iPod nano
1e generatie Versie 1.3.1 of hoger
2e generatie Versie 1.1.3 of hoger
3e generatie Versie 1.1.3 of hoger
4e generatie Versie 1.0.4 of hoger
5e generatie Versie 1.0.1 of hoger
iPod touch
1e generatie Versie 3.1.2 of hoger
2e generatie Versie 3.1.2 of hoger
Eind 2009 (8 GB) Versie 3.1.2 of hoger
Eind 2009 (32 GB/64 GB) Versie 3.1.2 of hoger
iPod classic
1e generatie Versie 1.1.2 of hoger
2e generatie (120 GB) Versie 2.0.1 of hoger
Eind 2009 (160 GB) Versie 2.0.3 of hoger
iPhone
1e generatie (iPhone) Versie 3.1.2 of hoger
2e generatie (iPhone 3G) Versie 3.1.2 of hoger
3e generatie (iPhone 3GS) Versie 3.1.2 of hoger
4e generatie (iPhone 4) Versie 4.0.0 of hoger
387
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog oplo-
pen, waardoor de iPod beschadigd kan raken.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk erop uit terwijl het apparaat
aangesloten is, aangezien dit de iPod of de aansluiting ervan kan beschadi-
gen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit de iPod of de
aansluiting ervan kan beschadigen.
388
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bedienen van een USB-geheugen
: Indien aanwezig
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit
de luidsprekers van de auto.
Aansluiten van een USB-geheugen
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Open het klepje en sluit een
USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is
ingeschakeld, schakel dit dan
alsnog in.
Sluit het dashboardkastje en druk op .
STAP
1
STAP
2
STAP
3
389
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of van de toets om de gewenste map te selecteren.
Bedieningspaneel
Selecteren van
een map
VolumeAAN/UIT
Selecteren van
een bestand,
vooruit- of
terugspoelen
Een bestand
selecteren of tekst
weergeven
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Afspelen
Weergeven
overzicht mappen
Terugtoets
390
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een map en bestand te selecte-
ren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op
om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Selecteren van bestanden
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (RDM) drukt, worden de standen als volgt gewij-
zigd:
Map in willekeurige volgorde afspelen Disc in willekeurige volgorde
afspelen Uit.
Herhalen
Wanneer u op (RPT) drukt, worden de standen als volgt gewij-
zigd:
Herhalen bestand Herhalen map* Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is
geselecteerd
STAP
1
STAP
2
391
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3) wor-
den op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aangesloten,
kan het apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn bepaalde functies
mogelijk niet beschikbaar. Als het apparaat niet kan worden bediend of als
een functie niet beschikbaar is vanwege een storing (in tegenstelling tot een
systeemspecificatie), kan het helpen om het apparaat even los te koppelen
en weer aan te sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen niet werkt nadat het appa-
raat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Display
Blz. 371
Foutmeldingen
ERROR
(fout): Dit geeft aan dat er een probleem is met het USB-geheugen of
de aansluiting ervan.
NO MUSIC
(geen muziek): Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestanden in het USB-
geheugen staan.
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en WMA-
bestanden
392
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kunnen
mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestandsnamen en
mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben, zijn
als volgt:
Maximum mapstructuur: 8 niveaus
Maximum aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximum aantal bestanden per speler: 9999
Maximum aantal bestanden per map: 255
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER 3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot onge-
veer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden die met behulp van de MP3-techniek worden gecomprimeerd.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de media/
formaten waarmee bestanden zijn opgenomen.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaards
MP3 (MPEG1 AUDIO LAYERII, III, MPEG2 AUDIO LAYERII, III, MPEG2.5)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 16, 22,05, 24 (kHz)
MPEG2.5: 8, 11.025, 12 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32-320 (kbps)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 32-160 (kbps)
MPEG2.5: 32-160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaals stereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
393
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaards
WMA versie 9
Compatibele samplingfrequenties
HIGH PROFILE 32, 44,1, 48 kHz
Compatibele bitrates
HIGH PROFILE 32-320 (kbps, VBR)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en die
kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of .wma.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz. op
te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4 ID3-
tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Wanneer er een apparaat met MP3- of WMA-bestanden is aangesloten,
worden eerst alle bestanden op het USB-geheugen gecontroleerd. Als
deze controle voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afge-
speeld. Om de bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is,
adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden in
het USB-geheugen op te nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als een USB-geheugen is aangesloten en de audiobron is gewijzigd naar
afspeelmodus voor USB, zal het USB-geheugen beginnen met het afspe-
len van het eerste bestand in de eerste map. Als hetzelfde apparaat wordt
verwijderd en weer aangesloten (en de inhoud ervan niet is veranderd), zal
het USB-geheugen het afspelen hervatten vanaf het punt waar de speler is
geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere bestan-
den dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden worden overslagen
(en niet afgespeeld).
394
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, adviseren
wij de opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste 128 kbps
en een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze soft-
ware kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin van
de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kunnen de bestanden
zelfs helemaal niet worden weergegeven.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet.
OPMERKING
Als het dashboardkastje niet volledig gesloten kan worden
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het USB-geheugen dat op het sys-
teem is aangesloten, is het mogelijk dat het dashboardkastje niet goed gesloten
kan worden. Probeer in dat geval niet het dashboardkastje met kracht te sluiten;
het USB-geheugen of de aansluiting kan daardoor beschadigd raken. Verwijder
het USB-geheugen en gebruik een USB-geheugen met een andere vorm en for-
maat, zodat het dashboardkastje wel volledig gesloten kan worden.
Voorkomen van schade aan USB-geheugen
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto kan
hoog oplopen, waardoor de speler beschadigd kan raken.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit terwijl
het geheugen is aangesloten, aangezien dit het USB-geheugen of de aanslui-
ting ervan kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit het USB-
geheugen of de aansluiting ervan kan beschadigen.
395
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Optimaal gebruik maken van het audiosysteem
Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op .
Draai om “Sound Setting” (geluidsinstelling) te selecteren.
Druk op .
Draai naar de gewenste stand.
BASS, TREBLE, FADER, BALANCE of ASL
Druk op .
: Indien aanwezig
Weergeven van de actuele
functie
Wijzigen van de volgende
instellingen
Geluidskwaliteit en balans
(Blz. 396)
Voor een optimaal geluid kun-
nen de geluidskwaliteit en
balans worden gewijzigd.
Automatische geluidsrege-
ling aan/uit (Blz. 396)
De modus selecteren
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
396
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Regelen van geluidskwaliteit
Door aan te draaien kan het niveau worden geregeld.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Als ASL is geselecteerd, kan de hoeveelheid ASL in de volgorde
LOW, MID en HIGH worden gewijzigd door naar rechts te
draaien.
Door naar links te draaien, schakelt u de ASL uit.
ASL past het volume en de toonregeling aan op basis van de rijsnelheid.
Instelling
geluids-
kwaliteit
Weergave
op display
Niveau
Naar links
draaien
Naar rechts
draaien
Lage tonen* BASS -5 - 5
Laag Hoog
Hoge tonen* TREBLE -5 - 5
Balans
voor/achter
FADER R7 tot F7
Verhogen
volume ach-
ter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts
BALANCE L7 - R7
Verhogen
volume links
Verhogen
volume rechts
397
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de AUX-aansluiting
: Indien aanwezig
Bedienen van externe audioapparaten die aangesloten zijn op het audio-
systeem
Het volume kan worden geregeld met behulp van de volumeregelaar van het
audiosysteem van de auto. Alle overige functies moeten op het externe audioap-
paraat zelf worden geregeld.
Bij het gebruik van een extern audioapparaat aangesloten op de accessoi-
reaansluiting
Tijdens het afspelen kan ruis hoorbaar zijn. Gebruik de voedingsbron van het
externe audioapparaat.
Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in de auto
naar een extern audioapparaat te luisteren.
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Open het afdekkapje en sluit uw
externe audioapparaat aan.
Sluit het dashboardkastje en druk op tot AUX wordt
weergegeven.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
398
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel
Inschakelen
Druk op als het audiosysteem UIT is.
Selecteren van de audiobron
Druk op als het audiosysteem AAN is. De audiobron wijzigt in
onderstaande volgorde, telkens wanneer wordt ingedrukt. Als een
modus niet kan worden gebruikt, wordt deze overgeslagen.
AM FM CD-modus iPod- of USB-geheugenmodus
*AUX*
*
: Indien van toepassing
: Indien aanwezig
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend met
behulp van schakelaars op het stuurwiel.
De werking kan verschillen afhankelijk van het type audio- of navigatie-
systeem. Raadpleeg de handleiding van het audio- of navigatiesysteem
voor meer informatie.
Volume
Radiomodus: Selecteren van
radiozenders
CD-modus: Selecteren van
muziekstukken en bestan-
den (MP3 en WMA)
iPod-modus: Selecteren van
een muziekstuk
USB-geheugenmodus:
Selecteren van een bestand
en map
Inschakelen, selecteren van
de audiobron
399
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Regelen van het volume
Druk op + van om het volume te verhogen en op - om het volume
te verlagen.
Houd de toets + of - op ingedrukt om het volume in sterkere mate te ver-
hogen of verlagen.
Dempen van het geluid
Houd ingedrukt.
Houd nogmaals ingedrukt om het dempen ongedaan te maken.
Selecteren van een radiozender
Druk op om de radio te selecteren.
Druk op of van om een voorkeuzezender te selecteren.
Houd of van ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort om te
zoeken naar de zenders die ontvangen kunnen worden.
Selecteren van een bestand of muziekstuk
Druk op om de CD, iPod of USB-geheugenmodus te
selecteren.
Druk op of van toets om het gewenste bestand of
muziekstuk te selecteren.
Selecteren van een map (MP3 en WMA of USB-geheugen)
Druk op om de CD- of USB-geheugenmodus te selecte-
ren.
Houd of van ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
400
3-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzichtigheid
in acht.
401
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting
Interieurverlichting (Blz. 402)
Leeslampjes (Blz. 402)
Verlichting voetenruimte (indien aanwezig)
Behalve hybrideauto (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop):
Startknopverlichting
Hybrideauto (auto's met elektronische sleutel):
Startknopverlichting
402
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Leeslampjes
Schakelt de verlichting in/uit
Interieurverlichting
Schakelt de verlichting uit
Schakelt de verlichting in/uit
(gekoppeld aan positie portie-
ren)
Schakelt de verlichting in
Instapverlichting
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand van
het contact, van de vergrendelde/ontgrendelde stand van de portieren en de
geopende/gesloten stand van de portieren.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand van
het contact, de aanwezigheid van de elektronische sleutel, van de vergrendelde/
ontgrendelde stand van de portieren en de geopende/gesloten stand van de por-
tieren.
Leeslampjes en interieurverlichting
403
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand van
het contact, afhankelijk van de vraag of de portieren vergrendeld/ontgrendeld
zijn, en of de portieren open/gesloten zijn.
Auto's met elektronische sleutel:
De verschillende lampjes in het interieur worden automatisch in- en uitgescha-
keld, afhankelijk van de de stand van het contact, de aanwezigheid van de elek-
tronische sleutel, het vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren en het
openen/sluiten van de portieren.
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Type A
Als de volgende verlichting blijft branden wanneer het portier niet volledig is
gesloten, wordt de verlichting na 20 minuten automatisch uitgeschakeld:
Interieurverlichting (wanneer de schakelaar in de stand DOOR staat)
Verlichting startknop
Verlichting voetenruimte
Type B
De volgende verlichting wordt na 20 minuten automatisch uitgeschakeld:
Leeslampjes/interieurverlichting
Bagageruimteverlichting
Verlichting voetenruimte
Als de startknopverlichting blijft branden wanneer het portier niet volledig is
gesloten, wordt deze verlichting na 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Als de volgende verlichting blijft branden wanneer het portier niet volledig is
gesloten, wordt de verlichting na 20 minuten automatisch uitgeschakeld:
Interieurverlichting (wanneer de schakelaar in de stand DOOR staat)
Startknopverlichting
Verlichting voetenruimte
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een Toyota-dealer of erkende
reparateur kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uitgaat) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
Interieurverlichting
404
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Overzicht van opbergmogelijkheden
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de opbergvakken moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als u
dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt of
barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen met
andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en kunnen spuitbussen
gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
Bekerhouders
Fleshouders
405
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dashboardkastje
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Opbergen van de handleiding in het dashboardkastje
Gebruik van de uitstroomopening in het dashboardkastje
(indien aanwezig)
Boven in het dashboardkastje bevindt zich
een opbergvak waarin de handleiding kan
worden opgeborgen.
Lucht afkomstig van de airconditioning kan
naar het dashboardkastje worden geleid
door de opening te regelen.
Openen
Sluiten
De lucht heeft dezelfde temperatuur als de
lucht die uit de uitstroomopening opzij aan
passagierszijde stroomt.
Bewaar geen bederfelijke producten in het
dashboardkastje.
Dashboardkastje
406
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bekerhouders
Voor (type A)
Voor (type B)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open dashboardkastje of
door items in het dashboardkastje.
Dashboardkastje en bekerhouders
407
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Achter
Verwijderen van de separator (alleen type A)
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar buiten
worden geslingerd en letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk warme dranken af
om verbranding te voorkomen.
Trek de separator omhoog.
Bekerhouders
408
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Fleshouders
Bij gebruik van de fleshouder
Bij het opbergen van een fles, dient de dop erop te worden gedraaid.
De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of
vorm ervan.
WAARSCHUWING
Voorwerpen die ongeschikt zijn om in de fleshouder te plaatsen
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar buiten
worden geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats alleen afgesloten flessen in de fleshouder. Plaats geen flessen zonder
dop of glazen of papieren bekers met vloeistof. De inhoud kan gemorst worden
en het glas kan breken.
Fleshouders
409
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
Zonnekleppen
Klap de zonneklep omlaag
om deze in de vooruitgerichte
stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai
deze naar de zijkant om de
zonneklep in de zijdelingse
stand te zetten.
410
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Make-upspiegels
: Indien aanwezig
Make-upverlichting (indien aanwezig)
Make-upverlichting kan worden gebruikt als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Open het kapje.
Schakelt de verlichting in
Schakelt de verlichting uit
411
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto [auto's met make-
upverlichting])
Laat de make-upverlichting niet gedurende langere tijd branden bij een niet-
draaiende motor.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto [auto's met make-
upverlichting])
Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het hybride-
systeem niet is ingeschakeld.
412
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Klok
De tijd wordt weergegeven als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De klokgegevens worden gereset.
De klok kan worden ingesteld door op de toetsen te drukken.
Instellen van de uren
Instellen van de minuten
413
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Buitentemperatuurmeter
De buitentemperatuur wordt weergegeven als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Display
In de volgende situaties wordt de juiste buitentemperatuur mogelijk niet weerge-
geven of duurt het langer voordat het display wijzigt:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 25 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het in-
of uitrijden van een garage of tunnel)
Als − − of E wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Het bereik van de temperatuurweergave ligt tussen -40°C en 50°C.
414
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitneembare asbak
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd de asbak gesloten. Bij plotseling remmen kan een ongeval ontstaan door-
dat een inzittende wordt geraakt door de open asbak of door as die uit de asbak
vliegt.
Voorkomen van brand
Zorg ervoor dat lucifers en sigaretten volledig gedoofd zijn voordat u ze in de
asbak stopt en controleer of de asbak geheel gesloten is.
Stop geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbak.
De asbak kan in een bekerhou-
der worden geplaatst.
(Blz. 406)
415
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aansteker
: Indien aanwezig
De aansteker kan worden gebruikt als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
WAARSCHUWING
Voorkomen van verbranding en brand
Raak de metalen delen van de aansteker niet aan.
Houd de aansteker niet ingedrukt als deze reeds gloeit. Hierdoor kan hij over-
verhit raken, waardoor brand kan ontstaan.
Steek niets anders dan de geleverde aansteker in de houder. Anders kan de
houder vervormd raken en de aansteker naar buiten springen of moeilijk te
verwijderen zijn.
Druk de aansteker naar binnen.
Als de aansteker gereed is voor
gebruik, springt hij naar buiten.
416
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Accessoireaansluiting
: Indien aanwezig
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Op de accessoireaansluiting kunnen 12V-accessoires worden aange-
sloten die minder dan 10 A verbruiken.
417
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in gebruik
is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terechtko-
men, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van doorgebrande zekering
Sluit geen accessoires aan die meer dan 10 A aan stroom verbruiken.
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de motor
niet draait.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als het hybride-
systeem niet ingeschakeld is.
418
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Stoelverwarming
: Indien aanwezig
De stoelverwarming kan worden gebruikt als
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact AAN staat.
Indien niet in gebruik
Schakel de stoelverwarming uit.
Verwarmt de linker voorstoel
Verwarmt de rechter voor-
stoel
Het controlelampje gaat bran-
den.
419
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Verbranding
Wees voorzichtig als onderstaande personen op een stoel met stoelverwar-
ming plaatsnemen om te voorkomen dat ze zich branden:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
Bedek de stoel niet als de stoelverwarming in gebruik is.
Als de stoelverwarming in gebruik is en de stoel bedekt is met een deken of
kussen, kan de temperatuur van de stoel te hoog oplopen, waardoor overver-
hitting kan ontstaan.
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is. Als dit toch
gebeurt, kan dit leiden tot lichte brandwonden of oververhitting.
OPMERKING
Om beschadiging van de stoelverwarming te voorkomen
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Voorkom het ontladen van de accu (behalve hybrideauto)
Zet de stoelverwarming uit als de motor niet draait.
Voorkom het ontladen van de 12V-accu (hybrideauto)
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als het hybride-
systeem niet ingeschakeld is.
420
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Armsteun
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de armsteun
Plaats geen al te zware last op de armsteun.
Klap de armsteun omlaag om
deze te kunnen gebruiken.
421
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zonnescherm panoramadak
: Indien aanwezig
Het zonnescherm van het panoramadak kan met de hand worden
geopend en gesloten.
Openen van het zonnescherm van het panoramadak
Door de borglippen in te druk-
ken wordt het zonnescherm ont-
grendeld en kan het
zonnescherm worden geopend.
Sluiten van het zonnescherm van het panoramadak
Trek aan de borglippen om het
zonnescherm te sluiten en te
vergrendelen.
422
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Handgrepen
WAARSCHUWING
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet over-
matig.
Een handgreep aan het dak kan ter ondersteuning van uw lichaam wor-
den gebruikt wanneer u zit.
423
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Vloermat
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's van
hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de juiste wijze
op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om de
vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd in
lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven in
de afbeelding.
STAP
1
STAP
2
*
424
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de snelheid
plotseling toenemen of kan mogelijk niet geremd worden, wat kan leiden tot een
(ernstig) ongeval.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander model
en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloermatten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde haken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle meege-
leverde klemhaken (clips). Voer deze
controle altijd uit nadat de vloer van de
auto is gereinigd.
Trap, als de motor (behalve hybrideauto)
of het hybridesysteem (hybrideauto) is
uitgeschakeld en de selectiehendel in
stand P (auto's met hybridetransmissie of
Multidrive CVT) of N (auto's met Multi-
Mode Transmissie of handgeschakelde
transmissie) staat, elk pedaal in tot op de
vloer om te controleren of de bediening
ervan niet wordt gehinderd door de vloer-
mat.
425
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorzieningen in de bagageruimte
Afdekplaat (indien aanwezig)
Hoogste stand
Laagste stand
De laagste stand kan worden
gebruikt wanneer de afdekplaat
op de afdekking van de bagage-
ruimtevloer is geplaatst.
Extra opbergvak (indien aanwezig)
Trek de afdekplaat en de afdek-
king van de bagageruimtevloer
omhoog.
426
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijderen van de afdekplaat
Trek de afdekplaat omhoog en
trek hem naar u toe om hem te
verwijderen.
Vastzetten van de afdekplaat
Trek de afdekplaat omhoog.
Maak de haak aan de achter-
zijde van de afdekplaat los.
Maak de haak vast aan de
bovenste rand van de achter-
klepopening, zoals aange-
geven.
STAP
1
STAP
2
427
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijderen van de bagageafdekking
De bagageafdekking kan worden verwijderd aan de hand van onderstaande pro-
cedure:
WAARSCHUWING
Bedienen van de afdekplaat
Plaats niets op de afdekplaat wanneer u de afdekplaat bedient. Anders kunnen
uw vingers bekneld raken of kan een ongeval ontstaan met letsel als gevolg.
Neem de koordjes los.
Plaats de bagageafdekking terug in de
horizontale positie.
Trek de bagageafdekking omhoog en naar
voren.
STAP
1
STAP
2
428
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4
Onderhoud en verzorging
429
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4-1. Onderhoud en verzorging
Reiniging en bescherming
van het exterieur................ 430
Schoonmaken en
beschermen van het
interieur ............................. 435
4-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie ...... 438
4-3. Zelf uit te voeren
onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
het zelf uitvoeren van
onderhoud en controles..... 441
Motorkap.............................. 445
Plaatsen van een
garagekrik.......................... 447
Motorruimte ......................... 450
12V-accu (hybrideauto) ....... 469
Banden ................................ 475
Bandenspanning.................. 479
Velgen ................................. 481
Interieurfilter......................... 483
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel.......... 486
Controleren en vervangen
van zekeringen.................. 491
Lampen................................ 515
430
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4-1. Onderhoud en verzorging
Reiniging en bescherming van het exterieur
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt en verwijder de antenne
voordat u van een autowasstraat gebruikmaakt. Begin met wassen vanaf de
voorzijde van de auto. Vergeet niet vóór het rijden de antenne weer te plaat-
sen en de buitenspiegels uit te klappen.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor de
lak van uw auto wordt beschadigd.
Auto's met achterspoiler: In bepaalde automatische wasstraten kan de wer-
king van de wasstraat nadelig worden beïnvloed door de achterspoiler. Hier-
door kan het gebeuren dat de auto niet goed wordt gewassen of de
achterspoiler beschadigd raakt.
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de ran-
den van de ruiten en de portieren, en bij het derde remlicht vandaan bevin-
den.
Controleer voordat u de wasstraat inrijdt of de tankdopklep goed gesloten is.
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat te
houden:
Spoel de auto van boven naar beneden af met schoon water en
spoel vuil en stof uit de wielkasten en van de onderkant van de
auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeem-
lap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel
grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen,
moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
431
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bij gebruik van een wasstraat (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en
ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de auto als u
de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Lichtmetalen velgen (indien aanwezig)
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen
harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplosmid-
delen.
Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als gebruikt
voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na
een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Zorg er, om de glans van de wielen te behouden, voor dat er geen heet water
(bijvoorbeeld van een stoomreiniger) direct op komt.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
432
4-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het schoonmaken van de voorruit (auto's met ruitenwisser met regen-
sensor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is geplaatst
met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de regen-
sensor
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Dit kan brand in de elektrische
componenten enz. veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijp
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende is
afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden kan
veroorzaken.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in de
volgende gevallen onverwacht in werking
treden. Hierdoor kunnen uw handen
bekneld raken en kunt u ernstig letsel oplo-
pen, en hierdoor kunnen de ruitenwisserbla-
den beschadigd raken.
Uit
433
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Om aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) te voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de auto bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de auto bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of
chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te voorko-
men dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de exterieurverlichting
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplosmid-
delen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen en verwijderen van de antenne
Controleer voordat u gaat rijden of de antenne geplaatst is.
Zorg ervoor dat als de antenne wordt verwijderd, bijvoorbeeld voordat de auto
door een wasstraat wordt gereden, de antenne op een geschikte plaats wordt
opgeborgen zodat deze niet wegraakt. Plaats voor u wegrijdt de antenne weer
in de oorspronkelijke positie.
Bij gebruik van een autowasserette (auto's met ruitenwissers met regen-
sensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
werking treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
434
4-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de antenne
Verwijder de antenne onder de volgende omstandigheden:
Als de antenne het plafond dreigt te raken in een garage en dergelijke
Als de auto wordt afgedekt door een afdekhoes
435
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Schoonmaken en beschermen van het interieur
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te beschermen en in
perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Schoonmaken van lederen bekleding
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek die is
bevochtigd met een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met maximaal 5% wolreinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een
droge, schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een
geventileerde ruimte in de schaduw.
Schoonmaken van vinyl bekleding
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak vinyl bekleding schoon met een spons of zachte doek met
een mild sop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en veeg
het sop weg met een schone, droge doek.
436
4-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee keer
per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg-
baar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim op de vloerbedekking aan
te brengen. Wrijf met elkaar overlappende cirkels. Gebruik geen water. Veeg
vuile oppervlakken schoon en laat ze drogen. Het beste resultaat wordt verkre-
gen als de vloerbedekking zo droog mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer de gordels tijdens het schoonmaken op abnormale slijtage,
rafels en scheuren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Behalve hybrideauto: Mors geen vloeistof in het interieur van de auto.
Anders kunnen de elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of vlam
vatten.
Hybrideauto: Mors geen vloeistof in de auto, zoals op de vloer, in de ventilatie-
openingen van de hybridebatterij (tractiebatterij) of op de achterbank. Anders
kunnen het batterijpakket, elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of
vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het interi-
eur nat worden. (Blz. 155)
Dit kan een elektrische storing in het airbagsysteem veroorzaken, waardoor
ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit worden
weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden belemmerd
wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
437
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
De volgende reinigingsmiddelen kunnen verkleuring, strepen en beschadigin-
gen in het interieur veroorzaken en het is daarom raadzaam deze niet te
gebruiken:
Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine en
terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en bleekmid-
del
Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, wasbenzine
en alcohol
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte delen
van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en vroegtij-
dige slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de bekle-
ding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur aan het leer vast blij-
ven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of onder de vloerbe-
dekking, kan schade aan de verschillende systemen van de auto veroorzaken,
bijvoorbeeld aan het audiosysteem. Water kan bovendien roest aan de carrosse-
rie veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Maak de achterruit niet schoon met een ruitreiniger; een dergelijk middel kan
de verwarmingsdraden beschadigen. Veeg de ruit voorzichtig schoon met een
doek en lauw water. Maak de ruit in horizontale richting schoon, evenwijdig
aan de verwarmingsdraden.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden.
438
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie
Om veilig en economisch te kunnen rijden is het van essentieel belang
dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota raadt u aan
uw auto als volgt te onderhouden:
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onder-
houdsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Kan de bestuurder zelf onderhoud en controles uitvoeren?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap hebt,
zijn veel onderhoudswerkzaamheden en reparaties zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden speci-
aal gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaamheden kunt
u beter overlaten aan een Toyota-dealer of erkende reparateur. Zelfs als u
een ervaren doe-het-zelfmonteur bent, raden wij u aan om reparaties en
onderhoud door een Toyota-dealer of erkende reparateur uit te laten voe-
ren. Een Toyota-dealer of erkende reparateur houdt de onderhoudshisto-
rie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet
laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de onderhoudswerk-
zaamheden door een andere dan een Toyota-dealer of erkende repara-
teur laat uitvoeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie
kan worden bijgehouden.
439
4-2. Onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Waar naar toe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
reparaties en onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur. Laat door de garantie gedekte reparaties en ser-
vicewerkzaamheden uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende reparateur,
die originele Toyota-onderdelen gebruikt. Er kunnen ook voordelen aan zitten om
niet door de garantie gedekte reparaties en servicewerkzaamheden te laten uit-
voeren door een Toyota-dealer of erkende reparateur, die u met zijn expertise
kan helpen eventuele problemen met uw auto op te lossen.
Uw Toyota-dealer of erkende reparateur voert alle onderhoudswerkzaamheden
aan uw auto betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit, dankzij zijn
ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare teke-
nen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke aanwij-
zingen zijn:
De motor hapert, pingelt of slaat over
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Sporen van lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk koolmo-
noxidelek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem onmiddellijk
controleren).
Abnormaal zachte banden; ongewoon veel bandengepiep bij het nemen van
bochten; ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van de
wielophanging
Verlies van remkracht; sponzig aanvoelend rempedaal of koppelingspedaal
(auto's met handgeschakelde transmissie); het pedaal kan bijna tot op de
vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de auto bij remmen.
Motortemperatuur voortdurend hoger dan normaal
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken door
een Toyota-dealer of erkende reparateur. Mogelijk moet uw auto afgesteld of
gerepareerd worden.
440
4-2. Onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Door onjuist onderhoud kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen, maar
kan ook ernstig letsel worden veroorzaakt.
Omgaan met de accu (behalve hybrideauto)
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een lood-
vergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na werk-
zaamheden altijd uw handen. (Blz. 464)
Omgaan met de 12V-accu (hybrideauto)
12V-accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een
loodvergiftiging kan hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na werk-
zaamheden altijd uw handen. (Blz. 469)
441
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij het zelf uitvoeren van onderhoud en controles
Als u controles en onderhoudswerkzaamheden uitvoert, dient u dit pre-
cies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Accuconditie
(behalve hybrideauto) (Blz. 464)
• Warm water
• Zuiveringszout
•Vet
• Universele sleutel
(voor de bouten van de accukabels)
• Gedestilleerd water
Conditie 12V-accu
(hybrideauto) (Blz. 469)
•Vet
• Universele sleutel
(voor de bouten van de accukabels)
Koelvloeistofniveau
(behalve hybrideauto) (Blz. 460)
• Gebruik alleen Toyota Super Long
Life Coolant of een gelijkwaardige
hoogwaardige koelvloeistof op
basis van ethyleenglycol en organi-
sche zuren, zonder silicone, amine,
nitraat en boraat. Toyota Super
Long Life Coolant is voorgemixt met
50% koelvloeistof en 50% gedestil-
leerd water.
• Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van koelvloeistof)
Koelvloeistofniveau verbrandings-
motor/vermogensregeleenheid
(hybrideauto) (Blz. 461)
• Gebruik alleen Toyota Super Long
Life Coolant of een gelijkwaardige
hoogwaardige koelvloeistof op
basis van ethyleenglycol en organi-
sche zuren, zonder silicone, amine,
nitraat en boraat. Toyota Super
Long Life Coolant is voorgemixt met
50% koelvloeistof en 50% gedestil-
leerd water.
• Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van koelvloeistof)
442
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onderwerp Benodigdheden
Motoroliepeil (→Blz. 454)
• Originele Toyota-motorolie of gelijk-
waardig
• Doek of poetspapier
• Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van motorolie)
Zekeringen (Blz. 491)
• Zekering met dezelfde stroom-
sterkte als de oorspronkelijke zeke-
ring
Lampen (Blz. 515)
• Lamp met hetzelfde nummer en
vermogen als het oorspronkelijke
exemplaar
• Kruiskopschroevendraaier
• Sleufkopschroevendraaier
• Sleutel
Radiateur, condensor en intercooler
(Blz. 463)
Bandenspanning (Blz. 479)
• Bandenspanningsmeter
• Compressor
Ruitensproeiervloeistof (Blz. 467)
Water of ruitensproeiervloeistof met
antivries (voor gebruik onder win-
terse omstandigheden)
• Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van ruitensproeiervloeistof)
443
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich onderdelen en vloeistoffen die plotseling kunnen
bewegen, heet worden of onder elektrische spanning staan. Neem de onder-
staande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen:
Tijdens werkzaamheden onder de motorkap:
Zorg er bij hybrideauto's voor dat het contact UIT staat en dat het controle-
lampje READY niet brandt.
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de ventilator en de
aandrijfriem.
Raak de motor, de vermogensregeleenheid (hybrideauto), de radiateur, het uit-
laatspruitstuk, enz. niet direct na het rijden aan, aangezien deze onderdelen
heet kunnen zijn. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, achter in
de motorruimte.
Niet roken en geen open vuur bij brandstof en bij de accu. De brandstof- en
accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk het
giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen en
kan gelakte oppervlakken beschadigen. Als u remvloeistof op uw handen of in
uw ogen krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
444
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilator of de radiateur
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch worden
ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistoftemperatuur
te hoog wordt. (Blz. 463)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch worden
ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistoftemperatuur
te hoog wordt. (Blz. 463)
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch worden
ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistoftemperatuur
te hoog wordt. (Blz. 463)
Auto's met elektronische sleutel:
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning wordt ingeschakeld en/of als de
koelvloeistoftemperatuur hoog is. (Blz. 463)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of val-
lend materiaal, een straal vloeistof, enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige beschadiging van de motor
door vuil in de inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van de
remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een seri-
eus probleem.
445
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorkap
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
Trek de ontgrendelingshendel
naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Trek de veiligheidshaak
omhoog en open de motorkap.
De motorkap kan worden open-
gehouden door de steun in de
opening van de kap te zetten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
446
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Is dat niet het geval, dan kan de motorkap tijdens het rijden onverwachts open-
gaan, waardoor een ongeval of ernstig letsel kan ontstaan.
Na plaatsing van de steun in de opening
Zorg ervoor dat de steun goed in de opening zit als de motorkap openstaat, om
te voorkomen dat de motorkap op uw hoofd of lichaam valt.
OPMERKING
Bij het sluiten van de motorkap
Let erop de steun in het klemmetje te drukken alvorens de motorkap te sluiten.
Als de motorkap wordt gesloten zonder dat de steun goed is vastgezet, kan de
motorkap verbogen raken.
447
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen van een garagekrik
Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de aange-
geven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik niet
goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van de krik vallen en
ernstig letsel veroorzaken.
Voor
Achter
448
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het opkrikken van uw auto
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen ter voorkoming van ernstig let-
sel:
Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik geleverde handlei-
ding.
Gebruik niet de schaarkrik die bij uw auto is geleverd.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Gebruik altijd een garagekrik en/of speciale bokken op een stevige, horizon-
tale ondergrond.
Start de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybrideauto) niet
als de auto op een garagekrik staat.
Breng de auto op een horizontale, stevige ondergrond tot stilstand, activeer de
parkeerrem en zet de selectiehendel in stand P (auto's met hybridetransmissie
of Multidrive CVT), E, M of R (auto's met Multi-Mode Transmissie) of R (auto's
met handgeschakelde transmissie).
Gebruik voor het opkrikken van de auto
een garagekrik zoals aangegeven in de
afbeelding.
449
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Controleer of de krikkop goed in het kriksteunpunt aangrijpt.
Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik niet goed is geplaatst, kan de auto
beschadigd raken of van de krik vallen.
Krik de auto niet op als er zich nog iemand in de auto bevindt.
Plaats bij het opkrikken van de auto niets op of onder de garagekrik.
Krik de auto niet op bij de wielophanging.
De wielophanging kan beschadigd raken.
Voor
Wielophanging
450
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte
1KR-FE motor
Zekeringenkasten
(Blz. 491)
Oliepeilstok
(Blz. 454)
Motorolievuldop
(Blz. 456)
Accu (Blz. 464)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 460)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 463)
Radiateur (Blz. 463)
Sproeierreservoir(Blz. 467)
451
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1NR-FE motor
Zekeringenkasten
(Blz. 491)
Motorolievuldop
(Blz. 456)
Oliepeilstok
(Blz. 454)
Accu (Blz. 464)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 460)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 463)
Radiateur (Blz. 463)
Sproeierreservoir(Blz. 467)
452
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1ND-TV motor
Zekeringenkasten
(Blz. 491)
Motorolievuldop
(Blz. 456)
Oliepeilstok
(Blz. 454)
Brandstoffilter (Blz. 468)
Accu (Blz. 464)
Intercooler (Blz. 463)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 463)
Radiateur (Blz. 463)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 460)
Sproeierreservoir(Blz. 467)
453
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1NZ-FXE motor
Zekeringenkasten
(Blz. 491)
Motorolievuldop
(Blz. 456)
Radiateurdop koelvloeistof
Koelvloeistofreservoir
vermogensregeleenheid
(Blz. 461)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 461)
Radiateur koelsysteem
verbrandingsmotor/
vermogensregeleenheid
(Blz. 463)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 463)
Oliepeilstok
(Blz. 454)
Sproeierreservoir(Blz. 467)
454
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorolie
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme,
afgezette motor.
Controle van motorolie
Behalve hybrideauto
Benzinemotor: Plaats de auto op een horizontale ondergrond.
Wacht, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en is
afgezet, minstens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven
naar het carter terug te stromen.
Dieselmotor: Plaats de auto op een horizontale ondergrond.
Wacht, nadat de motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en is
afgezet, minstens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven
naar het carter terug te stromen.
Hybrideauto
Plaats de auto op een horizontale ondergrond. Wacht, nadat de
motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en het hybridesysteem
is uitgeschakeld, minstens 5 minuten om de olie de gelegenheid
te geven naar het carter terug te stromen.
Trek de peilstok uit de motor terwijl u een doek onder het uiteinde
houdt.
1KR-FE motor
STAP
1
STAP
2
455
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1NR-FE motor
1ND-TV motor
1NZ-FXE motor
Veeg de peilstok met een schone doek af.
Steek de peilstok helemaal terug in de houder.
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
456
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Platte peilstok
Laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhan-
kelijk van de uitvoering van de
auto en het motortype.
Ronde peilstok
Laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhan-
kelijk van de uitvoering van de
auto en het motortype.
Veeg de peilstok met een schone doek af en steek de peilstok
weer volledig in de motor.
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onderste merkteken of er net boven ligt,
moet u olie bijvullen van het type zoals hierna is vermeld, of van het-
zelfde type als waarmee de motor eerder werd gevuld.
1KR-FE motor
STAP
6
457
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1NR-FE motor
1ND-TV motor
1NZ-FXE motor
458
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de
benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder de motorolievuldop door deze linksom te draaien.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en controleer
ondertussen het oliepeil steeds door middel van de peilstok.
Plaats de olievuldop door deze rechtsom te draaien.
Keuze motorolie Blz. 652
Oliehoeveelheid
(Minimaal
maximaal)
1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
Onderwerp Schone trechter
Motorolieverbruik
Er kan tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid olie worden verbruikt. In de
volgende situaties verbruikt de motor mogelijk meer olie en kan het nodig zijn om
tussen twee onderhoudsbeurten olie bij te vullen.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscositeit
wordt gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto, bij
het trekken van een aanhangwagen (behalve hybrideauto's) of veelvuldig
optrekken en afremmen
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk verkeer
STAP
1
STAP
2
STAP
3
459
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet worden gereset. Ga als volgt te
werk:
Schakel over op dagteller A op het display terwijl de motor draait.
(Blz. 271)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Houd de knop voor het wijzigen van de weergave (Blz. 271) inge-
drukt en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de
resetmodus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller
000000 aangeeft.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Houd de toets voor het wijzigen van de weergave (Blz. 271) inge-
drukt en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de
resetmodus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller
000000 aangeeft.
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen zoals
ontsteking of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voorzichtig en
vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwijder afgewerkte
motorolie door goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accepta-
bele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit weg in
de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met een Toyota-
dealer, een erkende reparateur of een automaterialenzaak voor meer informa-
tie over recycling of afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
460
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*:Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te gaan of
uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Koelvloeistof (behalve hybrideauto)
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de
streepjes FULL en LOW bevindt.
Benzinemotor
Dop reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (LOW) bevindt,
moet koelvloeistof worden bijgevuld
tot aan het bovenste streepje
(FULL). (Blz. 656)
OPMERKING
Om ernstige schade aan de motor te voorkomen
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij; het oliepeil mag nooit boven het bovenste merkteken
komen, aangezien de motor dan beschadigd kan raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
Motorolie (auto's met roetfiltersysteem*)
Als u andere motorolie dan ACEA C2 gebruikt, kan de katalysator beschadigd
raken.
461
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dieselmotor
Dop reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (LOW) bevindt,
moet koelvloeistof worden bijgevuld
tot aan het bovenste streepje
(FULL). (Blz. 656)
Koelvloeistof (hybrideauto)
Koelvloeistofreservoir
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de
streepjes FULL en LOW bevindt.
Dop reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (LOW) bevindt,
moet koelvloeistof worden bijgevuld
tot aan het bovenste streepje
(FULL). (Blz. 656)
Koelvloeistofreservoir vermogensregeleenheid
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes F en L
bevindt wanneer het hybridesysteem koud is.
Dop reservoir
Streepje F
Streepje L
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (L) bevindt, moet
koelvloeistof worden bijgevuld tot
aan het bovenste streepje (F).
(Blz. 656)
462
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Selectie van koelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en 50%
gedemineraliseerd water. (Minimumtemperatuur: -35°)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een Toyota-dealer
of erkende reparateur.
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt
Behalve hybrideauto: Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koel-
vloeistofreservoir, de aftapkraan en de waterpomp visueel.
Hybrideauto: Controleer de radiateur, de slangen, de doppen van de koelvloei-
stofreservoirs van de verbrandingsmotor/vermogensregeleenheid, de aftapkraan
en de waterpomp visueel.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een Toyota-dealer of erkende reparateur de
druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koelsysteem.
WAARSCHUWING
Wanneer de motor heet is (behalve hybrideauto)
Verwijder nooit de radiateurdop (benzinemotor) of de dop van het koelvloeistof-
reservoir (dieselmotor).
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vulope-
ning spuiten en brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Wanneer het hybridesysteem heet is (hybrideauto)
Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir van de motor/vermogensregel-
eenheid niet.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vulope-
ning spuiten en brandwonden of ander letsel veroorzaken.
463
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Radiateur, condensor en intercooler
Controleer de radiateur, condensor en intercooler en verwijder eventueel
vuil.
Als een van bovenstaande onderdelen extreem vuil is of als u niet zeker
bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een Toyota-dea-
ler of erkende reparateur.
OPMERKING
Bij het vullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengverhouding
van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebescherming en
koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries of koelvloeistof.
Als er koelvloeistof wordt gemorst bij het vullen
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
WAARSCHUWING
Wanneer de motor heet is (behalve hybrideauto)
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de intercoo-
ler niet aan.
Wanneer het hybridesysteem heet is (hybrideauto)
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur en de condensor niet aan.
464
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Accu (behalve hybrideauto)
Controleer de accu als volgt:
Waarschuwingssymbolen
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde van de
accu is als volgt:
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen, scheu-
ren en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken
Accuzuur
Draag een veiligheidsbril
Lees de gebruiks-
aanwijzing
Buiten bereik van
kinderen houden
Explosief gas
465
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat een licht ontvlambare en explosieve
waterstof. Let daarom voorafgaand aan het opladen op het volgende:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opladen de
massakabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de accu-
klemmen is uitgeschakeld.
Na het opladen/aansluiten van de accu (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Nadat de accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen mogelijk
om de portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ontgrendelen.
Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de
portieren te vergrendelen of ontgrendelen.
Start de motor met het contact in stand ACC. De auto start mogelijk niet als
het contact UIT staat. De motor werkt vanaf de tweede poging echter nor-
maal.
De stand van de startknop wordt door de auto opgeslagen. Als de accu weer
wordt aangesloten, keert de startknop terug naar de stand die was geselec-
teerd voordat de accu werd losgenomen. Zet de motor af voordat u de accu
losneemt. Wees extra voorzichtig als niet bekend is wat de stand van de
startknop was voordat de accu leeg raakte.
Neem, als de motor na meerdere pogingen nog niet start, contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
466
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van een licht ontvlambare en
explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan de accu
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een garage of
in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Procedure voor het opladen van de accu
Laad de accu alleen op met een druppellader (5 A of minder). Het opladen van
een accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen, ter-
wijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u met-
een medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek de kleding
waar deze op is terechtgekomen uit en handel indien nodig zoals hierboven
beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zoveel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische hulp
in.
467
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Sproeierreservoir
Als het ruitensproeiervloeistofni-
veau onder het streepje FULL
staat, moet ruitensproeiervloeistof
worden bijgevuld tot aan het
streepje FULL.
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of alle
accessoires zijn uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de verbrandingsmotor heet is of draait
(behalve hybrideauto) of als het hybridesysteem heet is of in werking is. Ruiten-
sproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bijvoorbeeld op hete
motoronderdelen wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven tem-
peraturen voor de juiste mengverhouding.
468
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Brandstoffilter (alleen dieselmotor)
U kunt het brandstoffilter zelf aftappen. Maar omdat dit lastig is, advise-
ren wij u het brandstoffilter te laten aftappen door een Toyota-dealer of
erkende reparateur. Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur als u het brandstoffilter toch zelf wilt aftappen.
Het water in het brandstoffilter moet worden afgetapt voordat het waar-
schuwingslampje van het brandstoffilter gaat branden. (Blz. 547)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Plaats een klein bakje onder de aftapplug om het water en de
brandstof in op te vangen.
Draai de aftapplug linksom, onge-
veer 2 - 2,5 slag.
Beweeg de pompknop tot er
brandstof uit de aftapplug komt.
Draai de aftapplug na het aftappen met de hand vast.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
469
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
12V-accu (hybrideauto)
Plaats
De 12V-accu bevindt zich onder
de rechter achterstoel.
Verwijderen van de afdekkap van de 12V-accu
Verwijder de afdekkap na het
verwijderen van de clips.
Verwijder de afdekkap na het
verwijderen van de clips.
STAP
1
STAP
2
470
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Exterieur
Controleer de 12V-accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende klembeugel.
Accupolen
Klembeugel
Plaatsen van de afdekkap van de 12V-accu
Plaats de afdekkap met de clip.
STAP
1
471
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaats de afdekkap met de
clips.
Waarschuwingssymbolen
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde van
de accu is als volgt:
STAP
2
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken
Accuzuur
Draag een veiligheidsbril
Lees de gebruiks-
aanwijzing
Buiten bereik van
kinderen houden
Explosief gas
472
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de 12V-accu ontstaat het licht ontvlambare en explo-
sieve waterstof. Houd u daarom voor het opladen aan de volgende voorzorgs-
maatregelen:
Als de 12V-accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opla-
den de massakabel worden losgenomen.
Zorg ervoor dat de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
Wanneer de kabels van de 12V-accu worden losgenomen
Neem altijd eerst de minkabel (-) los.
Na het laden/aansluiten van de 12V-accu
Nadat de 12V-accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen
mogelijk om de portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ont-
grendelen. Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te vergrendelen of ontgrendelen.
Auto's met elektronische sleutel: Start het hybridesysteem met het contact in
stand ACC. Het hybridesysteem start mogelijk niet als het contact UIT is. Het
hybridesysteem werkt vanaf de tweede poging echter normaal.
Auto's met elektronische sleutel: De stand van het contact wordt door de auto
opgeslagen. Als de 12V-accu weer wordt aangesloten, keert de startknop
terug naar de stand die was geselecteerd voordat de 12V-accu werd losge-
nomen. Controleer of het contact UIT is gezet voordat u de 12V-accu los-
neemt. Wees extra voorzichtig als niet bekend is wat de stand van de
startknop was voordat de 12V-accu leeg raakte.
Neem, als het systeem na meerdere pogingen nog niet start, contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
473
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de 12V-accu
Het zwavelzuur in de 12V-accu is giftig en bijtend en kan het ontstaan van het
licht ontvlambare en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamhe-
den bij of aan de 12V-accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ern-
stig letsel te voorkomen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de 12V-accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de 12V-accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de 12V-accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen van de 12V-accu
Laad de 12V-accu altijd op in een open ruimte. Laad de 12V-accu niet op in een
garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Wanneer de kabels van de 12V-accu worden losgenomen
Neem altijd eerst de minkabel (-) los. Als de pluskabel (-) eerst wordt losgeno-
men en een omliggend metalen vlak raakt, ontstaan er vonken die tot brand kun-
nen leiden. Het is ook mogelijk dat u een elektrische schok krijgt of letsel
oploopt.
Procedure voor het opladen van de 12V-accu
Laad de accu alleen op met een druppellader (3,5 A of minder). Het opladen van
een 12V-accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
474
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen, ter-
wijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u met-
een medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek de kleding
waar deze op is terechtgekomen uit en handel indien nodig zoals hierboven
beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zoveel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische hulp
in.
Vervangen van de 12V-accu
Gebruik alleen een voor deze auto ontworpen 12V-accu. Anders kan er gas
(waterstof) in het passagierscompartiment komen, waardoor brand of een explo-
sie kan ontstaan.
Neem voor het vervangen van de 12V-accu contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer het hybridesysteem in werking is.
Controleer ook of alle accessoires zijn uitgeschakeld.
475
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Banden
Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhoudsschema en
het slijtagepatroon.
Controleren van de banden
Nieuwe band
Slijtage-indicator
Versleten loopvlak
De plaats van de slijtage-indica-
toren wordt aangegeven met de
tekst TWI of Δ op de wang van
de band.
Controleer de staat en de ban-
denspanning van het reserve-
wiel ook als het niet gebruikt
wordt.
Wisselen van banden
Auto's met een reserveband van een ander type of auto's met een
bandenreparatieset
Wissel de banden zoals aange-
geven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Voor
476
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De banden beschadigingen, zoals insnijdingen, scheuren, barsten of bulten
vertonen
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als u er niet
zeker van bent.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werkplaats-
personeel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de banden is
gereden en de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Brede banden (auto's met 195/50R16 banden)
In het algemeen slijten brede banden eerder en kan de grip op besneeuwde en/
of gladde wegen beperkt zijn in vergelijking met standaard banden. Gebruik
daarom winterbanden of sneeuwkettingen op besneeuwde en/of gladde wegen
en rijd voorzichtig waarbij u uw snelheid aanpast aan de weersomstandigheden
en de toestand van de weg.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
Auto's met een reserveband van hetzelfde type
Wissel de banden zoals aange-
geven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Voor
477
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen door
elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelbanden
met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit gebruikte banden onder uw auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u extra
risico.
Auto's met een compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen als een
compact reservewiel is gemonteerd.
478
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met kui-
len.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de bandenspan-
ning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermindert.
Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie beschadigd
raken bij het rijden over onverharde wegen.
Brede banden (auto's met 195/50R16 banden)
Het gebruik van brede banden kan leiden tot meer schade aan de velg bij het rij-
den op een slecht wegdek. Let daarom goed op de volgende punten:
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. Als de banden te slap
zijn, kunnen deze sterker slijten.
Rijd niet door diepe gaten of tegen hoge of scherpe voorwerpen aan of erover-
heen. Anders kunnen de banden en velgen ernstig beschadigd raken.
Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden en/
of velgen ernstig beschadigd raken.
479
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen hebben:
Onnodig brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een kortere levensduur van de band
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan of niet meer dan 1,5 km heeft
gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het uiterlijk van de banden kan misleidend zijn. Bovendien kunnen banden
waarvan de spanning enkele tienden van de voorgeschreven waarde afwijkt,
toch al de stuur- en rijeigenschappen negatief beïnvloeden.
Laat na het rijden geen lucht uit de banden lopen om de spanning te verla-
gen. Het is normaal dat de spanning van een band na een rit opgelopen is.
Overschrijd nooit het maximale laadvermogen van de auto.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de
auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De bandenspan-
ning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd worden. Toyota
beveelt u echter aan de bandenspanning eens per twee weken te contro-
leren. (Blz. 661)
480
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de ban-
den
Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Anders kunnen zich de volgende
omstandigheden voordoen, die kunnen leiden tot ongevallen en letsel:
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Slecht aansluitende velgrand
Wielvervorming en/of het van de velg aflopen
Een grotere kans op beschadiging van de band door voorwerpen op het weg-
dek
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventielen
doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan leiden tot een
ongeval. Vervang kwijtgeraakte dopjes daarom zo spoedig mogelijk.
481
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Velgen
Vervang de velg als deze beschadigingen, zoals verbuigingen of scheu-
ren, vertoont of erg gecorrodeerd is. Anders kan de band van de velg
raken of kan de auto moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draagver-
mogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde* hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
*: Normaal gesproken aangeduid met “offset”.
Toyota adviseert u het volgende niet te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Belangrijke aanwijzingen voor lichtmetalen velgen
(indien aanwezig)
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wiel-
moersleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als een
band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te wor-
den met een kunststof of rubber hamer.
482
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Bij het verwijderen van de wieldop (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en banden.
Een andere maat kan leiden tot gevaarlijke stuureigenschappen en resulteren
in een slechtere controle over de auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor een
tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ern-
stig letsel kan ontstaan.
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast aange-
draaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken. Daarnaast
kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan leiden tot een
ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder het eventueel aanwezige vet
of de olie van de wielbouten en wielmoeren.
Verwijder de wieldop met een wieldopclip.
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoeren
worden geplaatst met de schuine kant
van het wiel af, kan de velg scheuren
waardoor het wiel tijdens het rijden kan
losraken. Dit kan leiden tot een ongeval,
met ernstig letsel als gevolg.
Taps
gedeelte
483
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te behouden.
Vervangen
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact staat UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact staat UIT.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Het contact staat UIT.
Auto's met elektronische sleutel:
Het contact staat UIT.
Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de boven-
ste klauwen vrij te maken.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
484
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Trek het dashboardkastje naar
buiten en maak de onderste
klauwen vrij.
Verwijder het filter.
Verwijder het interieurfilter en
vervang het.
De merktekens UP op het filter
moeten naar boven wijzen.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
485
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Inspectie-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvinden.
(Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien nodig.
OPMERKING
Gebruiken van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem beschadigd
raken.
486
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Batterij afstandsbediening/elektronische sleutel
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Sleufkopschroevendraaier
Lithiumbatterij CR2016 (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop of startknopsysteem) of CR2032 (auto's met Smart
entry-systeem en startknop of startknopsysteem)
Vervangen van de batterij van de afstandsbediening
Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om
schade aan de sleutel te voorko-
men.
Verwijder de module.
STAP
1
STAP
2
487
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder het kapje van de bat-
terij en de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+) naar
boven.
Vervangen van de batterij van de elektronische sleutel.
Type A
Neem de mechanische sleutel
uit de houder.
Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om
schade aan de sleutel te voorko-
men.
STAP
3
STAP
1
STAP
2
488
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+) naar
boven.
Type B
Neem de mechanische sleutel
uit de houder.
Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om
schade aan de sleutel te voorko-
men.
STAP
3
STAP
1
STAP
2
489
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Gebruik een lithiumbatterij CR2016 (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop of startknopsysteem) of CR2032 (auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop of startknopsysteem)
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een Toyota-dealer of erkende reparateur, plaat-
selijke elektrozaken of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen:
Het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig), het startknopsys-
teem (indien aanwezig) en de afstandsbediening werken niet goed.
Het bereik van de afstandsbediening zal kleiner worden.
Verwijder de accukap.
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+) naar
boven.
STAP
3
STAP
4
490
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken. Uit de
buurt houden van kinderen. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot ernstig letsel.
Verklaring voor de lithiumbatterij
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ WORDT VERVAN-
GEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI BATTERIJEN NIET WEG,
MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Om storingen na het vervangen van de batterij te voorkomen
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden aangeraakt
of bewogen.
Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
491
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Controleren en vervangen van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een zeke-
ring is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbetreffende zekering
en vervang deze indien nodig.
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Zet het contact UIT.
Auto's met elektronische sleutel:
Zet het contact UIT.
Open het deksel van de zekeringenkast.
Behalve hybrideauto
Motorruimte (zekeringenkast type A):
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
STAP
1
STAP
2
492
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte (zekeringenkast type B):
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Motorruimte (zekeringenkast type C):
Trek aan de rand van de rub-
beren strip om hem los te
maken van het deksel, druk
de borglippen in en verwijder
het deksel.
Verwijder het deksel van de
aansluiting van de accu en
vervolgens dat van de zeke-
ringenkast.
493
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onder het dashboard:
Verwijder het deksel.
494
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Motorruimte (zekeringenkast type A):
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Motorruimte (zekeringenkast type B):
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Onder het dashboard:
Verwijder het deksel.
495
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Zie in het geval van een elektrische storing “Plaats en stroom-
sterkte van zekeringen” (Blz. 499, 507) voor meer informatie
over de te controleren zekeringen.
Verwijder de zekering.
Behalve hybrideauto
Alleen zekering type A kan wor-
den verwijderd met de zekering-
trekker.
De zekeringtrekker bevindt zich
aan de achterzijde van het dek-
sel van zekeringenkast type A.
STAP
3
STAP
4
496
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Alleen zekering type A kan wor-
den verwijderd met de zekering-
trekker.
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Type A
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
Type B
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
STAP
5
497
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type C
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
Type D
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
Type E
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
498
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type F
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zeke-
ring door een nieuwe zekering
met de juiste stroomsterkte.
Deze staat vermeld op het dek-
sel van de zekeringenkast.
Type G
Goede zekering
Defecte zekering
Neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
499
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaats en stroomsterkte van zekeringen (behalve hybrideauto)
Motorruimte (zekeringenkast type A)
Zekering Ampère Circuit
1
EFI MAIN*
1
20 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, EFI NR. 2, EFI NR. 3
ECD MAIN
*
2
30 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, EFI NR. 2, EFI NR. 3
2 EFI NR. 3 7,5 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
3 HORN 10 A Claxon
4 EFI NR. 2 10 A
Stop & Start-systeem, (sequentieel)
multipoint brandstofinspuitsysteem
5 IG2 10 A
Smart entry-systeem met startknop,
(sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, Multi-Mode Transmis-
sie, airbagsysteem, stuurslot,
remlichten, Stop & Start-systeem
6 IGN 15 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
7 MET 7,5 A
Meters en tellers, Stop & Start-sys-
teem
500
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
8PWR HTR*
2
25 A
Extra verwarming, (sequentieel) mul-
tipoint brandstofinspuitsysteem
9 EPS 50 A Elektrische stuurbekrachtiging
10 ABS NR. 2 30 A ABS, VSC
11 DEF 30 A
Achterruitverwarming, ID/UP, MIR-
HTR
12 SPARE 10 A Reservezekering
13 PTC 80 A
PTC-verwarming, buitenspiegelver-
warming
14 HTR 40 A Airconditioning
15 H-LP CLN 30 A
16 RDI FAN 30 A Elektrische koelventilator
17 ABS NR. 1 50 A ABS, VSC
18 BBC
*
3
40 A Stop & Start-systeem
19 ST 30 A Startsysteem
20 AMP 15 A Audiosysteem
21 D/L NR. 2 25 A Centrale vergrendeling
22 D.C.C. 30 A DOME, ECU-B NR. 1
23 STR LOCK 20 A Stuurslot
24 ECU-B NR. 1 5 A
Hoofd-body-ECU, Smart entry-sys-
teem met startknop, VSC
*
4
25 DOME 15 A
Interieurverlichting, audiosysteem,
VSC
*
4
26 ETCS 10 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
27 HAZ 10 A Richtingaanwijzers
28 AM2 7,5 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, Smart entry-systeem
met startknop, Stop & Start-systeem,
startsysteem, Multi-Mode Transmis-
sie
Zekering Ampère Circuit
501
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*
1
: Benzinemotor
*
2
: Dieselmotor
*
3
: Auto's met 1NR-FE motor en Stop & Start-systeem
*
4
: Sommige uitvoeringen
29 ECU-B NR. 2 5 A
Meters en tellers, centrale vergren-
deling, afstandsbediening, Stop &
Start-systeem, Smart entry-systeem
met startknop, Multi-Mode Transmis-
sie, airconditioning
30 ALT-S 7,5 A
31 R/I 50 A
EFI MAIN, ECD MAIN, EFI NR. 2,
EFI NR. 3, IG2, IGN, MET, HORN
32 SPARE 20 A Reservezekering
33 SPARE 30 A Reservezekering
34 MIR-HTR 10 A Buitenspiegelverwarming
35 ID/UP 7,5 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
Zekering Ampère Circuit
502
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte (zekeringenkast type B)
Zekering Ampère Circuit
1 EU-DRL 15 A
2S-HORN 10 A
3 H-LP MAIN 7,5 A Koplampen
4 MMT 50 A Multi-Mode Transmissie
5 H-LP RH HI 10 A Rechter grootlicht
6 H-LP LH HI 10 A
Linker koplamp (grootlicht), meters
en tellers
7 H-LP RH LO 10 A Rechter koplamp (dimlicht)
8 H-LP LH LO 10 A
Linker koplamp (dimlicht), draaiknop
koplampverstelling
503
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte (benzinemotor type C zekeringenkast)
Zekering Ampère Circuit
1 ALT 120 A
EPS, ABS NR. 2, DEF, PTC, HTR,
RDI FAN, ABS NR. 1, TAIL NR. 2,
PANEL, DOOR R/R, DOOR P, ECU-
IG NR. 1, ECU-IG NR. 2, A/C,
GAUGE, WASHER, WIPER, WIPER
RR, P/W, DOOR R/L, DOOR, CIG,
ACC, D/L, OBD, FOG RR, STOP,
AM1, FOG FR, D-D/L, SHADE, S-
HTR
2MAIN 80 A
BBC, ST, D/L NR. 2, D.C.C., STR
LOCK, ETCS, HAZ, AM2, ECU-B
NR. 2, R/I, H-LP MAIN, H-LP RH HI,
H-LP LH HI, H-LP RH LO, H-LP LH
LO, AMP
504
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte (dieselmotor type C zekeringenkast)
Zekering Ampère Circuit
1 ALT 120 A
PWR HTR, EPS, ABS NR. 2, DEF,
PTC, HTR, RDI FAN, ABS NR. 1,
TAIL NR. 2, PANEL, DOOR R/R,
DOOR P, ECU-IG NR. 1, ECU-IG
NR. 2, A/C, GAUGE, WASHER,
WIPER, WIPER RR, P/W, DOOR R/
L, DOOR, CIG, ACC, D/L, OBD,
FOG RR, STOP, AM1, FOG FR,
D-D/L, SHADE, S-HTR
2MAIN 80 A
ST, D/L NR. 2, D.C.C., STR LOCK,
ETCS, HAZ, AM2, ECU-B NR. 2,
R/I, H-LP MAIN, H-LP RH HI, H-LP
LH HI, H-LP RH LO, H-LP LH LO,
MMT
3 GLOW DC/DC 80 A Voorgloeisysteem
505
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onder het dashboard
Zekering Ampère Circuit
1 TAIL NR. 2 10 A
Parkeerlichten voor, achterlichten,
kentekenplaatverlichting, mistlam-
pen voor, mistachterlicht, (sequenti-
eel) multipoint
brandstofinspuitsysteem, meters en
tellers
2 PANEL 5 A
Meters en tellers, dashboardverlich-
ting, schakelaarverlichting
3 DOOR R/R 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
4 DOOR P 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
5 ECU-IG NR. 1 5 A
Elektrische koelventilator, achterruit-
verwarming, elektrische stuurbe-
krachtiging, hoofd-body-ECU,
ruitenwissers, VSC
6 ECU-IG NR. 2 5 A ABS, VSC, Stop & Start-systeem
7 A/C 7,5 A
Airconditioning, extra verwarming,
achterruitverwarming, buitenspiegel-
verwarming
8 GAUGE 10 A
Achteruitrijlicht, schakelblokkeersys-
teem, waarschuwingslampje veilig-
heidsgordels achter, binnenspiegel
met automatische antiverblindings-
stand, Multidrive CVT, audiosysteem,
(sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, regensensor
9 WASHER 15 A Ruitensproeier
506
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
10 WIPER 20 A Ruitenwissers
11 WIPER RR 15 A Achterruitenwisser
12 P/W 30 A Elektrisch bedienbare ruiten
13 DOOR R/L 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
14 DOOR 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
15 CIG 15 A Accessoireaansluitingen
16 ACC 5 A
Hoofd-body-ECU, buitenspiegels,
audiosysteem, Stop & Start-systeem,
schakelblokkeersysteem
17 D/L 25 A Centrale vergrendeling
18 OBD 7,5 A Diagnosesysteem
19 FOG RR 7,5 A Mistachterlicht, meters en tellers
20 STOP 7,5 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, Smart entry-systeem
met startknop, ABS, VSC, remlich-
ten, derde remlicht, schakelblokkeer-
systeem
21 AM1 7,5 A Startsysteem
22 FOG FR 7,5 A Mistlampen voor, meters en tellers
23 D-D/L 25 A D-D/L
24 SHADE 25 A
25 S-HTR 15 A Stoelverwarming
Zekering Ampère Circuit
507
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaats en stroomsterkte van zekeringen (hybrideauto)
Motorruimte (zekeringenkast type A)
Zekering Ampère Circuit
1 EFI MAIN 20 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem, EFI NR. 2
2 HORN 10 A Claxon
3 IG2 30 A IG2 NR. 2, METER, IGN
4 SPARE 5 A Reservezekering
5 SPARE 7,5 A Reservezekering
6 SPARE 30 A Reservezekering
7 EFI NR. 2 10 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
8 H-LP RH-LO 10 A Rechter koplamp (dimlicht)
9 H-LP LH-LO 10 A
Linker koplamp (dimlicht), draaiknop
koplampverstelling
10 FOG FR NR. 2 7,5 A Mistlampen voor
11 IG2 NR. 2 10 A
Smart entry-systeem met startknop,
startknopsysteem, (sequentieel) mul-
tipoint brandstofinspuitsysteem,
SRS-airbagsysteem, stuurslot, rem-
lichten
508
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
12 DOME 15 A
Audiosysteem, hoofd-body-ECU,
leeslampjes, voetenruimteverlichting
13 ECU-B NR. 1 5 A
Hoofd-body-ECU, Smart entry-sys-
teem met startknop
14 METER 7,5 A Meters en tellers
15 IGN 15 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
16 H-LP RH-HI 5 A Rechter grootlicht
17 H-LP LH-HI 5 A
Linker koplamp (grootlicht), meters
en tellers
18 D/L NR. 2 25 A Centrale vergrendeling
19 HAZ 10 A Alarmknipperlichten
20 ETCS 10 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
21 ABS NR. 1 20 A Remsysteem
22 ENG W/PMP 30 A
(Sequentieel) multipoint brandstofin-
spuitsysteem
23 H-LP-MAIN 20 A
H-LP LH-LO, H-LP RH-LO, H-LP LH-
HI, H-LP RH-HI
24 ABS MTR NR. 1 30 A Remsysteem
25 P/I 50 A EFI-MAIN, HORN, IG2
26 ECU-B NR. 2 5 A
Airconditioningsysteem, meters en
tellers, Smart entry-systeem met
startknop, startknopsysteem
27 AM2 7,5 A Startsysteem
28 DRL 7,5 A Dagrijverlichting
29 STRG LOCK 20 A Startsysteem
30 ABS NR. 2 7,5 A Remsysteem
31 AMP 15 A Audiosysteem
32 IGCT-MAIN 30 A
IGCT NR. 2, IGCT NR. 3, IGCT NR.
4, PCU, BATT FAN
Zekering Ampère Circuit
509
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
33 D/C CUT 30 A DOME, ECU-B NR. 1
34 PTC HTR NR. 1 30 A Niet gebruikt
35 PTC HTR NR. 2 30 A Niet gebruikt
36 FAN 30 A Elektrische koelventilator
37 PTC HTR NR. 3 30 A Niet gebruikt
38 DEF 25 A MIR HTR, achterruitverwarming
39 MIR HTR 10 A Buitenspiegelverwarming
40 BATT FAN 10 A Aanjager batterijpakket
41 IGCT NR. 2 10 A Hybridesysteem
42 IGCT NR. 4 10 A Hybridesysteem
43 PCU 10 A Hybridesysteem
44 IGCT NR. 3 10 A Hybridesysteem
Zekering Ampère Circuit
510
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motorruimte (zekeringenkast type B)
Zekering Ampère Circuit
1 DC/DC 100 A Hybridesysteem
2 ABS MTR NR. 2 30 A Remsysteem
3 HTR 40 A Airconditioning
4 EPS 50 A Elektrische stuurbekrachtiging
511
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Onder het dashboard
Zekering Ampère Circuit
1 TAIL NR. 2 10 A
Parkeerlichten voor, achterlichten,
kentekenplaatverlichting
2 PANEL 5 A
Dashboardverlichting, draaiknop
koplampverstelling, meters en tellers
3 DOOR R/R 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
4 DOOR P 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
5 ECU-IG NR. 1 5 A
Achterruitverwarming, hoofd-body-
ECU, remsysteem, Vehicle Stability
Control, schakelblokkeersysteem,
audiosysteem, ruitenwissers voor
6 ECU-IG NR. 2 5 A Elektrische stuurbekrachtiging
7 A/C 7,5 A Airconditioning
8 GAUGE 10 A
Achteruitrijlicht, schakelblokkeersys-
teem, waarschuwingslampje veilig-
heidsgordels achter, binnenspiegel
met automatische antiverblindings-
stand, hybridetransmissie, audiosys-
teem, (sequentieel) multipoint
brandstofinspuitsysteem, regensen-
sor
9 WASHER 15 A Ruitenwissers en -sproeiers
10 WIPER 20 A Ruitenwissers en -sproeiers
11 WIPER RR 15 A Achterruitenwisser
12 P/W 30 A Elektrisch bedienbare ruiten
512
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
13 DOOR R/L 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
14 DOOR 20 A Elektrisch bedienbare ruiten
15 CIG 15 A Accessoireaansluitingen
16 ACC 5 A
Hoofd-body-ECU, audiosysteem,
buitenspiegels, schakelblokkeersys-
teem, make-upverlichting
17 D/L 25 A Centrale vergrendeling
18 OBD 7,5 A Diagnosesysteem
19 FOG RR 7,5 A Mistachterlicht, meters en tellers
20 STOP 7,5 A
Startsysteem, schakelblokkeersys-
teem, remsysteem, remlichten, derde
remlicht
21 AM1 7,5 A Niet gebruikt
22 FOG FR 15 A Mistlampen voor, meters en tellers
23 D-D/L 25 A D-D/L
24 SHADE 25 A
25 S-HTR 15 A Stoelverwarming
Zekering Ampère Circuit
513
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan het
zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 515)
Laat als de nieuwe zekering direct doorslaat de auto controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onherstel-
baar beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal
voor deze auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding staan
met circuits die zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen, kunnen niet-ori-
ginele onderdelen of onderdelen die niet voor deze auto ontworpen zijn onbruik-
baar zijn.
Bij het terugplaatsen van het deksel (alleen deksel zekeringenkast type C)
Plaats het deksel en haak de groef van de
rubberen strip aan het deksel.
514
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in schade
aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aangegeven,
of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zekering.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijdelijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekeringen of de zekeringenkasten aan.
Zekeringenkast in de buurt van de vermogensregeleenheid (hybrideauto)
Controleer en vervang deze zekeringen niet zelf, omdat in de buurt van de zeke-
ringenkast hoogspanningsbedrading en hoogspanningsonderdelen aanwezig
zijn.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een elektrische schok, waarbij ernstig letsel
kan ontstaan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen door
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
515
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lampen
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen. Sommige
lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere lampen. Aangezien de
onderdelen beschadigd zouden kunnen raken, raden wij u aan om de
vervanging te laten uitvoeren door een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voor meer
informatie over het vervangen van overige lampen.
Zorg voor een nieuwe lamp
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 666)
Plaats lampen voor
Behalve hybrideauto
Parkeerlichten voor
Mistlampen voor
(indien aanwezig)
Koplampen
Richtingaan-
wijzers voor
Richtingaan-
wijzers opzij
516
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Plaats lampen achter
Type A
Mistlampen voor
(indien aanwezig)
Koplampen
Richtingaan-
wijzers voor
Richtingaan-
wijzers opzij
Mistachterlicht
Rem-/achterlichten
Kentekenplaat-
verlichting
Richtingaanwijzers achter
Achteruitrijlichten
517
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lampen vervangen
Koplampen (behalve hybrideauto)
Neem de stekker los.
Verwijder de rubber kap.
Type B
Mistachterlicht
Kentekenplaat-
verlichting
Richtingaanwijzers achter
Achteruitrijlichten
STAP
1
STAP
2
518
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Neem de klemveer los.
Verwijder de lamp.
Breng bij het plaatsen van een
nieuw lampje de nokken hiervan in
lijn met de uitsparingen in de reflec-
tor.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
519
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Koplampen (hybrideauto)
Draai de kap naar de geopende
stand en verwijder hem.
Geopende stand
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los, terwijl de
borglip omhoog wordt getrokken.
Vervang de lamp en plaats hem in
de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp in
lijn met de bevestiging en steek de
lamp erin.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
520
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Draai de lampvoet en zet hem
vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet loszit
en zet de koplampen een keer aan
om visueel te controleren of er
geen licht langs de bevestiging
schijnt.
Plaats de kap terug en draai hem
in de gesloten stand.
Gesloten stand
De afbeeldingen laten zien hoe de koplamp moet worden verwijderd bij
een auto met rechtse besturing.
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Auto's zonder voorspoiler
Verwijder de 2 schroeven.
Auto's met voorspoiler
Verwijder de 3 schroeven.
Wanneer de schroeven zijn verwij-
derd, zal de voorspoiler aan die
zijde loslaten.
*: Alleen auto's met voorspoiler
STAP
5
STAP
6
STAP
1
*
521
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder het doorvoerrubber.
Verwijder de wielkuip gedeeltelijk.
Neem de stekker los, terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Draai de lampvoet linksom.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
522
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Monteer een nieuwe lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp in
lijn met de bevestiging en steek de
lamp erin.
Draai de lamp en zet hem vast.
Sluit de stekker aan.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet loszit
en zet de mistlampen een keer aan
om visueel te controleren of er
geen licht langs de bevestiging
schijnt.
Voer voor het plaatsen van het binnenscherm in omge-
keerde volgorde uit.
Parkeerlichten voor (behalve hybrideauto)
Draai de lampvoet linksom.
STAP
6
STAP
7
STAP
8
STAP
3
STAP
1
523
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Richtingaanwijzers voor
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
524
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Richtingaanwijzers opzij
Druk de spiegel in.
Verwijder de spiegel.
Omwikkel de schroevendraaier met
tape om te voorkomen dat de auto
wordt beschadigd.
Verwijder de lampvoet.
Verwijder de lamp.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
525
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Achteruitrijlichten, rem-/achterlichten en richtingaanwijzers ach-
ter
Open de achterklep en verwijder
de afdekkap.
Omwikkel de schroevendraaier met
tape om te voorkomen dat de auto
wordt beschadigd.
Draai de lampvoet linksom.
Type A
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Type B
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
STAP
5
STAP
1
STAP
2
526
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de lamp.
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Mistachterlicht
Verwijder de clips en de afdekkap.
Verwijder de clips.
Plaats de clips.
STAP
3
STAP
4
STAP
1
527
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Kentekenplaatverlichting
Verwijder het kapje.
Steek een schroevendraaier van
het juiste formaat in de opening in
de afdekplaat en verwijder de
afdekplaat zoals aangegeven in de
afbeelding.
Omwikkel de schroevendraaier met
tape om te voorkomen dat de auto
wordt beschadigd.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
528
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Parkeerlichten voor en dagrijverlichting (LED)
Rem-/achterlichten (LED)
Derde remlicht
STAP
2
LED-lampen
De parkeerlichten voor en de dagrijverlichting (LED), de rem-/achterlichten
(LED) en het derde remlicht bestaan uit een aantal LED's. Laat een defecte LED
vervangen door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als er een of meer LED's van een remlicht zijn doorgebrand, voldoet uw auto
misschien niet meer aan de wettelijke voorschriften (ECE).
Condensvorming in de koplampen
Neem in de volgende gevallen contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur voor meer informatie. Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het
koplampglas is normaal.
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als zich een plasje water in de lamp heeft gevormd.
Bij het vervangen van lampen
Blz. 513
STAP
3
529
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Lampen vervangen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot de
lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Houd een lamp alleen
vast bij het kunststof of metalen gedeelte.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de lamp
door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan de koplamp
gaan lekken. Hierdoor kunnen de koplampen beschadigd raken en kan con-
densvorming in de koplamp optreden.
Om schade en brand te voorkomen
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
530
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
5
Bij problemen
531
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten............. 532
Als uw auto moet worden
gesleept ............................ 533
Als u denkt dat er iets
mis is................................. 542
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(behalve hybrideauto
[alleen benzinemotor]) ...... 543
5-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als een
waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt.................................. 544
Als de auto een lekke
band heeft (auto's met
reservewiel) ...................... 562
Als de auto een lekke
band heeft (auto's met
bandenreparatieset).......... 575
Als de motor niet wil
aanslaan (behalve
hybrideauto)...................... 600
Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
(hybrideauto)..................... 603
Als de selectiehendel niet
uit stand P kan worden
gehaald (auto's met
hybridetransmissie of
Multidrive CVT)................. 605
Als de selectiehendel niet
in een andere stand
gezet kan worden
(auto's met Multi-Mode
Transmissie)...................... 606
Als u uw sleutels verliest ..... 607
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt....... 608
Als de accu ontladen is
(behalve hybrideauto)........ 613
Als de 12V-accu van
de auto ontladen is
(hybrideauto) ..................... 619
Als uw auto oververhit is
(behalve hybrideauto)........ 624
Als uw auto oververhit is
(hybrideauto) ..................... 628
Als u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat (alleen
dieselmotoren)................... 633
Als de auto vastzit ............... 635
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet
worden gebracht................ 638
532
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Behalve hybrideauto: Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt
terwijl de motor niet draait, dan kan de accu ontladen raken.
Hybrideauto: Als de alarmknipperlichten gedurende langere tijd worden
gebruikt terwijl het hybridesysteem niet in werking is (en het controlelampje
READY niet brandt), dan kan de 12V-accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te waar-
schuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht, bijvoor-
beeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan nu
gelijktijdig knipperen, ongeacht
of de motor nu draait of niet.
Druk nogmaals op de schakelaar
om ze weer uit te schakelen.
5
533
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als uw auto moet worden gesleept
Voor het slepen
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur voordat u uw auto
laat slepen.
Behalve hybrideauto
De motor draait maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Hybrideauto
Het hybridesysteem is in werking, maar de auto komt niet in bewe-
ging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten doen
door een Toyota-dealer of erkende reparateur of professioneel bergings-
bedrijf, en daarbij gebruik te maken van een lepelwagen of een autoam-
bulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voorschriften in
acht.
534
5-1. Belangrijke informatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Slepen in een noodgeval
In geval van nood kunt u een
sleepkabel of -ketting aan een
sleepoog vastmaken. Behalve
hybrideauto: Uw auto mag op
deze manier alleen op een ver-
harde weg en met lage snelheid
over een korte afstand worden
gesleept.
Hybrideauto: Uw auto mag op
deze manier alleen op een ver-
harde weg en met lage snelheid
(lager dan 30 km/h) over een korte
afstand worden gesleept, bijvoor-
beeld om de auto op een lepelwa-
gen of autoambulance zetten.
Er moet een bestuurder in de auto
zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen,
de aandrijflijn, de stuurinrichting
en de remmen in een goede con-
ditie te zijn.
Sleepoog plaatsen
Behalve hybrideauto
Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een sleufkopschroe-
vendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie, zoals aangegeven in de afbeel-
ding.
STAP
1
5
535
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een sleufkopschroe-
vendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie, zoals aangegeven in de afbeel-
ding.
Plaats het sleepoog in de opening
en draai het zo ver mogelijk met
de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een wielmoersleutel
*
of een stevige metalen stang.
*: Als de auto niet is uitgerust met een
wielmoersleutel, kunt u een aan-
schaffen bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
536
5-1. Belangrijke informatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Druk op de sleepoogkap en open
deze
Plaats het sleepoog in de opening
en draai het zo ver mogelijk met
de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een wielmoersleutel
*
of een stevige metalen stang.
*: Als de auto niet is uitgerust met een
wielmoersleutel, kunt u een aan-
schaffen bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
537
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takel-
wagen, om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde
Deactiveer de parkeerrem.
538
5-1. Belangrijke informatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Aan de achterzijde
Auto's met hybridetransmissie of
Multidrive CVT: Gebruik een dolly
onder de voorwielen.
Auto's met Multi-Mode Transmis-
sie of handgeschakelde transmis-
sie: We raden u aan om een dolly
onder de voorwielen te plaatsen.
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop: Als er geen dolly
wordt gebruikt, zet dan het contact
AAN (auto's met Multi-Mode Trans-
missie) of in stand ACC (auto's met
handgeschakelde transmissie) en
zet de selectiehendel in stand N.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: Als er geen dolly wordt
gebruikt, zet dan het contact AAN
(auto's met Multi-Mode Transmis-
sie) of in stand ACC (auto's met
handgeschakelde transmissie) en
zet de selectiehendel in stand N.
5
539
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Vervoeren op een autoambulance
.
Als uw Toyota wordt getranspor-
teerd op een autoambulance, zet
de auto dan vast zoals aangege-
ven in afbeelding.
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoeken
45° zijn.
Trek de touwen of kettingen niet te
strak aan omdat hierdoor schade
aan de auto kan ontstaan.
Voor
Voor het slepen
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact in
stand ACC (motor uit) of AAN (motor draait).
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact in stand
ACC (motor uit) of AAN (motor draait).
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel: Zet het contact in stand ACC
(hybridesysteem uitgeschakeld) of AAN (hybridesysteem in werking).
Auto's met elektronische sleutel: Zet het contact in stand ACC (hybride-
systeem uitgeschakeld) of AAN (hybridesysteem in werking).
Zet de selectiehendel in stand N.
Deactiveer de parkeerrem.
Locatie sleepoog
Blz. 562, 576
STAP
1
STAP
2
STAP
3
540
5-1. Belangrijke informatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Waarschuwing
Wees extra voorzichtig als er op deze manier wordt gesleept.
Vermijd plotseling optrekken of plotselinge bewegingen waardoor er extreme
krachten op het sleepoog en de sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Let
tijdens het slepen altijd op de omgeving en de medeweggebruikers.
Behalve hybrideauto (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop): Zet
het contact niet UIT.
Behalve hybrideauto (auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact niet UIT.
Anders wordt het stuurwiel vergrendeld en kan het niet meer worden gedraaid,
wat kan leiden tot ongevallen en ernstig letsel.
Hybrideauto: (auto's zonder elektronische sleutel): Zet het contact niet UIT.
Hybrideauto (auto's met elektronische sleutel): Zet het contact niet UIT.
Dit kan tot ongevallen leiden, omdat het stuurwiel wordt vergrendeld en dus
niet meer kan worden gedraaid.
Behalve hybrideauto: Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbe-
krachtiging niet, waardoor remmen en sturen veel zwaarder gaan dan nor-
maal.
Hybrideauto: Als het hybridesysteem is uitgeschakeld, werken de rem- en
stuurbekrachtiging niet, waardoor remmen en sturen veel zwaarder gaan dan
normaal.
Plaatsen van het sleepoog op de auto
Controleer of het sleepoog goed vastzit.
Als dat niet het geval is, dan kan het sleepoog bij het slepen losraken. Dat kan
leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
5
541
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Voorkom ernstige schade aan de transmissie bij het slepen met een lepel
(auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT)
Sleep een auto nooit aan de achterzijde met de voorwielen op de grond.
Voorkomen van ernstige schade aan het Stop & Start-systeem bij het sle-
pen (auto's met Stop & Start-systeem)
Sleep deze auto nooit met vier wielen op de grond. Gebruik een autoambulance
of sleep de auto met de voor- of achterwielen in een lepel.
Voorkom schade aan de auto bij het slepen met een lepel (auto's met hybri-
detransmissie of Multidrive CVT)
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat voldoende
grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de auto tijdens
het slepen beschadigd raken.
Voorkom schade aan de auto bij het slepen met een lepelwagen (auto's met
Multi-Mode Transmissie of handgeschakelde transmissie)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet met de
achterwielen omhoog terwijl het contact UIT staat of de sleutel is verwijderd.
Het stuurslotmechanisme is niet sterk genoeg om de voorwielen tijdens het
slepen recht te houden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet met de ach-
terwielen omhoog als het contact UIT staat. Het stuurslotmechanisme is niet
sterk genoeg om de voorwielen tijdens het slepen recht te houden.
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de
auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de carrosserie bij het slepen met een
takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
Om ernstige beschadiging van de transmissie tijdens het slepen te voorko-
men
Sleep een auto nooit aan de achterzijde met alle vier wielen op de grond. Hier-
door kan de transmissie ernstig beschadigd raken.
542
5-1. Belangrijke informatie
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn dat uw
auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo snel mogelijk con-
tact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Zichtbare symptomen
Lekkage onder de auto
(na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal).
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
knippert of gaat branden
Behalve hybrideauto: Controlelampje lage koelvloeistoftempera-
tuur gaat continu wel of niet branden
Hoorbare symptomen
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewe-
gingen van de wielophanging
Behalve hybrideauto: Pingelende of andere abnormale geluiden
die te maken hebben met de motor
Hybrideauto: Pingelende of andere abnormale geluiden die te
maken hebben met het hybridesysteem
Merkbare symptomen
De motor hapert, pingelt of draait onregelmatig
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
5
543
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Uitschakelsysteem brandstofpomp (behalve hybrideauto [alleen benzinemotor])
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het systeem
geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het brandstof-
systeem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor in dat geval niet
opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de brandstof-
toevoer naar de motor om de kans op brandstoflekkage te verkleinen als
de motor afslaat of als een airbag wordt geactiveerd als gevolg van een
ongeval.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
544
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwingszoemer klinkt...
Breng de auto direct tot stilstand. Doorrijden met de auto kan
gevaarlijk zijn.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk een probleem
in het remsysteem aanwezig is. Breng de auto onmiddellijk tot stilstand
op een veilige plaats en laat uw auto direct controleren door een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
*: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de parkeerrem nog niet is gedeacti-
veerd (als de auto een snelheid van 5 km/h heeft bereikt).
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
(Rood controle-
lampje
*)
Waarschuwingslampje en waarschuwingszoemer rem-
systeem
• Laag remvloeistofniveau
• Storing in het remsysteem
Dit lampje gaat ook branden als de parkeerrem niet gedeac-
tiveerd is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gede-
activeerd is, werkt het systeem normaal.
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de waar-
schuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een van de lampjes
gaat branden of knipperen en daarna weer uitgaat, is er niet noodzakelij-
kerwijs een defect in het systeem aanwezig. Als deze situatie echter blijft
voortduren, laat uw auto dan controleren bij een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
5
545
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Breng de auto direct tot stilstand.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk schade aan
de auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng de auto onmiddellijk
tot stilstand op een veilige plaats en laat uw auto direct controleren
door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem
van de auto.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Geeft aan dat de oliedruk te laag is.
(Knippert of
gaat branden)
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
Geeft aan dat de motor oververhit raakt. (Blz. 624, 628)
• Knippert: Motor wordt te heet. Rijd met de nodige voorzichtig-
heid.
• Gaat branden: Motor is oververhit. Breng de auto tot stilstand.
Waarschuwingslampje en waarschuwingszoemer
hybridesysteem (hybrideauto)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het hybridesys-
teem.
546
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
De volgende waarschuwing geeft aan dat er mogelijk schade aan de
auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng de auto onmiddellijk tot
stilstand op een veilige plaats en voer de noodzakelijke handelingen
uit om het probleem te verhelpen.
Breng de auto onmiddellijk tot stilstand op een veilige plaats en voer
de noodzakelijke handelingen uit om het probleem te verhelpen.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
(Gaat branden)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
Multi-Mode Transmissie
Geeft een storing aan in de
Multi-Mode Transmissie.
Laat het systeem controleren
door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Waarschuwingslampje
Multi-Mode Transmissie
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing
in de Multi-Mode Transmis-
sie is en dat de koppeling
door overmatige belasting
oververhit is geraakt.
Zet de auto aan de kant van
de weg en zet de selectiehen-
del in stand N. Wacht onge-
veer 15 minuten om de
koppeling te laten afkoelen.
Laat het systeem controleren
door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
(Knippert)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
oververhitte koppeling
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat de koppeling
oververhit is, maar duidt niet
op een storing in de Multi-
Mode Transmissie.
Zet de auto aan de kant van
de weg en zet de selectiehen-
del in stand N. Wacht onge-
veer 15 minuten om de
koppeling te laten afkoelen.
5
547
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem en moge-
lijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controleren door een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Voorkomen dat de koppeling oververhit raakt
Gebruik niet het gaspedaal of de wegrijhulp om de auto op een helling op zijn
plaats te houden.
Let hellingopwaarts wanneer mogelijk op het volgende:
Houd een veilige afstand tot uw voorligger en voorkom onnodig wegrijden
en stoppen.
Vermijd hellingopwaarts het gebruik van stand E. Zo vermijdt u onnodig
schakelen.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het hybridesysteem (hybrideauto);
• Het hybridetransmissieregelsysteem (indien aanwezig);
• Het elektronische motorregelsysteem;
• Het elektronische gaspedaal;
• Het elektronische regelsysteem Multidrive CVT (indien aan-
wezig);
• Het elektronische motorregelsysteem Multi-Mode Transmis-
sie (indien aanwezig);
• Het emissieregelsysteem; of
• Het roetfilter (indien aanwezig).
Waarschuwingslampje airbagsysteem
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het airbagsysteem; of
• Het gordelspannersysteem.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het antiblokkeersysteem; of
• Het Brake Assist-systeem.
548
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het EPS-systeem.
Controlelampje Traction Control (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het VSC-systeem;
• De TRC; of
• Hill Start Assist Control.
(geel
controlelampje)
Waarschuwingslampje remsysteem (hybrideauto)
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het regeneratieve remsysteem; of
• Het elektronisch geregelde remsysteem.
(Knippert of
brandt geel)
Controlelampje cruise control (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het cruise control-
systeem.
• Behalve hybrideauto: Het lampje knippert om een storing aan
te geven.
• Hybrideauto: Het lampje gaat geel branden om een storing
aan te geven.
(Knippert)
Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-
systeem.
Waarschuwingslampje brandstoffilter
(alleen dieselmotor)
Geeft aan dat er te veel water is verzameld in het brandstoffil-
ter. (Blz. 468)
(Knippert
gedurende
15 seconden
geel.)
Controlelampje Smart entry-systeem met startknop
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Smart entry-
systeem met startknop.
Controlelampje tractiebatterij zwak (hybrideauto)
Geeft aan dat het batterijpakket (tractiebatterij) bijna leeg is.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details
5
549
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Volg de correctieprocedures.
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het
probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
Waarschuwingslampje
open portier/achterklep
(waarschuwingszoemer)*
1
Geeft aan dat een portier/de
achterklep niet geheel is
gesloten.
Controleer of alle portieren en
de achterklep gesloten zijn.
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
Behalve hybrideauto
Benzinemotor:
Geeft aan dat er nog onge-
veer 5,8 liter brandstof of min-
der in de tank zit.
Dieselmotor:
Geeft aan dat er nog onge-
veer 6,4 liter brandstof of min-
der in de tank zit.
Hybrideauto
Geeft aan dat er nog hooguit
ongeveer 5,2 liter brandstof of
minder in de tank zit.
Vul de brandstoftank.
(In het instru-
mentenpaneel)
Controlelampje veilig-
heidsgordel bestuurder
en voorpassagier (waar-
schuwingszoemer)*
2
Waarschuwt de bestuurder
en voorpassagier om de vei-
ligheidsgordel om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
550
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
(In het middel-
ste dashboard-
paneel)
Controlelampjes achter-
passagiersgordel
(waarschuwingszoemer)*
2
(indien aanwezig)
Waarschuwt de achterpas-
sagiers om de veiligheids-
gordel om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Waarschuwingslampje laag
motoroliepeil
(alleen dieselmotor)
Geeft aan dat het motorolie-
peil laag is.
Controleer het oliepeil en vul
indien nodig olie bij.
Waarschuwingslampje en
waarschuwingszoemer
hybridesysteem oververhit
(hybrideauto)
Geeft aan dat het hybride-
systeem oververhit is. Dit
lampje kan in extreme
omstandigheden gaan bran-
den. (Bijvoorbeeld wanneer
u een lange steile helling op
rijdt.)
Stoppen en controleren.
(Blz. 628)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
5
551
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Controlelampje verzoek
stand P (hybrideauto)
Er wordt geprobeerd het
hybridesysteem te starten.
Zet de selectiehendel in stand
P.
Controlelampje en waar-
schuwingszoemer ver-
zoek stand P
(hybrideauto)
• Geeft aan dat het bestuur-
dersportier wordt geopend
terwijl de selectiehendel in
stand N, D of B staat.
• Geeft aan dat het batte-
rijpakket (tractiebatterij)
zwak wordt doordat er veel
tijd verstreken is sinds de
selectiehendel in stand N is
gezet.
Zet de selectiehendel in stand
P.
Zet de selectiehendel in stand
P en herstart het hybridesys-
teem bij het starten van de
auto.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
552
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Waarschuwingslampje
roetfiltersysteem
(dieselmotor met
roetfiltersysteem)
• Geeft aan dat het roetfilter
gereinigd moet worden van-
wege het herhaaldelijk rijden
van korte afstanden en/of het
rijden met lage snelheden.
Geeft aan dat de hoeveelheid
afzettingen in het roetfilter
een bepaalde drempel over-
schreden heeft.
Om het roetfilter te reinigen
moet er gedurende 20 -
30 minuten met de auto gere-
den worden met een snelheid
van 65 km/h of hoger totdat
het waarschuwingslampje
van het roetfiltersysteem uit-
gaat.*
3
Zet de motor zo min mogelijk
uit totdat het waarschuwings-
lampje van het roetfiltersys-
teem uitgaat.
Als het niet mogelijk is te rij-
den met een snelheid van
65 km/h of hoger, of als het
waarschuwingslampje van
het roetfilter niet uitgaat ook
al is er langer dan 30 minuten
met de auto gereden, laat
dan uw auto controleren door
een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
5
553
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
(Knippert)
Waarschuwingslampje
motorolie verversen
(alleen dieselmotor)
Geeft aan dat de motorolie
moet worden ververst.
• Auto's zonder roetfiltersys-
teem*
4
:
Knippert ongeveer
35.000 km nadat de motor-
olie ververst is. (Als het indi-
catiesysteem voor het
verversen van de motorolie
niet is gereset, zal het con-
trolelampje niet goed wer-
ken.)
• Auto's met roetfiltersys-
teem*
4
:
Knippert na ongeveer
14.500 km nadat de motor-
olie is ververst. (Blz. 560)
(Als de onderhoudsgege-
vens niet zijn gereset, zal
het controlelampje niet goed
werken).
Controleer de motorolie en
ververs indien nodig. Na het
verversen van de motorolie
moet het verversingssys-
teem worden gereset.
(Blz. 459)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
554
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
*
1
: Waarschuwingslampje open portier
Er klinkt een zoemer als de rijsnelheid hoger wordt dan 5 km/h terwijl een portier
is geopend.
*
2
: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en passagiers:
De waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en passagiers klinkt om
de bestuurder en passagiers eraan te herinneren de veiligheidsgordel om te
doen. De zoemer klinkt gedurende 30 seconden nadat de auto een snelheid van
ten minste 20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is
vastgemaakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid horen.
*
3
: Het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem kan blijven branden als het
waarschuwingslampje motorolie verversen brandt. Laat in dit geval uw auto
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
*
4
: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te gaan of
uw auto een roetfiltersysteem heeft.
(Gaat branden)
Waarschuwingslampje
motorolie verversen
(alleen dieselmotor)
Geeft aan dat de motorolie
moet worden ververst.
• Auto's zonder roetfiltersys-
teem*
4
:
Gaat ongeveer 40.000 km
na het verversen van de
motorolie (en nadat het indi-
catiesysteem voor het ver-
versen van de motorolie is
gereset) branden.
• Auto's met
roetfiltersysteem*
4
:
Gaat ongeveer 15.000 km
na het verversen van de
motorolie (en het resetten
van het indicatiesysteem
voor het verversen van de
motorolie) branden.
Laat de motorolie en het olie-
filter door een Toyota-dealer
of erkende reparateur contro-
leren en vervangen. Na het
verversen van de motorolie
moet het verversingssys-
teem worden gereset.
(Blz. 459)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
5
555
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Volg de correctieprocedures. (auto's met Smart entry-systeem en
startknop of startknopsysteem)
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het
probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Zoemer
interieur
Zoemer
exteri-
eur
Waarschu-
wings-
lampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
Con-
tinu
Con-
tinu
(Knip-
pert
geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop (auto's met hybride-
transmissie of Multidrive
CVT)
Behalve hybrideauto
De elektronische sleutel
bevond zich buiten de auto en
het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl
de selectiehendel in een
andere stand dan stand P
werd gezet zonder het con-
tact UIT te zetten.
Hybrideauto
De elektronische sleutel
bevond zich buiten de auto en
het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl
de selectiehendel in een
andere stand dan stand P
werd gezet zonder het con-
tact UIT te zetten.
• Zet de selectie-
hendel in stand
P.
• Neem de elek-
tronische sleutel
weer mee in de
auto.
556
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Een
keer
3 keer
(Knip-
pert
geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Behalve hybrideauto
Auto's met Multidrive CVT: De
elektronische sleutel werd uit
de auto genomen en het
bestuurdersportier werd
geopend en gesloten nadat
de selectiehendel in stand P
is gezet zonder het contact
UIT te zetten.
Auto's met Multi-Mode Trans-
missie of handgeschakelde
transmissie:
De elektronische sleutel werd
uit de auto genomen en een
ander portier dan het bestuur-
dersportier werd geopend en
gesloten terwijl het contact
niet UIT stond.
Hybrideauto
De elektronische sleutel
bevond zich buiten de auto en
het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl
de selectiehendel in een
andere stand dan stand P
werd gezet zonder het con-
tact UIT te zetten.
Behalve hybri-
deauto
Zet het contact
UIT of zorg
ervoor dat de
elektronische
sleutel zich in de
auto bevindt.
Hybrideauto
Zet het contact
UIT of zorg
ervoor dat de
elektronische
sleutel zich in de
auto bevindt.
Zoemer
interieur
Zoemer
exteri-
eur
Waarschu-
wings-
lampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
5
557
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Een
keer
3 keer
(Knip-
pert
geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Behalve hybrideauto
Geeft aan dat er een ander
portier dan het bestuurders-
portier werd geopend of
gesloten terwijl het contact in
een andere stand dan UIT
stond en de elektronische
sleutel zich buiten het detec-
tiegebied bevond.
Hybrideauto
Geeft aan dat er een ander
portier dan het bestuurders-
portier werd geopend of
gesloten terwijl het contact in
een andere stand dan UIT
stond en de elektronische
sleutel zich buiten het detec-
tiegebied bevond.
Controleer waar
de elektroni-
sche sleutel zich
bevindt.
Een
keer
Con-
tinu
(5
secon-
den)
(Knip-
pert
geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Behalve hybrideauto
Er wordt geprobeerd de auto
te verlaten met de elektroni-
sche sleutel en de portieren
te vergrendelen zonder het
contact eerst UIT te zetten.
Hybrideauto (alleen auto's
met Smart entry-systeem
met startknop)
Er werd geprobeerd de auto
te verlaten met de elektroni-
sche sleutel en de portieren
te vergrendelen zonder het
contact eerst UIT te zetten.
Behalve hybri-
deauto
Zet het contact
UIT en vergren-
del de portieren
opnieuw.
Hybrideauto
Zet het contact
UIT en vergren-
del de portieren
opnieuw.
Zoemer
interieur
Zoemer
exteri-
eur
Waarschu-
wings-
lampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
558
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Een
keer
(Knippert
gedu-
rende 15
secon-
den
geel.)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Geeft aan dat de elektroni-
sche sleutel niet aanwezig is
als geprobeerd wordt de
motor te starten.
Controleer waar
de elektroni-
sche sleutel zich
bevindt.
9 keer
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Er is geprobeerd om te rijden
terwijl de gewone sleutel zich
niet in de auto bevond.
Ga na of de
elektronische
sleutel zich in de
auto bevindt.
Een
keer
(Knip-
pert
gedu-
rende 15
secon-
den
geel.)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Geeft aan dat de batterij van
de elektronische sleutel bijna
leeg is.
Vervang de bat-
terij. (Blz. 486)
Een
keer
(Knip-
pert snel
en groen
gedu-
rende 15
secon-
den.)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Geeft aan dat het stuurslot
nog is vergrendeld.
Ontgrendel het
stuurslot.
(Blz. 220)
Zoemer
interieur
Zoemer
exteri-
eur
Waarschu-
wings-
lampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
5
559
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Een
keer
(Knippert
gedu-
rende 30
secon-
den
geel.)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
Behalve hybrideauto
Toen de portieren werden
ontgrendeld met de mecha-
nische sleutel en de start-
knop vervolgens werd
ingedrukt, kon de elektroni-
sche sleutel niet worden
gesignaleerd in de auto.
De elektronische sleutel kon
niet worden gesignaleerd,
ook niet nadat de startknop
tweemaal achter elkaar
werd ingedrukt.
Hybrideauto
Toen de portieren werden
ontgrendeld met de mecha-
nische sleutel en de start-
knop vervolgens werd
ingedrukt, kon de elektroni-
sche sleutel niet worden
gesignaleerd in de auto.
De elektronische sleutel kon
niet worden gesignaleerd,
ook niet nadat de startknop
tweemaal achter elkaar
werd ingedrukt.
Behalve hybri-
deauto
Behalve auto's
met handge-
schakelde trans-
missie: Houd de
elektronische
sleutel tegen de
startknop terwijl
u het rempedaal
intrapt.
Auto's met hand-
geschakelde
transmissie:
Houd de elektro-
nische sleutel
tegen de start-
knop terwijl u het
koppelingspe-
daal intrapt.
Hybrideauto
Houd de elektro-
nische sleutel
tegen de start-
knop terwijl u het
rempedaal
intrapt.
Zoemer
interieur
Zoemer
exteri-
eur
Waarschu-
wings-
lampje
Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
560
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Detectiesensor passagier en waarschuwingszoemer passagiersgordel
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het waarschuwingslampje laten knipperen, ook al zit er niemand op de pas-
sagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging
(waarschuwingszoemer)
Behalve hybrideauto: Als de laadtoestand van de accu laag wordt of de span-
ning tijdelijk daalt, kan het waarschuwingslampje van de elektrische stuurbe-
krachtiging gaan branden en kan er een waarschuwingszoemer klinken.
Hybrideauto: Als de spanning van de 12V-accu laag is of tijdelijk daalt, kan het
waarschuwingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en
kan er een waarschuwingszoemer klinken.
Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Bij sommige uitvoeringen gaat het motorcontrolelampje branden als de brand-
stoftank geheel leeg gereden is. Als de brandstoftank leeg is, vul deze dan zo
snel mogelijk. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit.
Als het motorcontrolelampje niet uitgaat, laat de auto dan zo snel mogelijk nakij-
ken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als het waarschuwingslampje motorolie verversen knippert
(dieselmotor met roetfiltersysteem)
Het veelvuldig rijden van korte afstanden en/of rijden met lage snelheden kan
ertoe leiden dat de olie sneller veroudert dan normaal, ongeacht de afgelegde
afstand. Als dat geval is, zal het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan
knipperen.
Waarschuwingslampje motorolie verversen gaat branden
(alleen dieselmotor)
Auto's zonder roetfiltersysteem:
Vervang de motorolie en het oliefilter als het waarschuwingslampje motorolie
verversen niet gaat branden als u meer dan 40.000 km hebt gereden nadat de
motorolie is ververst.
Mogelijk is het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan branden als u
minder dan 40.000 km hebt gereden op basis van een gebruiks- of rijomstandig-
heid.
5
561
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met roetfiltersysteem:
Vervang de motorolie en het oliefilter als het waarschuwingslampje motorolie
verversen niet gaat branden als u meer dan 15.000 km hebt gereden nadat de
motorolie is ververst.
Mogelijk is het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan branden als u
minder dan 15.000 km hebt gereden op basis van een gebruiks- of rijomstandig-
heid.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast en
oefen meer kracht uit.
Tijdens het rijden om het roetfilter te reinigen
Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden, de
conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de ver-
keersregels in acht. Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Als het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden
(alleen dieselmotor)
Rijd niet als het waarschuwingslampje brandt. Rijden met te veel water in het
brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
Wanneer het waarschuwingslampje roetfiltersysteem gaat branden
(dieselmotor met roetfiltersysteem)
Als het waarschuwingslampje roetfiltersysteem blijft branden zonder dat het roet-
filter wordt gereinigd, kan het motorcontrolelampje na 100 tot 300 km gaan bran-
den. Laat in dat geval uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
562
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de auto een lekke band heeft (auto's met reservewiel)
Verwijder het wiel met de lekke band en monteer het reservewiel.
Voor het opkrikken van de auto
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT: Zet de selectie-
hendel in stand P.
Auto's met Multi-Mode Transmissie: Zet de selectiehendel in
stand M, E of R.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Zet de selectiehendel
in stand R.
Schakel de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem
(hybrideauto) uit.
Schakel de alarmknipperlichten in.
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
Krik
Gereedschapstas
Reservewiel
Afdekpaneel bodemplaat
Krikslinger
Wielmoer-
sleutel
Sleepoog
5
563
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijderen van de krik
Schuif de linker voorstoel zo ver
mogelijk naar voren en verwijder
het afdekkapje.
Haal de krik eruit.
Vastdraaien
Losdraaien
STAP
1
STAP
2
564
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijderen van het reservewiel
Auto's met compact reservewiel
Auto's met bagageafdekking: Trek de bagageafdekking omhoog
en maak de haak vast. (Blz. 426)
Verwijder de afdekking van de
bagageruimtevloer.
Verwijder het rubber van het reser-
vewiel en draai de bevestiging van
het reservewiel los.
Auto's met volwaardig reservewiel
Til de afdekplaat op en maak de haak vast. (Blz. 426)
Verwijder het rubber van het reser-
vewiel en draai de bevestiging van
het reservewiel los.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
5
565
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Vervangen van wiel met een lekke band
Plaats wielblokken.
Auto's met stalen velgen: Verwij-
der de wieldop met een sleutel.
Plaats een doek tussen de sleutel
en de wieldop, zoals aangegeven in
de afbeelding, om de wieldop te
beschermen.
STAP
1
STAP
1
Lekke band
Positie
wielblok
Voor
Links
Achter
het rechter
achterwiel
Rechts
Achter
het linker
achterwiel
Achter
Links
Voor
het rechter
voorwiel
Rechts
Voor
het linker
voorwiel
STAP
2
566
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Draai deel A van de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in de
kop van de krik in contact komt
met het krikpunt.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van de
grond is.
Verwijder alle wielmoeren en het
wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
567
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Plaatsen van het wiel
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het contact-
vlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het con-
tactvlak aanwezig zijn, kunnen tij-
dens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer in
dezelfde mate vast.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een stalen velg (inclusief
een compact reservewiel) de wiel-
moeren verder tot het tapse
gedeelte aan ligt tegen de velg.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een lichtmetalen velg
door een compact reservewiel de
wielmoeren verder tot het tapse
gedeelte aan ligt tegen de velg.
STAP
1
STAP
2
Taps gedeelte
Velg
Taps gedeelte
Velg
568
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Draai bij het vervangen van een
wiel met lichtmetalen velg door
een wiel met een lichtmetalen velg
de wielmoeren tot de sluitringen
contact maken met de velg.
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in de
afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Gebruik geen andere gereedschap-
pen; zet alleen met uw handen
kracht op de wielmoersleutel, doe
dit nooit met een hamer, pijp of
voet.
Auto's met stalen velgen (uitge-
zonderd compact reservewiel):
Plaats de wieldop.
Breng de uitsparing in de wieldop in
lijn met het ventieldopje zoals aan-
gegeven.
Velg
Ring
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
569
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met aluminium velgen: Ver-
wijder de naafdop door deze vanaf
de achterzijde uit de velg te druk-
ken.
Raak de naafdop niet kwijt.
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap op.
STAP
6
Het compacte reservewiel
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aanduiding
TEMPORARY USE ONLY.
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel. (Blz. 661)
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Vervang een van de achterwielen van de auto door het compacte reservewiel.
Voer onderstaande stappen uit en monteer sneeuwkettingen op de voorwielen:
Monteer het compacte reservewiel links of rechts achter.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de ach-
terzijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
STAP
7
STAP
1
STAP
2
STAP
3
570
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verklaring voor de krik
5
571
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
572
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het reservewiel speciaal ontworpen is voor gebruik
onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een standaard-
band.
Vermijd plotseling sterk accelereren, sturen, remmen en vermijd schakelacties
die voor plotseling veel motorremwerking zorgen.
Bij het opbergen van het compacte reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of andere lichaamsdelen tussen het compacte
reservewiel en de carrosserie bekneld raken.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
ABS
Brake Assist
VSC (indien aanwezig)
TRC (indien aanwezig)
Cruise control (indien aanwezig)
Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelheden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval en
ernstig letsel.
5
573
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat tot
ernstig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de montage en
het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto meege-
leverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor niet draaien (behalve hybrideauto) of start
het hybridesysteem niet en laat het hybridesysteem niet in werking (hybride-
auto) als de auto op een garagekrik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodzakelijk
is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de auto
werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond kan
raken.
574
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat met de
auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de remmen
mogelijk zeer heet. Wanneer deze delen met handen, voeten of andere
lichaamsdelen worden aangeraakt tijdens het verwisselen van een wiel, kan
dit leiden tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan lei-
den tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren met
een aanhaalmoment van 103 Nm vastzetten.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die speci-
aal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Laat bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of
boutgaten van het wiel uw auto controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe. (Blz. 482)
OPMERKING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kun-
nen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk
is.
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd is
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd dan
wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig bij het rij-
den over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in negatieve
zin beïnvloeden.
5
575
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de auto een lekke band heeft (auto's met bandenreparatieset)
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die door het
loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gerepareerd met de
bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles met bandenreparatie-
vloeistof. De bandenreparatievloeistof kan slechts één keer worden
gebruikt voor de tijdelijke reparatie van één band, waarbij de spijker of
schroef in het loopvlak moet blijven zitten.) Afhankelijk van de schade
kan deze set niet worden gebruikt om de band te repareren. (Blz. 579)
Laat de band vervolgens repareren of vervangen door een Toyota-dealer
of erkende reparateur. Met de bandenreparatieset kunnen alleen tijde-
lijke reparaties worden uitgevoerd. Laat de band zo snel mogelijk repare-
ren of vervangen.
Vóór het repareren van de band
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige,
vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT: Zet de selectie-
hendel in stand P.
Auto's met Multi-Mode Transmissie en handgeschakelde trans-
missie: Zet de selectiehendel in stand N.
Schakel de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem
(hybrideauto) uit.
Schakel de alarmknipperlichten in.
576
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Locatie van de bandenreparatieset
Type A
Type B
*: Gebruik van de krik, krikslinger en wielmoersleutel.
(indien aanwezig) (Blz. 562)
Een krik, krikslinger en wielmoersleutel zijn verkrijgbaar bij een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Bandenreparatieset
Sleepoog
Krik-
slinger
*
Wielmoersleutel*
Wieldopclip (indien aanwezig)
Bandenreparatieset
Krik-
slinger
*
Wielmoersleutel*
SleepoogWieldopclip (indien aanwezig)
5
577
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Onderdelen bandenreparatieset
Type A
Bandenspanningsmeter
Stickers
Slang
Ontluchtingsdopje
Voedingsaansluiting
Compressorschakelaar
578
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Type B
Voedingsaan-
sluiting
Compressorschakelaar
Bandenspanningsmeter
Slang
Spuitmond
Stickers
5
579
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Voordat u een noodreparatie uitvoert
Controleer de mate waarin de
band beschadigd is.
Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Door het verwijde-
ren van de spijker of de schroef
kan het gat groter worden waar-
door de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
Rijd de auto naar voren tot het
gat, voor zover zichtbaar, zich
boven aan de band bevindt om
lekkage van bandenreparatie-
vloeistof te voorkomen.
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de ban-
denreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
Wanneer de scheurtjes of beschadigingen zich niet in het loopvlak bevinden
maar bijvoorbeeld in de wangen van de band
De band is van de velg afgelopen
Het lek in of beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
Wanneer een enkele band door 2 of meer scherpe voorwerpen doorboord is
Wanneer de bandenreparatievloeistof over de uiterste houdbaarheidsdatum
is
580
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijderen van de bandenreparatieset
Auto's zonder afdekplaat
Verwijder de afdekking van de
bagageruimtevloer.
Verwijder de bandenreparatieset.
Auto's met afdekplaat
Til de afdekplaat op en maak de haak vast. (Blz. 426)
Verwijder de afdekking van de
bagageruimtevloer.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
5
581
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de bandenreparatieset.
Reparatiemethode in noodgevallen (type A)
Neem de reparatieset uit de gereedschapskoffer.
Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.
Verwijder de beschermende laag
van de fles en trek de slang uit.
Verwijder het dopje van de slang.
Bevestig de bij de fles meegele-
verde stickers op de aangegeven
plaatsen. (Zie .)
Het ontluchtingsdopje van de slang
wordt nog gebruikt. Berg het dopje
daarom veilig op.
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
9
582
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Sluit de slang aan op het ventiel.
Draai het uiteinde van de slang zo
ver mogelijk rechtsom.
Zorg ervoor dat de compressor is
uitgeschakeld.
Verwijder de voedingsaansluiting
van de compressor.
Sluit de voedingsaansluiting aan
op de accessoireaansluiting of
aanstekerfitting. (Blz. 415, 416)
STAP
4
STAP
5
STAP
6
STAP
7
5
583
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Verwijder de sticker.
Bevestig de 2 stickers zoals aan-
gegeven.
Verwijder vuil en vocht van het wiel
voordat u de sticker bevestigt. Als
de sticker niet kan worden beves-
tigd, laat dan wanneer u de band
laat repareren of vervangen de
Toyota-dealer of erkende repara-
teur weten dat bandenreparatie-
vloeistof is ingespoten.
STAP
8
STAP
9
584
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Sluit de fles aan op de compres-
sor.
Plaats de fles, om deze aan te slui-
ten, verticaal in de compressor,
zoals aangegeven in de afbeelding,
en zorg ervoor dat de klauw op de
flessenhals in de uitsparing van het
compressorhuis haakt.
Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning wordt weerge-
geven op het label in het dash-
boardkastje. (Blz. 661)
Start de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem
(hybrideauto).
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
STAP
10
STAP
11
STAP
12
STAP
13
5
585
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning bereikt is.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten, de druk loopt
op en daalt vervolgens geleide-
lijk.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut
(5 minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan is
gezet de werkelijke banden-
spanning weer.
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning.
Zet de compressor uit en con-
troleer de bandenspanning.
Zorg dat de band niet te hard
wordt opgepompt en vul de
band met lucht tot de voorge-
schreven bandenspanning is
bereikt.
Als de bandenspanning nog
steeds lager is dan voorge-
schreven nadat de schakelaar
35 minuten aan staat, is de
band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden.
Schakel de compressor uit en
neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Laat wat lucht ontsnappen
wanneer de bandenspanning
de voorgeschreven waarde
overschrijdt. (Blz. 595, 661)
STAP
14
586
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Maak terwijl de compressor is uitgeschakeld de slang los van het
ventiel en trek vervolgens de voedingsstekker uit de accessoire-
aansluiting of de aanstekerfitting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de slang wat bandenrepara-
tievloeistof.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde wiel.
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk ban-
denreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, tijdelijk
op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band te
verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van maxi-
maal 80 km/h.
Stop, nadat u ongeveer 5 km/h
hebt gereden, op een veilige
plaats met een harde en horizon-
tale ondergrond en verwijder het
ontluchtingsdopje van de slang
voordat u de reparatieset opnieuw
aansluit.
STAP
15
STAP
16
STAP
17
STAP
18
STAP
19
STAP
20
5
587
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Zet de compressor aan, wacht
ongeveer 5 seconden en zet de
compressor weer uit. Controleer
de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi): Het gat kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op
met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Als de bandenspanning
130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of hoger is, maar lager
dan de voorgeschreven span-
ning: Ga door naar .
Als de bandenspanning juist is
(Blz. 661): Ga verder met
.
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven span-
ning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan door naar
.
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk ban-
denreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, op in
de bagageruimte.
Vermijd plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van maximaal 80 km/h
naar de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of erkende reparateur voor
het repareren of vervangen van de band.
STAP
21
STAP
22
STAP
23
STAP
22
STAP
20
STAP
23
STAP
24
STAP
25
588
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Reparatiemethode in noodgevallen (type B)
Neem de reparatieset uit de gereedschapskoffer.
Zorg er bij het verwijderen van de fles uit de originele zak voor dat de
zak niet scheurt en gooi de zak niet weg.
Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.
Verwijder het dopje van de fles.
Sluit de spuitmond aan op het ven-
tiel.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
De fles moet verticaal hangen, zon-
der de grond te raken. Verplaats de
auto als de fles niet horizontaal
hangt, tot het ventiel zich op de
juiste plaats bevindt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
589
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Zorg ervoor dat de compressor is
uitgeschakeld.
Verwijder de voedingsaansluiting
van de compressor.
Trek de slang uit de compressor.
Sluit de voedingsaansluiting aan
op de accessoireaansluiting of
aanstekerfitting. (Blz. 415, 416)
STAP
5
STAP
6
STAP
7
STAP
8
590
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Bevestig de 2 stickers zoals aan-
gegeven.
Verwijder vuil en vocht van het wiel
voordat u de sticker bevestigt. Als
de sticker niet kan worden beves-
tigd, laat dan wanneer u de band
laat repareren of vervangen de
Toyota-dealer of erkende repara-
teur weten dat bandenreparatie-
vloeistof is ingespoten.
STAP
9
5
591
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Sluit de fles aan op de compres-
sor.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning wordt weerge-
geven op het label in het dash-
boardkastje. (Blz. 661)
Start de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem
(hybrideauto).
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
STAP
10
STAP
11
STAP
12
STAP
13
592
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning bereikt is.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten, de druk loopt
op en daalt vervolgens geleide-
lijk.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut
(5 minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan is
gezet de werkelijke banden-
spanning weer.
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning.
Als de bandenspanning nog
steeds lager is dan voorge-
schreven nadat de schakelaar
35 minuten aan staat, is de
band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden.
Schakel de compressor uit en
neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende repa-
rateur.
Laat wat lucht ontsnappen
wanneer de bandenspanning
de voorgeschreven waarde
overschrijdt. (Blz. 595, 661)
STAP
14
5
593
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Maak terwijl de compressor is uitgeschakeld de spuitmond los
van het ventiel en trek vervolgens de voedingsstekker uit de
accessoireaansluiting of de aanstekerfitting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de slang wat bandenrepara-
tievloeistof.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde wiel.
Neem de slang los van de fles en
plaats de dop op de fles.
Plaats de fles in de originele zak en
rits deze dicht.
Berg de fles en de compressor op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band te
verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van maxi-
maal 80 km/h.
Breng de auto na ongeveer 5 km
tot stilstand op een veilige plaats
met een stevige, vlakke onder-
grond en sluit de compressor weer
aan.
STAP
15
STAP
16
STAP
17
STAP
18
STAP
19
STAP
20
594
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Zet de compressor aan, wacht
ongeveer 5 seconden en zet de
compressor weer uit. Controleer
de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi): Het gat kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op
met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Als de bandenspanning
130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of hoger is, maar lager
dan de voorgeschreven span-
ning: Ga door naar .
Als de bandenspanning juist is
(Blz. 661): Ga verder met
.
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven span-
ning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan door naar
.
Berg de compressor op in de bagageruimte.
Vermijd plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van maximaal 80 km/h
naar de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of erkende reparateur voor
het repareren of vervangen van de band.
STAP
21
STAP
22
STAP
23
STAP
22
STAP
20
STAP
23
STAP
24
5
595
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de band te hard wordt opgepompt (type A)
Neem de slang los van het ventiel.
Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
Zet de compressor aan, wacht enkele seconden en zet de compressor
weer uit. Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven
spanning aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is bereikt.
Als de band te hard wordt opgepompt (type B)
Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven spanning
aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de bandenreparatieset is gerepareerd, moet het ventiel bij
een definitieve reparatie worden vervangen.
STAP
1
Plaats het dopje op het uiteinde van de
slang en duw het uitstekende gedeelte van
het dopje in het ventiel van de band om wat
lucht te laten ontsnappen.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
Druk op de knop om wat lucht te laten ont-
snappen.
STAP
1
STAP
2
596
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de bandenreparatie-
vloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles. Gebruik de bandenre-
paratievloeistof niet wanneer de uiterste houdbaarheidsdatum is verstreken.
Anders worden reparaties met de bandenreparatieset mogelijk niet goed uitge-
voerd.
Bandenreparatieset
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenreparatievloeistof is
gebruikt en moet worden vervangen, koop dan een nieuwe fles bij een
Toyota-dealer of erkende reparateur. De compressor kan opnieuw worden
gebruikt.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij een buitentemperatuur
van -30°C tot 60°C.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw auto gemon-
teerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of
voor andere doeleinden.
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. Vervang de fles bandenreparatievloei-
stof vóór de uiterste houdbaarheidsdatum door een nieuwe fles. Neem voor
vervanging contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken veroor-
zaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de
carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een
vochtige doek.
Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geproduceerd. Dit
is normaal en duidt niet op een storing.
Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voorgeschre-
ven waarde te brengen.
5
597
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kun-
nen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk
is.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef ont-
staan. In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset exploderen.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Berg de reparatieset op in de bagageruimte.
Anders kunt u in geval van een aanrijding of plotseling sterk afremmen letsel
oplopen.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto.
Gebruik de set niet voor andere auto's. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot
een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere doel-
einden. Als de banden niet volledig zijn gerepareerd, kan dit leiden tot een
ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezondheid.
Drink zoveel mogelijk water en raadpleeg direct een huisarts wanneer u ban-
denreparatievloeistof hebt ingeslikt.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op uw
huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker blijft
voelen.
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto is
gereden niet aan.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de remmen
mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen met uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Laat ter voorkoming van beschadiging of ernstige lekkage de fles niet vallen.
Voer vóór gebruik een visuele controle van de fles uit. Gebruik uitsluitend
onbeschadigde en niet-lekkende flessen. In dergelijke gevallen direct vervan-
gen.
598
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto bevestigd is.
Als de slang niet goed op het ventiel is aangesloten, kan er lekkage van lucht
optreden waarbij bandenreparatievloeistof naar buiten spuit.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat de
slang abrupte bewegingen maakt.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof naar
buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit de band
laat ontsnappen.
Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de proce-
dures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de band
kan klappen. Als u scheuren of beschadigingen waarneemt, zet dan de com-
pressor uit en stop onmiddellijk met de reparatie.
De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar wordt
gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 40 minuten achter elkaar.
Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Wees voor en na
gebruik voorzichtig met de reparatieset. Raak het metalen deel rond de verbin-
ding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk zeer heet.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aangegeven
plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich een airbag
bevindt, zoals op het stuurwielkussen, werkt de airbag mogelijk niet goed
meer.
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van boch-
ten.
Breng de auto tot stilstand wanneer de auto niet rechtuit wil rijden of als u voelt
dat er aan het stuurwiel wordt getrokken en controleer het volgende.
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
5
599
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Een band mag alleen tijdelijk worden gerepareerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie door een spijker of schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen van
de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band niet meer
tijdelijk gerepareerd kan worden.
De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de reparatieset niet nat wordt,
wanneer de set bijvoorbeeld in de regen wordt gebruikt.
Zet de reparatieset niet op een stoffige ondergrond zoals bijvoorbeeld zand.
Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunnen er storingen optreden.
Voorzorgsmaatregelen voor de bandenreparatieset
De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de reparatieset
niet aan op andere voedingsbronnen.
Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van kinderen.
Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel onderde-
len als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hierdoor kunnen
storingen optreden.
600
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de motor niet wil aanslaan (behalve hybrideauto)
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel de juiste startprocedures zijn
gevolgd (Blz. 210, 214), dan kan dat de volgende oorzaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de startmotor wel normaal
werkt.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Benzinemotor: Vul brandstof bij.
Dieselmotor: (Blz. 633)
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer nogmaals de motor te starten en volg daarbij de juiste
startprocedures. (Blz. 210, 214)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 143)
De startmotor draait langzaam rond, de interieurverlichting en
de koplampen gaan zwakker branden of de claxon maakt geen
of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 613)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
De startmotor draait niet. (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Het startsysteem van de motor is defect als gevolg van een elektri-
sche storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering. Er
bestaat echter een noodmaatregel om de motor te starten.
(Blz. 601)
5
601
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Noodstartfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als de motor niet start maar de startknop normaal werkt, kan de motor
aan de hand van de volgende stappen voorlopig worden gestart:
Auto's met Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt en druk de startknop gedu-
rende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart, kan
er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren bij een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
De startmotor draait niet, de interieurverlichting en de koplam-
pen gaan niet aan of de claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 613)
Er is mogelijk een storing in het stuurslotsysteem (auto's met
Smart entry-systeem en startknop).
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als het
probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet
bekend is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
602
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand N.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt en druk de startknop gedu-
rende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart, kan
er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren bij een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's met een handgeschakelde transmissie
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand N.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal en het koppelingspedaal stevig ingetrapt en
houd de startknop gedurende 15 seconden ingedrukt.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart, kan
er een storing in het systeem zijn. Laat uw auto controleren bij een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
603
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als het hybridesysteem niet kan worden gestart (hybrideauto)
Het niet starten van het hybridesysteem kan verschillende oorzaken
hebben. Raadpleeg het volgende overzicht en onderneem de bijpas-
sende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden gestart, ook al is de start-
procedure correct uitgevoerd. (Blz. 224, 229)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Auto's met elektronische sleutel: De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed. (Blz. 611)
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank. (Blz. 139)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 143)
Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem.
Het hybridesysteem van de motor is mogelijk defect als gevolg
van een elektrische storing, zoals een onderbreking of een
defecte zekering. Er bestaat echter, afhankelijk van het soort sto-
ring, een noodmaatregel om het hybridesysteem te starten.
(Blz. 604)
De interieurverlichting en de koplampen gaan zwakker bran-
den of de claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De 12V-accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 619)
De accuklemmen zitten mogelijk los of zijn gecorrodeerd.
604
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Noodstartfunctie (auto's met elektronische sleutel)
Als het hybridesysteem niet start maar de startknop normaal werkt, kan
het systeem aan de hand van de volgende stappen alsnog worden
gestart:
Zet de selectiehendel in stand P.
Activeer de parkeerrem.
Zet het contact in stand ACC.
Houd de startknop gedurende 15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het hybridesysteem met behulp van deze stappen kan worden
gestart, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Laat uw auto
controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur.
De interieurverlichting en de koplampen gaan niet branden of
de claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Een of beide accuklem(men) kan (kunnen) loszitten.
De 12V-accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 619)
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur als het
probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet
bekend is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
605
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de selectiehendel niet uit stand P kan worden gehaald
(auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT)
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden terwijl u
het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem (een systeem dat voorkomt dat de selectiehen-
del per ongeluk in een andere stand gezet kan worden). Laat uw auto
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van de
selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Activeer de parkeerrem.
Behalve hybrideauto
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Hybrideauto
Auto's zonder elektronische sleutel:
Zet het contact in stand ACC.
Auto's met elektronische sleutel:
Zet het contact in stand ACC.
Trap het rempedaal in.
Druk de deblokkeerschakelaar
in.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als de schakelaar
ingedrukt is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
606
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden
(auto's met Multi-Mode Transmissie)
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden terwijl u
het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem (een systeem dat voorkomt dat de selectiehen-
del per ongeluk in een andere stand gezet kan worden). Laat uw auto
direct controleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van de
selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Activeer de parkeerrem.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Trap het rempedaal in.
Druk de deblokkeerschakelaar
in met een sleufkopschroeven-
draaier o.i.d.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als de schakelaar
ingedrukt is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
607
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als u uw sleutels verliest
Een Toyota-dealer of erkende reparateur kan een nieuwe sleutel maken
met behulp van een van de andere originele sleutels of met behulp van
het sleutelnummer op uw plaatje met sleutelnummer.
608
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 54) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
Ontgrendelen van alle portieren
Vergrendelen van alle portieren
: Indien aanwezig
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto is ver-
broken (Blz. 66) of de elektronische sleutel niet kan worden gebruikt
omdat de batterij leeg is, werken het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening niet. In dat geval kunnen de portieren worden
geopend of kan de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem
(hybrideauto) worden gestart door onderstaande procedure te volgen.
5
609
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Starten van de motor (behalve hybrideauto)
Auto's met Multidrive CVT
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het rem-
pedaal stevig in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Het contact wordt AAN gezet.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen, wordt het contact in de stand ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of het controlelampje
van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat bran-
den.
Druk op de startknop.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's met Multi-Mode Transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het rem-
pedaal stevig in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Het contact wordt AAN gezet.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
610
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen, wordt het contact in de stand ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of het controlelampje
van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat bran-
den.
Druk op de startknop.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Auto's met een handgeschakelde transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het kop-
pelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Het contact wordt AAN gezet.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen, wordt het contact in de stand ACC gezet.
Trap het koppelingspedaal stevig in en controleer of het controle-
lampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat
branden.
Druk op de startknop.
Indien de startknop nog steeds niet kan worden bediend, neem
dan contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
611
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Starten van het hybridesysteem (hybrideauto)
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het rem-
pedaal stevig in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Het contact wordt AAN gezet.
Als een van de portieren geopend
of gesloten wordt terwijl de sleutel
tegen de startknop wordt gehou-
den, klinkt er een alarm dat aan-
geeft dat het startsysteem de
elektronische sleutel niet kan waar-
nemen.
Wanneer het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen, wordt het contact in stand ACC
gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of het controlelampje
van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat bran-
den.
Druk op de startknop.
Laat uw auto direct controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur als het hybridesysteem nog steeds niet
gestart kan worden.
STAP
1
STAP
2
Uitschakelen van de motor (behalve hybrideauto)
Auto's met Multidrive CVT: Zet de selectiehendel in stand P en druk op de start-
knop zoals u normaal doet bij het afzetten van de motor.
Behalve auto's met Multidrive CVT: Zet de selectiehendel in stand N en druk op
de startknop zoals u normaal doet bij het afzetten van de motor.
Uitschakelen van het hybridesysteem (hybrideauto)
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal doet bij
het uitschakelen van het hybridesysteem.
STAP
3
STAP
4
612
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij van
de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ontladen is.
(Blz. 486)
Wijzigen van de stand van de startknop (behalve hybrideauto's)
Auto's met Multidrive CVT of Multi-Mode Transmissie: Laat het rempedaal
los en druk op de startknop zoals aangegeven in
hierboven.
(Blz. 609, 610)
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 218)
Auto's met handgeschakelde transmissie: Laat het koppelingspedaal los en
druk op de startknop zoals aangegeven in
hierboven. (Blz. 610)
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 218)
Wijzigen van de standen van het contact (hybrideauto's)
Laat het rempedaal los en druk op de startknop zoals aangegeven in
hierboven. (Blz. 611)
Het hybridesysteem wordt niet ingeschakeld en de stand verandert iedere keer
dat de knop wordt ingedrukt. (Blz. 231)
Als de portieren niet kunnen worden vergrendeld of ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop
Vergrendel en ontgrendel de portieren met de mechanische sleutel of afstands-
bediening.
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitgeschakeld, schakel hem dan
in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 671)
STAP
3
STAP
3
STAP
3
5
613
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de accu ontladen is (behalve hybrideauto)
Als de accu van de auto ontladen is, kan de motor met behulp van de
onderstaande procedures worden gestart.
U kunt ook contact opnemen met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw auto starten met behulp van de
onderstaande hulpstartprocedure.
Open de motorkap. (Blz. 445)
Sluit de startkabels als volgt aan:
1KR-FE motor
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-) van
de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
punt, zoals aangegeven in de afbeelding.
STAP
1
STAP
2
614
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
1NR-FE motor
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-) van
de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
punt, zoals aangegeven in de afbeelding.
5
615
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
1ND-TV motor
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-) van
de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
punt, zoals aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoeren-
tal iets en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met
het verhoogde toerental draaien om de accu van uw auto op te
laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit
een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
STAP
3
STAP
4
616
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het contact
AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het contact
AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Verwijder de startkabels in exact de omgekeerde volgorde van
aansluiten zodra de motor van uw auto aangeslagen is.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
5
STAP
6
5
617
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Starten van de motor als de accu leeg is (auto's met Multidrive CVT)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is. Dit
wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde elektri-
sche apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de accu ontla-
den en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De accu laadt
automatisch op tijdens het rijden.)
Voorzorgsmaatregelen wanneer de accu leeg is (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Wanneer de accu is ontladen, is het in sommige gevallen niet mogelijk om de
portieren te ontgrendelen met het Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
Mogelijk start de motor niet bij de eerste poging nadat de accu weer is opge-
laden, maar start hij wel normaal na de tweede poging. Dit wijst niet op een
storing.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Wanneer de accu
weer wordt aangesloten, keert het systeem terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de accu werd losgenomen. Zet vóór het losnemen van
de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond voordat de accu werd opgeladen.
618
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het licht
ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbranding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en niet
per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de bedoelde
accupool.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen open vuur in de buurt van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met de
accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor dat
de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de carros-
serie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct weg
met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een natte
spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere accu-
gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de drieweg-
katalysator (auto's met benzinemotor) of de katalysator (auto's met dieselmotor)
oververhit kan raken en er brand kan ontstaan.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt raken in
de koelventilatoren of de ventilatorriem.
5
619
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de 12V-accu van de auto ontladen is (hybrideauto)
Als de 12V-accu van de auto ontladen is, kan het hybridesysteem met
behulp van de onderstaande procedures worden gestart.
U kunt ook contact opnemen met een Toyota-dealer of erkende repara-
teur.
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw auto starten met behulp van de
onderstaande hulpstartprocedure.
Open de motorkap en verwijder
het deksel van de zekeringen-
kast.
Druk de borglip in en trek de klep
omhoog.
Open het deksel van de speci-
ale hulpstartaansluiting.
Druk de borglip in en open het
deksel.
STAP
1
STAP
2
620
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Sluit de startkabels als volgt aan:
Sluit de positieve startkabel aan op de speciale hulpstartaansluiting
van uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-) van
de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt metalen
punt, ver weg van de hulpstartaansluiting en bewegende delen,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoeren-
tal iets en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met
het verhoogde toerental draaien om de 12V-accu op te laden.
Open en sluit een van de portieren van uw auto terwijl het con-
tact UIT staat.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
621
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Starten van het hybridesysteem wanneer de 12V-accu ontladen is
Het hybridesysteem kan niet worden gestart door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als het hybridesysteem is uitge-
schakeld.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Voorzorgsmaatregelen bij een ontladen 12V-accu
In sommige gevallen is het niet meer mogelijk de portieren te ontgrendelen
met het Smart entry-systeem met startknop onmiddellijk nadat een accukabel
is losgenomen en weer aangesloten. Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen of te ontgrendelen.
Houd het toerental van de tweede auto constant en schakel
het hybridesysteem van uw auto in door het contact AAN te
zetten.
Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem
als het controlelampje niet gaat branden contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Wanneer het hybridesysteem is gestart, verwijder dan de
hulpstartkabels in exact de omgekeerde volgorde van aanslui-
ten.
Sluit het deksel van de speciale hulpstartaansluiting en plaats
het deksel van de zekeringenkast weer in de oorspronkelijke
positie.
Haak het deksel van de zekeringenkast bij het plaatsen eerst vast
aan de twee uitsteeksels aan de achterzijde.
Laat, nadat het hybridesysteem gestart is, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
STAP
6
STAP
7
STAP
8
STAP
9
622
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Mogelijk start het hybridesysteem niet bij de eerste poging nadat de accu
weer is opgeladen, maar start hij wel normaal na de tweede poging. Dit wijst
niet op een storing.
Auto's met elektronische sleutel: De stand van het contact wordt door de auto
opgeslagen. Wanneer de 12V-accu weer wordt aangesloten, keert het sys-
teem terug naar de stand die was geselecteerd voordat de 12V-accu ontla-
den was. Zorg dat het contact UIT staat voordat de 12V-accu wordt
losgenomen.
Als het contact in stand ACC of AAN stond voordat de 12V-accu ontladen
werd, dan kan het audiosysteem en/of het airconditioningsysteem in werking
treden wanneer de 12V-accu weer wordt aangesloten.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik
is. Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de 12V-
accu ontladen en kan het hybridesysteem mogelijk niet meer worden gestart.
(De 12V-accu laadt automatisch op wanneer het hybridesysteem in werking is.)
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie van de 12V-accu
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het licht
ontvlambare gas dat uit de 12V-accu kan komen, per ongeluk tot ontbranding
komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en niet
per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de bedoelde
accupool.
Zorg ervoor dat de op de “+”-pool aangesloten startkabel niet in contact komt
met andere onderdelen of metalen oppervlakken, zoals metalen steunen en
ongelakt metaal.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen open vuur in de buurt van de 12V-accu.
5
623
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo spoedig mogelijk controleren door een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
Als de 12V-accu verouderd raakt en nog wordt gebruikt, kan een onwelriekend
gas worden uitgestoten. Dit kan schadelijk zijn voor de gezondheid van de
passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
Blz. 474
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met de
12V-accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de 12V-accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de accuvloeistof niet in contact komt met de huid, kleding of de carrosserie
van de auto.
Leun niet over de 12V-accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct weg
met water en raadpleeg een arts. Bedek de plaats waar de accuvloeistof op
terechtgekomen is met een natte spons of doek totdat er medische hulp kan
worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere accu-
gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de 12V-accu.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt raken in
de koelventilatoren of de ventilatorriem.
Speciale hulpstartaansluiting
De speciale hulpstartaansluiting moet worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
624
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als uw auto oververhit is (behalve hybrideauto)
Correctieprocedures
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de air-
conditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Benzinemotor
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur (Blz.
545) gaat branden of knipperen, of u merkt een verlies aan trek-
kracht. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
625
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Dieselmotor
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW bevindt.
Benzinemotor
Reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Dieselmotor
Reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
STAP
4
626
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water gebruikt worden als u geen koelvloeistof
bij de hand hebt.
Benzinemotor
Dieselmotor
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning direct na een koude
start wordt ingeschakeld. Controleer of de ventilator draait door ernaar
te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet bij temperaturen beneden het vries-
punt.)
STAP
5
STAP
6
5
627
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de koelventilator niet draait:
Schakel onmiddellijk de motor uit en neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Om een ongeval of letsel te voorkomen bij controles in de motorruimte van
uw auto
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan niet
voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn, wat ernstig
letsel als brandwonden kan veroorzaken.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit de
buurt van de ventilator en aandrijfriemen. Anders kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Draai de radiateurdop of de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als de
motor en de radiateur heet zijn.
De hete koelvloeistof en stoom die uit het onder druk staande systeem naar
buiten kunnen spuiten, kunnen ernstig letsel, zoals brandwonden, veroorza-
ken.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen.
Vul het systeem langzaam met koelvloeistof. Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen universele koelvloeistofadditieven
STAP
7
628
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als uw auto oververhit is (hybrideauto)
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
gaat branden of knipperen
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het hybridesysteem uit.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat het hybridesys-
teem voldoende is afgekoeld de
slangen en het radiateurblok (radi-
ateur) op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
Het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur
(Blz. 545) gaat branden of knipperen of het hybridesysteem levert
merkbaar minder vermogen. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet
als het gaspedaal wordt ingetrapt.)
Het waarschuwingslampje hybridesysteem oververhit (Blz. 550)
gaat branden.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
5
629
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Het koelvloeistofniveau is correct
als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW bevindt.
Reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
Schakel het hybridesysteem en de airconditioning in en contro-
leer of de koelventilator van de radiateur draait en of er geen
koelvloeistof lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning direct na een koude
start wordt ingeschakeld. Controleer of de ventilator draait door ernaar
te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet bij temperaturen beneden het vries-
punt.)
Als de koelventilator niet draait:
Schakel het hybridesysteem direct uit en neem contact op met
een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
STAP
7
630
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als het waarschuwingslampje hybridesysteem oververhit gaat
branden
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Schakel het hybridesysteem uit en open de motorkap voorzich-
tig.
Controleer nadat het hybridesys-
teem is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een Toyota-
dealer of erkende reparateur.
Het koelvloeistofniveau is correct
als het zich tussen de streepjes F
en L bevindt.
Reservoir
Streepje F
Streepje L
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
631
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Schakel het hybridesysteem in en houd het waarschuwings-
lampje hybridesysteem oververhit in de gaten.
Als het waarschuwingslampje niet dooft:
Schakel het hybridesysteem uit en neem contact op met een
Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als het waarschuwingslampje dooft:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde Toyota-dealer of
erkende reparateur.
WAARSCHUWING
Om een ongeval of letsel te voorkomen bij controles in de motorruimte van
uw auto
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan niet
voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn, wat ernstig
letsel als brandwonden kan veroorzaken.
Controleer of het controlelampje READY niet brandt.
Bij hybrideauto's kan de benzinemotor automatisch worden gestart of kan de
koelventilator automatisch aanslaan, ook nadat de benzinemotor is uitgescha-
keld. Kom niet in de buurt van bewegende delen zoals de ventilator en raak ze
niet aan. Als uw vingers of kledingstukken (stropdas, sjaal) ertussen komen,
kan ernstig letsel het gevolg zijn.
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als het hybridesysteem en
de radiateur heet zijn.
De hete koelvloeistof en stoom die uit het onder druk staande systeem naar
buiten kunnen spuiten, kunnen ernstig letsel, zoals brandwonden, veroorza-
ken.
STAP
5
STAP
6
632
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof motor/vermogensregeleenheid
Wacht totdat het hybridesysteem is afgekoeld alvorens koelvloeistof voor de
motor/vermogensregeleenheid bij te vullen.
Vul het systeem langzaam met koelvloeistof. Het te snel bijvullen van koelvloei-
stof bij een heet hybridesysteem kan schade aan het hybridesysteem veroorza-
ken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen universele koelvloeistofadditieven
5
633
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat (alleen dieselmotoren)
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat:
Vul de brandstoftank van uw auto.
Trek aan de rand van de rubberen strip om hem los te maken
van het deksel, druk de borglippen in en verwijder het deksel.
Bedien om het brandstofsys-
teem te ontluchten de ontluch-
tingspomp totdat u meer
weerstand voelt.
Plaats het deksel en haak de groef van de rubberen strip aan
het deksel.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
634
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Als de motor herstart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstofsys-
teem nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan schade aan
de motor en het brandstofsysteem ontstaan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat de startmotor niet lan-
ger dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kunnen de startmotor en
de bedrading oververhit raken.
Start de motor. (Blz. 210, 214)
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitge-
voerd, wacht dan 10 seconden en probeer stap 3 en 5 vervolgens
opnieuw uit te voeren. Raadpleeg een Toyota-dealer of erkende
reparateur als de motor nog steeds niet gestart kan worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de motor
soepel ronddraait.
STAP
5
5
635
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als de auto vastzit
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de
auto vastzit in modder, sneeuw, enz.:
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT: Schakel de
motor (behalve hybrideauto) of het hybridesysteem (hybride-
auto) uit. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P.
Auto's met Multi-Mode Transmissie of handgeschakelde trans-
missie: Schakel de motor uit. Activeer de parkeerrem en zet
de selectiehendel in stand N.
Verwijder modder, sneeuw of zand rond de voorwielen.
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de voor-
wielen om de wielen tractie te geven.
Herstart de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesys-
teem (hybrideauto).
Auto's met hybridetransmissie of Multidrive CVT: Zet de selec-
tiehendel in stand D of R en geef voorzichtig gas om de auto
vrij te krijgen.
Auto's met Multi-Mode Transmissie: Zet de selectiehendel in
stand E, M of R en geef voorzichtig gas om de auto vrij te krij-
gen.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Schakel de eerste
versnelling of de achteruit in en geef voorzichtig gas om de
auto vrij te krijgen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
636
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Sleephaken
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan eerst
of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of personen aan-
wezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotseling in beweging
komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken als de wielen weer grip
krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is ingetrapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een aan-
rijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
Druk op de toets om de TRC uit te schake-
len.
Als uw auto komt vast te zitten, kunt u de
sleephaken gebruiken om deze in noodge-
vallen door een andere auto los te laten
trekken.
Uw auto is niet ontworpen voor het slepen
van een andere auto.
5
637
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voorko-
men
Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal verder dan
noodzakelijk intrapt.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een ander
voertuig worden losgetrokken.
638
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto niet
op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stilstand:
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto tot
stilstand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Breng de auto, zodra hij voldoende is afgeremd, op een veilige
plaats langs de weg tot stilstand.
Schakel de motor (behalve hybrideauto) of het hybridesys-
teem (hybrideauto) uit.
Als de selectiehendel niet in stand N gezet kan worden
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om zo veel
mogelijk vaart te minderen.
Behalve hybrideauto (auto's
zonder Smart entry-systeem en
startknop): Schakel de motor uit
door het contact in stand ACC
te zetten.
Hybrideauto (auto's zonder
elektronische sleutel): Schakel
het hybridesysteem uit door het
contact in stand ACC te zetten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
3
STAP
4
5
639
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden uitgeschakeld moet worden
(behalve hybrideauto)
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het intrap-
pen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder gaan.
Minder zo veel mogelijk vaart voordat u de motor uitschakelt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel uit
het contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
Als het hybridesysteem tijdens het rijden uitgeschakeld moet worden
(hybrideauto)
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het intrap-
pen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder gaan.
Minder zo veel mogelijk vaart voordat u het hybridesysteem uitschakelt.
Auto's zonder elektronische sleutel: Probeer nooit de sleutel uit het contactslot
te halen, omdat het stuurwiel dan vergrendeld wordt.
Behalve hybrideauto (auto's
met Smart entry-systeem en
startknop): Om de motor uit te
schakelen houdt u de startknop
gedurende ten minste 3 secon-
den ingedrukt of drukt u hem
driemaal of vaker achter elkaar
kort in.
Hybrideauto (auto's met elektro-
nische sleutel): Om het hybride-
systeem uit te schakelen, houdt
u de startknop gedurende ten
minste 3 seconden ingedrukt of
drukt u hem minstens driemaal
kort achter elkaar in.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stilstand.
Houd gedurende ten minste 3 seconden
ingedrukt of druk driemaal of vaker achter
elkaar kort in
STAP
4
Houd gedurende ten minste 3 seconden
ingedrukt of druk driemaal of vaker achter
elkaar kort in
STAP
4
STAP
5
640
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F (inclusief HV)_WE_52E26E
6
Specificaties
641
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)... 642
Informatie over brandstof..... 668
6-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met
mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen......... 671
642
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Behalve hybrideauto
Totale lengte 3.885 mm (153,0 in.)
Totale breedte 1.695 mm (66,7 in.)
Totale hoogte*
1
1.510 mm (59,4 in.)
1.520 mm (59,8 in.)
*
2
Wielbasis 2.510 mm (98,8 in.)
Spoorbreedte
Voor
1.485 mm (58,5 in.)*
3
1.470 mm (57,9 in.)*
4
1.460 mm (57,5 in.)*
5
Achter
1.470 mm (57,9 in.)
*
3
1.460 mm (57,5 in.)*
4
1.450 mm (57,1 in.)*
5
Maximaal
toelaatbaar
voertuiggewicht
1KR-FE motor 1.430 kg (3.153 lb.)
1NR-FE motor
Auto's met Multidrive CVT
1.480 kg (3.263 lb.)
Auto's met handgeschakelde
transmissie
1.470 kg (3.241 lb.)
1ND-TV motor
Auto's met Multi-Mode Transmissie
1.530 kg (3.373 lb.)
Auto's met handgeschakelde
transmissie
1.525 kg (3.362 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor
1KR-FE motor
825 kg (1.819 lb.)
1NR-FE motor
850 kg (1.874 lb.)
1ND-TV motor
895 kg (1.973 lb.)
Achter 825 kg (1.819 lb.)
Kogeldruk 50 kg (110 lb.)
643
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*
1
: Ongeladen auto
*
2
: Auto's met verzwaarde vering
*
3
: 175/65R14, 175/70R14 of 175/65R15 banden
*
4
: 185/60R15 banden
*
5
: 195/50R16 banden
Maximaal
toelaatbaar
aanhangwagen-
gewicht
Geremd
1KR-FE motor
750 kg (1.653 lb.)
1NR-FE motor
900 kg (1.984 lb.)
1ND-TV motor
1.050 kg (2.315 lb.)
Ongeremd 550 kg (1.213 lb.)
644
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
*
1
: Ongeladen auto
*
2
: Auto's met verzwaarde vering
*
3
: 175/65R15 banden
*
4
: 185/60R15 banden
*
5
: 195/50R16 banden
Totale lengte 3.905 mm (153,7 in.)
Totale breedte 1.695 mm (66,7 in.)
Totale hoogte*
1
1.510 mm (59,4 in.)
1.520 mm (59,8 in.)
*
2
Wielbasis 2.510 mm (98,8 in.)
Spoorbreedte
Voor
1.485 mm (58,5 in.)
*
3
1.470 mm (57,9 in.)*
4
1.460 mm (57,5 in.)*
5
Achter
1.470 mm (57,9 in.)
*
3
1.460 mm (57,5 in.)*
4
1.450 mm (57,1 in.)*
5
Maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht
1.565 kg (3.450 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor 895 kg (1.973 lb.)
Achter 825 kg (1.819 lb.)
645
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van
uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is aangebracht onder
de rechter voorstoel.
Dit nummer staat ook op het type-
plaatje op de linker middenstijl.
Chargenummer
Alleen voor Nederland:
Elke door Louwman & Parqui
ingevoerde Toyota-automobiel
krijgt een chargenummer. Dit
nummer staat op de sticker die
aan de binnenzijde van de klep
van het dashboardkastje is
geplakt. Vermeld bij eventuele
correspondentie of het inwinnen
van telefonische informatie, altijd
het chargenummer van uw auto.
646
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
1KR-FE motor
1NR-FE motor
1ND-TV motor
647
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
1NZ-FXE motor
Motor
Benzinemotor
Uitvoering 1KR-FE, 1NR-FE en 1NZ-FXE
Type
1KR-FE motor
3-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
1NR-FE motor
4-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
1NZ-FXE motor
4-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
Boring x slag
1KR-FE motor
71,0 × 84,0 mm (2,79 × 3,30 in.)
1NR-FE motor
72,5 × 80,5 mm (2,85 × 3,17 in.)
1NZ-FXE motor
75,0 × 84,7 mm (2,95 × 3,33 in.)
Cilinderinhoud
1KR-FE motor
998 cm
3
(60,9 cu.in.)
1NR-FE motor
1.329 cm
3
(81,1 cu.in.)
1NZ-FXE motor
1.497 cm
3
(91,3 cu.in.)
648
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*:Doorbuiging aandrijfriem (gebruikt) bij indrukken met 98 N (10 kg, 22 lbf)
Klepspeling
(koude motor)
1KR-FE motor
Inlaat: 0,145 0,235 mm (0,006 0,009 in.)
Uitlaat:
0,275 0,365 mm (0,011 0,014 in.)
1NR-FE motor
Automatische afstelling
1NZ-FXE motor
Inlaat: 0,15 0,25 mm (0,006 0,010 in.)
Uitlaat:
0,25 0,35 mm (0,010 0,014 in.)
Dynamoriemspanning
1KR-FE motor
9,0 11,0 mm (0,35 0,43 in.)*
Auto's zonder airconditioning:
Auto's met airconditioning:
1NR-FE motor
Automatische afstelling
Dynamo
Waterpomp
Krukas
Krukas
Waterpomp
Dynamo
Aircocom-
pressor
649
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dieselmotor
Brandstof
Benzinemotor
Uitvoering 1ND-TV
Type 4-cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
Boring x slag 73,0 × 81,5 mm (2,87 × 3,21 in.)
Cilinderinhoud 1.364 cm
3
(83,2 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Inlaat: 0,11 0,17 mm (0,004 0,007 in.)
Uitlaat: 0,14 0,20 mm (0,006 0,008 in.)
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
OPMERKING
Type aandrijfriem (dieselmotor)
Een aandrijfriem met een hoge sterkte is gebruikt als aandrijfriem aan dynamo-
zijde. Vervang de aandrijfriem door een originele Toyota aandrijfriem met een
hoge sterkte of gelijkwaardig. Als er geen riem met een hoge sterkte wordt
gebruikt, zal de riem eerder slijten. De aandrijfriem met een hoge sterkte bevat
een aramidekern die sterker is dan gewone riemen met een PET- of PEN-kern.
Brandstofsoort
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese
norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
(RON)
95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie)
1KR-FE en 1NR-FE motoren
42 l (11,1 gal., 9,2 Imp. gal.)
1NZ-FXE motor
36 l (9,5 gal., 7,9 Imp. gal.)
650
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Dieselmotor
Elektromotor (tractiemotor)
Brandstofsoort
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm
of minder
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie)
42 l (11,1 gal., 9,2 Imp. gal.)
Type Motor met permanente magneet
Maximaal vermogen 45 kW
Maximaal koppel 169 Nm (17,2 kgm, 125 ft·lbf)
651
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Batterijpakket (tractiebatterij)
Smering
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het ver-
versen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en schakel de
motor uit (behalve hybrideauto) of breng de verbrandingsmotor op bedrijfstempe-
ratuur en schakel het hybridesysteem uit (hybrideauto), wacht ten minste 5 minu-
ten en controleer het oliepeil met de peilstok.
Type Nikkel-metaalhydride batterij
Spanning 7,2 V/module
Capaciteit 6,5 Ah (3 h)
Aantal 20 modules
Totale spanning 144 V
Inhoud
(Verversen
referentiewaarde
*)
Met filter
Zonder filter
1KR-FE motor
3,1 l (3,3 qt., 2,7 Imp. qt.)
1NR-FE motor
3,4 l (3,6 qt., 3,0 Imp. qt.)
1ND-TV motor
3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp. qt.)
1NZ-FXE motor
3,7 l (3,9 qt., 3,3 Imp.qt.)
1KR-FE motor
2,9 l (3,1 qt., 2,6 Imp. qt.)
1NR-FE motor
3,2 l (3,4 qt., 2,8 Imp. qt.)
1ND-TV motor
3,5 l (3,7 qt., 3,1 Imp. qt.)
1NZ-FXE motor
3,4 l (3,6 qt., 3,0 Imp. qt.)
652
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Benzinemotoren
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN “Resource-
Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-30
gebruiken als SAE 0W-20 niet
beschikbaar is. Deze dient echter
bij de volgende verversing vervan-
gen te worden door SAE 0W-20.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt motorolie met
een viscositeit van SAE 5W-30 of
lagere viscositeit aanbevolen.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing.
Aanbevolen
653
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de motor
goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W zorgt dat de
motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de olie
een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit (hogere
waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelheden of met
veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van beide
bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: Geeft de kwaliteit
van de motorolie aan door middel
van een afkorting zoals SN. Deze
aanduiding is vastgesteld door API
(American Petroleum Institute).
Middelste deel: Geeft de viscositeit
aan (SAE 0W-20)
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International
Lubricant Standardization and
Approval Committee) staat op de
voorzijde van de verpakking.
654
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met dieselmotor zonder roetfiltersysteem
*
Oliesoort: ACEA C2, B1, API CF-4 of CF
(U mag ook API CE of CD gebruiken.)
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-30. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt motorolie met
een viscositeit van SAE 5W-30 of
0W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de motor
goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W zorgt dat de
motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de olie
een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit (hogere
waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelheden of met
veel belading wordt gereden.
*: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te gaan
of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing.
Aanbevolen
655
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met dieselmotor en roetfiltersysteem
*
Oliesoort: ACEA C2
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-30. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de motor
goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W zorgt dat de
motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de olie
een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit (hogere
waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelheden of met
veel belading wordt gereden.
*: Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur om na te gaan
of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
OPMERKING
Gebruik van een andere motorolie dan ACEA C2 kan de katalysator beschadigen.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing.
Aanbevolen
656
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Koelsysteem
Inhoud
(Referentie)
1KR-FE
motor
4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp. qt.)
1NR-FE
motor
Auto's met Multidrive CVT
4,8 l (5,1 qt., 4,2 Imp.qt.)
Auto's met handgeschakelde transmissie
4,6 l (4,9 qt., 4,0 Imp. qt.)
1ND-TV
motor
Auto's zonder extra verwarming
4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp. qt.)
Auto's met extra verwarming
4,9 l (5,2 qt., 4,3 Imp. qt.)
1NZ-FXE
motor
Benzinemotor
4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp. qt.)
Vermogensregeleenheid
1,6 l (1,7 qt., 1,4 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende middelen:
• Toyota Super Long Life Coolant
• Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
657
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Ontsteking (alleen benzinemotor)
Elektrisch systeem
Bougies
Merk
Elektrodenafstand
1KR-FE motor
DENSO SK16HR11
1NR-FE motor
DENSO SC20HR11
1NZ-FXE motor
DENSO FK16R-A8
1KR-FE en 1NR-FE motoren
1,1 mm (0,043 in.)
1NZ-FXE motor
0,8 mm (0,031 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand niet.
Accu (behalve hybrideauto)/
12V-accu (hybrideauto)
Klemspanning* bij
20°C (68°F):
12,6 12,8 V volledig geladen
12,2 12,4 V half geladen
11,8 12,0 V ontladen
(*: De spanning wordt gemeten
20 minuten nadat de motor en
verlichting is uitgeschakeld)
Laadstroom Max. 5 A
658
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybridetransmissie
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof is een globale hoeveelheid. Als vervan-
ging noodzakelijk is, neem dan contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Multidrive CVT
*: De inhoud is de referentiehoeveelheid. Als vervanging noodzakelijk is, neem dan
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Hoeveelheid* 3,3 l (3,5 qt., 2,9 Imp.qt.)
Soort vloeistof Toyota Genuine ATF WS
OPMERKING
Transmissievloeistof
Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan Toyota Genuine ATF WS
kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie vergezeld
gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto ont-
staan.
Hoeveelheid* 6,4 l (6,8 qt., 5,6 Imp. qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota CVT FE-vloeistof
OPMERKING
Soort Multidrive-vloeistof
Door het gebruik van andere Multidrive-vloeistof dan Toyota Genuine CVT FE-
vloeistof kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie ver-
gezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto
ontstaan.
659
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Handgeschakelde transmissie
Koppeling
Inhoud transmissieolie
(referentiewaarde)
1KR-FE motor
1,7 l (1,8 qt., 1,5 Imp. qt.)
1NR-FE en 1ND-TV motoren
2,4 l (2,5 qt., 2,1 Imp. qt.)
Oliesoort
Gebruik een van de volgende middelen:
• “TOYOTA transmissieolie type LV”
• Andere transmissieolie die voldoet aan de
API GL-4 en SAE 75W specificaties
OPMERKING
Transmissieolie
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de
transmissieolie die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het stationair
draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwijken. Toyota
raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele TOYOTA transmissieolie
type LV aan.
Vrije slag pedaal 5 15 mm (0,2 0,6 in.)
Soort vloeistof SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
660
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Remmen
Behalve hybrideauto
Afstand van
pedaal tot
vloer
*
1
Benzinemotoren
Auto's met trommelremmen achter
Min. 83 mm (3,27 in.)
Auto's met schijfremmen achter
Min. 79 mm (3,11 in.)
Dieselmotoren
Auto's met trommelremmen achter
Min. 81 mm (3,19 in.)
Auto's met schijfremmen achter
Min. 78 mm (3,07 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*
2
Auto's met trommelremmen achter
5 7 klikken
Auto's met schijfremmen achter
4 6 klikken
Soort vloeistof SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
661
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
*
1
: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 300 N
(31 kg, 67,4 lbf) met draaiende motor
*
2
: Vrije slag parkeerhendel bij aantrekken met 200 N (20,4 kg, 45,0 lbf).
Stuurinrichting
Banden en velgen
Type A
Vrije slag pedaal*
1
70 mm (2,8 in.)
Vrije slag pedaal 1 - 6 mm (0,04 - 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*
2
4 - 6 klikken
Soort vloeistof SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,2 in.)
Bandenmaat 175/65R14 82T
Bandenspanning
(Aanbevolen
bandenspanning koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 14 × 5J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft
·lbf)
662
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type B
Type C
*: Auto's zonder bandenreparatieset.
Bandenmaat
175/65R14 82T,
T125/70D15 95M (compact reservewiel)
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat
14 × 5J,
15 × 4B (compact reservewiel)
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft
·lbf)
Bandenmaat
175/70R14 84S,
T125/70D16 96M (compact reservewiel)
*
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
250 (2,5, 36) 240 (2,4, 35)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat
14 × 5J,
16 × 4T (compact reservewiel)
*
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft
·lbf)
663
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type D
*
1
: Auto's zonder bandenreparatieset.
*
2
: Bij sommige uitvoeringen wordt tevens een ECO-bandenspanning in de ban-
denspanningstabel weergegeven. (Blz. 584)
Voor een laag brandstofverbruik wordt ECO bandenspanning aanbevolen.
De bandenspanning is van invloed op het comfort, de weggeluiden en het
stuurgedrag.
Bandenmaat
175/65R15 84H,
T125/70D16 96M (compact reservewiel)
*
1
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Standaard banden-
spanning: 230 (2,3, 33)
ECO-bandenspan-
ning
*
2
:
250 (2,5, 36)
Standaard banden-
spanning: 220 (2,2, 32)
ECO-bandenspan-
ning*
2
:
240 (2,4, 35)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat
15 × 5J,
16 × 4T (compact reservewiel)
*
1
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft
·lbf)
664
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type E
*: Hybrideauto
Type F
Bandenmaat 185/60R15 84H
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
160 km/h
(99 mph) of
lager
220 (2,2, 32)
220 (2,2, 32)
200 (2,0, 29)
*
Boven
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35)
230 (2,3, 33)
*
220 (2,2, 32)
200 (2,0, 29)*
Wielmaat 15 × 5 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Bandenmaat
185/60R15 84H,
T125/70D15 95M (compact reservewiel)
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
160 km/h
(99 mph) of
lager
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Boven
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 220 (2,2, 32)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat
15 × 5 1/2J,
15 × 4B (compact reservewiel)
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
665
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Type G
*: Auto's zonder bandenreparatieset.
Bandenmaat
195/50R16 84V,
T125/70D16 96M (compact reservewiel)
*
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
160 km/h
(99 mph) of
lager
220 (2,2, 32) 200 (2,0, 29)
Boven
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 210 (2,1, 30)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat
16 × 6J,
16 × 4T (compact reservewiel)
*
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
666
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lampen
Behalve hybrideauto
A: H4 halogeenlamp B: H16 halogeenlamp
C: Glassokkellamp (helder) D: Glassokkellamp (oranje)
E: Buislampjes F: Bolvormige lamp (oranje)
G: Bolvormige lamp (helder)
Lampen W Type
Exterieur
Koplampen 60/55 A
Mistlampen voor (indien aanwezig) 19 B
Parkeerlichten voor 5 C
Richtingaanwijzers voor 21 F
Richtingaanwijzers opzij 5 D
Achteruitrijlichten 16 C
Mistachterlicht 21 G
Rem-/achterlichten 21/5 G
Kentekenplaatverlichting 5 C
Richtingaanwijzers achter 21 F
Interieur
Make-upverlichting (indien aanwezig) 5 E
Leeslampjes/interieurverlichting 5 C
Bagageruimteverlichting 5 E
667
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
A: HIR2 halogeenlamp B: H16 halogeenlamp
C: Glassokkellamp (helder) D: Glassokkellamp (oranje)
E: Buislampjes F: Bolvormige lamp (oranje)
G: Bolvormige lamp (helder)
Lampen W Type
Exterieur
Koplampen 55 A
Mistlampen voor (indien aanwezig) 19 B
Richtingaanwijzers voor 21 F
Richtingaanwijzers opzij 5 D
Achteruitrijlichten 16 C
Mistachterlicht 21 G
Rem-/achterlichten 21/5 G
Kentekenplaatverlichting 5 C
Richtingaanwijzers achter 21 F
Interieur
Make-upverlichting (indien aanwezig) 5 E
Leeslampjes/interieurverlichting 5 C
Bagageruimteverlichting 5 E
668
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Informatie over brandstof
Benzinemotor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine die voldoet aan de Europese norm
EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van uw auto.
Dieselmotor
EU:
Gebruik alleen dieselbrandstof die voldoet aan de Europese norm EN590.
Behalve EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of
minder, cetaangetal 48 of hoger.
669
6-1. Specificaties
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Kleinere vulopening van de brandstoftank voor loodvrije benzine
(benzinemotor)
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan
(dieselmotor)
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte verkrijg-
baar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen tij-
dens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is geen
reden tot bezorgdheid.
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit (benzinemotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u de
verkeerde brandstof gebruikt.
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkatalysator
blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan werken.
EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder de naam E50
of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Bij gebruik van deze brand-
stoffen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op
met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Buiten EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder de
naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Uw auto is
geschikt voor brandstof met maximaal 10% ethanol. Bij het gebruik van brand-
stof met meer dan 10% ethanol (E10) wordt het brandstofsysteem bescha-
digd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de
vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
670
6-1. Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit (dieselmotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u de
verkeerde brandstof gebruikt.
Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 50 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Methyl Ester)-brandstof (biodiesel) die
wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een hoog FAME-
gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een Toyota-dealer of erkende
reparateur.
Behalve EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Methyl Ester)-brandstof (biodie-
sel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een
hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor dieselbrandstof met maximaal
5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik van brandstof met meer dan 5%
FAME (B5) wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg ervoor dat u brand-
stof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel
contact op met een Toyota-dealer of erkende reparateur.
671
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Systemen met persoonlijke voorkeursinstellingen
Auto's met touchscreen: Instellingen die met het touchscreen kunnen
worden gewijzigd
(Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van instellingen
met het touchscreen de handleiding van het touchscreen.)
Instellingen die door een Toyota-dealer of erkende reparateur kunnen
worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Onderwerp Functie
Standaardin-
stelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Smart entry-
systeem met
startknop
(
Blz. 57)
Smart entry-systeem
met startknop
AAN UIT O O
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
AAN UIT O
Tijd totdat na het ont-
grendelen, zonder dat
een portier wordt
geopend, de portie-
ren automatisch weer
30 seconden
60 seconden
—O
120 secon-
den
Waarschuwingsfunctie
open portier (bij ver-
grendelen van de auto)
AAN UIT O
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die naarge-
lang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld. Deze voor-
keursinstellingen kunnen alleen met speciaal gereedschap worden
uitgevoerd door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere
functies. Neem voor meer informatie contact op met een Toyota-dealer of
erkende reparateur.
672
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Smart entry-
systeem met
startknop
(
Blz. 57)
Aantal toegestane
opeenvolgende keren
vergrendelen met
behulp van het Smart
entry-systeem met
startknop (hybride-
auto)
Twee keer Onbeperkt O
Startknopsys-
teem
(
Blz. 82)
Startknopsysteem AAN UIT O
Afstandsbedie-
ning
(Blz. 93)
Afstandsbediening
(hybrideauto)
AAN UIT O
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
AAN UIT O
Tijd totdat na het ont-
grendelen, zonder dat
een portier wordt
geopend, de portie-
ren automatisch weer
30 seconden
60 seconden
—O
120 secon-
den
Automati-
sche verlich-
ting
(Blz. 277)
Gevoeligheid licht-
sensor
Niveau 3
Niveau 1
tot 5
OO
Verlichting
(
Blz. 277)
Dagrijverlichting
(indien aanwezig)
AAN UIT O O
Tijd dat het dimlicht
blijft ingeschakeld ter-
wijl de auto gepar-
keerd staat
30 seconden
60 seconden
—O
90 seconden
120 secon-
den
Onderwerp Functie
Standaardin-
stelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
673
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
6
Specificaties
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
*: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Verlichting
(
Blz. 401)
Tijd die verstrijkt voor-
dat de interieurver-
lichting uit gaat
15 seconden
7,5 secon-
—O
30 seconden
Werking als de portie-
ren worden ontgren-
deld
AAN UIT O
Behalve hybrideauto:
Werking nadat het con-
tact UIT is gezet
Hybrideauto:
Werking nadat het con-
tact UIT is gezet
AAN UIT O
Werking wanneer u
de auto nadert en de
elektronische sleutel
bij u draagt
*
AAN UIT O
Voetenruimteverlich-
ting
AAN UIT O
Automati-
sche aircon-
ditioning
(
Blz. 347)
Regeling airconditio-
ning in ECO-modus
AAN UIT O
Onderwerp Functie
Standaardin-
stelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
674
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Trefwoordenlijst
675
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lijst met afkortingen................676
Alfabetische index....................677
Wat moet u doen als... .............687
676
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Lijst met afkortingen
Lijst met afkortingen/acroniemen
AFKORTINGEN BETEKENIS
A/C Airconditioning
ABS Antiblokkeersysteem
ACC Accessoires
CRS Child Restraint System (baby- en kinderzitjes)
DPF Diesel Particulate Filter system (roetfilter)
ECO Economy/Ecology (verbruik/ecologie)
ECU Electronic Control Unit (elektronische module)
EDR Black box
ELR Emergency Locking Retractor (blokkeerautomaat)
EPS
Electric Power Steering
(elektrische stuurbekrachtiging)
EV Electric Vehicle (elektrische auto)
GVM
Gross Vehicle Mass
(maximaal toelaatbaar voertuiggewicht)
LED Light Emitting Diode (lichtgevende diode)
MPAC
Maximum Permissible Axle Capacity
(maximale asbelasting)
PEN Polyethyleennaftalaat
PET Polyethyleentereftalaat
PTC Positieve temperatuurcoëfficiënt
RDS Radio Data-systeem
SRS
Supplemental Restraint System
(aanvullend veiligheidssysteem)
TRC Traction Control
TWI Treadwear Indicator (slijtage-indicator banden)
VIN Voertuigidentificatienummer
VSC Vehicle Stability Control
677
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Alfabetische index
Alfabetische index
A/C.....................................340, 347
Aansteker .................................415
ABS ...........................................310
Accessoireaansluiting.............416
Accu
Als de 12V-accu
ontladen is..........................619
Als de accu ontladen is.........613
Controleren ...................464, 469
Rijden in de winter,
voorbereidingen en
controles.............................322
Achterklep ................................107
Achterlichten
Toets.....................................277
Vermogen .............................666
Vervangen van lampen.........515
Achterruitenwisser..................293
Achterruitverwarming .............358
Achterstoel
Neerklappen..........................115
Verstellen..............................115
Achteruitrijlichten
Vermogen .............................666
Vervangen van lampen.........515
Afdekplaat ................................425
Afmetingen...............................642
Afstandsbediening
Afstandsbediening ..................93
Vergrendelen/ontgrendelen ....93
Vervangen van de batterij.....486
Afstandsbediening ..............57, 93
Airbags
Aanbrengen van wijzigingen
en demonteren van
airbags................................164
Airbags, algemene
voorzorgsmaatregelen........160
Airbags, voorwaarden
voor activering ....................156
Airbags,
voorzorgsmaatregelen
voor kinderen......................161
Airbags,
waarschuwingslampje........547
Curtain airbags,
voorzorgsmaatregelen........160
Handmatig in-/
uitschakelsysteem
airbag .................................165
Juiste houding achter
het stuur .....................152, 160
Plaats van airbags ................ 154
SRS-airbags .........................154
Voorwaarden voor
activering curtain airbags ...156
Voorwaarden voor
activering side airbags........156
Voorzorgsmaatregelen
side airbag.......................... 160
Airconditioning
Automatische
airconditioning....................347
Handmatig bediende
airconditioning....................340
Interieurfilter..........................483
Alarmknipperlichten
Toets.....................................532
Alarmknipperlichten
Toets.....................................532
Antenne .................................... 368
Antiblokkeersysteem ..............310
Antidiefstalsysteem
Startblokkering...................... 143
Startblokkering...................... 143
Supervergrendeling ..............150
Armsteun..................................420
Asbak........................................414
Audio-ingang ...........................397
A
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
678
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Audiosysteem
Antenne.................................368
Audio-ingang.........................397
Audiotoetsen
op het stuurwiel ..................398
AUX-aansluiting ....................397
CD-speler..............................369
Draagbare
audioapparatuur .................397
iPod.......................................380
MP3/WMA.............................374
Optimaal gebruik...................395
Radio.....................................365
Type......................................360
USB-geheugen .....................388
Automatische
airconditioning ......................347
AUX-aansluiting.......................397
Baby- en kinderzitjes
Baby- of kinderzitje met
ISOfix-
bevestigingssysteem
plaatsen..............................182
Baby- of kinderzitje
plaatsen met gordel aan
de bovenzijde .....................183
Babyzitjes, definitie ...............169
Babyzitjes, plaatsen..............178
Kinderzitjes, definitie.............169
Kinderzitjes, plaatsen............178
Kinderzitjes, plaatsen
met veiligheidsgordels........179
Zitkussens, definitie ..............169
Zitkussens, plaatsen .............178
Bagageafdekking.....................427
Banden
Als de auto een
lekke band heeft.........562, 575
Bandenmaat ......................... 661
Bandenspanning...........479, 661
Controleren........................... 475
Reservewiel ..........................562
Sneeuwkettingen..................322
Vervangen ............................ 562
Winterbanden .......................322
Wisselen van banden ...........475
Bandenreparatieset.................575
Bandenspanning ..................... 479
Bekerhouders ..........................406
Binnenspiegel..........................129
Black box....................................29
Blokkeerschakelaar
ruitbediening .........................135
Bluetooth
®
-audio*
Bluetooth
®
-telefoon*
Bougies ....................................657
Brake Assist............................. 310
Brandstof
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............633
Brandstofmeter.....................258
Capaciteit..............................649
Informatie..............................668
Informatie voor bij
het tankstation.................... 694
Tanken..................................139
Type......................................649
Uitschakelsysteem
brandstofpomp ...................543
Brandstoffilter..........................468
Buitenspiegels
Verstellen en inklappen ........132
B
679
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
CD-speler..................................369
Chargenummer ........................645
Claxon.......................................257
Condensor................................463
Contactslot.......210, 214, 224, 229
Controlelampje
voorpassagiersgordel...........549
Controlelampjes.......................263
Cruise control
Controlelampje......................295
Cruise control........................295
Curtain airbags ........................154
Dagrijverlichting ......................281
Dagteller ...................................258
Dashboardkastje......................405
Display
Ritinformatie..........................270
DPF
Roetfiltersysteem..................318
Waarschuwingslampje..........549
Draagvermogen .......................642
Draaiknop
koplampverstelling................279
Elektrisch bedienbare
ruiten ......................................135
Elektrische
stuurbekrachtiging................310
Elektronische sleutel
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........608
Vervangen van de batterij.....486
EPS............................................310
EV-modus.................................236
Extra opbergvak.......................425
Extra verwarming.....................356
Fleshouders ............................. 408
Gereedschap....................562, 576
Gewichten ................................642
Handgeschakelde transmissie
Handgeschakelde
transmissie ......................... 251
Schakeladviesindicator.........253
Handgrepen.............................. 422
Handmatig bediende
airconditioning ......................340
Hill Start Assist Control ..........310
Hoofdsteunen
Verstellen .............................119
Hybridesysteem
Als het hybridesysteem
niet gestart kan worden...... 603
Energiemonitor/
verbruiksscherm...................45
Hoogspanningsonderdelen..... 40
Hybridesysteemindicator ......261
Oververhitting .......................628
Starten van het
hybridesysteem..........224, 229
Startknop ......................224, 229
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen........................41
Hybridetransmissie .................238
Identificatie
Auto ...................................... 645
Motor..................................... 646
Informatie voor bij het
tankstation.............................694
Inrijperiode, tips....................... 195
Instapverlichting......................401
C
D
E
F
G
H
I
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
680
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Instrumentenpaneel
Dimmer
dashboardverlichting ..........275
Tellers ...................................258
Intercooler................................463
Interieurfilter.............................483
Interieurverlichting
Interieurverlichting.................401
Toets.....................................401
Vermogen .............................666
Kentekenplaatverlichting
Vermogen .............................666
Vervangen van lampen.........515
Kilometerteller..........................258
Kindersloten.............................105
Klok...........................................412
Knie-airbag...............................154
Koelsysteem
Oververhitting........................624
Oververhitting
hybridesysteem ..................628
Koelvloeistof
Capaciteit..............................656
Controleren ...........................460
Rijden in de winter,
voorbereidingen en
controles.............................322
Koelvloeistofniveau
motor/vermogens
regeleenheid
Controleren ...........................461
Inhoud...................................656
Rijden in de winter,
voorbereidingen en
controles.............................322
Koplampen
Toets.....................................277
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Krik
Bij de auto geleverde krik .....562
Plaatsen van de krik ............. 447
Krikslinger........................ 562, 576
Lampen
Vermogen ............................. 666
Vervangen ............................ 515
Leeslampjes
Leeslampjes.......................... 401
Toets.....................................402
Vermogen ............................. 666
Make-upspiegels...................... 410
Make-upverlichting
Make-upverlichting................ 410
Vermogen ............................. 666
Meters.......................................258
Mistachterlicht
Toets.....................................286
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Mistlampen
Toets.....................................286
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Mistlampen voor
Toets.....................................286
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
K
L
M
681
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Motor
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............633
Als de motor niet wil
aanslaan.............................600
Als het hybridesysteem
niet gestart kan worden......603
Contactslot....210, 214, 224, 229
Identificatienummer...............645
Motorkap...............................445
Motorruimte...........................450
Oververhitting................624, 628
Starten van de motor ....210, 214
Starten van het
hybridesysteem ..........224, 229
Startknop...............210, 214, 224
Startknop...............................229
Motorkap...................................445
Motorolie
Capaciteit..............................651
Controleren ...........................454
Rijden in de winter,
voorbereidingen
en controles........................322
MP3-disc...................................374
Multi-informatiedisplay ...........270
Multi-Mode Transmissie
Als de selectiehendel niet
in een andere stand kan
worden gezet......................606
Automatische stand (E).........248
Es-modus
(Easy sports) ..............247, 248
Handgeschakelde
stand (M) ............................247
Multi-Mode Transmissie........246
Multidrive CVT
Als de selectiehendel
niet uit stand P kan
worden gehaald..................605
Multidrive CVT ......................241
Olie
Motorolie............................... 454
Onderhoud
Exterieur ............................... 430
Interieur................................. 435
Veiligheidsgordels.................436
Onderhoud
Onderhoudsgegevens ..........642
Onderhoudsvoorschriften .....438
Zelf uit te voeren
onderhoud..........................441
Ontgrendelingshendel
Achterklep............................. 107
Motorkap............................... 445
Tankdopklep ......................... 139
Opbergmogelijkheden.............404
Opslaan voertuiginformatie...... 28
Oververhitting,
hybridesysteem.....................628
Oververhitting, motor..............624
Parkeerlichten voor
Toets.....................................277
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Parkeerrem...............................256
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
O
P
682
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Pech, wat te doen bij
Als de 12V-accu
ontladen is..........................619
Als de accu ontladen is.........613
Als de auto een lekke
band heeft ..................562, 575
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............633
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........608
Als de motor niet wil
aanslaan.............................600
Als de motor oververhit
raakt............................624, 628
Als de selectiehendel
niet in een andere stand
dan stand P kan worden
gezet...................................605
Als de selectiehendel
niet in een andere
stand kan worden gezet .....606
Als het hybridesysteem
niet gestart kan worden......603
Als het waarschuwings-
lampje gaat branden...........544
Als u denkt dat er iets mis is.542
Als u uw sleutels verliest.......607
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht..............................638
Als uw auto moet worden
gesleept..............................533
Als uw auto vast komt te
zitten...................................635
Wanneer de waarschuwings
zoemer klinkt ......................544
Portieren
Achterklep............................. 107
Buitenspiegels ......................132
Portieren ............................... 102
Portierruiten .......................... 135
Portierslot.................. 57, 93, 102
Supervergrendeling ..............150
Radiateur..................................463
Radio.........................................365
RDS (Radio Data Systeem).....366
Rear View Monitor-systeem*
Regeling
instrumentenverlichting
Dimmer
dashboardverlichting ..........275
Remlichten
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Remsysteem
Parkeerrem........................... 256
Vloeistof................................660
Reservewiel
Bandenspanning................... 661
Opbergmogelijkheden...........562
Richtingaanwijzers
Toets.....................................255
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Richtingaanwijzers achter
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Richtingaanwijzers opzij
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Richtingaanwijzers voor
Toets.....................................255
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
R
683
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Rijden
Correcte zitpositie .................152
Inrijperiode, tips.....................195
Procedures............................190
Rijden in de winter ................322
Ritinformatie.............................270
Ruiten
Achterruitverwarming............358
Elektrisch bedienbare ruiten .135
Ruitensproeiers.............288, 293
Ruitensproeiers
Controleren ...........................467
Rijden in de winter,
voorbereidingen en
controles.............................322
Schakelaar....................288, 293
Ruitenwisser ............................288
Schakelaar
Aan/uit-schakelaar
airbag..................................165
Alarmknipperlichten ..............532
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................135
Centrale vergrendeling..........103
Contactslot....210, 214, 224, 229
Lichtschakelaars ...................277
Ruitbediening, schakelaar.....135
Ruitenwisser
en -sproeier ................288, 293
Schakelaar mistlampen.........286
Startknop.......210, 214, 224, 229
Toets Es................................247
Toets SPORT........................242
Uitschakeltoets
Stop & Start-systeem..........303
Schakeladviesindicator...........253
Schakelblokkeer-
systeem..........................605, 606
Schoonmaken
Exterieur ............................... 430
Interieur................................. 435
Veiligheidsgordels.................436
Selectiehendel
Als de selectiehendel niet
uit stand P kan worden
gehaald............................... 605
Handgeschakelde
transmissie ......................... 251
Hybridetransmissie ............... 238
Multi-Mode Transmissie........246
Multidrive CVT ......................241
Wanneer er niet kan
worden geschakeld ............606
Side airbags ............................. 154
Sleutels
Afstandsbediening ............ 57, 93
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........608
Als u uw sleutels verliest.......607
Contactslot....210, 214, 224, 229
Elektronische sleutel............... 52
Mechanische sleutel...............52
Sleutelnummer........................ 52
Sleutels...................................52
Startknop .............. 210, 214, 224
Startknop ..............................229
Smart entry-systeem
met startknop
Instapfunctie ........................... 57
Plaats van antenne.................61
Starten van de motor ............214
Starten van het
hybridesysteem ..................229
Sneeuwkettingen..................... 322
Snelheidsbegrenzer ................ 299
Snelheidsmeter........................258
S
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
684
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Speciale
hulpstartaansluiting..............619
Specificaties.............................642
Spiegels
Binnenspiegel .......................129
Buitenspiegels.......................132
Buitenspiegelverwarming......358
Make-upspiegels...................410
Startblokkering ........................143
Startblokkering ........................143
Startknopsysteem
Plaats van antenne .................83
Startknopsysteem......................82
Startknopverlichting................401
Stoelen
Baby- en kinderzitjes
plaatsen..............................178
Hoofdsteunen........................119
Instelling achterstoelen
voorzorgsmaatregelen........117
Juiste zithouding...................152
Schoonmaken.......................435
Stoelverwarming ...................418
Verstellen......................112, 115
Verstellen achterstoelen .......115
Verstellen,
voorzorgsmaatregelen........114
Stoelverwarming......................418
Stop & Start-systeem ..............302
Stuurinrichting
Ontgrendeling
stuurslot......212, 220, 227, 233
Stuurslot...........212, 220, 227, 233
Stuurwiel
Audiotoetsen.........................398
Verstellen..............................128
Supervergrendeling.................150
Systemen met
mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen........... 671
Tankdopklep ............................139
Telefoontoets*
Toerenteller..............................258
Totale werkingsduur
Stop & Start-systeem............273
Traction Control.......................310
Transmissieschakelaars.247, 248
TRC ...........................................310
Trekhaak
Rijden met een
aanhangwagen...........326, 327
Slepen in een noodgeval......534
Uitneembare asbak..................414
Uitschakelsysteem
brandstofpomp......................543
Uitschakeltoets
Stop & Start-systeem............303
Vastzitten
Als uw auto vast komt
te zitten...............................635
Vehicle Stability Control .........310
Veiligheidsgordel
bestuurder,
controlelampje....................... 549
T
U
V
685
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Veiligheidsgordels
Baby- en kinderzitjes
plaatsen..............................178
Blokkeerautomaat (ELR).......124
Gordelspanners ....................124
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen ............................121
Veiligheidsgordel afstellen....121
Veiligheidsgordels schoon-
maken en onderhouden......436
Veiligheidsgordels,
gebruik bij zwangerschap...125
Veiligheidsgordels,
vastmaken bij kinderen.......124
Waarschuwingslampje..........549
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
Baby- en kinderzitjes.............169
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................135
Kindersloten..........................105
Plaatsen van veiligheids-
systemen voor kinderen .....178
Stoelverwarming,
voorzorgsmaatregelen........419
Veiligheidsgordels,
vastmaken bij kinderen.......124
Voorzorgsmaatregelen
12V-accu ....................473, 623
Voorzorgsmaatregelen
airbags................................160
Voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare ruit ...138
Voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot de
accu............................466, 618
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel.................125
Voorzorgsmaatregelen
verwijderde sleutelbatterij...490
Velgen.......................................481
Verlichting
Bagageruimteverlichting .......108
Leeslampje, schakelaar........402
Lichtschakelaar..................... 277
Make-upverlichting................ 410
Richtingaanwijzer-
schakelaar..........................255
Schakelaar
alarmknipperlichten ............532
Schakelaar
interieurverlichting ..............402
Schakelaar mistlampen ........286
Vermogen ............................. 666
Vervangen van lampen.........515
Verlichting startknop...............401
Verlichting, automatische.......277
Vervangen
Banden .................................562
Batterij afstandsbediening ....486
Batterij elektronische
sleutel.................................486
Lampen.................................515
Sleutelbatterij........................ 486
Zekeringen............................ 491
Verwarming
Achterruit .............................. 358
Buitenspiegels ......................358
Stoelverwarming................... 418
Vloeistof
Ruitensproeiers.....................467
Vloermat ...................................423
Voertuigidentificatie-
nummer..................................645
Voorstoelen
Verstellen.............................. 112
Voorzorgsmaatregelen bij
het vervoer van
goederen................................320
VSC ...........................................310
*: Raadpleeg de handleiding voor het touchscreen.
686
Alfabetische index
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem.............547
Brake Assist-systeem ...........547
Brandstoffilter........................547
Controlelampje cruise
control.................................547
Controlelampje
Stop & Start-systeem..........547
Controlelampje Traction
Control................................547
Controlelampje verzoek
stand P ...............................549
Elektrische
stuurbekrachtiging ..............547
Elektronisch
motorregelsysteem.............547
Gordelspanners ....................547
Hoge
koelvloeistoftemperatuur ....545
Hybridesysteem ....................545
Hybridesysteem
oververhit............................549
Koppeling..............................545
Laadsysteem.........................545
Laag brandstofniveau ...........549
Laag motoroliepeil.................549
Lage motoroliedruk...............545
Motorcontrolelampje .............547
Multi-Mode Transmissie........545
Onderhoud motorolie ............549
Portier geopend ....................549
Remsysteem.........................544
Roetfiltersysteem..................549
Smart entry-systeem
met startknop..............547, 555
SRS-airbags..........................547
Tractiebatterij ontladen .........547
Veiligheidsgordel,
controlelampje ....................549
Waarschuwingslampjes .........263
Waarschuwingszoemers
Controlelampje verzoek
stand P ...............................549
Hybridesysteem.................... 545
Hybridesysteem
oververhit............................ 549
Koppeling..............................545
Multi-Mode Transmissie........545
Remsysteem......................... 544
Stuurbekrachtiging,
elektrische ..........................547
Waarschuwingssysteem veilig-
heidsgordels....................... 549
Wassen en in de was zetten...430
Weergave
buitentemperatuur ................ 413
Werkingsduur
Stop & Start-systeem............272
WMA-CD ...................................374
Zekeringen ...............................491
Zelf uit te voeren
onderhoud .............................441
Zonnekleppen .......................... 409
Zonnescherm panoramadak... 421
w
z
687
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Wat moet u doen als...
Wat moet u doen als...
De auto een lekke band heeft
Blz. 562
Blz. 575
Als de auto een lekke band heeft
De motor niet wil aanslaan
(behalve hybrideauto)
Blz. 600 Als de motor niet wil aanslaan
Blz. 633
Als u zonder brandstof komt te staan
en de motor afslaat (alleen dieselmotor)
Blz. 143 Startblokkering
Blz. 613 Als de accu leeg is
Blz. 608
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt
Het hybridesysteem niet kan worden
ingeschakeld (hybrideauto)
Blz. 603
Blz. 575
Als het hybridesysteem niet kan worden
gestart
Blz. 143 Startblokkering
Blz. 619
Als de 12V-accu van de auto
ontladen is
Blz. 608
Als de elektronische sleutel niet
goed werkt
De selectiehendel is geblokkeerd
Blz. 605
Als de selectiehendel niet in een andere
stand dan P gezet kan worden
Blz. 606
Als de selectiehendel niet in een andere
stand gezet kan worden
Het waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat knipperen of branden
Er stoom onder de motorkap vandaan
komt
Blz. 624
Als uw auto oververhit is
(behalve hybrideauto)
688
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Het waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat knipperen of branden
Het waarschuwingslampje hybridesysteem
oververhit gaat branden
Er stoom onder de motorkap
vandaan komt
Blz. 628
Als uw auto oververhit is
(hybrideauto)
U uw sleutels bent verloren
Blz. 607 Als u uw sleutels verliest
De accu ontladen is
(behalve hybrideauto)
Blz. 613 Als de accu leeg is
De 12V-accu zwak is
(hybrideauto)
Blz. 619
Als de 12V-accu van de auto
ontladen is
De portieren niet vergrendeld kunnen
worden
Blz. 102 Portieren
Blz. 107 Achterklep
Blz. 608 Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Blz. 57 Smart entry-systeem met startknop
De auto vastzit in modder of zand
Blz. 635 Als de auto vastzit
Een waarschuwings- of
controlelampje gaat branden
Blz. 544
Als een waarschuwingslampje gaat branden
of een waarschuwingszoemer klinkt...
689
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Instrumentenpaneel
Behalve hybrideauto
Auto's zonder toerenteller (type A):
Auto's zonder toerenteller (type B):
690
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Auto's met toerenteller (type A):
Auto's met toerenteller (type B):
691
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Hybrideauto
Middenpaneel
692
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Waarschuwingslampjes
Blz. 544 Blz. 548
Blz. 545 Blz. 548
Blz. 545 Blz. 548
Blz. 545
Blz. 548
Blz. 545 Blz. 548
Blz. 546 Blz. 548
Blz. 546
Blz. 548,
Blz. 547 Blz. 548
Blz. 547 Blz. 549
Blz. 547 Blz. 549
Laadstroomcontrole-
lampje
Waarschuwingslampje
lage oliedruk
Controlelampje cruise
control
*
2
Motorcontrolelampje
Controlelampje tractie-
batterij zwak
Waarschuwingslampje
ABS
Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistof-
temperatuur
Waarschuwingslampje
hybride-
systeem
Waarschuwingslampje
Multi-Mode
Transmissie
*
1
Waarschuwingslampje
oververhitte
koppeling
*
3
Waarschuwingslampje
airbag-
systeem
Controlelampje
Traction
Control
*
1
Waarschuwingslampje
remsysteem
(geel)
Controlelampje uitscha-
kelen Stop & Start-
systeem
*
3
Waarschuwingslampje
brandstof-
filter
Controlelampje Smart
entry-systeem met
startknop
Waarschuwingslampje
open portier/
achterklep
Waarschuwingslampje
laag brandstof-
niveau
Waarschuwingslampje
remsysteem
(rood)
Waarschuwingslampje
elektrische stuurbe-
krachtiging
693
Wat moet u doen als...
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
Blz. 549 Blz. 551
Blz. 550 Blz. 552
Blz. 550
Blz. 553,
Blz. 550
*
1
:Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
*
2
:Behalve hybrideauto: Het lampje knippert om een storing aan te
geven.
Hybrideauto: Het lampje gaat geel branden om een storing aan te
geven.
Controlelampje verzoek
stand P
Waarschuwingslampje
achterpassagiers-
gordel
Waarschuwingslampje
roetfilter-
systeem
Waarschuwingslampje
laag motorolie-
peil
Waarschuwingslampje
motorolie
verversen
Waarschuwingslampje
hybridesysteem
oververhit
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel bestuur-
der en voor-
passagier
694
YARIS_F(inclusief HV)_WE_52E26E
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION
Veiligheidshaak
Blz. 445
Tankdopklep
Blz. 139
Ontgrendelingshendel
motorkap
Blz. 445
Tankdopklep-
ontgrendeling
Blz. 139
Bandenspanning
Blz. 661
Inhoud brandstoftank
(bij benadering)
1KR-FE, 1NR-FE en 1ND-TV motoren
42 l (11,1 gal., 9,2 Imp. gal.)
1NZ-FXE motor
36 l (9,5 gal., 7,9 Imp. gal.)
Brandstofsoort Blz. 649
Bandenspanning koud Blz. 661
Hoeveelheid motorolie
(Verversen bij benadering)
Blz. 651
Soort motorolie Blz. 652
08-2013
01651-03013-02
Yaris / Yaris Hybrid Handleiding
Yaris / Yaris Hybrid
Handleiding
689

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln
1

Forum

toyota-yaris-hybrid-2013
  • Scheinwerfer rechts und Zigarettenanzünder funktionieren nicht. Ist vielleicht eine Sicherung defekt? Eingereicht am 19-12-2019 21:55

    Antworten Frage melden
  • Wie stelle ich die Tank Uhr nach dem tanken wieder auf 0 Eingereicht am 22-1-2018 15:56

    Antworten Frage melden

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Toyota Yaris Hybrid 2013 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info