26
3.BEDIENINGSINSTRUCTIES
(1)Wees er zeker van dat de accuoutput gelijk is aan de aangesloten accu.
(2) Plug de voedingskabel in. Het LED geeft groen aan als het als de voeding contact
maakt.
(3)Sluit de lader aan op de accu.
(4)Start met laden; kijk ook nog eens naar: 4. LED INDICATIE
4.LED INDICATIE
(1) Groen licht: Contact aan
(2) Oranje: Opladen
(3) Oranje licht: Voorbereiding voor het opladen
(4) Groen&Oranje licht: 80% geladen
(5) Groen: Volledig geladen
(6) Rood licht:Defect
5.PROBLEMEN
(1) Als het groene indicatielampje uit is.
․ Kijk of de voedingkabel aangesloten is. Als deze normaal werkt is wellicht de lader
stuk.
(2) Als het groene indicatielampje blijft knipperen kan hij niet beginnen met opladen:
․ Kijk of de accu goed aangesloten is.
․ Kijk of de output verbinding kort is of open.
․ Als de accuverbinding normaal is is wellicht de lader defect.
(3) Als het rode indicatielampje blijft knipperen
․ Kijk of de accuverbinding is omgewisseld.
․ Kijk of de output verbinding kort is of open.
․ Kijk of de omgevingstemperatuur te laag is. (0
o
C)
․ Als het rode indicatielampje nog steeds blijft branden is wellicht de lader defect.
(4) Het indicatielampje (oranje) wordt niet groen:
․ De accu is wellicht stuk. Stop gelijk met laten en laat de accu nakijken en repareren.
(5) Als het indicatielampje voor het laden (oranje) onmiddellijk groen (volledig opgeladen)
wordt:
․ De accu is al vol genoeg geladen.
․ Als de accu nog niet volledig geladen is, dan is wellicht de accu stuk.
6.VOORZICHTIG
(1) Lees voor het gebruik van de lader alle instructies en veiligheids opmerkingen.
(2) Gebruik de lader in een goed ventileerde ruimte.
(3) Om risico op verwondingen te voorkomen, laad altijd alleen een lood-zuur of een
gell-type oplaadbare accu op.
(4) Schakel de stroom uit na het laden.