De hoogtemeter geeft
„0“ aan.
Instelling van de nulhoogte
Kalibreren van de absolute hoogte
In plaats van te beginnen bij een nulhoogte kunt u de absolute
hoogte instellen indien u een betrouwbare referentie zoals een
bergtop of een topografi sche kaart hebt. Informatie over absolute
hoogte van uw verblijfplaats krijgt u ook telefonisch van het Mete-
orologisch Instituut door de toets „PILOT“ zo vaak in te drukken
tot de hoogteaan-
duiding „ALTI“ verschijnt. Druk 2 seconden lang de
toets „MODE“
in. Het knipperende symbool „SET“ en „ZERO“ ver-
schijnen. Druk de toets „MODE“ zo vaak in tot „ALTI“ verschijnt.
Na het indrukken van de toets „CHRONO“ knippert de absolute
hoogte. Met de toetsen „CHRONO“ en „LAP/RESET“ wijzigt u de
hoogteaanduiding.
Er zijn vier mogelijkheden
voor het kalibreren:
Instelling van de nulhoogte
De klok kan de relatieve
hoogte meten. Ze kan
bijvoorbeeld de toenemen-
de of afnemende hoogte
tussen begin- en eindpunt
van een wandeling meten.
Daarvoor moet de actuele
hoogte bijvoorbeeld op het
beginpunt van een wande-
ling op „0“ gezet worden.
Op het display verschijnt
de aanduiding „r“. Druk de
toets „PILOT“ zo vaak in tot
de hoogteaanduiding „ALTI“
verschijnt. Druk 2 seconden
lang de toets „MODE“
in. Het knipperende
symbool „SET“ en „ZERO“
worden aangegeven. Na
het indrukken van de toets
„CHRONO“ verschijnt er
„NO“. Druk nogmaals de
toets „CHRONO“ in om
„YES“ te selecteren.