4. 1 BESCHRIJVING V AN HET APP ARAA T
UNI_COOLER_01 / UNI_C OOLER_02
Let op: Model UNI_COOLER_02 beschikt niet over een een
On/O-knop voor verwarming (2).
UNI_COOLER_03
UNI_COOLER_04
1. Bedieningspaneel
2. On/O-knop verwarming
3. Wielen
4. Waterindicator
5. Horizontale lamellen
6. V erticale lamellen
7. Water- en ijsinlaat
8. Stroomkabel
9. Intern honingraatlter
10. Waterreservoir
11. Extern lter
12. Handvat
13. Wateruitlaat
14. IJsbak
15. Bovenklep
4.2 VOORBEREIDING V OOR WERKING
De meegeleverde wielen moeten aan het apparaat worden
gemonteerd. Plaats het apparaat rechtop op een vlakke
en stabiele ondergrond. Het apparaat is uitgerust met
lters. Zorg er voor gebruik altijd voor dat de lters in het
apparaat zijn geïnstalleerd. Het ontbreken van een extern
lter kan het apparaat beschadigen doordat er vuil in kan
komen. Het interne lter zorgt ervoor dat het koelproces
functioneert en ltert en bevochtigt daarnaast de lucht
(tijdens het koelproces).
4. 3 WERKEN MET HET APP ARAA T
Beschrijving van bedieningspanelen en draadloze
afstandsbedieningen UNI_COOLER_01 / UNI_C OOLER_02
A. On/O-knop
A1. – informatie over het in-/uitschakelen van het
apparaat
B. Luchtstroominstelling
B1. – zwakke luchtstroom
B2. – middelmatige luchtstroom
B3. – sterke luchtstroom
C. Inschakelen van de automatische beweging van de
lamellen
1
6
5
4
28
9
12
11
10
3
6
5
1
3
11
8
9
10
6
5
1
7
3
4
14
8
13
10
11
9
12
15
NL 55
UNI_COOLER_04
UNI_COOLER_03
G1
G
E
F
H
C
BA1
A
E1
C1
F1 H1 H2 D1 D3
B3
B2
B1
E1 C1 B2
E C B/D F A
D2
D3B3 F1B1 A1
A
F
C
E
B
D
UNI_
COOLER_04
A
F B/D
E C
F
E D
G
H
UNI_
COOLER_03
B/D
H
B/D
E
C
F
A
UNI_
COOLER_01
UNI_
COOLER_02
E1
D1
D2 D3 C1 F1 B1 B2
B3
F
ED C
B
A
A1
F
E
HC B/D
A
H3
D2 D3 C1 F1 B1 B2
B3
A1
E1
UNI_COOLER_02
21.02.2022
De term ‘apparaat’ of ‘product’ zoals gebruikt in de
waarschuwingen en instructies hebben betrekking op de
controleweegschaal. Apparaat dient niet te worden gebruikt
in zeer vochtige ruimtes/ in de directe buurt van een
waterreservoir. V oorkom dat het apparaat nat wordt. Risico
op elektrische schokken! Dek de inlaat- en uitlaatopeningen
niet af. Plaats geen handen of attributen aan de binnenkant
van apparaat wanneer deze in bedrijf is!
3. 1 ELEKTRISCHE VEILIGHEID
a) De stekker van het apparaat dient te passen op
het stopcontact. Breng op geen enkele manier
wijzigingen aan aan de stekker. De originele stekker
en een passend stopcontact verkleinen het risico op
elektrische schokken.
b) Gebruik het snoer niet op een onbedoelde manier.
Gebruik het nooit om het apparaat te dragen of om
de stekker uit het stopcontact te trekken. Hou het
snoer ver van warmtebronnen, scherpe hoeken of
bewegende onderdelen. Beschadigde of verstrikte
snoeren verhogen het risico op elektrische schokken.
c) Indien het gebruik van het apparaat in een vochtige
omgeving onvermijdbaar is, gebruik dan een
aardlekschakelaar (RCD). Het gebruik van een R CD
verlaagt het risico op elektrische schokken.
d) Gebruik het apparaat niet op plaatsen met een zeer
hoge luchtvochtigheid, bijvoorbeeld in de buurt van
zwembaden, in badkamers, enz.
e) Plaats het apparaat niet in de directe nabijheid van
een stopcontact.
3. 2 VEILIGHEID OP DE WERKPLEK
a) Gebruik apparaat niet in een omgeving met
explosiegevaar, bijvoorbeeld in de buurt van
brandbare vloeistoen, gas of stof. Apparaat geeft
vonken af die kunnen leiden tot brand.
b) Indien u schade of onregelmatigheden aantreft in het
gebruik van het apparaat, dan dient deze onmiddellijk
te worden uitgeschakeld en gemeld bij een bevoegde.
c) In geval van twijfel of het gereedschap juist werkt
dient u contact op te nemen met het servicepunt van
de fabrikant.
d) Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door een
servicepunt van de fabrikant. Zelfstandige reparaties
zijn niet toegestaan!
e) In geval van uitslaande vlammen of brand mogen
alleen poederblussers of koolzuursneeuwblussers
(CO2 ) worden gebruikt om een ingeschakeld apparaat
te blussen.
f) Als het apparaat onbeheerd wordt achterlaten terwijl
de verwarmingsfunctie is ingeschakeld, kan de
temperatuur in de verwarmde ruimte buitensporig
stijgen.
c) Om onbedoelde inschakeling te voorkomen dient
de schakelaar in de uit-stand te staan voordat u de
stekker in het stopcontact steekt.
d) Draag geen loshangende kleding of sierraden. Haren,
kleding en handschoenen dienen buiten bereik van
bewegende onderdelen te blijven. Losse kleding,
sierraden en lang haar kan verstrikt raken tussen de
bewegende onderdelen.
3. 4 VEILIG GEBRUIK V AN HET APP ARAA T
a) Overbelast het apparaat niet. Gebruik het apparaat
waar het voor is bedoeld. Een correct geselecteerd
gereedschap zal beter en veiliger werken waarvoor
het is ontwikkeld.
b) Apparaat dient niet te worden gebruikt indien de
schakelaar ON/OFF niet correct functioneert (apparaat
schakelt niet in of schakelt niet uit). Apparaten die
niet kunnen worden bediend met de schakelaar zijn
onveilig, kunnen niet worden ingezet en moeten
worden gerepareerd.
c) Ongebruikte apparaten moeten worden opgeslagen
op een plaats die niet bereikbaar is voor kinderen en
mensen die niet bekend zijn met apparaat of deze
gebruiksaanwijzing. Deze apparaten zijn onveilig in
de handen van onervaren gebruikers.
d) Houd het product in goede technische staat.
Controleer iedere keer voor gebruik op
beschadigingen of slijtage van bewegende
onderdelen (scheuren in onderdelen en elementen, of
andere omstandigheden die invloed kunnen hebben
op de veilige operatie van het apparaat). In het geval
van beschadiging dient het product voor gebruik te
worden gerepareerd.
e) Reparatie en onderhoud van het apparaat dient te
worden gedaan door gekwaliceerde mensen en
alleen met originele reserveonderdelen. Dit verzekerd
de veiligheid tijdens het gebruik.
f) Om de operationele integriteit van het apparaat zoals
bedoeld te garanderen, mag u geen in de fabriek
geïnstalleerde afdekkingen of schroeven verwijderen.
g) V ermijd situaties waarbij het apparaat door een te
grote belasting stopt met werken. Dit kan tot gevolg
hebben dat aandrijvingen oververhit raken, waardoor
apparaat beschadigd raakt.
h) Bewegende onderdelen of accessoires dienen
niet te worden aangeraakt, tenzij het apparaat is
losgekoppeld van de stroomtoevoer.
i) Dek de inlaat- en uitlaatopeningen niet af!
j) Het werkoppervlak moet een, droog en
hittebestendig zijn.
k) Gebruik het apparaat bij een omgevingstemperatuur
van 5 - 40°C. Gebruik het apparaat nooit bij
temperaturen onder 0°C.
l) Als het apparaat wordt gekanteld of horizontaal
wordt geplaatst met een met water gevulde tank, kan
het beschadigd raken.
m) Gebruik het apparaat niet met een lege watertank of
wanneer het waterniveau onder het minimumniveau
is.
4. GEBRUIKSVOORW AARDEN
V erdapmingsairconditioner is een apparaat bedoeld
voor het verlagen van de omgevingstemperatuur in
ruimtes. Daarnaast wordt de gekoelde lucht gezuiverd
en gehydrateerd. Sommige modellen beschikken over
een verwarmingsfunctie en luchtionisatie. Gebruiker is
verantwoordelijk voor eventuele schade veroorzaakt
door niet -beoogd gebruik .
ONTHOU! Kinderen en andere omstanders dienen
tijdens gebruik van het gereedschap te worden
beschermd.
3.3 PERSOONLIJKE VEILIGHEID
a) Gebruik van gereedschap is niet toegestaan in geval
van vermoeidheid of ziekte, of indien onder invloed
van alcohol, drugs of medicijnen die de bediening
bemoeilijken.
b) Tijdens het gebruik van het gereedschap dient
alle voorzichtigheid in acht te worden genomen,
op basis van gezond verstand. Een moment van
onoplettendheid tijdens gebruik kan leiden tot
ernstige lichamelijk verwondingen.
54 NL