Bedienungsanleitung Vaillant auroFLOW plus (Seite 7 von 16) (Holländisch)

535175

Zoom out

Zoom in

Vorherige Seite

1/16

Nächste Seite

Systeem 3

0020160585_02 auroFLOW plus Gebruiksaanwijzing 7

De zonneregelaar in het zonnelaadstation schakelt de zon-

nepomp altijd in als

– het temperatuurverschil tussen collectortemperatuurvoe-

ler (T5) en boilertemperatuurvoeler (T6) minstens 15 K

bedraagt (als een systeemthermostaat aangesloten is,

dan wordt de boilertemperatuur via de eBUS-leiding aan

de zonneregelaar overgedragen)

– de boilertemperatuur lager is dan de ingestelde maximale

boilertemperatuur

– de wachttijd van tien minuten na de laatste boilerlading

verstreken is

– de veiligheidstemperatuurgrens van 110°C in het zonne-

circuit niet overschreden is (STW2)

– de veiligheidstemperatuurgrens in het buffercircuit (4)

niet overschreden is (STW1)

– de temperatuur na het activeren van een veiligheidstem-

peratuurbegrenzer met minstens 15 K gedaald is

– er geen fouten zijn (bijv. sensorfout, uitgevallen veilig-

heidstemperatuurbewaker)

– het inschakelen van de zonnepomp vrijgegeven is (alleen

als een systeemthermostaat aangesloten is)

De zonneregelaar in het zonnelaadstation schakelt de zon-

nepomp altijd uit, als

– de maximale boilertemperatuur bereikt is

– het actuele zonnevermogen < 250 W is

– er een fout is, zie Foutmelding (→ Pagina 10)

Na het inschakelen van de zonnepomp start een vulfase. De

zonnepomp ((P1) resp. ook (P2)) werkt dan met maximale

capaciteit en transporteert de collectorvloeistof via de zonne-

retour (2) in het collectorveld. De collectorvloeistof verdringt

hierbij de lucht uit de zonneretour en het collectorveld in de

zonne-aanvoerleiding en in het voorraadreservoir.

In het collectorveld warmt de collectorvloeistof op, de eerste

hoeveelheid kan hierbij ook verdampen. De damp vermengt

zich met de daar nog voorhanden lucht.

Het verder lopen van de collectorvloeistof wordt door het ver-

val van de zonneaanvoerleiding (9) ondersteund. Het meng-

sel uit lucht en collectorvloeistof loopt door de zonneaan-

voerleiding naar de warmtewisselaar (3) in het zonnelaadsta-

tion. De warmtewisselaar brengt de warmte-energie van de

collectorvloeistof over op het verwarmingswater in het boiler-

laadcircuit. Na een voordien vastgelegde vultijd reduceert de

zonneregelaar de capaciteit van de zonnepomp. De vulfase

is hiermee beëindigd.

Tijdens het vullen geldt: als (T1) een temperatuur > 50°C en

> inschakeltemperatuur (fabrieksinstelling: 15 K) meet, dan

schakelt de zonneregelaar de boilerlaadpomp (P3) in het

zonnelaadstation in.

Na het vullen geldt: als (T1) min. 4 K groter is dan de boiler-

temperatuur, dan wisselt het product in de boilerlaadmodus

en schakelt de boilerlaadpomp (P3) ein.

Het verwarmingswater circuleert daardoor van de warmte-

wisselaar naar de boiler.

De temperatuurvoelers (T3) en (T4) in de aanvoer (5) en in

de retour (6) van het boilerlaadcircuit alsook een volume-

stroomsensor (Flowsensor) maken de detectie van de zon-

neopbrengst door de zonneregelaar mogelijk.

De collectorvloeistof loopt van de warmtewisselaar in het

voorraadreservoir terug. Het reservoirvolume is erop gericht

dat daar de luchtbellen uit de collectorvloeistof afgescheiden

worden voor de collectorvloeistof door de zonnepomp verder

getransporteerd wordt.

Als het zonnesysteem opwarmt, dan zetten de collectorvloei-

stof en de lucht uit. De druk van de in het zonnesysteem in-

gesloten lucht stijgt dan een beetje. De ingesloten lucht in

het systeem vervult hierbij de taak van een expansievat. De

verhoogde druk is noodzakelijk en mag in geen geval ver-

laagd worden. Daarom mag in het zonnesysteem geen ont-

luchter ingebouwd worden.

Als er een fout is, dan beschermt een veiligheidsklep (7) het

zonnesysteem tegen niet toegestane overdruk.

3.2 Regelfuncties van het systeem

Met behulp van de in het zonnelaadstation geïntegreerde

zonneregelaar kan het zonnelaadstation een boiler opladen.

Of de boiler geladen wordt, hangt van de boilertemperatuur

en de actuele zonnestraling af.

Als een afstemming met andere warmteopwekkers van de

CV-installatie gewenst is, dan hebt u bijkomend een sys-

teemthermostaat nodig.

3.2.1 Functie-omvang van de geïntegreerde

thermostaat

Het zonnesysteem auroFLOW plus wordt door de geïnte-

greerde, microprocessorgestuurde zonneregelaar geregeld.

3.2.1.1 Verschiltemperatuurregeling

De zonneregelaar werkt volgens het principe van de ver-

schiltemperatuurregeling. Als het temperatuurverschil (tem-

peratuur collector - temperatuur boiler) groter is dan het in-

schakelverschil, dan schakelt de zonneregelaar de zonne-

pomp in. De interne sensoren in het zonnelaadstation bepa-

len het vermogen door het collectorveld. Als het vermogen

door het collectorveld niet meer voorhanden is, dan schakelt

de zonneregelaar de zonnepomp uit.

3.2.1.2 Jaarkalender

De zonneregelaar is met een jaarkalender uitgerust die een

automatische zomer- en wintertijdomschakeling mogelijk

maakt. De installateur voert voor de activering van de jaar-

kalender bij de installatie de actuele datum in.

Aanwijzing

Gelieve er rekening mee te houden dat de zon-

neregelaar bij een stroomuitval slechts met een

gangreserve van 30 min. uitgerust is. De interne

klok blijft na 30 min. stilstaan. De kalender loopt

na het herstellen van de voedingsspanning niet

verder. In dit geval stelt u de tijd opnieuw in. Con-

troleer de actuele datum.

Aanwijzing

Als een systeemthermostaat aangesloten is, dan

is het niet nodig om datum, tijd of zomertijd in te

stellen.

3.2.2 Combinatie met systeemthermostaat

Het product kunt u met de systeemthermostaat auroMATIC

VRS 620/3 of de thermostaat van de warmtepompen

geoTHERM combineren.

Vaillant auroFLOW plus Seite 7

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Art des Missbrauchs:

Forenregeln

Neu registrieren

Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Info