Gebruiksaanwijzing geoTHERM plus VWS 0020052743_0214
5.3 Thermostaatbeschrijving
De installateur heeft bij de inbedrijfstelling alle bedrijfs-
parameters op vooringestelde waarden ingesteld, zodat
de warmtepomp optimaal kan werken. U kunt echter
achteraf de bedrijfsfuncties en functies individueel in-
stellen en aanpassen.
5.3.1 Mogelijke systeemcircuits
De thermostaat kan de volgende systeemcircuits rege-
len:
– een CV-circuit
– een indirect verwarmde warmwaterboiler
– een warmwater-circulatiepomp
– een buffercircuit
Voor uitbreiding van het systeem kunt u met behulp van
een buffercircuit maximaal zes extra mengcircuitmodu-
les VR 60 (toebehoren) met elk twee mengcircuits aan-
sluiten.
De mengcircuits worden via de thermostaat op de bedie-
ningsconsole van de warmtepomp geprogrammeerd.
Voor een comfortabelere bediening kunt u voor de eer-
ste acht CV-circuits de afstandsbedieningen VR 90 aan-
sluiten.
5.3.2 Energiebalansregeling
De energiebalansregeling geldt alleen voor hydraulische
systemen zonder bufferboiler.
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een
warmtepomp is het belangrijk de start van de compres-
sor te reglementeren. De aanloop van de compressor is
het moment waarop de hoogste belastingen optreden.
Met behulp van de energiebalansregeling is het mogelijk
starts van de warmtepomp tot een minimum te beper-
ken, zonder af te zien van het comfort van een behaag-
lijk klimaat.
Net als bij andere weersafhankelijke CV-thermostaten
bepaalt de thermostaat via de registratie van de buiten-
temperatuur m.b.v. een stooklijn een gewenste aanvoer-
temperatuur. De energiebalansregeling geschiedt op
grond van deze gewenste aanvoertemperatuur en de
actuele aanvoertemperatuur, waarvan het verschil per
minuut wordt gemeten en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het
verloop van 1 minuut (K = Kelvin)
Bij een bepaald warmtetekort start de warmtepomp en
schakelt pas weer uit, als de toegevoerde hoeveelheid
warmte gelijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de ingestelde negatieve getallenwaarde is,
des te langer zijn de intervallen waarin de compressor
loopt of stilstaat.
5.3.3 Laadprincipe bufferboiler
De bufferboiler wordt afhankelijk van de gewenste aan-
voertemperatuur geregeld. De warmtepomp verwarmt,
als de temperatuur van de temperatuurvoeler VF1 bo-
venin de bufferboiler lager is dan de gewenste tempera-
tuur. De pomp verwarmt zo lang tot de temperatuurvoe-
ler RF1 onderin de bufferboiler de gewenste tempera-
tuur plus 2 K heeft bereikt.
Aansluitend op een lading van de warmwaterboiler
wordt de bufferboiler eveneens geladen, als de tempera-
tuur van de temperatuurvoeler bovenin VF1 minder dan
2 K hoger is dan de gewenste temperatuur (vroegtijdige
nalading): VF1 < gewenste aanv.T + 2 K.
5.3.4 Naar fabrieksinstellingen resetten
a
Attentie!
Per ongeluk wissen van de specifieke in-
stellingen!
Als u de regeling naar de fabrieksinstel-
ling reset, kunnen specifieke instellingen
van het systeem worden gewist en het
systeem kan uitschakelen. Het systeem
kan niet worden beschadigd.
• In de basisweergave van het grafisch display de twee
instelknoppen tegelijkertijd gedurende min. 5 sec. in-
drukken.
Daarna kunt u selecteren of alleen tijdprogramma's of
alle waarden naar fabrieksinstelling moeten worden ge-
reset.
5.3.5 Thermostaatstructuur
Als basisweergave is een grafisch display te zien. Deze
is het uitgangspunt voor alle aanwezige displays. Als u
bij het instellen van waarden gedurende een langere pe-
riode geen instelknop bedient, verschijnt automatisch
weer deze weergave.
De bediening van de thermostaat is onderverdeeld in
vier niveaus:
Het gebruikersniveau is bestemd voor de gebruiker.
In hfdst. 5.4 worden alle displays van de thermostaat
overzichtelijk als stroomdiagram weergegeven. Een uit-
voerige beschrijving van de display vindt u in hfdst. 5.5.
Het codeniveau (menu C1 - C9, D1 - D5, I1 - I5 en A1 - A9)
is uitsluitend bestemd voor de installateur en is door
code-invoer beveiligd tegen abusievelijk verstellen.
Als gebruiker kunt u door de menu's van het codeniveau
bladeren en de voor het systeem specifieke instelpara-
meters bekijken, maar de waarden niet wijzigen.
In de menu's C1 tot C9 stelt de installateur voor het sy-
steem specifieke parameters in.
5 Bediening