Toestelopbouw en toestelfuncties
Gebruiksaanwijzing geoTHERM 0020132509_00 9
3
Invriesbeveiligingsfunctie
Deze functie verhindert het invriezen van de verdamper bij
onderschrijding van een bepaalde warmtebrontemperatuur.
De uitgangstemperatuur van de warmtebron wordt voortdu-
rend gemeten. Daalt de uitgangstemperatuur van de warm-
tebron onder een bepaalde waarde, schakelt de compressor
met de foutmelding 20 resp. 21 tijdelijk uit. Treden deze fou-
ten drie keer na elkaar op, dan volgt een permanente uit-
schakelen of de warmtepomp gaat in noodmodus als de
interne elektrische bijstookverwarming hiervoor vrijgescha-
keld werd.
3.2.3 Handmatig instelbare functies
Daarnaast beschikt u over handmatig instelbare functies
(¬ hfdst.4.12) waarmee u het automatische bedrijf tijdelijk
buiten werking kunt stellen en het bedrijf handmatig kunt
sturen of aan uw behoeften kunt aanpassen:
Tijdprogramma
Deze functie maakt het programmeren mogelijk van max.
drie tijdsvensters per dag of per blok van dagen voor CV-
bedrijf (per CV-circuit), warmwaterbedrijf en circulatie.
Vakantieprogramma's
Deze functie maakt u het programmeren mogelijk van twee
vakantieperiodes met datum en verlagingstemperatuur met
een eigen gewenste temperatuur voor het CV-bedrijf.
Partyfunctie
Deze functie maakt u het voortzetten van verwarmings- en
warmwaterlaadtijden met ingestelde gewenste tempera-
tuurwaarden mogelijk tot na het volgende verlagingstijdstip.
Spaarfunctie
Deze functie maakt u het direct verlagen van de gewenste
aanvoertemperatuur voor een instelbare periode mogelijk.
Eenmalige boilerlading
Deze functie maakt het u mogelijk om de boiler onafhanke-
lijk van het actuele tijdsprogramma één keer op te laden
(op te warmen).
Afwerklaagdroging
Deze functie maakt het droogstoken van afwerklagen
mogelijk. De instelling gebeurt door de installateur.
Legionellabeveiliging
Deze functie maakt het doden van kiemen in de boiler en in
de buisleidingen mogelijk. De instelling gebeurt door de
installateur.
Onderhoud op afstand
Deze functie maakt de diagnose en de instelling van de
thermostaat via vrDIALOG of vrnetDIALOG door de installa-
teur mogelijk.
3.3 Weersafhankelijke energiebalansregelaar
De warmtepomp is met een weersafhankelijke energieba-
lansregelaar uitgerust die afhankelijk van het regelingstype
het CV- en warmwaterbedrijf ter beschikking stelt en in het
automatische bedrijf regelt.
De regelaar zorgt voor een hoger verwarmingsvermogen
als de buitentemperaturen laag zijn. Bij hogere buitentem-
peraturen verlaagt de regelaar het verwarmingsvermogen.
De buitentemperatuur wordt door een afzonderlijke, in de
open lucht gemonteerde voeler gemeten en naar de rege-
laar geleid.
De kamertemperatuur is alleen van uw voorinstellingen
afhankelijk. Invloeden van de buitentemperatuur worden
gecompenseerd.
De warmwaterbereiding wordt door de weersafhankelijke
regeling niet beïnvloed.
De installateur stelt een bij uw CV-installatie passend regel-
schema in de regelaar van de warmtepomp in. Afhankelijk
van welk regelschema ingesteld is, voert de regelaar een
energiebalansregeling of een gewenste aanvoertempera-
tuurregeling uit. Voor een installatie zonder warmwaterbuf-
fervat voert de regelaar een energiebalansregeling uit. Voor
een installatie met warmwaterbuffervat voert de regelaar
een gewenste aanvoertemperatuurregeling uit.
3.3.1 Energiebalansregeling
De energiebalansregeling geldt alleen voor CV-installaties
zonder warmwaterbuffervat.
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een warm-
tepomp is het belangrijk de start van de compressor te
reglementeren. De aanloop van de compressor is het
moment waarop de hoogste belastingen optreden. Met
behulp van de energiebalansregeling is het mogelijk starts
van de warmtepomp tot een minimum te beperken, zonder
af te zien van het comfort van een behaaglijk klimaat.
Net als bij andere weersafhankelijke CV-thermostaten
bepaalt de thermostaat via de registratie van de buitentem-
peratuur m.b.v. een stooklijn een gewenste aanvoertempe-
ratuur van het verwarmingswater. De energiebalansregeling
geschiedt op grond van deze gewenste aanvoertemperatuur
en de actuele aanvoertemperatuur, waarvan het verschil
per minuut wordt gemeten en opgeteld:
Bij een bepaald warmtetekort start de warmtepomp en
schakelt het pas opnieuw uit als de toegevoerde hoeveel-
heid warmte gelijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de installateur de negatieve getalwaarde voor
de compressorstart instelt, hoe langer de intervallen zijn
waarin de compressor loopt of stilstaat.