Installatiehandleiding geoTHERM VWS/VWW 0020072959_0024
6 Elektrische installatie
6.1 Veiligheids- en installatie-aanwijzingen
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
Schakel vóór elektrotechnische installa-
tiewerkzaamheden altijd de stroomtoe-
voer uit. Zorg ervoor dat deze is bevei-
ligd tegen abusievelijk opnieuw inschake-
len.
a
Attentie!
Gevaar voor beschadiging!
De elektrische aansluiting moet via een
bij de klant aanwezige scheidingsinrich-
ting met een contactopening van min.
3 mm (b.v. leidingveiligheidsschakelaar)
over alle polen kunnen worden uitge-
schakeld.
Het is zinvol om deze scheidingsinrichting direct in de
buurt van de warmtepomp te installeren.
a
Attentie!
Gevaar voor beschadiging!
De elektrische installatie mag alleen
worden uitgevoerd door een erkend in-
stallateur.
a
Attentie!
Gevaar voor kortsluiting!
Strip leidingen die 230 V voeren, voor
aansluiting op de ProE-stekker uit veilig-
heidsoverwegingen over een lengte van
maximaal 30 mm.
Als u meer stript, bestaat het gevaar
van kortsluitingen op de printplaat, als u
de leidingen niet correct in de stekker
bevestigt.
a
Attentie!
Gevaar voor defecten!
De leidingen voor buitentemperatuurvoe-
ler en kamerthermostaat geleiden kleine
en zwakke stromen. Storingsinvloeden
uit de omgeving kunnen een uitwerking
hebben op de voelerleidingen en verkeer-
de informatie overbrengen naar de
warmtepompthermostaat, daarom moe-
ten de voelerleidingen absoluut correct
worden gelegd.
Zwakstroomleidingen moeten op vol-
doende afstand van sterkstroomleidin-
gen worden gelegd. Als zwak- en sterk-
stroomleidingen parallel worden gelegd,
moet bij een lengte vanaf 10 m een mini-
mumafstand van 25 cm worden aange-
houden.
Bij inbedrijfstelling controleert de thermostaat automa-
tisch de juiste fasevolgorde. Verwissel bij een storings-
melding twee fasen met elkaar.
Let bovendien op het volgende:
— Voor de stroomvoorziening sluit u de warmtepomp
aan op een 400 V draaistroomnet met 3 fasen en een
nul- en een aarddraad. Beveilig deze aansluiting zoals
bij de technische gegevens is vermeld.
— Installeer de warmtepomp via een vaste netaanslui-
ting.
— De vereiste leidingdoorsneden moeten door een ge-
kwalificeerd installateur aan de hand van de waarden
die in de technische gegevens zijn vermeld voor het
maximale ontwerpvermogen, worden bepaald. Houd in
ieder geval rekening met de installatieomstandighe-
den ter plaatse.
— Als de lokale netexploitant voorschrijft dat de warmte-
pomp via een blokkeersignaal moet worden geregeld,
monteert u een dienovereenkomstige, door de netex-
ploitant voorgeschreven contactschakelaar die u met
een 2-aderige leiding aansluit op de warmtepomp.
6.2 Voorschriften voor de elektrische installatie
De maximale leidinglengte van de voelerleidingen van
50 m mag niet worden overschreden.
Aansluitleidingen met 230 V/400 V en voeler- of buslei-
dingen moeten vanaf een lengte van 10 m apart worden
gelegd.
Vrije klemmen van het toestel mogen niet als steun-
klemmen voor de verdere bedrading gebruikt worden.
6 Elektrische installatie