7Gebruiksaanwijzing hrEXCLUSIEF 0020020064_01
3.6 Tips voor energiebesparing
Inbouw van een weersafhankelijke cv-regeling
Weersafhankelijke cv-regelingen regelen op basis van de
desbetreffende buitentemperatuur de cv-aanvoertempe-
ratuur. Er wordt niet meer warmte opgewekt dan op het
desbetreffende moment nodig is. Hiervoor moet op de
weersafhankelijke thermostaat de cv-aanvoertempera-
tuur worden ingesteld, die bij een bepaalde buitentem-
peratuur gewenst is. Deze instelling mag niet hoger zijn
dan voor de cv-installatie noodzakelijk. Normaal voert
uw installateur de juiste instellingen uit. Door geïnte-
greerde tijdprogramma's worden de gewenste verwar-
mings- en afkoelingsfases (bijv. 's nachts) automatisch
in- en uitgeschakeld. Weersafhankelijke cv-regelingen
vormen in combinatie met (thermostatisch) radiatorkra-
nen de meest efficiënte vorm van cv-regeling.
Afkoeling van de cv-installatie
Verlaag de kamertemperatuur tijdens de nachtrust en
als u niet thuis bent. Dit kunt u gemakkelijk en betrouw-
baar realiseren met behulp van kamerthermostaten met
instelbare tijdprogramma's. Stel de kamertemperatuur
tijdens de afkoeltijd ca. 5 °C lager in dan tijdens de
maximale verwarmingsperiode. Met een afkoeling van
meer dan 5 °C bespaart u niet meer energie, aangezien
dan voor de volgende maximale verwarmingsperiode
een hogere verwarmingscapaciteit nodig is. Alleen als u
gedurende langere tijd afwezig bent, bijv. tijdens vakan-
ties, is het de moeite waard om de temperaturen verder
te verlagen. Let er echter wel op, dat er in de winter
voor voldoende vorstbeveiliging gezorgd wordt.
Kamertemperatuur
Stel de kamertemperatuur zo in, dat het net voldoende
is om het behaaglijk warm te hebben. Iedere graad
daarboven betekent een hoger energieverbruik van
ongeveer 6 %.
Houd bij het instellen van de kamertemperatuur ook
rekening met het gebruik van de kamer. Zo is het
bijvoorbeeld normaal gesproken niet nodig slaapkamers
of weinig gebruikte kamers op 20 °C te verwarmen.
Instellen van de bedrijfsfunctie
In het warme jaargetijde, als de woning niet hoeft te
worden verwarmd, adviseren wij de verwarming op
zomerfunctie te zetten. De cv-functie is dan uitgescha-
keld, maar het toestel of de installatie blijft in bedrijf
voor de warmwaterfunctie.
Gelijkmatig verwarmen
Vaak wordt in een woning slechts één kamer verwarmd
met de centrale verwarming. Via de oppervlaktes die
deze kamer omgeven, zoals wanden, deuren, ramen,
plafond en vloer worden onverwarmde aangrenzende
kamers ongecontroleerd meeverwarmd en gaat er
onbedoeld warmte-energie verloren. Het vermogen van
de radiator in deze ene verwarmde kamer is voor een
dergelijk gebruik natuurlijk niet meer voldoende.
Het gevolg is dat de kamer niet meer voldoende wordt
verwarmd en deze onbehaaglijk koud aanvoelt (overi-
gens ontstaat hetzelfde effect als er deuren openstaan
tussen de verwarmde kamer en niet of beperkt ver-
warmde kamers).
Dit is verkeerde zuinigheid: de verwarming staat aan en
toch is het in de kamer niet behaaglijk warm. Een groter
verwarmingscomfort en een efficiënter gebruik wordt
bereikt als alle kamers in een woning gelijkmatig en in
overeenstemming met het gebruik worden verwarmd.
Overigens kan ook het bouwmateriaal nadelig worden
beïnvloed als delen van het pand niet of onvoldoende
worden verwarmd.
(Thermostatische) radiatorkranen en kamer (klok)
thermostaten
Het zou vandaag de dag vanzelfsprekend moeten zijn
om op alle radiatoren (thermostatische) radiatorkranen
te plaatsen. Ze zorgen ervoor dat de eenmaal ingestelde
kamertemperatuur exact wordt aangehouden. Met
behulp van (thermostatische) radiatorkranen in combi-
natie met een kamer(klok)thermostaat (of een weersaf-
hankelijke regeling) kunt u de kamertemperatuur naar
individuele behoefte aanpassen en bent u verzekerd van
een efficiënt gebruik van uw cv-installatie. Laat in de
kamer, waarin zich de kamer(klok)thermostaat bevindt,
steeds alle radiatorkranen volledig geopend, aangezien
de beide regelingen elkaar anders over en weer beïn-
vloeden en de regelkwaliteit kan worden beperkt. Vaak
kan het volgende gebruikersgedrag worden geconsta-
teerd: als het in de kamer te warm wordt, worden de
(thermostatische) radiatorkranen dichtgedraaid (of de
kamer(klok)thermostaat op een lagere temperatuur
gezet). Als het na een tijdje weer te koud wordt, wordt
de (thermostatische) radiatorkraan weer opengedraaid.
Dit is niet nodig aangezien de temperatuurregulering
wordt overgenomen door de (thermostatische) radiator-
kraan zelf. Als de kamertemperatuur boven de op de
sensorkop ingestelde waarde stijgt, wordt de (ther-
mostatische) radiatorkraan automatisch gesloten; bij
het dalen onder de ingestelde waarde wordt deze weer
geopend.
Thermostaten niet afdekken
Zorg ervoor dat uw thermostaat niet wordt afgedekt
door meubels, gordijnen of andere voorwerpen. De
circulerende kamerlucht moet ongehinderd kunnen
worden gedetecteerd. Afgedekte (thermostatische)
radiatorkranen kunnen met afstandssensoren worden
uitgerust en blijven daardoor werken.
Geschikte warmwatertemperatuur
Het warme water dient slechts zo ver opgewarmd te
worden als voor gebruik nodig is. Elke verdere opwar-
ming leidt tot onnodig energieverbruik; warmwatertem-
peraturen van meer dan 60 °C veroorzaken bovendien
in versterkte mate kalkaanslag.
Aanwijzingen voor het gebruik 3