16
GASINSTELLING
•
Sluit een U-buis manometer aan.
•
Neem het toestel conform de
gebruiksaanwijzing in gebruik en
tap warm water.
•
Lees de aansluitdruk (gasstroom-
druk) af.
Deze dient tussen 20 en 30 mbar
te liggen bij de 2. gasfamilie (aard-
gas) en bij 30 mbar bij de 3. gas-
familie (flessengas).
☞ Bijeen aansluitdruk buiten het
genoemde bereik mag het toestel
niet in gebruik genomen worden.
Neem contact op met het energie-
bedrijf indien de storing niet verhol-
pen kan worden.
•
Neem het apparaat uit bedrijf.
•
Demonteer de U-buis manometer.
•
Schroef de afdichtschroef (42) van
het gasaansluitdrukmeetpunt weer
dicht.
De controle van de gasinstelling verloopt
via de controle van de aansluitdruk.
Ga daarbij als volgt te werk:
•
Draai de afsluitschroef (42) van het
aansluitdrukmeetpunt geheel los.
Afb. 9
Controle van de
gasinstelling
Zorg ervoor dat er bij de controle
geen andere ander gassen (bijv. fles-
sengas-lucht-mengsel) voor piekwarm-
tevraag aangevoerd worden. Infor-
meer hierover bij het energiebedrijf.
Zorg dat er bij de controle geen ande-
re apparaten in bedrijf zijn.
•
Draai de temperatuurkiezer (6)
naar rechts tot aan de aanslag.
•
Zoek in de tabel (pag. 17) de juiste
gasdoorstroomwaarde. Tabelwaar-
den in l/min.
•
Neem het toestel conform de
gebruiksaanwijzing in gebruik
(pag. 8).
•
Warm water tappen met gesloten
temperatuurkiezer (min. 2,7 l/min).
☞ Lees na ca. 5 minuten bedrijfsduur
van het toestel de gasdoorstroom-
waarde op de meter af en vergelijk
deze met de tabel.
☞ De volgende toleranties zijn toege-
staan:
± 5% bij de 2. gasfamilie
± 5% bij de 3. gasfamilie
•
Apparaat uit bedrijf nemen.
Bij grotere afwijkingen moeten aan de
hand van de gasdoorstroomtabel
(pag. 17) de inspuiters gecontroleerd
worden. Als er geen verklaring voor
de afwijking wordt gevonden, raad-
pleeg dan de Vaillant Servicedienst.
Het toestel mag in geen geval in
bedrijf genomen worden voordat het
probleem is opgelost.
Controle van de
belasting
(volumetrische methode)