Om de rolstoel in beweging te brengen beweegt u de joystick langzaam naar voor. Hoe verder u de
joystick naar voor beweegt, hoe sneller de rolstoel beweegt. Wanneer u naar links of naar rechts wilt
rijden, verplaatst u de joystick in de betreffende richting. Om achteruit te rijden trekt u de joystick
vanuit de middenpositie naar achter.
L Zorg ervoor dat de joystick bij het bedienen van de "AAN/UIT"-knop minstens ca. 2 seconden
in de middenpositie blijft staan. Deze is om veiligheidsredenen zo geprogrammeerd dat de
joystick niet gelijktijdig kan worden bediend met het aanzetten van de rolstoel. Wanneer beide
handelingen tegelijk worden uitgevoerd, wordt de stuureenheid vergrendeld. U kunt deze pas
weer gebruiken nadat u deze heeft uit- en aangezet.
Voor het bedienen van de richtingaanwijzers drukt u, afhankelijk van de betreffende richting, op de
toetsen "richtingaanwijzer links" (6) of "richtingaanwijzer rechts" (7). De verlichting wordt met de toets
"verlichting" (11) aan- en uitgezet. Met de toets "claxon" (9) kunt u een akoestisch alarmsignaal geven.
De alarmlichten dient u in kritieke situaties te gebruiken. U zet deze aan en uit met de toets
"alarmlichten" (10).
Wanneer u tijdens het rijden de rolstoel wil afremmen, dient u de joystick in de middenpositie te
zetten. Hoe langzamer u dit doet, hoe langzamer de rembeweging is. Om de rolstoel volledig te
remmen geeft u de hendel gewoon vrij. De rolstoel komt zo snel mogelijk tot stilstand.
Voor de bediening van de verstelmotor voor de sta-/oprichtfunctie selecteert u toets 8. Met de joystick
kunt u de sta-/oprichtfunctie in de gewenste richting bewegen.
L Gebruik de sta-/oprichtfunctie alleen als een tweede persoon aanwezig is.
L Gebruik de sta-/oprichtfunctie alleen als eerst de benen en het bovenlichaam zijn vastgezet
(zie hoofdstuk "Borstgordel" en "Beensteun").
AANSLUITINGEN LAADAPPARAAT / PROGRAMMEERAPPARAAT
Aan de voorzijde van de bedieningseenheid bevindt zich de bus voor de
aansluiting van het meegeleverde laadapparaat. Hier bevindt zich ook de
aansluiting voor de programmeerunit. Deze mag alleen door erkend en
speciaal opgeleid personeel worden aangesloten en gebruikt.
L Wijziging van rijparameters kan een negatieve invloed hebben
op de veiligheidseigenschappen van de rolstoel.
L
Let erop dat alle stekkers (laadapparaat en eventueel programmeerunit) zijn verwijderd voor u
de rolstoel in beweging zet.
L Let erop dat de joystick in de neutrale middenpositie staat wanneer u de aan/uit-toets bedient.
Anders wordt de elektronica geblokkeerd. U kunt deze blokkering opheffen door de sturing uit
te zetten en vervolgens weer aan te zetten.
L Pas uw snelheid aan de omgeving aan.
Als u de rolstoel tegen onbevoegde toegang wilt beschermen, drukt u bij het uitschakelen langer dan
twee seconden op AAN/UIT-toets (1). De sturing is dan geblokkeerd. Voor het vrijgeven schakelt u de
sturing in. Gedurende 10 seconden ziet u een looplicht in de laadindicator. Druk tijdens dit looplicht
tweemaal op de claxon (9) en de rijelektronica is voor bedrijf vrijgeschakeld.
INSTELLEN VAN DE STUUREENHEID
De stuureenheid kan ook in horizontale stand worden gezet. Hiervoor maakt u de schroef (1) los en
verstelt of verwijdert u de stuureenheid. Haal daarna de schroef (1) weer vast aan. Wanneer u de
schroef (1) opzij trekt, kan de stuureenheid opzij worden gedraaid.