ARMSTEUNEN
De armsteunen kunnen worden verwijderd en in hoogte
worden versteld (bijvoorbeeld voor zijwaartse verplaatsing van
de patiënt). Draai de stelschroef (1) iets los en trek deze
daarna naar buiten. De armsteun kan nu in de gewenste
positie worden gezet. Ter bevestiging moet de stelschroef (1)
weer in de voorziene openingen van de gatenplaat (2)
vastklikken en handvast worden aangehaald.
L Voor u de rolstoel gebruikt, dient u te controleren of
de borgschroeven goed zijn aangehaald. Anders kan
letsel en/of schade optreden.
Voor therapeutische doeleinden en uitstappen uit de rolstoel kunnen de armsteunen naar achter
worden geklapt.
Hef de armsteunen op en klap deze naar achter als voor
verplaatsing van de patiënt uit de rolstoel of voor
therapeutische doeleinden de armsteunen niet nodig zijn.
L De armsteunen mogen alleen worden weggeklapt
wanneer de rolstoelgebruiker goed vastzit en niet
opzij kan kantelen.
L De schroeven van het klapmechanisme (zie cirkel)
moeten altijd zo vast zijn aangehaald dat onbedoeld
wegklappen van de armsteun wordt voorkomen.
L Gebruik de rolstoel niet meer wanneer veranderingen,
schade of slijtage aan de ophangingen merkbaar zijn.
Anders brengt u zichzelf in gevaar.
L Wanneer u veranderingen aanbrengt in de armsteunen en/of armsteunbevestigingen, doet u
dit op eigen risico. In dat geval vervalt de garantie.
L Let er bij het wegklappen van de armsteunen op dat er geen voorwerpen of lichaamsdelen in
het zwaaigebied van de armsteunen terechtkomen omdat dit kan leiden tot schade of letsel.
L Wanneer u wijzigingen, schade of slijtage aan de ophangingen ziet, neemt u contact op met
de vakhandelaar, die deze defecten kan oplossen.
BORSTGORDEL
Voor beveiliging tijdens de opricht-/stafunctie is boven aan de
rugleuning een borstgordel aangebracht. Breng de
afzonderlijke lussen van de borstgordel over elkaar en druk de
lussen stevig op elkaar. De borstgordel is met een
klittenbandsysteem beveiligd.
L Bevestig de borstgordel zo dat het bovenlichaam
tegen de rugleuning wordt gedrukt zodat geen
onbedoelde bewegingen van het bovenlichaam
mogelijk zijn.
L De armen van de gebruiker mogen niet met de
borstgordel worden vastgezet.
L Omdat de ademhaling door gebruik van de borstgordel kan worden bemoeilijkt, moet de
borstgordel in overleg met de patiënt worden gebruikt.