Met het aldus bepaalde behoeftekengetal N = 33,2 kan nu uit de
tabellen op de betreffende gegevensbladen de benodigde warmwa-
terboiler bij aanwezige verwarmingswateraanvoertemperatuur (bijv.
80 °C) en een boilerbevoorradingstemperatuur van 60 °C gekozen
worden. Hierbij een warmwaterboiler kiezen, waarvan het N
L
-getal
min. gelijk aan N is.
Aanwijzing
Het vermogenskengetal N
L
verandert afhankelijk van de volgende
grootheden:
■ Aanvoertemperatuur
■ bevoorradingstemperatuur
■ Toegevoerd resp. overdraagbaar vermogen
Bij afwijkende werkingsomstandigheden moet een correctie van het
vermogenskengetal N
L
worden uitgevoerd t.o.v. de waarden uit de
tabellen op de betreffende gegevensbladen.
Mogelijke warmwaterboiler:
■ Uit keuzediagram vanaf pagina 10 en het gegevensblad van de
Vitocell 300-H:
Vitocell 300-H met 700 l inhoud (N
L
= 35) als boilergroep uit 2 ×
Vitocell 300-H met elk 350 l inhoud
■ Uit keuzediagram vanaf pagina 10 en het gegevensblad van de
Vitocell 300-V:
Vitocell 300-V met 600 l inhoud (N
L
= 38) als boilergroep uit 2 ×
Vitocell 300-V met elk 300 l inhoud
Gekozen warmwaterboiler:
2 × Vitocell 300-V met elk 300 l inhoud.
Keteltoeslag Z
K
Volgens DIN4708-2 en VDI 3815 moet het nom. vermogen van een
CV-ketel met de keteltoeslag Z
K
voor de tapwateropwarming worden
verhoogd (zie tabel 6).
De toelichtingen van DIN/VDI moeten worden gerespecteerd.
DIN 4708 stelt drie essentiële eisen aan het nom. vermogen van
de warmtevoorziening:
Vereiste 1
Het vermogenskengetal moet min. gelijk aan of groter dan het
behoefte-kengetal zijn:
N
L
≥ N
Vereiste 2
Alleen als het nom. vermogen van de verwarmingsketel
²
K
resp. Φ
K
groter dan of minstens gelijk aan het continuvermogen is, kan de
warmwaterboiler het door de fabrikant aangegeven vermogensken-
getal N
L
opleveren:
²
K
≥
²
D
resp. Φ
K
≥ Φ
D
Vereiste 3
Warmteproductie-installaties die zowel voor de centrale verwarming
als voor de warmwaterbereiding dienen, moeten bij de volgens
EN 12831 (voormalig DIN 4701) bepaalde standaardstooklast Φ
HL
Geb.
voor verwarmingsinstallaties in gebouwen voor het extra vermo-
gen Z
K
zorgen:
Φ
K
≥ Φ
HL Geb.
+ Z
K
Op basis van DIN 4708-2 wordt door VD I3815 een toeslag op het
nom. vermogen van de CV-ketel afhankelijk van het behoeftekenge-
tal N en een minimumboilercapaciteit bepaald (zie tabel 6).
Uit praktijkervaring is gebleken dat op de volgende manier rekening
moet worden gehouden met de keteltoeslag:
Φ
K
≥ Φ
HL Geb.
· ϕ + Z
K
ϕ = factor voor benuttingsgraad gebouwverwarming (verwarming
van alle ruimtes)
Aantal woningen per gebouw ϕ
tot 20 1
21 tot 50 0,9
> 50 0,8
Tabel 6 – Keteltoeslag Z
K
Behoefte-kengetal N Keteltoeslag Z
K
in kW
1 3,1
2 4,7
3 6,2
4 7,7
5 8,9
6 10,2
7 11,4
8 12,6
9 13,8
10 15,1
12 17,3
14 19,5
16 21,7
18 23,9
20 26,1
22 28,2
24 30,4
26 32,4
28 34,6
30 36,6
40 46,7
50 56,7
60 66,6
80 85,9
100 104,9
120 124,0
150 152,0
200 198,4
240 235,2
300 290,0
Aanwijzing
Bij gebouwen met zeer geringe stooklast Φ
HL Geb.
moet worden
gecontroleerd of het vermogen van de warmtegenerator inclusief
toeslag Z
K
voor het gekozen vermogenskengetal voldoende is. Evt.
moet een grotere warmwaterboiler worden gekozen.
Dimensionering
(vervolg)
16
VIESMANN
Tapwateropwarming
4
5418 440 B/fl