Tijdens piekbelasting wordt aan de bijkomende warmwaterbehoefte
voldaan met de boilerinhoud.
Tijdens het tappen en na het tappen wordt het boilervolume opnieuw
via de Vitotrans 222 tot op de gewenste temperatuur opgewarmd. In
geladen toestand (taprust) zijn de boilerlaadpomp R en de verwar-
mingscircuitpomp
E
van de Vitotrans 222 uitgeschakeld.
Als de vermelde gewenste temperaturen van het verwarmingswater
en van het tapwater worden gerespecteerd, kan de warmtewisse-
laarsset Vitotrans 222 worden gebruikt bij een totale hardheid van
het tapwater tot 20 °dH (som van de aardalkaliën 3,6 mol/m
3
).
A
Warm water
B
Warmwaterinlaat van de warmtewisselaar
C
Vitotrans 222 warmtewisselaarset
D
Plaatwarmtewisselaar
E
CV-pomp (primair), hoogefficiënt
F
Ontluchting
G
Verwarmingswateraanvoer
H
Verwarmingswaterretour
K
Verwarmingsketel
L
Temperatuursensor
N
Menggroep
O
Strengregelklep
P
Terugslagklep
R
Boilerlaadpomp (secundair), hoogefficiënt
S
Veiligheidsklep, vervangt niet de veiligheidsklep volgens
DIN 1988.voor de warmwaterboiler.
T
Gemeenschappelijke koudwateraansluiting met veiligheids-
groep volgens DIN 1988
U
Vitocell 100-L, (hier: 500 l inhoud)
V
Boilertemperatuursensor onderaan (Uit)
W
Boilertemperatuursensor bovenaan (Aan)
Werking met constante aanvoertemperatuur
De Vitotrans 222 warmtewisselaarset wordt zonder mengklepgroep
gebruikt. De verwarmingswatertemperatuur moet worden begrensd
op 75 ºC.
De gewenste tapwatertemperatuur en het gewenste overdrachtver-
mogen wordt door de afstelling van de circulatiehoeveelheid bij het
laden overeenkomstig het warmtevermogen van de warmtewisselaar
aan de strengregelklep L ingesteld. Als het ter beschikking staande
ketelvermogen onder het vermogen van de Vitotrans 222 ligt,
gebeurt de instelling overeenkomstig het ketelvermogen.
Grote en middelgrote aftapvolumes worden opgevangen door de
warmwaterboiler. De warmwaterboiler wordt met koud water bijge-
vuld. Als de koudwaterlaag in de warmwaterboiler de bovenste tem-
peratuurregelaar
T
bereikt, wordt de Vitotrans 222 in werking
gesteld.
De basisbelasting wordt opgevangen door de continue werking van
de Vitotrans 222. Tijdens piekbelasting wordt aan de bijkomende
warmwaterbehoefte voldaan met de boilerinhoud.
Tijdens het tappen en na het tappen wordt het boilervolume opnieuw
via de Vitotrans 222 tot op de gewenste temperatuur opgewarmd. In
geladen toestand (taprust) zijn de boilerlaadpomp N en de verwar-
mingscircuitpomp
E
van de Vitotrans 222 uitgeschakeld.
Als de vermelde gewenste temperaturen van het verwarmingswater
en van het tapwater worden gerespecteerd, kan de warmtewisse-
laarsset Vitotrans 222 worden gebruikt bij een totale hardheid van
het tapwater tot 20 °dH (som van de aardalkaliën 3,6 mol/m
3
).
Boilerlaadsystemen — Vitocell 100-L met Vitotrans 222
(vervolg)
26
VIESMANN
Tapwateropwarming
5
5418 440 B/fl