61
Bij overschrijden van de tempera-
tuur ”NOT” wordt de zonnecircuitpomp
ter bescherming van de installatiecom-
ponenten uitgeschakeld; het sym-
bool ”
¨
” knippert.
Waarde voor ”NOT” instellen. (zie
pagina 43).
Instelparameter Toestand bij levering Instelbereik
NOT 130 °C 110 – 200 °C
Opmerking
Bij de instelling 200 ºC is de functie niet
actief.
Collectorkoelfunctie
Bij het bereiken van de ingestelde
gewenste temperatuur van de boi-
ler ”S SL” wordt de zonnecircuitpomp
uitgeschakeld.
Als de collectortemperatuur tot de inge-
stelde maximumtemperatuur van de col-
lector ”KMX” stijgt, wordt de pomp
zolang ingeschakeld tot de temperatuur
5 K lager is (het symbool ”
È
” knippert).
Daarbij kan de boilertemperatuur verder
stijgen, maar slechts tot 90 °C; daarna
wordt de zonnecircuitpomp uitgescha-
keld (het symbool ”
¨
” knippert).
1. ”OKX” op ”On” zetten (zie
pagina 43).
2. Waarde voor ”KMX” instellen.
Instelparameter Toestand bij levering Instelbereik
KMX 110 °C 90 – 190 °C
Minimale collectortemperatuurbegrenzing
Minimum-inschakeltemperatuur ”KMN”
die overschreden moet worden zodat de
zonnecircuitpomp wordt ingeschakeld.
Daarmee wordt veelvuldig inschakelen
van de pomp voorkomen.
Als de temperatuur met 5 K wordt onder-
schreden wordt de pomp uitgeschakeld;
het symbool ”
e
” knippert.
Functiebeschrijving
Collector-grenstemperatuur
5442 250 NL
Service