19
Boilertemperatuur instellen
Vitotrans 222 voor constante aanvoertemperaturen
De bovenste boilertemperatuurregelaar
schakelt de boilerlading in, de onderste
boilertemperatuurregelaar schakelt de
boilerlading uit.
1. De bovenste boilertemperatuurrege-
laar minstens 5 ºC onder de zich
instellende laadtemperatuur begren-
zen.
Voorbeeld:
Laadtemperatuur 60 ºC,maximale
instelling van de bovenste boilertem-
peratuurregelaar 55 ºC,
2. De onderste boilertemperatuurrege-
laar minstens 5 ºC onder de instelling
van de bovenste boilertemperatuur-
regelaar begrenzen.
Voorbeeld:
Laadtemperatuur 60 ºC, bovenste
boilertemperatuurregelaar 55 ºC,
maximale instelling van de onderste
boilertemperatuurregelaar 50 ºC.
Aanwijzing
Als de twee boilertemperatuurregelaars
op dezelfde temperatuur worden inge-
steld, of als de afstand van de laadtem-
peratuur ten opzichte van de ingestelde
in- en uitschakeltemperatuur van de boi-
lertemperatuurregelaars te klein is, kan
de correcte werking van het boilerlaad-
systeem niet worden gegarandeerd.
Vitotrans 222 voor glijdende aanvoertemperaturen
De regeling van het boilerlaadsysteem
gebeurt door volgende regelingen:
■ Vitotronic 100
■ Vitotronic 200
■ Vitotronic 300
■ Vitotronic 300-K
AIs geen van deze regelingen aanwezig
is, of als meerdere boilerlaadsystemen
aanwezig zijn, kan de regeling ook door
een Vitotronic 200-H plaatsvinden.
Montage- en serviceaanwijzing
Vitotronic
1. Installatiespecifieke codering aan de
Vitotronic uitvoeren. Daarvoor in
codering 2 de volgende instellingen
uitvoeren:
Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen
(vervolg)
5465 320 B/fl