Beweeg de hendel niet te bruusk, om te voorkomen dat de machine steigert en onbe-
stuurbaar wordt.
R
EMMEN
Bij modellen met mechanische aandrijving:
Om te remmen dient u het rempedaal helemaal in te trappen nadat eerst door middel
van de gashendel snelheid teruggenomen is om het remsysteem niet onnodig te bela-
sten.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
Trap het rempedaal in om te remmen. De snelheidsregelaar keert automatisch terug
naar de «N» stand.
A
CHTERUITRIJDEN
Bij modellen met mechanische aandrijving:
Het inschakelen van de achteruit DIENT bij stilstand te gebeuren. Trap het pedaal in tot-
dat de machine stilstaat, schakel de achteruit in door de versnellingspook opzij te
duwen en in de «R» stand te zetten. Laat het pedaal geleidelijk opkomen om de koppe-
ling in te schakelen en begin met de achteruitrijmanoeuvre.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
Het inschakelen van de achteruit DIENT bij stilstand te gebeuren.
Stop de machine en schakel de achteruit in door de snelheidsregelaar richting «R» te
schuiven.
5.3 HET GRAS MAAIEN
H
ET MES INSCHAKELEN EN VOORUITRIJDEN
Als u zich op het te maaien gazon bevindt:
– zet de gashendel in de «SNEL» stand;
– schakel het mes in door de hendel in stand «B» te zetten;
➤
➤
➤
➤
NEE 22 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN