59
Uit veiligheids- en vergunningsoverwegingen (CE) is het eigenmachtig ombouwen en/of wijzigen van
het apparaat niet toegestaan.
Raadpleeg een vakman wanneer u twijfelt over de werking, veiligheid of aansluiting van het apparaat.
Meetapparaten en accessoires zijn geen speelgoed; houd deze buiten bereik van kinderen!
In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking
tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen.
In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoen-
de toezicht worden gehouden op de bediening van meetapparaten.
De spanning tussen de meetbussen van het multimeterdeel en aardpotentiaal mag niet hoger zijn dan
600 V DC/AC in CAT III.
Op de krokodillenklemmen van het leidingidentificatiedeel (14 en 19) mogen geen spanningen >16
V/DC worden aangesloten. Deze klemmen zijn alleen voorzien voor signaal- en stuurspanningen resp.
voor spanningsloze leidingen.
Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van het meetobject worden verwijderd.
Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >25 V wissel- (AC) resp. >35 V gelijkspanning
(DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van elektrische geleiders een levensge-
vaarlijke elektrische schok krijgen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetdraden op beschadiging(en). Voer in geen
geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is.
Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten aansluitin-
gen/meetpunten tijdens de meting niet (ook niet indirect) aanraakt. Pak tijdens het meten niet boven
de tastbare handgreepmarkeringen op de meetpunten vast.
Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag! / energierijke
overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakeling en onderdelen van de
schakeling enz. absoluut droog zijn.
Vermijd een gebruik van het apparaat in de onmiddellijke buurt van sterke magnetische of elektro-
magnetische velden, zendantennes of HF-generatoren. Daardoor kan de meetwaarde worden ver-
valst.
Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag het apparaat niet
meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik. Er is wellicht sprake
van onveilig gebruik als:
- het apparaat zichtbaar is beschadigd,
- het apparaat niet meer werkt en
- het apparaat langdurig onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen
- of het apparaat tijdens transport te zwaar is belast.
Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in wanneer het van een koude naar een warme ruimte
gebracht werd. Door het condenswater dat wordt gevormd, kan het apparaat onder bepaalde omstan-
digheden beschadigd raken. Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
Gebruik voor het meten alleen de meegeleverde meetsnoeren resp. meetaccessoires, die op de spe-
cificaties van de multimeter afgestemd zijn.
Neem ook de veiligheidsvoorschriften in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.