107
e) Diodetest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie .
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (9); het zwarte
meetsnoer in de COM-meetbus (8).
- Druk op de toets “MODE” om de meetfunctie om te schakelen.
Op het display verschijnt het symbool voor de diodetest. Door
nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende meetfun-
ctie ingeschakeld.
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meet-
stiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een waarde
van ca. 0 V instellen.
- Sluit nu de beide meetsnoeren aan op het meetobject
(diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V)
weergegeven. Als “OL” verschijnt, wordt de diode in sper-
richting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbreking).
Voer ter controle een meting door met omgekeerde polari-
teit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
f)Doorgangstest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie .
- Druk 2x op de toets “MODE” om de meetfunctie om te
schakelen. Op het display verschijnt het symbool voor de
doorgangsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt de eerste meetfunctie ingeschakeld.
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (9); het zwarte
meetsnoer in de COM-meetbus (8).
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 50 ohm herkend;
hierbij klinkt een pieptoon. De weerstandswaarde wordt tot
max. 399.9 Ohm aangeduid.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display
verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het
meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.