V (resp. 250 mV, 700 mV tot ca. 3200 mV) gemeten, indien het
diodetraject niet defect is.
Als u nu de testpunten omruilt, dus rood aan kathode en zwart
aan anode, zo controleert u de zog. blokkeerrichting van het di-
odetraject.
Verschijnt hierna "3,3V", is de diode in orde. Wordt daarentegen
een anderespanningswaarde weergegeven, heeft u het meetob-
ject fout aangesloten of het is defect.
Bovendien kunt u bij meetwaarden < 100 mV een akoestisch sig-
naal horen..
3. Dit akoestische signaal hoort u ook tijdens een doorgangstest
voor weerstanden met minder dan 100 Ohm.
Let er bij de diodetest resp. bij de doorgangscon-
trole beslist op dat de diode resp. de schakeling,
waarin deze eventueel ingebouwd is, beslist span-
ningloos moet zijn. Alle aanwezige capaciteiten
moeten ontladen zijn.
H Frequentiemeting
Uitsluitend bij de frequentiemeting beschikt het meetapparaat over
een zog. AUTO RANGE. Dit betekent dat het meetbereik zich
zelfstandig instelt, telkens naar aanliggende frequentie, en is te her-
kennen aan de positie van de decimale punt.
- Achten Sie darauf, daß beim Verschließen die Leitungen des
Anschlußclips (rot und schwarz) nicht gequetscht werden.
ACHTUNG!
Betreiben Sie das Meßgerät auf keinen Fall im
geöffneten Zustand. !Lebensgefahr!
Lassen Sie keine verbrauchten Batterien im Meß-
gerät, da selbst auslaufgeschützte Batterien korro-
dieren können und dadurch Chemikalien freigesetzt
werden können, welche Ihrer Gesundheit schaden
bzw. das Batteriefach zerstören.
Verbrauchte Batterien sind als Sondermüll zu be-
trachten und müssen daher umweltgerecht entsorgt
werden. Hierfür gibt es bei den Fachhändlern bzw. in
den Wertstoffhöfen spezielle Sammelbehälter.
B Inbetriebnahme
Einstellelement Meßfunktionsschalter oder Drehschalter
Über den Drehschalter wird das Meßgerät sowohl eingeschaltet,
als auch ausgeschaltet (OFF).
ACHTUNG!
Der Meßfunktionsschalter darf während der Mes-
sung auf keinen Fall verstellt werden, da dadurch
das Meßgerät zerstört werden kann (Abrißfunken)
bzw. für Sie als Folge davon bei Spannungen größer
als 25 VACrms bzw. 35 VDC Lebensgefahr bestehen
kann.
Überschreiten Sie niemals die max. Eingangs-
größen, da sonst durch Beschädigung des Meß-
gerätes für Sie Lebensgefahr besteht.
13
