Kinderen en veiligheid.............................................................................35
VEILIGHEID
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
18
Algemene informatie
G020104
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de
veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er
daarom op dat alle passagiers hun veiligheids-
gordel omhebben. Voor optimale bescherming
door de veiligheidsgordel is het van belang dat
de gordel goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De vei-
ligheidsgordel biedt de beste bescherming bij
een normale rijhouding.
De veiligheidsgordel omdoen
±
Trek de veiligheidsgordel langzaam uit en
maak deze vast door de borglip in de slui-
ting te steken. Een duidelijke “klik” geeft
aan dat de veiligheidsgordel vastzit.
Veiligheidsgordel losmaken
±
Druk op de rode knop van de sluiting en
laat het oprolmechanisme de veiligheids-
gordel naar binnen trekken. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, moet u de
veiligheidsgordel handmatig zo ver terug-
rollen dat deze niet langer slap hangt.
De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kan
niet verder worden uitgetrokken:
•
wanneer u de gordel te snel uittrekt
•
wanneer u remt of optrekt
•
als de auto sterk overhelt.
Let erop dat
•
u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de veiligheidsgordel
niet strak langs uw lichaam kunt trekken
•
er geen slagen in de veiligheidsgordel zit-
ten en dat hij nergens achter blijft steken
•
de heupgordel laag moet zitten (niet over
de buik)
•
u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
WAARSCHUWING
Elke veiligheidsgordel is bestemd ter
bescherming van slechts één persoon.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te
repareren. Volvo adviseert u daarvoor con-
tact op te nemen met een erkende Volvo-
werkplaats. Als een veiligheidsgordel aan
grote krachten heeft blootgestaan zoals tij-
dens een aanrijding, moet u de veiligheids-
gordel in zijn geheel vervangen. De veilig-
heidsgordel kan een deel van zijn bescher-
mende eigenschappen hebben verloren,
zelfs als de veiligheidsgordel ogenschijnlijk
niet beschadigd is. Vervang de veiligheids-
gordel ook als deze versleten of beschadigd
is. De nieuwe veiligheidsgordel moet zijn
goedgekeurd en bedoeld voor montage op
dezelfde positie als de vervangen veilig-
heidsgordel.
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
``
19
Veiligheidsgordel en zwangerschap
G020105
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat
u de veiligheidsgordel draagt. Nog belangrijker
is het dat u de veiligheidsgordel dan op de
juiste manier draagt. De veiligheidsgordel moet
strak langs de schouder lopen, waarbij het dia-
gonale deel van de veiligheidsgordel tussen de
borsten en tegen de zijkant van de buik ligt.
Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vlak tegen de buitenkant van de boven-
benen liggen en zo ver mogelijk onder de buik
liggen. Het mag nooit over de buik omhoog
kunnen glijden. De veiligheidsgordel moet zo
strak mogelijk over het lichaam lopen zonder
onnodige speling. Controleer ook of de gordel
nergens gedraaid zit.
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met
gemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-
nen komen). Streef ernaar de afstand tussen de
buik en het stuur zo groot mogelijk te maken.
Gordelwaarschuwing
G018084
Er gaan waarschuwingslampjes branden en er
worden geluidssignalen afgegeven wanneer
iemand de gordel niet draagt. Of er geluidssig-
nalen klinken, hangt af van de snelheid. De
waarschuwingslampjes zitten in de plafond-
console en op het instrumentenpaneel.
Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet
voor kinderzitjes.
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor de
achterbank is tweeledig:
•
Aangeven welke veiligheidsgordels van de
achterbank er worden gebruikt. Bij gebruik
van de veiligheidsgordels of het openen
van een van de achterportieren verschijnt
er een melding op het informatiedisplay.
De melding verdwijnt automatisch na ca.
30 seconden rijden, maar kan ook hand-
matig worden verwijderd door op de knop
READ op de richtingaanwijzerhendel te
drukken.
•
Waarschuwen dat iemand op de achter-
bank de veiligheidsgordel heeft losgeno-
men. Er wordt gewaarschuwd met een
melding op het informatiedisplay in com-
binatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingslampje. De waarschuwing
stopt wanneer de veiligheidsgordel weer is
omgedaan, maar kan ook handmatig wor-
den bevestigd door op de knop READ te
drukken.
De melding op het informatiedisplay, die aan-
geeft welke veiligheidsgordels er gebruikt wor-
den, is altijd beschikbaar. Druk op de knop
READ om de opgeslagen meldingen te zien.
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
20
Bepaalde markten
Er gaat een waarschuwingslampje branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wanneer
de bestuurder de gordel niet draagt. Op lage
snelheden klinkt de eerste 6 seconden lang een
geluidssignaal.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels voorin alsmede die van
de buitenste zitplaatsen op de achterbank zijn
uitgerust met gordelspanners. Dit is een
mechanisme dat bij een voldoende krachtige
aanrijding de veiligheidsgordel rond het
lichaam spant. De veiligheidsgordel kan de
passagier daarmee beter in de stoel gedrukt
houden.
WAARSCHUWING
De gesp van de veiligheidsgordel aan pas-
sagierszijde nooit aanbrengen in de gordel-
sluiting aan bestuurderszijde. De gesp van
de veiligheidsgordel altijd aanbrengen in de
gordelsluiting aan de juiste zijde. De veilig-
heidsgordels nooit beschadigen en geen
vreemde voorwerpen aanbrengen in de gor-
delsluiting. De veiligheidsgordels en de gor-
delsluiting werken anders mogelijk niet naar
behoren tijdens een aanrijding. Er bestaat
gevaar voor ernstige verwondingen.
01 Veiligheid
Airbagsysteem
01
21
Waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel gaat branden, wanneer u de trans-
pondersleutel naar sleutelstand I, II of III draait.
Het symbool dooft na ca. 6 seconden, wanneer
de regelmodule heeft vastgesteld dat het air-
bagsysteem geen storingen vertoont.
Behalve het brandende waarschu-
wingslampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is, een
melding op het display. Als het
waarschuwingslampje niet werkt,
gaat het waarschuwingsdrie-
hoekje branden en verschijnt er
SRS-AIRBAG SERVICE
VEREIST
of SRS-AIRBAG
SERVICE SPOED
op het display. Volvo advi-
seert u zo spoedig mogelijk contact op te
nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
den korte tijd oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook duiden op een storing in de
gordelspanners, het SIPS-, het SRS- of het
IC-systeem. Volvo adviseert u zo spoedig
mogelijk contact op te nemen met een
erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid
Airbags
01
22
Airbagsysteem
G020111
SRS-systeem, auto met het stuur links
Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-
soren. Bij een voldoende krachtige aanrijding
reageren de sensoren, waarna één of meer air-
bags worden opgeblazen. Daarbij worden de
airbags warm. Om de klap op te vangen loopt
de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag
raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto
op. Dit is volkomen normaal. Het totale ver-
loop, van het opblazen tot het leeglopen van de
airbag, neemt enkele tienden van een seconde
in beslag.
WAARSCHUWING
Volvo adviseert u voor reparatie contact op
te nemen met een erkende Volvo-werk-
plaats. Verkeerde ingrepen in het airbag-
systeem kunnen aanleiding geven tot sto-
ringen in de werking met mogelijk ernstig
lichamelijk letsel tot gevolg.
G020110
SRS-systeem, auto met het stuur rechts
N.B.
De reactie van de sensoren hangt af van de
ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
of de passagierszijde vooraan wordt gedra-
gen of niet.
Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-
ken slechts één (of geen enkele) van de air-
bags wordt opgeblazen. Het SRS-systeem
registreert de botskracht waaraan de auto
blootstaat en stemt de activering van een of
meerdere airbags daarop af.
Ook de capaciteit van de airbags wordt
afgestemd op de botskracht waaraan de
auto blootstaat.
01 Veiligheid
Airbags
01
23
G020113
Positie van de passagiersairbag in een auto met
het stuur links of rechts.
WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen voor of boven op
het dashboard in het gebied waar de pas-
sagiersairbag is aangebracht.
Airbag aan de bestuurderszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
aan de bestuurderszijde ook een airbag in het
stuurwiel. Deze ligt opgevouwen in het midden
van het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van
het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
Airbag aan de passagierszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
aan de passagierszijde ook een airbag in het
stuurwiel. Deze ligt opgevouwen in een ruimte
boven het dashboardkastje. Het paneel is
voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
Om de kans op letsel bij het opblazen van
de airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de rug-
leuning. De veiligheidsgordel moet goed
vastzitten.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is.
1
Laat niemand nooit voor de passagierstoel
zitten of staan. Kinderen kleiner dan 1,40 m
mogen nooit op de passagiersstoel plaats-
nemen als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
24
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
PACOS deactiveren met sleutel*
Algemene informatie
De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac-
tiveerd worden met een schakelaar als de auto
is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut
Off Switch). Zie de tekst onder het kopje Acti-
veren/deactiveren voor informatie over active-
ring/deactivering.
Schakelaar voor deactivering met sleutel
De schakelaar voor activering/deactivering van
de passagiersairbag, PACOS (Passenger Air-
bag Cut Off Switch) zit aan de passagierszijde
aan de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen (zie
onder het kopje “Activeren/Deactiveren” ver-
derop).
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo adviseert u het sleutelblad
te gebruiken om de stand te wijzigen.
Voor informatie over het sleutelblad, zie
pagina 121.
WAARSCHUWING
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
WAARSCHUWING
Als de auto is uitgerust met een airbag aan
de passagierszijde maar geen schakelaar
(PACOS) heeft, is de airbag altijd geacti-
veerd.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel, als het brandende symbool
op
de plafondconsole aangeeft dat de passa-
giersairbag geactiveerd is. Het niet opvol-
gen van de bovenstaande aanbeveling kan
levensgevaarlijke situaties opleveren voor
het kind.
WAARSCHUWING
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel oplicht terwijl de melding op het
plafondpaneel aangeeft dat de airbag aan
die kant gedeactiveerd is. Dit duidt op een
ernstige storing. Volvo adviseert u zo spoe-
dig mogelijk een erkende Volvo-werkplaats
te bezoeken
Activeren/deactiveren
Locatie van de schakelaar voor activering/deacti-
vering van de passagiersairbag
De airbag is geactiveerd. Met de schake-
laar in deze stand kunnen kinderen groter
dan 1,40 m aan de passagierszijde op de
voorstoel zitten, maar kinderen in een kin-
derzitje of op een comfortkussen beslist
niet.
De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-
kelaar in deze stand kunnen kinderen in
een kinderzitje of op een comfortkussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zit-
ten, maar passagiers groter dan 1,40 m
beslist niet.
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
25
WAARSCHUWING
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel, wanneer de airbag aan die kant geac-
tiveerd is. Laat evenmin personen die klei-
ner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-
men.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Personen groter dan 1,40 m mogen nooit op
de passagiersstoel plaatsnemen, als de air-
bag gedeactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
Berichten
2
G018082
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan de
passagierszijde gedeactiveerd is.
Een tekstmelding en een brandend symbool op
het plafondpaneel op de plafondconsole geven
aan dat de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is (zie voorgaande afbeelding).
G018083
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan de
passagierszijde geactiveerd is.
Een waarschuwingssymbool op de plafondpa-
neel op de plafondconsole geeft aan of de pas-
sagiersairbag voorin geactiveerd is (zie voor-
gaande afbeelding).
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
26
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
N.B.
Bij het omdraaien van de transpondersleutel
naar sleutelstand II of III brandt ca. 6 secon-
den lang het waarschuwingssymbool voor
de airbags op het instrumentenpaneel, zie
pagina 21.
Daarna gaat de indicator op de plafondcon-
sole branden die de status van de passa-
giersairbag aangeeft. Voor meer informatie
over de verschillende sleutelstanden van
het contactslot (zie pagina 150).
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
``
27
SIPS-airbag
G020118
Positie van de SIPS-airbags.
Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deel
van de botskracht door het SIPS-systeem
(Side Impact Protection System) over balken,
stijlen, vloer, dak en andere delen van de car-
rosserie verdeeld. De SIPS-airbags aan de
bestuurders- en de passagierszijde bescher-
men de borstkas en vormen een belangrijk
onderdeel van het SIPS-systeem. De SIPS-air-
bags zijn aangebracht in de frames van de rug-
leuning van de voorstoelen.
WAARSCHUWING
•
Volvo adviseert u reparaties over te
laten aan een erkende Volvo-werk-
plaats. Verkeerde ingrepen in het SIPS-
airbagsysteem kunnen aanleiding
geven tot storingen in de werking met
mogelijk ernstig lichamelijk letsel tot
gevolg.
•
Plaats geen voorwerpen tussen de
stoelen en de portierpanelen, omdat dit
gebied binnen de actieradius van de
SIPS-airbag ligt.
•
Volvo adviseert u alleen stoelhoezen te
gebruiken die door Volvo zijn goedge-
keurd. Andere stoelhoezen kunnen de
SIPS-airbags in hun werking hinderen.
•
De SIPS-airbag vormt een aanvulling op
de veiligheidsgordel. Draag altijd de vei-
ligheidsgordel.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
De SIPS-airbags beïnvloeden de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussen
op de voorstoel te plaatsen, als de auto aan de
passagierszijde niet is uitgerust met een geac-
tiveerde
1
airbag.
Positie
G025315
Bestuurdersplaats, auto met het stuur links.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS), zie pagina 24.
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
28
G025316
Passagiersplaats, auto met het stuur links.
Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags en
sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-
ding reageren de sensoren, die op hun beurt
de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags
worden vervolgens opgeblazen tussen de
inzittende en het portierpaneel. Daarmee van-
gen de SIPS-airbags de klap van de aanrijding
op voor de inzittende, waarna de airbags weer
leeglopen. De SIPS-airbag wordt normaal
gesproken alleen opgeblazen aan de kant van
de aanrijding.
01 Veiligheid
Opblaasgordijnen (IC-systeem)
01
29
Eigenschappen
G015265
De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Infla-
table Curtain) maken deel uit van het SIPS-
systeem en de airbags. Ze zitten verborgen
achter de plafondbekleding langs beide zijden
van de auto en beschermen inzittenden op de
buitenste zitplaatsen van de auto. Bij een vol-
doende krachtige aanrijding reageren de sen-
soren, die op hun beurt de opblaasgordijnen
activeren. Het systeem helpt voorkomen dat
de bestuurder en eventuele passagiers bij een
botsing met hun hoofd tegen de binnenkant
van de auto slaan.
WAARSCHUWING
Hang of bevestig nooit zware voorwerpen
aan de plafondhandgrepen. De haak is
alleen bedoeld voor niet al te zware kleding-
stukken (en niet voor harde voorwerpen
zoals paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op de
plafondbekleding, portierstijlen of de zijpa-
nelen van de auto. Ze kunnen daarbij hun
beschermende werking verliezen. Volvo
adviseert u uitsluitend originele Volvo-
onderdelen, bestemd voor montage op
deze plaatsen, te gebruiken.
WAARSCHUWING
Zorg dat de lading in de auto niet uitsteekt
boven de denkbeeldige, horizontale lijn op
50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.
Anders is het mogelijk dat de opblaasgor-
dijnen die schuilgaan achter de plafondbe-
kleding geen beschermingen meer bieden.
WAARSCHUWING
De opblaasgordijnen vormen een aanvulling
op de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
30
Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS
G020347
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende rug-
leuningen en speciaal voor het systeem ont-
wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-
stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een
aanrijding van achteren, afhankelijk van de
hoek waaronder en de snelheid waarmee het
achteropkomende voertuig de auto raakt en de
materiaaleigenschappen van dat voertuig.
WAARSCHUWING
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Draag altijd de vei-
ligheidsgordel.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de voorstoelen
verandert. Zo wordt de kans op zogeheten whi-
plash-letsel beperkt.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of het
WHIPS-systeem aan en probeer ze nooit
zelf te repareren. Volvo adviseert u daarvoor
contact op te nemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem beïnvloedt de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zoveel moge-
lijk in het midden van de stoel plaatsnemen en
de afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun
zo klein mogelijk houden.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
31
Zorg dat u de werking van het WHIPS-
systeem niet beïnvloedt
G020125
Plaats geen voorwerpen op de vloer achter de
bestuurders- of passagiersstoel die het WHIPS-
systeem kunnen hinderen.
WAARSCHUWING
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat
u de werking van het WHIPS-systeem niet
beïnvloedt.
G020126
Plaats geen voorwerpen op de achterbank die het
WHIPS-systeem kunnen hinderen.
WAARSCHUWING
Als u een van de ruggedeelten van de ach-
terbank hebt neergeklapt, moet u de voor-
stoel aan dezelfde kant naar voren schuiven
zodat de rugleuning van de stoel niet tegen
het neergeklapte ruggedeelte van de ach-
terbank aankomt.
WAARSCHUWING
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten zoals bij een aanrijding van ach-
teren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren. Volvo adviseert u het te laten
controleren door een erkende Volvo-werk-
plaats.
Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn
beschermende eigenschappen hebben ver-
loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact
is.
Volvo adviseert u contact op te nemen met
een erkende Volvo-werkplaats voor een
controle van het systeem, ook na een lichte
aanrijding van achteren.
01 Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
01
32
Activering van de systemen
SysteemActivering
Gordelspanners voorstoelenBij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of van achteren
Gordelspanners buitenste zitplaatsen achterbankBij een frontale botsing
Airbags
Bij een frontale botsing.
A
SIPS-airbags
Bij een aanrijding in de zij
A
Opblaasgordijnen (IC-systeem)
Bij een aanrijding in de zij
A
WHIPS-systeemBij een aanrijding van achteren
A
Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het gewicht van het lichaam waarmee de
auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.
Na activering van de airbags adviseren wij u het
volgende:
•
Laat de auto wegslepen. Volvo adviseert u
de te auto te laten wegslepen naar een
erkende Volvo-werkplaats. Rijd niet met
opgeblazen airbags.
•
Volvo adviseert u het vervangen van de
onderdelen van de veiligheidssystemen in
de auto over te laten aan een erkende
Volvo-werkplaats.
•
Neem altijd contact op met een arts.
N.B.
De airbags, het SIPS-systeem, het IC-sys-
teem en de gordelspanners worden bij een
botsing slechts eenmaal geactiveerd.
WAARSCHUWING
De regeleenheid van het airbagsysteem zit
in de middenconsole. Als de middencon-
sole doorweekt geraakt is, moet u de accu-
kabels loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten, omdat de airbags daarbij geacti-
veerd kunnen worden. Laat de auto weg-
slepen. Volvo adviseert u de te auto te laten
wegslepen naar een erkende Volvo-werk-
plaats.
01 Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
01
33
WAARSCHUWING
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-
nen u bij het sturen danig in de weg zitten.
Ook de andere veiligheidssystemen kunnen
beschadigd zijn. Langdurige blootstelling
aan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomen
bij het opblazen van de airbags kan oog- en
huidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatie
met koud water. De snelheid waarmee de
airbags/gordijnen worden opgeblazen kan
in combinatie met de toegepaste materialen
resulteren in schaaf- en brandwonden aan
de huid.
01 Veiligheid
Crash mode
01
34
Rijden na een aanrijding
G029042
Als de auto betrokken is geweest bij een aan-
rijding, kan de melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
op het informatiedisplay ver-
schijnen. Dit betekent dat de functionaliteit van
de auto is verminderd. Crash mode is een vei-
ligheidsfunctie die in werking treedt wanneer
de aanrijding belangrijke onderdelen van de
auto zoals de brandstofleidingen, de sensoren
voor een van de veiligheidssystemen of het
remsysteem, kan hebben beschadigd.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag evenmin een brand-
stofgeur waarneembaar zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld dat
er geen brandstof lekt, kunt u proberen de
motor te starten.
Haal de transpondersleutel uit het contact en
steek hem er opnieuw in. De elektronica van de
auto probeert te resetten naar de normale
stand. Probeer vervolgens de auto te starten.
Als
CRASH MODE ZIE HANDLEIDING nog
steeds op het display staat, mag u niet met de
auto rijden en hem evenmin verslepen. Verbor-
gen schade kan de auto tijdens het rijden onbe-
stuurbaar maken, zelfs als het lijkt dat u nog
met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt weer-
gegeven nadat de
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
is gereset, mag u de auto
voorzichtig uit de huidige, gevaarlijke positie
verrijden. Verrijd de auto niet verder dan nodig.
WAARSCHUWING
Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
elektronische onderdelen te resetten nadat
de auto in de Crash mode heeft gestaan. Dit
kan aanleiding geven tot letsel of een
slechte functie van de auto. Volvo adviseert
u de auto altijd in een erkende Volvo-werk-
plaats te laten controleren en naar
NORMAL MODE te laten resetten nadat de
melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
is verschenen.
WAARSCHUWING
Probeer onder geen beding de auto
opnieuw te starten, als u brandstof ruikt ter-
wijl de melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
wordt weergegeven. Ver-
laat de auto onmiddellijk.
WAARSCHUWING
De auto mag niet worden weggesleept
zolang deze in de CRASH MODE staat. De
auto moet worden weggesleept. Volvo advi-
seert u de te auto te laten wegslepen naar
een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
35
Kinderen moeten comfortabel en veilig
zitten
Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk te
vervoeren in een achterstevoren gemonteerd
kinderzitje (in ieder geval tot een leeftijd van 3–
4 jaar) en daarna tot een leeftijd van 10 jaar op/
in een comfortkussen of een kinderzitje dat in
de rijrichting geplaatst is.
De plaats van het kind in de auto en de vereiste
uitrusting zijn afhankelijk van het gewicht en de
lengte van het kind (voor meer informatie, zie
pagina 37).
N.B.
De wettelijke bepalingen voor het vervoer
van kinderen in de auto verschillen van land
tot land. Ga na welke regels er in uw land
van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
Volvo beschikt over kinderveiligheidsproduc-
ten (kinderzitjes, comfortkussen en bevesti-
gingsmaterialen) die speciaal voor uw auto zijn
ontwikkeld. Wanneer u voor kinderveiligheids-
producten van Volvo kiest schept u niet alleen
optimale voorwaarden voor een veilig vervoer
van uw kind(eren), u weet bovendien zeker dat
de producten passen en eenvoudig in het
gebruik zijn.
N.B.
Neem voor duidelijker instructies voor de
bevestiging van kinderveiligheidsproducten
contact op met de producent.
Kinderzitjes
G020128
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.
N.B.
Bij gebruik van andere op de markt verkrijg-
bare kinderveiligheidsproducten is het van
belang dat u de bijgeleverde montage-
instructies zorgvuldig doorleest en nauw-
keurig opvolgt.
Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje
nooit vast aan de hendel waarmee u de voor-
stoel in de lengterichting verstelt of aan veren,
rails of balken onder de stoel. Door scherpe
randen kunnen de bevestigingsbanden
beschadigd raken.
Raadpleeg voor de juiste montage de monta-
gevoorschriften bij het kinderzitje.
Positie van kinderzitjes
Het volgende kan worden gebruikt:
•
een kinderzitje/comfortkussen op de pas-
sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-
sagierszijde gedeactiveerd
1
is.
•
en of meer kinderzitjes/comfortkussen op
de achterbank.
Plaats kinderzitjes/comfortkussens altijd op de
achterbank als de passagiersairbag geacti-
veerd is. Als de airbag wordt geactiveerd, kan
een kind aan de passagierszijde ernstig letsel
oplopen.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
36
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is
2
.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel voorin plaatsnemen,
als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
WAARSCHUWING
Gebruik geen kinderzitjes met stalen beu-
gels of andere constructies die tegen de
ontgrendelingsknop van de gordelsluiting
kunnen aankomen. Dit om te voorkomen
dat de gordels plotseling losschieten.
Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-
kant tegen de voorruit aankomt.
Sticker airbag
Sticker aan passagierszijde, op de korte kant van
het dashboard, zie afbeelding op pagina 24.
2
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
37
Aanbevolen kinderzitjes
3
Gewicht
Voorstoel
A
Buitenste zitplaats van de achter-
bank
Middelste zitplaats achterbank
Groep 0
max. 10 kg
Groep 0+
max. 13 kg
Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-
terstevoren gemonteerd babyzitje beves-
tigd met ISOFIX-systeem.
Typegoedkeuring: E1 04301146
Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-
terstevoren gemonteerd babyzitje beves-
tigd met ISOFIX-systeem.
Typegoedkeuring: E1 04301146
Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-
terstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel
Typegoedkeuring: E1 04301146
Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-
terstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel
Typegoedkeuring: E1 04301146
Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – ach-
terstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel.
Typegoedkeuring: E1 03301146
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen tussen
het kinderzitje en het dashboard.
Typegoedkeuring: E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel, bevestigingsband en steun.
Typegoedkeuring: E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel, bevestigingsband en steun.
Typegoedkeuring: E5 03135
Kinderzitjes met universele goedkeuring.Kinderzitjes met universele goedkeuring.Kinderzitjes met universele goedkeuring.
3
Om andere zitjes te kunnen gebruiken dient de auto op de lijst van de producent te staan of een universele goedkeuring te hebben conform ECE R44.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
38
Gewicht
Voorstoel
A
Buitenste zitplaats van de achter-
bank
Middelste zitplaats achterbank
Groep 1
9–18 kg
Achterstevoren gemonteerd Volvo-kin-
derzitje (Volvo Convertible Child Seat) –
achterstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel en
bevestigingsband.
Typegoedkeuring: E5 04192
Achterstevoren gemonteerd Volvo-kin-
derzitje (Volvo Convertible Child Seat) –
achterstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel en
bevestigingsband.
Typegoedkeuring: E5 04192
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen tussen
het kinderzitje en het dashboard.
Typegoedkeuring: E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel, bevestigingsband en steun.
Typegoedkeuring: E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinderzitje
(Child Seat) – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met veilig-
heidsgordel, bevestigingsband en steun.
Typegoedkeuring: E5 03135
Britax Fixway – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-
systeem en bevestigingsband.
Typegoedkeuring: E5 03171
Britax Fixway – achterstevoren gemon-
teerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-
systeem en bevestigingsband.
Typegoedkeuring: E5 03171
Kinderzitjes met universele goedkeuring.Kinderzitjes met universele goedkeuring.Kinderzitjes met universele goedkeuring.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
39
Gewicht
Voorstoel
A
Buitenste zitplaats van de achter-
bank
Middelste zitplaats achterbank
Groep 2
15–25 kg
Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar
Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible
Child Seat) – achterstevoren gemonteerd
kinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-
del en bevestigingsband
Typegoedkeuring: E5 04192
Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar
Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible
Child Seat) – achterstevoren gemonteerd
kinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-
del en bevestigingsband
Typegoedkeuring: E5 04192
Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar
Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible
Child Seat) – in rijrichting gemonteerd
kinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-
del.
Typegoedkeuring: E5 04191
Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar
Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible
Child Seat) – in rijrichting gemonteerd
kinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-
del.
Typegoedkeuring: E5 04191
Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar
Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible
Child Seat) – in rijrichting gemonteerd
kinderzitje bevestigd met veiligheidsgor-
del.
Typegoedkeuring: E5 04191
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
40
Gewicht
Voorstoel
A
Buitenste zitplaats van de achter-
bank
Middelste zitplaats achterbank
Groep 2/3
15–36 kg
Volvo-comfortkussen met rugleuning
(Volvo Booster Seat with backrest).
Typegoedkeuring: E1 04301169
Volvo-comfortkussen met rugleuning
(Volvo Booster Seat with backrest).
Typegoedkeuring: E1 04301169
Volvo-comfortkussen met rugleuning
(Volvo Booster Seat with backrest).
Typegoedkeuring: E1 04301169
Kinderzitje met of zonder rugleuning
(Booster Cushion with and without
backrest).
Typegoedkeuring: E5 03139
Kinderzitje met of zonder rugleuning
(Booster Cushion with and without
backrest).
Typegoedkeuring: E5 03139
Kinderzitje met of zonder rugleuning
(Booster Cushion with and without
backrest).
Typegoedkeuring: E5 03139
Geïntegreerd kinderzitje (Integrated
Booster Cushion) – verkrijgbaar als
fabrieksoptie.
Typegoedkeuring: E5 03168
A
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is
4
.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel voorin plaatsnemen,
als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
4
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
41
Geïntegreerde kinderzitjes*
G015013
De geïntegreerde kinderzitjes van Volvo op de
beide buitenste zitplaatsen achterin zijn speci-
aal ontworpen om kinderen maximale bescher-
ming te bieden. In combinatie met de aanwe-
zige veiligheidsgordels zijn de geïntegreerde
kinderzitjes goedgekeurd voor kinderen met
een gewicht van 15 tot 36 kg.
Geïntegreerd kinderzitje uitklappen
G020808
Trek aan de handgreep zodat het kinder-
zitje omhoogkomt.
Pak het zitje met beide handen vast en duw
het naar achteren.
Druk het zo ver achteruit dat het vergren-
delt.
WAARSCHUWING
Het kinderzitje moet in de vergrendelde
stand staan voordat u het kind in het zitje
aanbrengt.
Zorg dat:
•
het kinderzitje in de vergrendelde stand
staat
•
de veiligheidsgordel goed strak langs het
lichaam van het kind loopt, nergens slap
hangt of verdraaid is en dat de veiligheids-
gordel goed over de schouder ligt
•
de heupgordel laag over het bekken loopt
om maximale bescherming te bieden
•
de veiligheidsgordel niet tegen de nek van
het kind aankomt of onder de schouder
langs loopt
•
Stel de stand van de hoofdsteun zorgvul-
dig af op de lengte van het kind.
WAARSCHUWING
Laat reparatie of vervanging over aan een
werkplaats. Volvo adviseert u daarvoor con-
tact op te nemen met een erkende Volvo-
werkplaats. Verricht zelf geen wijzigingen in
of aanpassingen aan het geïntegreerde kin-
derzitje.
Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote
krachten heeft blootgestaan zoals tijdens
een aanrijding, moet u het geïntegreerde
kinderzitje in zijn geheel vervangen. Ook als
het geïntegreerde kinderzitje er intact uit-
ziet, kunnen er toch beschermende eigen-
schappen verloren zijn gegaan. Het geïnte-
greerde kinderzitje moet ook worden ver-
vangen als het erg versleten is.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
42
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Kinderzitje inklappen
G014507
Trek aan de handgreep.
Duw het kussen zo ver omlaag dat het
vastklikt.
N.B.
Let erop dat u het geïntegreerde kinderzitje
eerst moet inklappen voordat u de rugge-
deelten van de achterbank voorover kunt
klappen.
Kinderslot achterportieren
De bedieningsknoppen voor de ruiten in de
achterportieren en de openingshandgrepen op
de achterportieren zijn te blokkeren, zodat de
achterportieren en de zijruiten niet meer van de
binnenzijde kunnen worden geopend. Voor
meer informatie, zie pagina 133.
ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes*
G015268
Achter de onderkant van de ruggedeelten op
de beide buitenste zitplaatsen van de achter-
bank gaan de bevestigingspunten voor het
ISOFIX-systeem schuil.
Symbolen op de bekleding van de ruggedeel-
ten (zie bovenstaande afbeelding) geven de
positie van deze bevestigingspunten aan.
Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaag
om bij de bevestigingspunten te komen.
N.B.
Het ISOFIX-bevestigingssysteem is als
accessoire verkrijgbaar voor de passagiers-
stoel.
Houd u altijd aan de montage-instructies van
de fabrikant, wanneer u een kinderzitje/baby-
zitje aan de ISOFIX-bevestigingspunten vast-
zet.
01 Veiligheid
01
43
44
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Overzicht auto’s met het stuur links.......................................................46
Overzicht auto’s met het stuur rechts.....................................................48
Bedieningspaneel op bestuurdersportier................................................50
DieselDiesel: D2, D3 en D4ca. 52Diesel: zie pagina 144
A
De waterkwaliteit dient te voldoen aan de norm STD 1285,1.
B
De hoeveelheid koudemiddel verschilt per motortype. Voor de juiste informatie adviseert Volvo u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
11 Specificaties
Brandstof
11
``
291
CO
2
-uitstoot en brandstofverbruik
ABC
1.62209,21395,81697,1
2.0F
A
26010,91385,81837,7
2.025110,81335,71767,6
T529412,61506,42038,7
T531513,51516,52119,0
D21375,21013,81144,3
D31837,01064,01345,1
D32017,61194,51495,6
11 Specificaties
Brandstof
11
292
ABC
D41837,01064,01345,1
D42017,61194,51495,6
A
FlexiFuel-modellen kunnen op een willekeurige soort loodvrije benzine (95 RON) of op bio-ethanol (E85) rijden of op een mengsel daarvan. De auto neemt 30–40 % meer bij gebruik van E85 vanwege
de lagere energie-inhoud. De exacte toename in het brandstofverbruik hangt onder meer af van de rijstijl, de buitentemperatuur en de gebruikte brandstofkwaliteit.
A = stadsverkeer (l/100 km)
B = snelwegrit (l/100 km)
C = combinatierit (l/100 km)
Brandstofverbruik en uitstoot van
kooldioxide
De brandstofverbruiks- en emissiewaarden in
de bovenstaande tabel zijn gebaseerd op spe-
ciale EU-rijcycli
1
, die gelden voor een auto met
rijklaar gewicht in standaarduitvoering zonder
extra uitrusting. Afhankelijk van de uitrusting
neemt het autogewicht toe. Dit alsook de mate
van belading van de auto zorgt voor een ver-
hoging van het brandstofverbruik en de uit-
stoot van kooldioxide.
Er zijn meerdere oorzaken aan te geven voor
een verhoogd brandstofverbruik ten opzichte
van de tabelwaarden. Daarbij valt te denken
aan factoren als:
•
Uw rijstijl
•
De grotere luchtweerstand bij hogere snel-
heden
•
Een ingeschakelde A/C (airconditioning)
•
De grotere luchtweerstand bij vervoer van
lading op het dak of het gebruik van een
skibox
•
Een te lage bandenspanning
•
De brandstofkwaliteit, de weg- en ver-
keersomstandigheden, de weersgesteld-
heid en de staat van de auto.
Waar u op moet letten
Er zijn grote afwijkingen in het brandstofver-
bruik mogelijk bij een vergelijking met de EU-
rijcycli
1
die gehanteerd worden bij certificering
van de auto en waarop de verbruikscijfers in de
tabel gebaseerd zijn. Hier volgen enkele han-
dige tips om het brandstofverbruik terug te
dringen:
1
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op twee gestandaardiseerde rijcycli in laboratoriummilieu (“EU-rijcycli”) conform de EU-richtlijn 80/1268/EEC (Euro 4), EU Regulation no 682/2008
(Euro 5) alsmede UN ECE Regulation no 101. Deze richtlijnen bevatten informatie over de rijcycli stadsverkeer en snelwegrit. - Stadsverkeer – de meting begint met een koude start van de motor.
Het betreft hier een gesimuleerde rit. - Snelwegrit - de auto moet optrekken en afremmen bij snelheden van 0–120 km/h. Het betreft hier een gesimuleerde rit. De waarde voor combinatierit, die in
de tabel staat, is zoals wettelijk bepaald werd een combinatie van een stadsrit en een snelwegrit. CO
2
-uitstoot - om de uitstoot van kooldioxide te berekenen tijdens de twee rijcycli worden alle
uitlaatgassen opgevangen. Deze worden vervolgens geanalyseerd en leiden tot de gespecificeerde waarde voor de CO
2
-uitstoot.
11 Specificaties
Brandstof
11
293
•
Rijd rustig.
•
Rijd in de hoogst mogelijke versnelling,
afhankelijk van de verkeerssituatie en de
weg waarop u rijdt. Lagere toeren leveren
een lager brandstofverbruik op.
•
Rem af op de motor, wanneer dat zonder
gevaar voor medeweggebruikers mogelijk
is.
•
Laat de motor niet te lang stationair
draaien. Neem de geldende verkeersregels
in acht. Zet bij langere stilstand de motor
af, als dat zonder gevaar voor medeweg-
gebruikers mogelijk is.
•
Gebruik vóór een koude start altijd een
eventuele motorverwarming.
•
Houd de juiste bandenspanning aan en
controleer regelmatig of dat nog steeds zo
is. Houd voor de beste resultaten de zoge-
heten ECO-bandenspanning aan, zie de
bandenspanningstabel op pagina 193.
•
Uw bandenkeuze is mogelijk van invloed
op het brandstofverbruik. Uw dealer kan u
informeren over passende banden.
•
Extra gewicht – neem geen spullen in de
auto mee die u niet gebruikt.
•
Verwijder een eventuele skibox meteen na
het gebruik.
•
Voer altijd passend onderhoud aan de auto
uit volgens de aanwijzingen in het instruc-
tieboekje.
Ook wanneer u slechts enkele van de
genoemde tips opvolgt, is al een aanzienlijk
lager brandstofverbruik mogelijk.
Raadpleeg voor meer informatie de richtlijnen
waar eerder aan gerefereerd werd.
WAARSCHUWING
Zet de motor nooit af tijdens het rijden (zoals
op een aflopende helling), omdat daarbij
belangrijke systemen zoals de stuur- en
rembekrachtiging wegvallen.
Zie pagina 142 voor meer algemene informatie
over brandstof.
11 Specificaties
Elektrisch systeem
11
294
Algemene informatie
Op de auto zit een wisselstroomdynamo met
spanningsregelaar. Het elektrische systeem is
enkelpolig en gebruikt het chassis en het
motorblok als geleiders.
De accucapaciteit is afhankelijk van de uitrus-
ting op de auto. Bij vervanging van de star-
taccu is het dan ook erg belangrijk om een accu
te kiezen met dezelfde capaciteit als die van de
oorspronkelijke (zie sticker op accu).
Startaccu
Spanning (V)Koudestartcapaciteit,
CCA - Cold Cranking Amperes (A)
Reservecapaciteit
(minuten)
Capaciteit (Ah)
12
59010060
760
A
12070
12
700
B
13580
A
Auto’s met een audiosysteem in de uitvoering High Performance.
B
Auto’s met een dieselmotor, Keyless drive, audiosysteem in de uitvoering Premium Sound, standverwarming op brandstof of RTI.
Gloeilampen
VerlichtingVermogen (W)Soort
Dimlicht, auto’s met halogeenverlichting55H7
Groot licht, auto’s met halogeenverlichting55H9
Groot licht, auto’s met Dual Xenon of ABL (Active Bending Lights)55H7
Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.
Art des Missbrauchs:
Forenregeln
Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:
Lesen Sie zuerst die Anleitung;
Schauen Sie nach, ob die Frage bereits gestellt wurde;
Stellen Sie die Frage so deutlich wie nur einigermaßen möglich;
Erwähnen Sie was Sie bereits versucht haben um das Problem zu lösen;
Ist Ihr Problem von einem Besucher gelöst dann lassen Sie ihn / sie wissen in diesem Forum;
Falls Sie reagieren möchten, so verwenden Sie bitte das Antworten- Formular;
Da ihre Frage für alle Besucher sichtbar ist, sollten Sie lieber keine persönliche Daten erwähnen.
Neu registrieren
Registrieren auf E - Mails für Volvo S40 - 2011 wenn:
neue Frage gestellt werden
neue Handbücher vorhanden sind
Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.
Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.
Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.
Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt
Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.