||
10 Onderhoud en service
10
402
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
N.B.
Haal de bouten aan met 30 Nm. Controleer
het aanhaalmoment met een momentsleu-
tel.
Monteren
1. Laat de accu in de accubak zakken.
2. Duw de accu naar binnen en gelijktijdig
opzij totdat de accu tegen de achterkant
van de accubak aankomt.
3. Schroef de klem vast waarmee de accu
vastzit.
4. Sluit de ontluchtingsslang aan.
> Controleer of deze correct is aangeslo-
ten tussen de accu en de afvoerope-
ning in de carrosserie.
5. Sluit de rode pluskabel aan.
6. Sluit de zwarte minkabel aan.
7. Duw de achterste afdekking vast. (Zie het
voorgaande onderdeel ‘Demonteren’.)
8. Plaats de rubber strip. (Zie ‘Demonteren’.)
9. Pas de voorste afdekking in en zet het
vast met behulp van de clips. (Zie
‘Demonteren’.)
Voor meer informatie over de startaccu van
de auto, zie Starthulp met accu (p. 285).
Accu - Start/Stop
Auto’s met Start/Stop-systeem hebben
behalve de startaccu ook een hulpaccu.
Een auto met Start/Stop-systeem is voorzien
van twee 12V-accu’s – één extra krachtige
startaccu en een hulpaccu die gebruikt wordt
voor de startprocedure middels het
Start/Stop-systeem.
Voor meer informatie over het Start/Stop-sys-
teem, zie Start/Stop* (p. 296).
Voor meer informatie over de startaccu van
de auto, zie Starthulp met accu (p. 285).
In de volgende tabel staan de specificaties
voor de startaccu en hulpaccu van auto’s met
Start/Stop-systeem.